Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

  • Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.

  • Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, blauwtong, brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkens pest, MKZ, AI, Ziekte van Aujeszky, salmonella en Mycoplasma en BSE).

  • Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Beleidsconclusies

Beleidsconclusies op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-, visserij- en voedselketens» van de EZ-begroting.

Vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten

Op 30 april 2015 hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en vertegenwoordigers van de veehouderij het vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten ondertekend. Het convenant dat een looptijd kent van vijf jaar (2015 tot en met 2019) bevat afspraken over het (verplicht) bestrijden van dierziekten door het ministerie en de manier waarop dit door de betrokken sectoren en de overheid wordt gefinancierd. Er zijn ook afspraken gemaakt over de financiering van door EZ overgenomen productschapstaken met het verdwijnen per 1 januari 2015 van deze publiekrechtelijke bedrijfsorganen, zoals de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), de kosten van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) en de kosten van preventie en bestrijding van enkele aanvullende dierziekten. Het convenant beschrijft wie, de sector en/of de overheid, voor welke kosten verantwoordelijk is. Daarnaast bepaalt het hoeveel de (deel)sectoren maximaal zelf moeten betalen, de zogenoemde «plafondbedragen».

Parallel aan het afsluiten van het convenant heeft EZ bij algemene maatregel van bestuur een wettelijke diergezondheidsheffing geïntroduceerd op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd).

De diergezondheidsheffing wordt met ingang van 1 januari 2015 opgelegd aan houders van pluimvee en van schapen en geiten.

De reguliere kosten voor de varkenssector en de rundersector zijn in 2016 gefinancierd uit de reserves, die afkomstig zijn van de productschappen en die beheerd worden door sectororganisaties.

Omdat de basis voor de heffing in de huidige Gwwd is geënt op een situatie van 17 jaar geleden werkt EZ aan een aanpassing van de wet, die de heffing een structurele en beter op de huidige praktijk toegesneden basis biedt. Tegelijkertijd wordt de Wet dieren gewijzigd waardoor het nieuwe heffingenstelsel met het oog op de toekomst in de Wet dieren wordt geplaatst.

Door de diergezondheidsheffing dragen houders van productiedieren bij aan de bestrijding van de kosten van de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Met de wijziging van het heffingenstelsel wordt beoogd een betere afstemming te bereiken tussen de uitgaven van het Diergezondheidsfonds en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing.

Dierziekten

Nederland is door de Europese Unie (EU) officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrijstatus wordt gehandhaafd door uitvoering van monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s en wordt bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken. Deze bewakingsonderzoeken ondersteunen op die manier de preventie van de betreffende dierziekten. Daarnaast financiert EZ deels samen met het bedrijfsleven onderzoek naar opkomende dierziekten (waaronder «emerging» zoönosen) en de uitwisseling van gegevens hierover tussen organisaties in de dier- en humane gezondheidszorg. De uitgaven en ontvangsten van de verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op onderdeel 01.11 «Bewaking van dierziekten». De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op onderdeel 01.12 «Bestrijding van dierziekten».

Nederland is alweer enige jaren officieel vrij van Blauwtong (BT). Om deze vrij-status te behouden vindt er jaarlijks actieve monitoring plaats. Deze wordt uitgevoerd in de winter. Jaarlijks worden verspreid over heel Nederland in dat verband circa 385 runderen serologisch onderzocht.

Sinds juni 2016 zijn er in Nederland geen bedrijven met melkgeiten of -schapen met besmet-status Q-koorts. Het aantal meldingen van humane patiënten met Q-koorts is sinds 2009 aanzienlijk gedaald. Hierdoor lijkt het erop dat de ingezette (hygiëne)maatregelen en de bestrijding van Q-koorts effectief zijn. In 2016 zijn de veterinaire maatregelen in stand gehouden. De eind 2009 ingezette tankmelkmonitoring, om met Q-koorts besmette bedrijven te identificeren, is in 2016 gecontinueerd. Ook is in 2016 de verplichte Q-koorts vaccinatiecampagne voortgezet.

Naast de activiteiten bij BT en Q-koorts, blijven de activiteiten gericht op het tijdig opsporen van de bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI), Klassieke Varkenspest (KVP) en Afrikaanse Varkenspest (AVP). Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor eventuele welzijnsmaatregelen bij een uitbraak (artikelonderdeel 01.13). Tenslotte wordt op artikelonderdeel 01.14 de financiering van overige uitgaven verantwoord.

Bijdrage Bedrijfsleven

In het vierde Convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten zijn wederom afspraken gemaakt over de verdeling van jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten tussen overheid en veehouderijsectoren. De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen en geiten dragen bij aan de kosten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode. De maximale bijdragen worden met ingang van 2016 conform de afspraken in het convenant voor het eerst geïndexeerd. Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafondbedragen weergegeven.

Maximale bijdragen bedrijfsleven in de periode 2015 tot en met 2019 in euro’s: Sector plafondbedragen.

Sector

Uitgangsbedragen

Bedragen na indexering 20161

Rundveehouderij

23.540.000

 

23.801.294

 

Varkenshouderij

53.447.000

 

51.923.761

 

AVP en SVD

 

30.000.000

 

29.145.000

Overige dierziekten

 

23.447.000

 

22.778.761

Schapen/geitenhouderij

5.074.000

 

4.505.205

 

Pluimveehouderij

47.138.000

 

45.389.181

 

NCD

 

2.113.000

 

2.034.608

Overige dierziekten

 

45.025.000

 

43.354.573

Totaal

129.199.000

 

125.619.441

 
1

Gezien de daling in de veestapel en de geringe mutatie in de prijsindexatie worden de plafondbedragen verlaagd conform de afspraken in het convenant.

Budgettaire gevolgen van beleid DGF (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

VERPLICHTINGEN

15.433

11.247

13.751

33.114

31.558

30.620

938

UITGAVEN

15.433

11.247

13.751

33.114

31.558

30.620

938

Beginsaldo

7.508

4.636

9.294

19.064

13.360

   

Programma-uitgaven

15.433

11.247

13.751

33.114

31.558

30.620

938

Opdrachten

15.433

11.247

13.751

33.114

31.558

30.620

938

1.

Bewaking van dierziekten

5.169

3.636

4.531

14.161

19.162

17.707

1.455

2.

Bestrijding van dierziekten

9.474

7.460

9.147

18.915

11.866

12.553

–/– 687

3.

Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

0

0

       

4.

Overig

790

151

73

38

530

360

170

ONTVANGSTEN

12.561

15.905

23.521

27.410

29.894

30.620

– 726

Ontvangsten van EZ

       

12.253

10.486

1.767

Ontvangsten van EU m.b.t. salmonella bewaking en bestrijding

       

4.134

2.750

1.384

Ontvangsten van sector (bewaking)

       

8.315

9.799

–/–  1.484

Ontvangsten van sector (bestrijding)

       

5.192

7.585

–/–  2.393

Eindsaldo

4.636

9.294

19.064

13.360

11.696

   

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De uitgaven voor de bewaking van dierziekten waren € 1,455 mln hoger dan de vastgestelde begroting. Zo waren de uitgaven voor BSE € 0,5 mln hoger dan begroot doordat er in dit jaar nog een aantal nagekomen facturen uit 2015 betaald zijn. Voor de monitoring van AI is ongeveer € 0,75 mln meer uitgegeven en voor de bewaking van Q-koorts is € 0,2 mln meer uitgegeven doordat de leverancier in 2016 sneller is gaan factureren dan in het verleden.

De uitgaven voor de bestrijding van dierziekten waren € 0,687 mln lager dan de vastgestelde begroting door lagere uitgaven ad € 0,7 mln voor ZvA.

De overige uitgaven zijn € 0,17 mln lager doordat met name de kosten voor de Sda € 0,11 mln lager zijn uitgevallen dan begroot.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten van EZ zijn € 1,767 mln hoger dan begroot omdat tegenvallende heffingsinkomsten voor een deel zijn gecompenseerd door extra (voor)financiering door EZ.

In de EU ontvangsten zijn behalve de kosten voor bewaking van salmonella ook ontvangsten voor de AI 2014 opgenomen ter grootte van € 1,38 mln.

De ontvangsten van de sector voor zowel bewaking als bestrijding van dierziekten komen samen in totaal € 3,9 mln lager uit dan was begroot. Oorzaak hiervan is dat de ontvangsten uit de pluimveesector en de sector schapen en geiten in totaal € 7,5 mln achterblijven, doordat voor 2016 nog geen heffing is opgelegd. Anderzijds is € 3,5 mln ontvangen uit de reserves van de voormalige Productschappen voor deze sectoren.

1. Bewaking van dierziekten

Het niet tijdig opmerken van een dierziekte kan bij bepaalde dierziekten tot grote gevolgen leiden. Daarom is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden van groot belang. Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld.

Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrijstatus. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en – voor bepaalde dierziekten – door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU. Mede om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» dan wel «verwaarloosbaar risico» te behouden worden bewakingsprogramma’s voor de volgende dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis (schapen en geiten), Brucella abortus (runderen), Leucose (runderen), Blauwtong (runderen, schapen en geiten), BSE/TSE (runderen en schapen/geiten), KVP en Ziekte van Aujeszky (varkens) en Aviaire Influenza (pluimvee). De programma’s voor Leucose, en Ziekte van Aujeszky en AI werden tot 2015 respectievelijk tot medio 2014 uitgevoerd in opdracht van de productschappen.

Naast de officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St/Se belangrijk. Voor Newcastle Disease wordt er een controleprogramma op de verplichte vaccinatie uitgevoerd.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s worden daarom zogenaamde «early warning»-programma’s uitgevoerd voor AI en KVP. Deze houden de verplichting in om bij een eventuele verdenking van een infectie (een) monster(s) op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek. Ook dragen overheid en bedrijfsleven via het DGF bij aan de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), een breed monitoringsprogramma dat afwijkingen in de diergezondheid van commercieel gehouden dieren opspoort, analyseert en in een kader plaatst waarbinnen oplossingen gevonden kunnen worden. Vrijwillige meldingen door veehouders en hun dierenartsen liggen aan de basis van dit programma.

Dode varkens die bij de GD, de faculteit Diergeneeskunde, en bij een aantal grote dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden onderzocht op de aanwezigheid van het varkenspestvirus. Ook worden door jagers geschoten wilde zwijnen steekproefsgewijs onderzocht op antistoffen tegen het KVP-, AVP- en Ziekte van Aujeszkyvirus (ZvA).

Varkenshouders zijn verplicht om verschijnselen die wijzen op KVP, AVP, MKZ en ZvA te melden aan de NVWA. Verder is er voor varkenshouders vanuit de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s de verplichting om via uitsluitingsdiagnostiek de ziekte KVP uit te sluiten bij koppelbehandelingen en verhoogde sterfte. Hierbij wordt ook de ziekte AVP onderzocht. Voor de ziekte van Aujeszky zijn er verplichte bloedcontroles op vaste momenten.

Bij pluimvee zorgt het «early warning» systeem ervoor dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden: verhoogde sterfte aan de NVWA en klinische problemen en afwijkingen in het patroon van voedsel- en wateropname aan de dierenarts. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, neemt de dierenarts cloaca- en keelswabs bij de dieren en stuurt die door naar het WBVR (Wageningen Bioveterinairy Research, voorheen CVI). Verder worden, op kosten van de EZ begroting, wilde vogels onderzocht op AI. Enerzijds worden er levende wilde vogels van de risicosoorten gevangen, bemonsterd en weer vrijgelaten. Levende wilde vogelmonitoring wordt uitgevoerd door het Erasmus Medisch Centrum (EMC). Anderzijds worden dood gevonden wilde vogels van de risicosoorten verzameld en onderzocht op AI. Dit programma wordt uitgevoerd door Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek Nederland. De besmettingen met hoogpathogene vogelgriep gaven daarnaast aanleiding voor extra onderzoek bij wilde vogels. Vondsten van meerdere dode wilde vogels konden bij de NVWA gemeld worden en bij het WVBR onderzocht worden.

Alle houders van meer dan 50 melkgeiten of melkschapen zijn verplicht om één keer per maand een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de bacterie Coxiella burnetii (Q-koorts). Besmette bedrijven en bedrijven van gewetensbezwaarden worden tweewekelijks bemonsterd. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de GD.

In de jaarlijkse Brucella melitensis monitoring zijn circa 1.516 schapen- en geitenhouderijen met dieren ouder dan 6 maanden onderzocht. De uitvoering van het onderzoek is in handen van de Nederlandse Schapen- en geitenfokkers Organisatie (NSFO).

Kadavers van runderen ouder dan 48 maanden worden bij de destructor op BSE getest. De kosten hiervan worden uit het DGF gefinancierd en 50/50 betaald door overheid en bedrijfsleven. Schapen en geiten worden bij de destructor steekproefsgewijs (1.500 schapen en 1.500 geiten) getest op scrapie. Ook deze kosten worden uit het DGF gefinancierd. De EU geeft cofinanciering voor al deze testen. De doelstelling van het grootschalige testen van runderen (BSE) en schapen en geiten (TSE) is om de ontwikkeling van BSE/TSE te monitoren en te kunnen blijven volgen of de Europese bestrijdings- en preventiemaatregelen effectief zijn. In nood geslachte runderen moeten op een leeftijd van 48 maanden of ouder worden getest. Uitzonderingen; gezond geslachte runderen afkomstig uit Roemenië, Bulgarije of Kroatië (deze laatste tot 26 mei 2016) worden getest op BSE op een leeftijd vanaf 30 maanden, noodslachtingen vanaf 24 maanden. BSE-testen op slachtrunderen worden niet via het DGF gefinancierd, maar rechtstreeks door de eigenaar betaald. Ook hiervoor is EU-cofinanciering beschikbaar.

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten. Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting. Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals bijvoorbeeld voor KVP en brucellose). Deze streefwaarden zijn voor 2016 gerealiseerd. De bewakingsprogramma’s dienen ook ter ondersteuning van de melding van dierziekten voor het geval deze niet op een andere manier (zoals door de veehouder) worden opgemerkt. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken.

Prestatiegegevens (uitgaven x € 1.000)
 

Realisatie 2016

Begroting

2016

Bewaking van dierziekten

Bedrijven

(aantallen)

Dieren

(aantallen)

Uitgaven

Bedrijven

(aantallen)

Dieren

(aantallen)

Uitgaven

Basismonitoring1

   

3.636

   

3.800

Brucella (schaap, geit)

1.516

18.234

475

1.500

14.000

400

Blauwtong (rund, schaap, geit)

325

385

74

291

387

100

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting

 

55.173

2.454

 

48.000

1.950

TSE schaap/geit, bij destructor

 

2.984

138

 

3.000

40

KVP (varkens)2

           

Veehouderij (early warning)

44

265

247

 

540

 

Veehouderij (tonsillen)

 

2.280

82

 

4.600

300

Wilde zwijnen

 

1.139

78

 

500

150

AI3

           

Bedrijfsmatig pluimvee: early warning

359

3.410

128

 

1.400

100

Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen

 

147.900 ELISA en 47.150 AGP

1.501

2.700

170.000

850

Wilde vogels AI4:

           

Monitoring levende wilde vogels

nvt

8.813 (14.502 testen)

   

5.000

 

Monitoring dode vogels

 

600 (circa 1.200 testen)

   

500

105

Q-koorts (melkmonsters)

402

 

1.107

380

 

915

               

Subtotaal

   

9.920

   

7.860

               

Overgenomen Productschapstaken

           

Basismonitoring5

   

4.341

   

4.600

Leukose6

8.363

19.317

411

 

26.000

450

Ziekte van Aujeszky (varken)

 

28

     

40

Salmonella Se St (pluimvee)

           

Bewaking en preventie7

 

7.258

518

 

9.358

484

verificatieonderzoek VB

7 bedrijven (10 stallen)

   

58

 

36

verificatieonderzoek Leg

22 bedrijven (28 stallen)

   

26

 

121

vaccinatie8 .

 

25.111.338 dieren leg 797.526 vermeerdering

3.972

2.000 koppels leg en 693 koppels vermeerdering

 

4.000

Mycoplasma

         

116

               

Subtotaal

   

9.242

   

9.847

               

Totaal bewaking van dierziekten

   

19.162

   

17.707

               

Begrote sectorbijdrage9

           

Rund (inclusief leukose monitoring)

   

3.531

   

3.539

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

   

2.159

   

1.429

Schapen en geiten

   

64

   

1.134

Pluimvee (inclusief Salmonella Se St en mycoplasma)

   

2.560

   

3.697

Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), Erasmus MC (onderzoek levende wilde vogels), SOVON en CVI (onderzoek dode wilde vogels), Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie (Brucella) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

De aantallen bedrijven en dieren zijn de werkelijke aantallen over 2016. De realisatie van de uitgaven zijn de facturen die weliswaar in 2016 zijn betaald uit het DGF maar in de meeste gevallen betrekking hebben op kosten die in 2015 gemaakt zijn. Hierdoor zijn de aantallen bedrijven en dieren niet direct te relateren aan de gerealiseerde uitgaven.

De begrote aantallen dieren en bedrijven zijn indicatief en gebaseerd op realisatiecijfers in voorgaande jaren en een inschatting van ontwikkelingen.

1

De uitgaven van de basismonitoring zijn in totaal € 7,977 mln in 2016, waarvan € 3,636 mln voor EZ en € 4,341 mln voor de sector.

2

Alle drie KVP-programma’s zijn reactief, aantallen zijn afhankelijk van het aantal inzendingen door dierenarts/veehouder/jagers, er is geen wettelijk of contractueel verplicht aantal. De afname in monsters laat zien dat er minder aanleiding is geweest bij varkenshouders om KVP uit te sluiten. Er zijn meer wilde zwijnen bemonsterd omdat er meer zwijnen geschoten zijn buiten de leefgebieden.

3

Vogelgriep. De post melding van afwijkende verschijnselen is samengevoegd met de post insturen swabs omdat ook hiervoor swabs worden ingestuurd. Het totaal aantal ingestuurde swabs is iets hoger dan begroot door de dreiging van vogelgriep. Het totaal ingestuurde swabs is 3.410 en komt van 359 inzendingen, dit zijn geen 359 bedrijven omdat eenzelfde bedrijf wel vaker kan inzenden. Het aantal monsters is hoger door de extra vrijwillige inzendingen door de dreigende vogelgriep.

4

De besmettingen met hoogpathogene vogelgriep eind 2016 gaven aanleiding voor extra onderzoek bij wilde vogels.

5

De uitgaven van de basismonitoring zijn in totaal € 7,977 mln in 2016, waarvan € 3,636 mln voor EZ en € 4,341 mln voor de sector.

6

Voor leukose worden tankmelkmonsters genomen per bedrijf (8.363) en bloedmonsters tijdens de slacht per dier (19.317) totaal 27.680 testen. Dit gerealiseerde aantal testen ligt iets hoger dan het begrote aantal testen van 26.000.

7

Aantal lager dan begroot door fluctuaties in het aantal opgezette koppels en door gemiste bemonstering door AI restricties en leegstand.

8

De aantallen koppels 2016 zijn niet beschikbaar. De aantallen dieren liggen in lijn met de aantallen dieren in 2015 (respectievelijk 27.756.712 leg en 637.536 vermeerdering).

9

De ontvangsten worden toegelicht bij de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

2. Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;

  • Bestrijding van dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellos, leukose, AI, MKZ en KVP.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen die binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van EZ. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door EZ zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Streefwaarden

Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten. Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • klinische inspectie door een zgn. deskundigenteam, bestaande uit van dierenartsen (bedrijfsdierenarts van veehouder, GD-dierenarts en NVWA-dierenarts op bedrijven waar mogelijk sprake is van van aangifteplichtige dierziekten;

  • monsternames door het deskundigen team;

  • diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • vaccineren van dieren;

  • onderzoek van dieren op buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • tracering van een besmetting (van en naar);

  • doden van besmette dieren;

  • doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • destructie van gedode (besmette) dieren;

  • reinigen en ontsmetten van bedrijven;

  • schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • GWWD; Wet Dieren

  • (beleids)draaiboeken;

  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Op dit onderdeel worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.

In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus), is er sprake van een verdenking op een besmetting met brucella abortus. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een besmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucella abortus. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucella abortus of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken in 2016 hebben geen besmetting met brucella abortus aangetoond.

NVWA-Cijfers

Onderstaand overzicht geeft het aantal dierziektenverdenkingen weer waar het Nederlands Veterinair Incident- en Crisiscentrum (NVIC) van de NVWA nader onderzoek naar heeft ingesteld met aanvullend laboratoriumonderzoek. In 2016 heeft het NVIC in totaal 1.028 dierziektemeldingen ontvangen en afgehandeld.

Jaaroverzicht Dierziekten 2016

Aangifteplichtige dierziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Afrikaanse Varkenspest

4

0

4

0

0

Amerikaans Vuilbroed

3

0

0

0

3

Aujeszky

3

0

3

0

0

Aviaire Influenza

278

521

126

0

100

Bluetongue

47

0

20

0

27

Bovine Spongieuze Encephalopathie

2

0

2

0

0

Brucellose Abortus Bang

47

0

47

0

0

Brucellose Canis

9

1

7

0

1

Brucellose Melitensis

5

0

3

0

2

Brucellose Ovis

3

0

2

0

1

Brucellose Suis

75

12

74

0

0

Klassieke Varkens Pest

4

0

4

0

0

Leucose

31

0

29

0

2

Lumpy Skin Disease

2

0

2

0

0

Mond- en Klauwzeer

1

0

1

0

0

Mycoplasma Gallisepticum

4

0

3

0

1

New Castle Disease

13

1

11

0

13

Psittacose Dier

50

24

21

0

5

Q-Koorts Dier

2

0

1

0

1

Q-Koorts Tankmelk

2

0

1

0

1

Salmonella Zoönotisch Pluimvee

81

29

18

0

34

Swine Vesiculair Disease

11

0

7

0

4

Tuberculose

32

0

19

0

13

Tularemie

20

7

13

0

0

West Nile Virus (Vogels)

1

0

1

0

0

 

730

115

419

0

196

1

2 LPAI Commercieel Pluimvee / 3 HPAI H5N8 Captive Birds / 38 HPAI H5N8 Wilde Vogels / 9 HPAI H5N8 Commercieel Pluimvee.

2

Brucellose Suis bij een Hond Biovar 1.

3

Positief geteste wilde eend.

Zoönoses

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Campylobacter Fetus

2

1

1

0

0

Chlamydia Abortus

1

1

0

0

0

Corynebacterium Ulcerans

2

0

0

0

2

Hantavirus

3

2

0

0

1

Leptospirose

9

3

0

0

6

Psittacose Humaan

55

22

20

1

12

Q-Koorts Humaan

3

0

0

0

3

Rabies Vleermuis

32

9

16

0

7

Rabies Zoogdier

43

0

27

0

16

Salmonellose

66

65

0

0

1

Zoonosen bronopsporing

3

1

0

0

2

 

219

104

64

1

50

Paardenziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Afrikaanse Paardenpest

2

0

0

0

2

Eastern Equine Encephalitis

1

0

1

0

0

Equine Infectieuze Anemie

5

0

4

0

1

Equine Virale Arteritis

1

0

0

0

1

Kwade Droes / Malleus / Glanders

1

0

1

0

0

Vesiculaire Stomatitis

1

0

0

0

1

West Nile Virus (Paard)

6

0

5

0

1

 

17

0

11

0

6

Visziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Aquacultuurdieren

3

0

3

0

0

Infectieuze Haematopoietïsche Necrose

11

1

0

0

10

Koi Herpes Virus

2

2

0

0

0

 

16

3

3

0

10

Overige gemelde dierziekten

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Caseous lymfadenitis C.L.

1

0

0

0

1

Cysticercose

2

0

0

0

2

Echinococcus

1

0

1

0

0

Leishmaniosis

1

0

0

0

1

Listeriose

3

0

2

0

1

Sarcosporidiose

1

0

0

0

1

 

9

0

3

0

6

Aviaire Influenza overig

Casussoort

Totaal Casus

Positief

Negatief

Volgt

Geen actie

Serologisch Positief (Screening)

2

0

2

0

0

LPAI (Screening)

6

0

2

0

41

HPAI (Screening)

19

0

14

0

51

Preventief geruimd (irt H5N8)

10

0

10

0

0

 

37

0

28

0

9

Bron: NVWA

1

Geen actie. Lege bedrijven in screeningsgebieden.

Totaal casussen

1.028

222

528

1

277

Toelichting

Voor enkele dierziekten uit het overzicht volgt hieronder een korte toelichting.

Aviaire influenza

De laatste maanden van 2016 wordt Europa getroffen door een grote uitbraak van het hoog pathogene aviaire H5N8 influenza virus. Meerdere landen maken melding van grote aantallen wilde watervogels die dood aangetroffen worden en waarbij dit virus wordt aangetoond. Ook op commerciële bedrijven worden besmettingen aangetoond.

Op 9 november 2016 wordt het vogelgriepvirus H5N8 bij een wilde watervogel (een kuifeend) aan de rand van de Gouwzee (iets onder Monnikendam) aangetroffen. Ondanks de afgekondigde beschermende maatregelen, zoals de ophokplicht treft deze uitbraak ook 9 commerciële pluimveebedrijven. Op zaterdag 26 november wordt het hoog pathogene H5N8 virus aangetoond bij een vleeseendenbedrijf in Biddinghuizen. Daarna volgden nog twee uitbraken in Biddinghuizen en uitbraken in Abbega, Kamperveen, Hiaure, Boven Leeuwen, Stolwijk en Zoeterwoude. Een uitbraak vlak over de grens in Duitsland zorgde nog voor het instellen van een stuk toezichtsgebied in het oosten van het land.

Gedurende deze uitbraak is het virus in 2016, naast de negen commerciële bedrijven, aangetoond bij een dierenpark in Rotterdam, bij twee hobbyhouders (in Den Oever en Rhenen), en op 38 locaties bij dode wilde vogels. In totaal is er op 19 bedrijven (besmet en preventief) geruimd en zijn ruim 717.000 dieren gedood. Rond de commerciële bedrijven zijn beschermings- en toezichtsgebieden ingesteld. Met ruim 1.000 borden zijn de grenzen van de toezichtsgebieden aangegeven.

Naast deze uitbraken van HPAI H5N8 hebben zich ook nog twee laag pathogene uitbraken voorgedaan in 2016. De eerste uitbraak was in juni op een uitloopbedrijf in Hiaure, waar een besmetting met LPAI H7N9 werd vastgesteld. Ditzelfde bedrijf is eind van het jaar ook getroffen door een uitbraak met het HPAI H5N8 virus.

Het tweede bedrijf was een bedrijf in Deurne waar kalkoenen, eenden en fazanten werden gehouden. Hier is in oktober een besmetting met LPAI H5N2 vastgesteld.

Brucella

Naast de reguliere verdenkingen uit de serologische monitoring van runderen die verwerpen, de serologische monitoring van schapen en geiten voor brucella melitensis en de serologische monitoring voor KI waardigheid, zijn er dit jaar een tiental verdenkingen van brucellose bij honden gemeld en onderzocht. In twee gevallen is hierbij ook de brucella bacterie aangetoond.

Psittacose

In 2016 zijn 105 psittacose meldingen ontvangen. 50 meldingen betroffen verdenkingen bij vogels en 55 meldingen werden gedaan door de GGD van humane patiënten waar een besmetting met psittacose was vastgesteld en waar de NVWA werd gevraagd om bronopsporingsonderzoek uit te voeren.

In 46 gevallen is bij nader onderzoek ook een besmetting met psittacose vastgesteld bij vogels.

Het merendeel van deze besmettingen werd vastgesteld bij vogels in particulier bezit of bij kleinschalige kwekers/handelaren. In 3 gevallen betrof het een besmetting bij vogels in een dierenwinkel.

De aanpak van psittacose besmettingen bestaat uit het gedurende 6 weken behandelen van alle.

Deze casussen zijn aanleiding om hier in 2017 een betere aanpak op te gaan ontwikkelen.

Q-koorts

Op 7 juni 2016 is het laatste melkgeitenbedrijf vrijgegeven waar nog een besmetstatus op rustte. In Nederland zijn sinds 7 juni 2016 geen melkgeiten- en melkschapenbedrijven meer aanwezig met een besmetstatus voor Q-koorts.

Salmonella zoönotisch pluimvee

De verplichte monitoring op zoönotische salmonella bij vermeerderings- en legpluimveebedrijven heeft 29 bedrijven opgeleverd met een besmetting in één of meerdere stallen.

Het betreft hier zeven vermeerderingsbedrijven waar totaal in tien stallen een besmetting is aangetoond en 22 legpluimveebedrijven waar totaal in 28 stallen een besmetting is aangetoond.

Wanneer een stal op een vermeerderingsbedrijf besmet is, moeten de dieren vervroegd en gekanaliseerd geslacht worden. De broedeieren die aanwezig zijn worden afgevoerd voor industriële verwerking. De veehouder ontvangt een vergoeding voor de vervroegd geslachte kippen en de afwaardering van de broedeieren. De broedeieren die van deze stal al zijn ingelegd in de broederij, worden na taxatie afgevoerd voor destructie. De nog niet ingelegde eieren worden afgevoerd voor industriële verwerking. Er is geen vergoedingensystematiek voor besmette legpluimveebedrijven.

Tuberculose

De 32 TBC verdenkingen zijn gebaseerd op 14 importmeldingen van runderen afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk, Ierland, België en Duitsland, waar op het herkomstbedrijf van de betreffende runderen een uitbraak van TBC is vastgesteld; vier verdenkingen bij gezelschapsdieren (hond, kat, fret); 12 verdenkingen naar aanleiding van bevindingen bij de pm keuring van runderen die voor de slacht waren aangeboden; één verdenking bij een aap uit een dierentuin en één verdenking bij een geit. Bij nader onderzoek van deze verdenkingen is geen besmetting met tuberculose vastgesteld.

IHN (Infectieuze Haematopoiëtische Necrose)

Op een zogenaamd put-and-takebedrijf (forellenvijver waarin je tegen betaling kan vissen) in Zwolle werd in augustus 2016 een besmetting met Infectieuze Haematopoiëtische Necrose vastgesteld. Alle forellen uit de twee vijvers zijn gedood en ter destructie afgevoerd. Na enkele weken leegstand en ontsmetting is het bedrijf weer vrijgegeven.

Bedragen x € 1.000

Bestrijding van dierziekten

Realisatie 2016

Begrote uitgaven 2016

Verdenkingen

   

Brucellose (verwerpersonderzoek)1

1.075

1.000

KVP

17

100

MKZ (rund, schaap, geit)

10

15

AI (LPAI)

350

300

BSE (rund)

2

20

TSE (schaap, geit)

1

15

Diagnostiek verdenkingen

954

600

       

Voorzieningen

   

Vet. en non. vet middelen

202

300

Calamiteitenreserve destructie2

2.405

1.890

Waakvlamcontracten3

257

650

Voorziening ZvA, MKZ / KVP4

2.972

2.400

Overige voorzieningen

245

 
       

Bestrijding

   

Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding5

1.739

2.700

Subtotaal

10.229

9.990

       

Overgenomen Productschapstaken

   

Bestrijding Ziekte van Aujeszky

26

760

Bestrijding Salmonella

   

ruimingskosten

207

303

vergoeding waarde dieren

1.150

1.500

Bestrijding Mycoplasma

254

 

Subtotaal

1.637

2.563

Totaal Bestrijding

11.866

12.553

       

Overige uitgaven

   

Sda

267

360

Uitvoeringskosten RVO.nl (broedeieren)

262

 

Overig

1

 

Totaal Overige uitgaven6

530

360

       

Begrote sectorbijdrage7

   

Rund

2.205

2.122

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

1.348

1.835

Schapen en geiten

40

420

Pluimvee (inclusief Salmonella)

1.599

3.208

1

Het aantal bemonsterde dieren was in de begroting geraamd op 11.000. Het aantal gerealiseerde bemonsterde dieren is 12.291.

2

De gerealiseerde kosten voor destructie zijn € 0,5 mln hoger dan begroot, omdat de destructor geen achterstand meer heeft in de facturering.

3

Aan de waakvlamcontracten is € 0,3 mln minder uitgegeven door achterstanden bij het factureren van een aantal leveranciers.

4

De voorziening ZvA, MKZ en KVP heeft betrekking op vaccins en is € 0,5 mln hoger uitgevallen dan begroot, omdat hier nu ook de kosten voor vaccins voor de Ziekte van Aujezky zijn opgenomen.

5

De stelpost jaarlijks terugkerende post bestrijding is € 1,0 mln lager dan begroot onder andere omdat de kosten van de AI uitbraken in 2016 pas in 2017 worden gefactureerd.

6

De uitgaven voor de regeling broedeieren en Sda waren niet opgenomen in de begroting onder de post overig waardoor hier een verschil ontstaat van € 0,5 mln.

7

De ontvangsten worden toegelicht bij de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

Voorzieningen

Naast bewaken en bestrijden, als dat aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft, die nodig zijn bij een bestrijding. Er zijn in 2016 zeven nieuwe contracten gesloten en drie contracten zijn eenmaal verlengd.

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Het beleid is om ten tijde van een dierziektenuitbraak geen dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.

Evaluatie

De evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven bij het beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens van het jaarverslag van EZ.

Licence