Base description which applies to whole site

BIJLAGE 3 EXTERNE INHUUR

Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijk personeel

Het kabinet heeft in 2009 besloten een sturingsinstrumentarium voor externe inhuur in te voeren. Vanaf 2011 mogen de uitgaven externe inhuur maximaal 10% bedragen van de totale personele uitgaven. De norm heeft het karakter van «comply-or-explain».

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Verslagjaar 2015 (Bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

1.439

2. Organisatie- en Formatieadvies

1.082

3. Beleidsadvies

5.126

4. Communicatieadvisering

1.854

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

9.501

   

5. Juridisch Advies

2.724

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

18.540

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

3.824

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

25.088

   

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)1

210.306

Ondersteuning bedrijfsvoering

210.306

   

Totaal uitgaven inhuur externen

244.895

1

Deze categorie bestaat uit drie posten. (1) De uitzendkrachten van het ministerie (€ 5,8 miljoen); (2) de uitgaven externe inhuur ten behoeve van het primaire proces van de uitvoeringsorganisatie RWS, die niet of niet gemakkelijk zijn onder te brengen onder de acht door BZK onderscheiden categorieën externe inhuur (€ 57 miljoen); (3) Inhuurcontracten voor dienstverlening die niet tot de kernactiviteiten van RWS behoren en naar aard van de activiteit de aanschaf van een product betreffen, maar onder de definitie van externe inhuur vallen (€ 147 miljoen).

Toelichting

In 2015 gaf het Ministerie van Infrastructuur en Milieu € 245 miljoen aan externe inhuur uit. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 1,024 miljard. Samen zijn de uitgaven € 1,269 miljard. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, komt in 2015 op een inhuurpercentage van 19,3% uit en overschrijdt de geldende 10%-norm. Het inhuurpercentage in 2015 zonder inhuur op niet-kerntaken is 8,7% en valt wel binnen de norm.

Toelichting voor de overschrijding van de 10%-inhuurnorm bij IenM in 2015

Van de € 245 miljoen die IenM in 2015 aan inhuur heeft uitgegeven, is € 221 miljoen aan Rijkswaterstaat toe te wijzen. De € 221 miljoen euro is 24% ten opzichte van het RWS-totaal en is als volgt verdeeld:

  • ruim € 74 miljoen betreft inhuur op kerntaken

  • ruim € 147 miljoen betreft inhuur op niet-kerntaken

De feitelijke realisatie in 2015 bij RWS laat een dalende trend zien ten opzichte van de realisatie 2014 (€ 88 miljoen) en 2013 (€ 105 miljoen). Deze daling is in 2015 echter lager dan aanvankelijk bij begroting 2015 ingeschat. De hogere inhuurrealisatie op kerntaken bij RWS ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door een snellere uitstroom dan noodzakelijk gezien de taakstelling waardoor vacatures zijn ontstaan die tijdelijk, noodzakelijk ten behoeve van de productieopgave, zijn opgevangen door externe inhuur. Ondanks terughoudendheid met het aangaan van vervangende inhuur zijn de inhuurkosten hoger dan begroot.

Voor inhuur op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten moet worden gedaan. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud in de staat van baten en lasten en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

De oorzaak van de hogere kosten voor inhuur op niet kerntaken is gelegen in het feit dat er in 2015 nog steeds sprake is van een hoge productieopgave, waardoor de voorgenomen daling van de inhuurkosten minder snel gaat dan in de begroting ingeschat. Daarnaast vergt de voorgenomen omzetting naar productafspraken meer tijd dan ingeschat (aangezien dit pas na afloop van een contract kan en rechtmatig dient te gebeuren) en een implementatie van een andere werkwijze vergt binnen de organisatie.

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

2015

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

4

Toelichting

 

Het aantal overschrijdingen maximumuurtarief in 2015 ging om vier gevallen. Twee inhuuropdrachten zijn gegund door het voormalige ZBO Centraal Fonds Volkshuisvesting voor 30 juni 2015. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft als rechtsopvolger deze opdrachten overgenomen. De eerste betrof ondersteuning bij het thema-onderzoek «zorgvastgoed» i.v.m. specialistische kennis over de marktwaardering van zorgvastgoed en transitiemogelijkheden van zorgvastgoed. In het tweede geval was specialistische kennis nodig ten behoeve van hoor en wederhoor in een geschil ten aanzien van de uitkomsten van een onderzoek naar derivaten. Daarnaast werden door de Nederlandse Emissieautoriteit twee experts ingehuurd ter verbetering en versterking van de organisatie.

Het afgesproken tarief is in alle gevallen gebaseerd op de unieke ervaring en kennis van deze personen, daar vergelijkbare kennis niet binnen de bestaande mantelpartijen beschikbaar is. Het betreft in 2015 totaal voor de vier personen 86 uur.

Licence