Base description which applies to whole site

Artikel 22 Externe veiligheid en risico’s

Algemene doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze Europese regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maakt, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen en het wetsvoorstel «Basisnet» waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • De reductie van administratieve lasten voor bedrijven door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden voortaan door de 29 Regionale Uitvoeringdiensten (RUD’s) uitgevoerd.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s. Het verlenen van vergunningen voor defensie-inrichtingen waarvoor een strikt geheimhoudingsregime geldt. Hetzelfde geldt voor een beperkt aantal bedrijven (vooralsnog twee) met een verhoogd risico voor de externe veiligheid op de eilanden van Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die – bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening – keuzen maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, zoals bijvoorbeeld gebeurt bij asbest in scholen en met betrekking tot de kwaliteit van het binnenklimaat in woningen, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. Het ontwikkelen van de Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem moet in 2014 alle ketenpartijen van de nodige informatie voorzien en door die ketenpartijen worden gefinancierd.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Kengetallen en indicatoren

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet tellen. Bovendien geeft het Rijk hier veelal instrumenten aan anderen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen zodat de daadwerkelijke implementatie lokaal plaatsvindt.

Op dit terrein zijn de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd:

Europese stoffenregelgeving

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet bepaald wordt door de ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de Nederlandse inbreng in 2014 is geweest bij deze producten van het Europese systeem, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen door Nederland ingebrachte dossiers en dossiers door andere lidstaten ingebracht die Nederland actief becommentarieert.

Kengetallen REACH 2014
   

2014

   

NL

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

150

393

2

Door Nederland uitgevoerde en becommentarieerde stofevaluaties1

14

(3)

50

3

Door Nederland ingediende en becommentarieerde RMO-analyses en informatieverzoeken2

17

(5)

 

4

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen en behandelde autorisatieverzoeken3

14

(0, 3)

14

5

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde restrictiedossiers4

4

6

6

Door Nederlandse ingebrachte en becommentarieerde voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling5

51

(2)

40

7

Behandelde vragen door de REACH helpdesk

396

 
1

in 2012 is het stofevaluatieproces van start gegaan (het getal tussen haakjes geeft aan hoeveel stofevaluaties door NL zijn uitgevoerd). In 2014 zijn 2 stofevaluaties op het conto van IenM uitgevoerd. In 2014 zijn alle 12 door ECHA voorgelegde ontwerpbesluiten m.b.t. stofevaluaties van andere lidstaten bekeken en indien nodig becommentarieerd en zijn twee NL transitiedossiers van de vorige wetgeving voor nieuwe stoffen (67/548/EEG) aanvullend beoordeeld op aangeven van ECHA. In deze rij is niet verwerkt het screeningswerk om tot de selectie te komen voor de kandidaten voor stofevaluaties in de komende jaren. De screening was in 2014 zeer uitvoerig.

2

op 13 RMO-analyses van andere lidstaten is commentaar geleverd, daarnaast zijn er 4 informatieverzoeken beantwoord. Het aantal door NL ingediende RMO-analyses staat tussen haakjes.

3

NL heeft naast de zelf ingediende SVHC dossiers op alle door andere lidstaten en ECHA ingediende SVHC dossiers input geleverd. De getallen tussen haakjes geven het aantal NL dossiers weer en het getal achter de komma het aantal autorisatieverzoeken waar input op geleverd is (als rapporteur of op ontwerp opinie) (nieuwe taak sinds 2013).

4

het aantal dossiers waarop input is gegeven, met het door NL ingediende restrictiedossier tussen haakjes.

5

in de tabel is het totale aantal door NL ingediende dan wel becommentarieerde CLH stoffen opgenomen. Onder becommentariëring vallen zowel de reacties op publieke consultatie (2014: 13), reacties op ontwerp opinies (2014: 23) van het RAC als rapporteurschappen (2014: 15) van de Nederlandse RAC-leden. Reacties op publieke consultatie en ontwerp opinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier ingediend worden (vandaar dat deze aantallen die van EU overstijgen). Tussen haakjes is het aantal door NL ingediende dossiers weergegeven.

Aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is een milde saneringsregeling gestart34. Het aantal knelpunten is in 2014 gereduceerd van 4235 naar 34 woningen omdat door extra veiligheidsmaatregelen aan de infrastructuur (snelheidsverlaging bij omrijdroute tunnel «de Noord») 8 woningen niet meer binnen de risicozone vallen. Verder is voor 7 woningen een procedure gestart om deze knelpunten op te lossen (woningen zijn inmiddels in bezit van RWS waarbij de uitkomst is functiewijziging of sloop). Op 13 juni 2014 is aan de TK de jaarlijkse «Staat van de veiligheid majeure risicobedrijven 2013» gestuurd (Kamerstukken II, 2013/2014, 26 956, nr. 195).

Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s)

In 2014 zijn de volgende vergunningaanvragen en wijzigingen van verguningen ontvangen:

– Ingeperkt gebruik

728

– Introductie in het milieu, landbouw

7

– Introductie in het milieu, medisch, vetrinair

13

Totaal

748

Defensie-inrichtingen

Voor 2014 worden 50 vergunningen verwacht. Er zijn minder vergunningen afgerond dat gepland. Dit heeft mede te maken met de uitspraak van de Raad van State over het schietgeluid(beleid).

In 2014 werd het volgende gerealiseerd:

Wabo-vergunningen

10

Omgevingsvergunningen beperkte milieutoets

23

Totaal

33

Beleidsconclusie

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals gemeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen. Onderstaand worden een aantal mijlpalen uit 2014 toegelicht.

De parlementaire behandeling van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Kamerstukken II, 2013/14, 30 373, nr. 50) is eind 2014 afgerond, zodat de Wet basisnet in werking kan treden. In 2014 zijn de hoofdlijnen voor de modernisering van de omgevingsveiligheid (externe veiligheid) met de Tweede Kamer gedeeld.

Op het beleidsterrein chemische stoffen zijn zowel nationaal als Europees stappen gezet. In het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling zijn aparte secties opgenomen over emissies van zeer zorgwekkende stoffen naar de lucht. Ook is een bijlage met emissienormen opgenomen. De betreffende wijziging van het Activiteitenbesluit is in 2014 in procedure gebracht en voorgehangen bij de Eerste en de Tweede Kamer.

De inhoudelijke voortgang in de EU op die gebieden waar verdere beleidsontwikkeling is vereist (zoals bij nanomaterialen, hormoonverstorende stoffen en combinatie-effecten van stoffen), is achtergebleven bij de verwachting. Om die reden is, samen met een aantal andere lidstaten, bij de Europese Commissie aangedrongen om zich te houden aan de afgesproken acties, gericht op het adresseren van nieuwe risico’s, zoals het nemen van concrete stappen voor het vaststellen van criteria voor hormoonverstorende stoffen.

Als uitvoering van één van die acties, die voortvloeide uit de tussentijdse Europese evaluatie (2013) van REACH, is in nauwe samenwerking tussen rijksoverheid en bedrijfsleven in 2014 een project uitgevoerd om te onderzoeken op welke wijze de uitvoeringslasten bij de implementatie van REACH door het MKB beperkt kunnen blijven. De tussentijdse resultaten zijn besproken met de Europese Commissie.

Nederland heeft de afgelopen jaren actief bijgedragen aan het tot stand komen van de Extended One Generation Reproductive Toxicity Study. Dit is een test die het aantal benodigde proefdieren sterk reduceert en meer informatie oplevert over mogelijke effecten op het hormoon- of neurologisch systeem. Na vaststelling heeft Nederland ingezet op goede implementatie in REACH, dat in 2014 heeft geresulteerd in juridische vastlegging.

Met betrekking tot asbest op scholen zijn, conform de eind 2013 gedane toezegging, de scholen in 2014 gewezen op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van asbest. IenM heeft hier samen met OCW en de besturenorganisaties invulling aan gegeven, onder meer door bij te dragen aan de handreiking asbest in scholen.

In 2014 is, met medewerking van met name het RIVM, gewerkt aan een opzet die ons in staat moet stellen om signalen vanuit de wetenschap en uit de maatschappij over nieuwe en onzekere risico’s gestructureerd te kunnen verwerken. Dit project kent drie deelaspecten: het verbeteren van het proces van vroegsignalering, het verbeteren van de maatschappelijke participatie daarbij en het verbeteren van het communicatieproces daarover.

Nederland heeft in internationaal verband het veilig en milieuverantwoord vervoer van gevaarlijke stoffen bevorderd door actief bij te dragen aan aanpassingen van de regels met betrekking tot onder meer het varen op LNG, de revisie van transportvoorwaarden voor bulkchemicaliën en indelingscriteria voor corrosieve stoffen.

De bredere professionalisering van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) door overheden is in 2014 bestendigd. De 29 Omgevingdiensten (waarvan 6 BRZO-Omgevingsdiensten) zijn operationeel en er is een aanvang gemaakt met de evaluatie van het VTH-stelsel. Voor wat betreft de wetgeving is er sprake van een afwijking ten opzichte van de eerder ingezette koers: het in februari 2014 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel verbetering VTH is in overleg met de VNG en het IPO aangepast. Deze aanpassingen zijn ingegeven door de uitgangspunten van de Omgevingswet (decentralisatie en vertrouwen) en de conclusie dat het in 2010 ingezette bottom-up proces om tot bovengenoemde bredere professionalisering te komen, meer tijd moet worden gegund. Het aangepaste wetsvoorstel VTH is in december 2014 aan de Tweede Kamer toegezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 33 872, nr. 4). Een belangrijke inhoudelijke koerswijziging is dat de kwaliteitscriteria niet langer in rijksregelgeving zulen worden vastgesteld. Individuele gemeenten en provincies worden zelf verantwoordelijk voor het opstellen van kwaliteitscriteria in de gemeentelijke en provinciale verordeningen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

22

Externe veiligheid en risico's

   

Realisatie

Begroting

Verschil

 
   

2012

2013

2014

2014

2014

 

Verplichtingen

 

34.184

15.965

25.803

– 9.838

1)   

Uitgaven

 

29.451

18.549

28.134

– 9.585

 

22.01

Veiligheid chemische stoffen

 

12.470

6.784

11.908

– 5.124

 

22.01.01

Opdrachten

 

6.510

5.313

8.627

– 3.314

2)

22.01.02

Subsidies

 

4.882

370

2.369

– 1.999

3)

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

779

1.101

532

569

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

779

1.101

532

569

4)

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

 

299

0

380

– 380

5)

22.02

Veiligheid GGO's

 

1.877

509

3.216

– 2.707

 

22.02.01

Opdrachten

 

1.779

509

3.116

– 2.607

6)

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

 

98

0

100

– 100

7)

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

 

15.104

11.256

13.010

– 1.754

 

22.03.01

Opdrachten

 

4.601

4.030

7.688

– 3.658

8)

22.03.02

Subsidies

 

4.160

3.506

3.000

506

 

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

 

2.438

3.085

2.022

1.063

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

2.438

3.085

2.022

1.063

9)

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

 

3.870

635

300

335

 
 

– Bijdragen asbestsanering

 

570

0

0

0

 
 

– Bijdragen programma EV

 

0

635

300

335

10)

 

– Overige bijdragen

 

3.300

0

0

0

 

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

 

35

0

0

0

 

Ontvangsten

16.919

1.543

2.369

– 826

11)

Verplichtingen (ad 1)

Toelichting op de financiële instrumenten

Het verschil in de verplichtingen wordt verklaard door diverse verlagingen van het verplichtingenbudget (in totaal € 5,4 miljoen) die bij 1e en 2e suppletoire begrotingen 2014 en de Miljoenennota 2015 zijn verantwoord. Het betreffen onder andere verlagingen ten behoeve het herstellen van het evenwicht in de meerjarige verplichtingen- en uitgavenreeksen, de compensatie voor de beleidsintensiveringen op artikel 19 en 20 en de overhevelingen naar artikel 19 voor de opdrachten aan RIVM en RVO. Daarnaast wordt de onderuitputting verklaard door het niet realiseren van een uitgave en hiermee ook de verplichting voor de coördinatie van het EU-programma NANoREG (zie ad 3).

22.01 Veiligheid chemische stoffen
22.01.01 Opdrachten (ad 2)

De lagere realisatie wordt met name verklaard door verlagingen van het budget (in totaal € 3,9 miljoen) die reeds eerder zijn verantwoord. Het betreffen mutaties in verband met de opdrachtverstrekking aan het RIVM, de overheveling voor het Risicoregister, de overheveling naar artikel 97 in verband met de opdracht voor de ontwikkeling en het beheer van de website Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS), de overboeking naar artikel 21 in verband de bijdrage aan de subsidie voor Milieu Centraal, de bijdrage aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het project Green Deal Verduurzaming Scholen en de bijdrage aan het Ministerie van Economische Zaken ten behoeve van Cyber Security.

De opdrachten die in 2014 zijn verstrekt en betaald betreffen onder andere de jaarlijkse opdracht aan de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid, het onderzoeksprogramma elektromagnetische velden (EMV) alsmede het platform EMV en aan de GGD Nederland voor binnenmilieu basisscholen.

Tenslotte zijn middelen toegekend voor verschillende opdrachten zoals aan de Gezondheidsraad.

22.01.02 Subsidies (ad 3 en ad 11)

Bij de raming van het budget was rekening gehouden met een bijdrage van de Europese Commissie (EC) voor de coördinatie van het EU-programma NANoREG uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de EC. Deze is in 2014 niet ontvangen, waarmee deze uitgave ook niet kon worden gerealiseerd. Zowel de ontvangsten- als de uitgavenraming worden doorgeschoven naar 2015.

22.01.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 4)

Aan Rijkswaterstaat, Unit Leefomgeving zijn voor 2014 middelen ter beschikking gesteld voor de uitvoering van de gezonde verstedelijking, Atlas voor de Leefomgeving en voor de uitvoering van het beleidsonderwerp asbest door Infomil.

Het verschil tussen de begroting 2014 en de realisatie betreft de overhevelingen binnen dit artikel die bij de suppletoire begrotingen zijn verantwoord.

22.01.05 Bijdrage aan internationale organisaties (ad 5)

De bijdragen voor (inter-)nationale organisaties worden vanaf 2014 verantwoord op artikel 19 en vanuit de daar beschikbare HGIS-middelen gefinancierd.

22.02 Veiligheid GGO’s
22.02.01 Opdrachten (ad 6)

Bij 2e suppletoire begroting 2015 is het budget met € 1,1 miljoen verlaagd in verband met de beleidsintensivering op het gebied van Klimaat (artikel 19) en Duurzaamheid (artikel 21).

In 2014 heeft de verwachte jaarlijkse betaling (€ 1,5 miljoen) aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) niet plaatsgevonden. Deze is doorgeschoven naar 2015.

Daarnaast zijn er middelen ingezet voor opdrachten in het kader van vergunningverlening, onderzoek en beleidsontwikkeling toetsingscriteria nieuwe GGO’s.

22.02.05 Bijdrage aan internationale organisaties (ad 7)

De bijdragen voor (inter-)nationale organisaties worden vanaf 2014 verantwoord op artikel 19 en vanuit de beschikbare HGIS-middelen gefinancierd.

22.03 Externe veiligheid inrichtingen en transport
22.03.01 Opdrachten (ad 8)

De lagere realisatie wordt met name verklaard door verlagingen van het budget (in totaal circa € 3,3 miljoen) die reeds eerder zijn verantwoord. Het betreffen onder andere de opdrachtverstrekking aan Rijkswaterstaat, Unit Leefomgeving, de overboeking naar artikel 21 ten behoeve van de opdrachtverstrekking aan het Nederlands Normalisatie Instituut voor NEN (Nederlandse Norm) en voor aanvullende opdrachten aan het RIVM en RVO naar artikel 19.

De middelen zijn ingezet voor verschillende opdrachten ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken zoals vergunningverlening (defensie-inrichtingen, BRZO-bedrijven en olieterminals in Caribisch Nederland), de monitoring van basisnetten (weg, water en spoor), de aanpassing van regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen van internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), uitbreiding en onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de ontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Daarnaast zijn opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen.

22.03.02 Subsidies

De uitgaven zijn gedaan ten behoeve van de uitvoering van de Regeling Tegemoetkoming Niet-loondienst gerelateerde Slachtoffers van mesothelioom (TNS-regeling). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest door de werksituatie. De regeling wordt door de Sociale Verzekeringsbank uitgevoerd.

22.03.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 9)

Rijkswaterstaat, Unit Leefomgeving voert in opdracht van IenM werkzaamheden uit op de beleidsonderwerpen kennisoverdracht externe veiligheid en vergunningverlening (Activiteitenbesluit). De benodigde middelen zijn binnen het artikel bij 1e suppletoire begroting 2014 met € 1 miljoen aangevuld.

22.03.04 Bijdrage aan medeoverheden (ad 10)

Bij 2e suppletoire begroting 2014 is voor de financiering van het Risicoregister binnen het artikel € 0,3 miljoen overgeheveld, waarmee het budget op € 0,6 miljoen is gekomen. Dit budget is als bijdrage aan IPO/VNG toegekend voor het versterken van het externe veiligheidsbeleid en de uitvoering daarvan bij provincies en gemeenten.

Ontvangsten (ad 11)

zie 22.01.02 (ad 3)

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijziging naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2014

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

186

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

 

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

186

waarvan

 

18.06

Externe veiligheid

186

34

Brief van IenM aan TK inzake beleidslijn «verwerven woningen langs basisnetroutes (d.d. 13 juni 2013, kenmerk TK 30 373, nr. 53, bijlage)

35

Brief van DGMI aan RWS inzake opdracht aankoop woningen Basisnet (d.d. 25 september 2012, kenmerk IENM/BSK-2012/167677).

Licence