A Algemene doelstelling
Een goede woon- en leefomgeving in steden en dorpen alsmede de vraaggerichte (her)ontwikkeling en (ver)bouw van veilige, gezonde, betaalbare, energiezuinige huizen en gebouwen.
B Rol en verantwoordelijkheid
Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken, waardoor onder andere meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.
Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor de bouwregelgeving (beheer en vernieuwing/aanpassing). De Minister geeft invulling aan de stelselverantwoordelijkheid door kaderstelling, door het stellen van minimumeisen aan de staat, het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken in wet- en regelgeving, ondersteuning van innovatie en monitoring.
Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en zachte leningen) en monitoring.
Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners.
De zorg van de Minister geldt met name voor het ondersteunen van regionale partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.
Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.
Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister op aanvraag van de gemeenteraad, gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek en economisch terrein. Dreigende polarisatie of jihadisme kan ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad maken de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel uit van de integrale aanpak voor deze gebieden.
C Beleidsconclusies
In 2016 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord voor onder meer verbetering van de energieprestatie van gebouwen nader ingevuld. De ingezette middelen zijn gericht op koop-, huur en kantoorsector. Bij de verkoop van woningen is in 2016 in ruim 80 procent van de gevallen een vernieuwd energielabel overhandigd. Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds is in 2016 toegenomen met € 38 mln. aan verstrekte leningen vergeleken met het totaal van € 22 mln. over 2014 en 2015. Voor het stimuleren van energiebesparende maatregelen is de activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» uitgevoerd.
(https://www.energiebesparendoejenu.nl/)
De energiebesparende maatregelen hebben bekendheid gekregen in onder andere spotjes op tv en radio.
De ondersteuning van lokale energiebesparingsinitiatieven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dankzij ondersteuning door het Rijk is in 2016 voortgezet.
Voor energetische verbetering van corporatiewoningen wordt steeds meer gebruikgemaakt van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP), maar het algemene doel voor deze woningen (gemiddeld label B in 2020) wordt niet gehaald. Nadere maatregelen worden uitgewerkt (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 502). Van het fonds energiebesparing huursector is in 2016 minder gebruikt gemaakt dan verwacht, met name door de beperkte beschikbaarheid van projecten die voor deze financiering in aanmerking komen.
De subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) loopt goed. Deze subsidieregeling is in de tweede helft van 2016 opengesteld en tot eind 2016 is voor circa € 23, 5 mln. aan aanvragen binnengekomen.
In het kader van de Green Deal Verduurzaming Scholen van 2014 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in 2016 in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een onafhankelijk kennisportaal met een helpdesk gerealiseerd, een subsidieregeling geopend voor schoolbesturen en gemeenten zodat extern advies over de verduurzaming van schoolgebouwen beter toegankelijk is, een online zelfscan voor schoolbesturen ontwikkeld en mogelijke financierings- en investeringsoplossingen in kaart gebracht.
Voor kantoren is in 2016 de verplichting tot minimaal energielabel C in 2023 aangekondigd; voor andere categorieën utiliteitsgebouwen is onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden van een minimale labelverplichting (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 485).
Op 25 juli 2016 heeft de Europese Commissie Nederland in gebreke gesteld wegens de implementatie van de Richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen (EPBD) op het punt van de uitzonderingsgrond voor monumenten en de mate waarin het vernieuwde energielabel en de daarbij behorende aanbevelingen aansluiten bij het gebouw in kwestie. In september 2016 heeft de Nederlandse regering een reactie op de ingebrekestelling verzonden aan de Commissie. Over de reactie is de Tweede Kamer op 7 oktober 2016 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 477).
Op 30 november 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor wijziging van de EPBD. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hierover een fiche gezonden naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2016–2017, 22 112, nr. 2282).
Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen is in april 2016 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nrs. 2 en 3). In het wetsvoorstel krijgt de consument als opdrachtgever in de bouw een sterkere positie. Dit wordt bewerkstelligd door de aannemer in het nieuwe stelsel na de oplevering van het bouwwerk ook aansprakelijk te maken voor eventuele gebreken, voor zover die aan de aannemer zijn toe te rekenen. Conform de wensen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is nader onderzoek gedaan naar de aansprakelijkheid van gemeenten onder het nieuwe stelsel. De onderzoeksresultaten en een tussenevaluatie van de proefprojecten zijn eind 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 453, nr. 8). De algemene conclusie uit het financiële onderzoek is dat er taken bij gemeenten zullen verdwijnen en dat daardoor de kosten zullen dalen. Deze daling bedraagt naar verwachting ruim € 230 tot bijna € 290 mln. per jaar. De verwachte inkomsten uit leges zullen eveneens dalen, met een bedrag tussen ruim € 150 en € 190 mln. per jaar. De conclusie van het onderzoek naar de aansprakelijkheid van de gemeente in het nieuwe stelsel is dat de bestuursrechtelijke rol van de gemeente in het nieuwe stelsel duidelijk is. De verantwoordelijkheden van de gemeente ten aanzien van de vraag of een bouwwerk dat onder het voorgenomen stelsel van kwaliteitsborging valt, aan de bouwtechnische eisen voldoet in het nieuwe stelsel, verschuiven naar de kwaliteitsborger en verdwijnen daarmee niet. De tussenevaluatie geeft aan dat in de proefprojecten het bewustzijn over het belang van de kwaliteitsborging sterk toeneemt bij alle partijen in de bouwketen, inclusief de bouwers. De proefprojecten leiden ook tot aantoonbare verbeteringen in de instrumenten en in het inzicht in de verschillende rollen en verantwoordelijkheden.
In 2016 is gewerkt aan de invoering van een toelatingsorganisatie en aan onderliggende regelgeving bij het wetsvoorstel, zodat het nieuwe stelsel vanaf 2018 stapsgewijs kan worden ingevoerd. Van 16 juli tot 1 oktober 2016 heeft de internetconsultatie van het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen plaatsgevonden. De binnengekomen reacties zijn verwerkt en het besluit zal begin 2017, nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aanvaard, worden voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer en vervolgens aan de Raad van State voor advisering worden aangeboden. Aan de oprichting van de toelatingsorganisatie wordt in 2017 verder gewerkt. De verwachting is dat deze in 2017 zal worden opgericht.
Uit de in 2016 uitgevoerde beleidsdoorlichting voor begrotingsartikel 2.2 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120, nr. 10) is te concluderen dat, alhoewel de doelmatigheid lastig is te meten, de drie expertteams (eigenbouw, transformatie en versnellen) op het gebied van de woningbouwproductie effectief zijn, gelet op de doorwerking van de ondersteuning. De onderzoekers constateren daarnaast dat decentrale partijen ook in de nabije toekomst op de thema’s van de expertteams behoefte aan ondersteuning zullen hebben en dat deze ondersteuning zowel op projectniveau als binnen de gemeentelijke werkwijze effect zal sorteren. De expertteams zullen hun werkzaamheden in 2017 voortzetten.
In maart 2016 is het actieplan Bevolkingsdaling aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 31 757, nr. 89). Dit plan bevat de aandachtsgebieden en speerpunten in het krimpbeleid van de samenwerkende overheden. Tevens bevat het plan de samenwerkingsafspraken tussen Rijk, provincie en regio. Het actieplan ligt ten grondslag aan de gesprekken met provincie en regio over uitvoering van de afspraken en heeft als doel een integrale aanpak voor regionale structuurversterking te concretiseren. In het actieplan is de toezegging gedaan om vanaf voorjaar 2017 de voortgang te monitoren.
Geconcludeerd kan worden, dat het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten het afgelopen jaar grotendeels conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting zijn uitgevoerd.
D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | Realisatie 2016 | Vastgestelde begroting 2016 | Verschil 2016 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen: | 0 | 119.715 | 118.601 | 34.918 | 149.371 | 105.530 | 43.841 | |
Uitgaven: | 0 | 38.102 | 90.136 | 49.839 | 82.607 | 26.530 | 56.077 | |
2.1 | Energie en bouwkwaliteit | 0 | 16.883 | 67.505 | 19.508 | 54.497 | 15.588 | 38.909 |
Subsidies | 0 | 12.605 | 64.830 | 18.073 | 51.934 | 9.182 | 42.752 | |
Beleidsprogramma energiebesparing | 0 | 631 | 4.825 | 12.869 | 8.270 | 8.222 | 48 | |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 0 | 1.592 | 1.306 | 3.320 | 1.298 | 600 | 698 | |
Energiebesparing koopsector | 0 | 0 | 0 | 0 | 7.169 | 0 | 7.169 | |
Energiebesparing huursector | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 300 | – 300 | |
FES IAGO | 0 | 0 | 0 | 975 | 197 | 0 | 197 | |
Revolverend fonds EGO | 0 | 0 | 50.000 | 0 | 35.000 | 0 | 35.000 | |
Tijdelijke regeling blok voor blok | 0 | 50 | 80 | 302 | 0 | 60 | – 60 | |
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing | 0 | 3.427 | 6.910 | 607 | 0 | 0 | 0 | |
Innovatieregelingen gebouwde omgeving | 0 | 6.905 | 1.709 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 0 | 3.550 | 2.675 | 1.435 | 1.663 | 6.406 | – 4.743 | |
Beleidsprogramma energiebesparing | 0 | 2.491 | 1.634 | 574 | 973 | 4.313 | – 3.340 | |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 0 | 1.019 | 998 | 861 | 690 | 2.093 | – 1.403 | |
Innovatieregelingen gebouwde omgeving | 0 | 40 | 43 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 728 | 0 | 0 | 900 | 0 | 900 | |
RvO beleidsprogramma energiebesparing | 0 | 728 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Dienst Publiek en Communicatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 900 | 0 | 900 | |
2.2 | Woningbouwproductie | 0 | 15.177 | 18.880 | 27.448 | 25.029 | 8.583 | 16.446 |
Subsidies | 0 | 360 | 340 | 515 | 641 | 200 | 441 | |
Beleidsprogramma woningbouw | 0 | 360 | 340 | 515 | 641 | 200 | 441 | |
Opdrachten | 0 | 490 | 377 | 516 | 400 | 1.573 | – 1.173 | |
Beleidsprogramma woningbouw | 0 | 490 | 377 | 516 | 400 | 1.573 | – 1.173 | |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 14.327 | 18.163 | 26.417 | 23.988 | 6.810 | 17.178 | |
RVO beleidsprogramma woningbouw | 0 | 14.327 | 18.163 | 26.417 | 23.988 | 6.810 | 17.178 | |
2.3 | Kwaliteit woonomgeving | 0 | 6.042 | 3.551 | 2.530 | 2.994 | 1.959 | 1.035 |
Subsidies | 0 | 2.543 | 2.650 | 1.901 | 2.035 | 749 | 1.286 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 0 | 2.533 | 2.650 | 1.901 | 2.035 | 749 | 1.286 | |
Wijkverpleegkundigen | 0 | 10 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 0 | 1.425 | 776 | 629 | 959 | 1.210 | – 251 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 0 | 1.425 | 758 | 616 | 959 | 1.210 | – 251 | |
Wijkverpleegkundigen | 0 | 0 | 18 | 13 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 2.074 | 125 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 0 | 2.074 | 125 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
2.4 | Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 0 | 0 | 200 | 353 | 87 | 400 | – 313 |
Bijdrage aan agentschappen | 0 | 0 | 200 | 353 | 87 | 400 | – 313 | |
RVO uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 0 | 0 | 200 | 353 | 87 | 400 | – 313 | |
Ontvangsten: | 0 | 2.056 | 305 | 116 | 912 | 91 | 821 |
E Toelichting op de instrumenten
2.1 Energie en bouwkwaliteit
Subsidies
Beleidsprogramma Energiebesparing
Vanuit de impuls van € 100 mln. voor energiebesparing in de koopsector, die is afgesproken bij de totstandkoming van het Belastingplan 2016, is tot en met 2018 € 61 mln. beschikbaar voor energiebesparing in de koopsector. Vanuit dit budget kunnen vanaf 15 september 2016 particuliere woningeigenaren en VvE’s via de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH, Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 augustus 2016, nr. 2016–0000486646) subsidie aanvragen voor energiebesparende maatregelen. Voorwaarde is onder meer dat zij minstens twee maatregelen nemen. Van het beschikbare budget van € 61 mln. tot en met 2018 is € 56,5 mln. beschikbaar voor subsidie voor energiebesparende maatregelen door eigenaren-bewoners en VvE’s en € 4,5 mln. voor energieadvies, groen Meerjaren Onderhoudsplan en procesbegeleiding voor VvE’s.
Tot en met 31 december 2016 hebben 8.419 eigenaren-bewoners voor circa € 23 mln. subsidie aangevraagd, waarvan € 6,2 mln. is verstrekt en 10 VvE’s hebben voor ruim € 0,5 mln. subsidie aangevraagd, waarvan circa € 0,1 mln. is verstrekt.
In het voorjaar van 2016 zijn in reactie op de motie-Ronnes (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 330, XVIII, nr. 12) enkele verbeteringen ingevoerd in het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (Kamerstukken II, 2015–2016, nr. 457). Voor verdere verbetering van het NEF is ook budget ingezet vanuit de impuls van € 100 mln. voor energiebesparing in de koopsector (Kamerstukken II, 2016–2017, 30 196, nr. 477). Het beroep op het fonds is gegroeid dankzij de doorgevoerde verbeteringen. Tot en met 31 december 2016 hebben bijna 9.000 particuliere woningeigenaren en 58 Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) een lening uit het fonds aangevraagd voor in totaal ruim € 138 mln. Een deel van deze aanvragen is nog in behandeling, met name van de VvE’s, die lange besluitvormingsprocedures hebben. Tot en met 31 december 2016 zijn bijna 5.000 aanvragen van woningeigenaren en 12 van VvE’s omgezet in een lening voor in totaal ruim € 60 mln. Hiermee zijn bijna 10.000 energiebesparende maatregelen gefinancierd. In de jaren 2015, 2016 is het gebruik van het fonds steeds meer dan verdubbeld, mede door verbeteringen in het fonds en kruisbestuiving van andere acties, zoals de invoering van het voorlopig energielabel, de activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» en de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
Zie toelichting bij opdrachten.
Energiebesparing Koopsector
In aanvulling op eerder beschikbaar gestelde middelen voor het Nationaal Energiebespaarfonds heeft het kabinet in het kader van het Belastingplan 2016 € 100 mln. vrijgemaakt om huiseigenaren te stimuleren energiebesparende maatregelen te nemen. De subsidieregeling is geopend in september 2016. De realisatie betreft budget voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), die de regeling uitvoert. Zie ook de toelichting bij Beleidsprogramma Energiebesparing.
Energiebesparing Huursector
De Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) is verbeterd en aantrekkelijker gemaakt voor verhuurders door verhoging van de subsidiebedragen, uitbreiding van de categorieën zeer energiezuinige renovaties, verlaging van de drempel om in aanmerking te komen voor subsidie en verlenging van de looptijd van de regeling (Kamerstukken II, 2015–2016, 30 196, nr. 457). Na deze verbeteringen is het aantal aanvragen gestegen.
Tot en met 31 december 2016 zijn 1.460 aanvragen voor STEP-subsidie ingediend. Aan 1.195 aanvragen is subsidie verleend, waarmee een bedrag van ruim € 126 mln. is gemoeid. Er is nog bijna € 269 mln. aan subsidiebudget beschikbaar.
FES IAGO
Met het oog op effectieve doorvertaling van de resultaten van het Innovatieprogramma Energiesprong naar de markt is de looptijd van het programma verlengd tot en met 2016. De realisatie betreft bestaand budget dat is ingezet in het kader van de afronding en financiële afwikkeling van dit programma.
Revolverend fonds EGO
Bijdrage aan het Nationaal Energiebespaarfonds (zie ook Beleidsprogramma Energiebesparing).
Opdrachten
Beleidsprogramma Energiebesparing
Tot en met 31 december 2016 hebben ruim 500.000 particuliere woningeigenaren een vernieuwd energielabel laten registreren. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voert sinds 2015 controles uit op de aanwezigheid van het label bij transactie en kan een dwangsom opleggen als de eigenaar niet voldoet aan de verplichting.
De ILT is in 2016 ook begonnen met controles op het werk van de erkend deskundigen die de bewijslast voor de energielabels voor woningen controleren. De ILT heeft 1.571 dossiers van 200 erkend deskundigen bekeken en heeft bij 4,9% van de dossiers van telkens verschillende erkend deskundigen één of meer fouten aangetroffen, waarvoor de 74 verantwoordelijke erkend deskundigen in november 2016 een waarschuwingsbrief hebben ontvangen.
Beleidsprogramma bouwregelgeving
Op 1 juli 2016 is de Regeling Bouwbesluit gewijzigd op het punt van de onderzoeksplicht naar roestvaststalen constructies in zwembaden (Stcrt. 2016, 33491).
In 2016 is verder gewerkt aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), een van de vier AMvB’s onder de Omgevingswet. Ook hebben de consultatie en toetsing van dit besluit plaatsgevonden. Na bespreking van het Bbl met de Tweede Kamer op 19 december 2016 heeft de Minister de Tweede Kamer toegezegd de bruikbaarheidseisen voor woningen terug te plaatsen, onder voorwaarde dat er ruimte blijft voor experimenten en nieuwe ontwikkelingen door middel van een lokale ontheffingsmogelijkheid.
De onafhankelijke Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften is ingesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en adviseert partijen bij geschillen over de toepassing van de bouwregelgeving. In 2016 zijn 30 adviesaanvragen ingediend bij deze commissie. Acht daarvan hebben geleid tot adviezen, zestien aanvragen zijn afgewezen en zes aanvragen zullen in 2017 worden behandeld.
In 2016 was ook de Helpdesk Bouwregelgeving operationeel. Doel is het geven van uitleg over interpretatie en toepassing van de bouwregelgeving. De helpdesk was destijds primair opgezet voor professionele partijen in de bouwsector, maar in de praktijk blijkt dat ook veel burgers de dienstverlening van de helpdesk benutten.
Gelet op de brandveiligheid in de woonsituatie van zelfstandig wonende ouderen en personen met een beperking heeft de Minister in zijn brief van 24 augustus 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 757, nr. 137) maatregelen aangekondigd om de brandveiligheid van nieuwe woongebouwen te verbeteren. De voornaamste maatregelen hebben betrekking op het komende Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Door hierin te verwijzen naar de Europese classificatie voor rookdoorgang worden er zwaardere eisen gesteld aan rookverspreiding. Daarnaast gaat de Minister na of met de inwerkingtreding van het Bbl in meer gevallen deuren voorgeschreven kunnen worden die zelfsluitend zijn bij brand. Zoals ook in deze brief genoemd, zijn verder voor communicatie en innovatie omtrent brandveiligheid in de woonsituatie van zelfstandig wonende ouderen en personen met een beperking in 2016 subsidies verleend aan de Nederlandse Brandwondenstichting en Brandweer Nederland.
Het Wetsvoorstel verduidelijking voorschriften woonboten is op 23 maart 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 434, nrs. 1–4). Het voorstel behelst aanpassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Woningwet naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State dat woonboten ook onder het Bouwbesluit moeten vallen. Op 20 december 2016 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aanvaard (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 434, nr. 8).
In 2015 zijn diverse beoordelingsrichtlijnen (BRL-en) strijdig of discutabel bevonden in relatie tot de Verordening bouwproducten. Op verzoek van de Minister hebben houders van dergelijke BRL-en deze in 2016 uit het erkende stelsel gehaald ofwel zodanig aangepast dat deze in lijn zijn met genoemde verordening. Het bestaande stelsel van kwaliteitsverklaringen is daarmee opgeschoond en in lijn met Europese regelgeving. Het erkende stelsel toetst kwaliteitsverklaringen op bouwproducten en -processen waarin uitspraken staan over de prestaties van het product of proces in een bepaalde toepassing. Daarnaast is overeengekomen dat er meerdere BRL-en mogen bestaan voor een product. Doel van het erkende stelsel is om de kwaliteit van bouwproducten en -processen te verhogen en procedures sneller te doorlopen.
In 2016 speelde in de Tweede Kamer de vraag welke ruimte er is voor private keurmerken naast de CE-markering (Conformité Européenne). De Europese Commissie heeft haar visie hierop gepresenteerd en is hierover in gesprek gegaan met de Nederlandse bouwsector tijdens het Symposium «Communicatieforum CE-markering».
Naast verdere uitwerking van de onderliggende regelgeving bij het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen, waaronder de verbetering van de positie van de bouwconsument via het privaatrecht, is in 2016 in overleg met verschillende consumenten- en marktpartijen verder gewerkt aan het versterken van de vraaggerichtheid in de bouwsector en aan de positie van de bouwconsument. Hierbij wordt gedacht aan niet wettelijke maatregelen zoals het opzetten van een benchmarkingsysteem en het ontwikkelen van een opleverdossier voor de bouwconsument.
Bijdragen aan agentschappen
Dienst Publiek en Communicatie
Deze middelen zijn ingezet voor het campagnemanagement voor de activerende voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» door de Dienst Publiek en Communicatie, een agentschap van het Ministerie van Algemene Zaken.
2.2. Woningbouwproductie
Subsidies
Beleidsprogramma Woningbouw
In 2016 is aan een aantal partijen een beperkte subsidie verstrekt ten behoeve van de uitvoering van het beleid. Het gaat hier met name om communicatie en voorlichting aan de burger over aangepaste wet- en regelgeving en het verspreiden van goede voorbeelden en innovatieve werkwijzen.
Opdrachten
Beleidsprogramma woningbouw
Het Rijk is actief betrokken bij de realisatie van de woningbouwopgave in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Dit betreft zowel de kwantitatieve opgave (hoeveelheid benodigde woningen) als de kwalitatieve opgave (type woonmilieu).
Het Rijk werkt samen met decentrale overheden aan ruimtelijke projecten en programma's voor elke regio in Nederland. Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) richt zich op investeringen hierin. Bij de vernieuwing van het MIRT speelt de bereikbaarheid van locaties een belangrijke rol. Dit zal bevorderlijk zijn voor het realiseren van de woningbouwopgave in de betrokken regio’s.
Met het oog op versterking van het binnenstedelijk bouwen in de Zuidvleugel is in 2016 het onderzoek «Stimuleren Stedelijk Wonen in de Zuidelijke Randstad» afgerond. Dit heeft geresulteerd in de City Deal Zuidelijke Randstad.
In de Noordvleugel zijn afspraken gemaakt over woningbouwmogelijkheden in het gebied rond Schiphol; de bouwbeperkingen binnen bestaand stedelijk gebied worden opgeheven, buiten bestaand stedelijk gebied mag geen nieuw stedelijk gebied ontwikkeld worden. Deze afspraken maken onderdeel uit van het kabinetsbesluit Wonen en vliegen in de regio Schiphol van 1 april 2016 (Kamerstukken II, 29 665, nr. 222).
In Almere experimenteert de gemeente met ondersteuning van het Rijk met onder andere Tiny Houses, betaalbare duurzame huurwoningen en wonen en zorg in een naoorlogse wijk. Deze experimenten zijn landelijk toepasbaar. Hiermee wordt zoveel mogelijk aan diverse woonwensen tegemoet gekomen.
Het Expertteam Versnellen ondersteunt op aanvraag gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling («ontslakken» en «vlottrekken»). In 2016 zijn voor ontslakken 10 cases gestart en voor vlottrekken 23 cases. Het expertteam gaat, in lijn met de bevindingen uit de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 2.2 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120 nr. 10), voort in 2017.
Het aantal verleende bouwvergunningen voor koopwoningen in eigenbouw, als percentage van het totale aantal bouwvergunningen voor koopwoningen, zal naar verwachting in 2016 ruim boven de 20% liggen. Ten opzichte van 2015 (19%) zal het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw zowel procentueel als in absolute aantallen toenemen.
Naast het direct adviseren en begeleiden van gemeenten heeft het expertteam een bijdrage geleverd aan landelijke bijeenkomsten met gemeenten (WoON-congres, VNG-congres, zelfbouwatelier Noord-Holland, conferentie provincie Zuid-Holland). In augustus 2016 is het in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde rapport «Eigenbouw: de moeite waard» gepubliceerd (Stec Groep, 2016). Hieruit blijkt dat de gemeentelijke kosten bij zelfbouw lager zijn dan bij seriematige bouw. Verder heeft het team een start gemaakt met «pilots», gericht op de innnovatie van eigenbouw.
Het Expertteam Transformatie ondersteunt gemeenten en andere partijen die aan de slag willen met het transformeren van leegstaand vastgoed naar woonruimte. In 2016 zijn in 15 gemeenten voor circa 17 panden/projecten adviezen gegeven. Het expertteam heeft ook bijgedragen aan het uitdragen van kansen voor transformatie en aan het gericht vergroten van de kennis over transformatie bij een aantal gemeenten.
De Expertpool Planschade adviseert gemeenten en andere betrokkenen over het vermijden van planschade bij voorgenomen bestemmingswijzigingen. In 2016 heeft deze expertpool aan tien gemeenten adviezen gegeven.
Het expertteam zet zijn werkzaamheden in lijn met de bevindingen uit de beleidsdoorlichting voor begrotingsartikel 2.2 (Kamerstukken II, 2016–2017, 34 120, nr. 10) voort in 2017.
In 2016 ging specifieke aandacht uit naar de goedkopere particuliere woningvoorraad en in het bijzonder het functioneren van de Verenigingen van Eigenaren (VvE’s).
Op 3 maart 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het functioneren in gemengde VvE-complexen met zowel koop- als huurwoningen (Kamerstukken II, 2015–2016, 27 926, nr. 253)
De wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van VvE’s en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s is op 27 mei 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 479). Parlementaire behandeling is voorzien in het eerste kwartaal van 2017.
Op 1 juli 2016 heeft het kabinet een voorstel voor de Aanvullingswet grondeigendom (Omgevingswet) in consultatie gebracht
(https://www.internetconsultatie.nl/omgevingswet_grondeigendom). Via deze wet worden verschillende instrumenten voor grondeigendom – namelijk onteigening, voorkeursrecht, herverkaveling en kavelruil in het landelijk gebied en stedelijke kavelruil – toegevoegd aan de Omgevingswet. Dit laatste gebeurt zodra de Aanvullingswet is vastgesteld. De consultatie is medio september 2016 afgerond. Naar aanleiding van de ingebrachte reacties zal het voorstel worden aangepast en is verzending naar de Raad van State voorzien in 2017.
Bijdragen aan agentschappen
RVO Beleidsprogramma woningbouw productie
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland/RVO.nl
De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Onder dit programma vallen onder meer de ondersteuning van de implementatie van Europese richtlijnen, de uitvoering van maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei, en de ondersteuning van de expertteams eigenbouw, transformatie en versnellen. In de eerste en tweede suppletoire begroting zijn ten behoeve van de jaaropdracht aan RVO.nl de benodigde middelen voor diverse activiteiten op het gebied van energiebesparing en de uitvoering van de Regeling vermindering verhuurderheffing 2014 voor corporaties herschikt naar het beleidsprogramma woningbouw.
2.3 Kwaliteit woonomgeving
Subsidies
Beleidsprogramma woonomgeving e.a.
Het Rijk heeft een meerjarige samenwerkingsrelatie met het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA). Naar tevredenheid vervult het LSA een intermediaire rol tussen (collectieven van) actieve bewoners en de overheid. Zijn activiteiten richten zich daarbij zowel op overheids- als bewonersorganisaties. Waarbij het LSA tracht het bewonersinitiatief te versterken en de overheid meer ontvankelijk te maken voor burgerparticipatie.
Opdrachten
Beleidsprogramma woonomgeving e.a.
In 2016 is het kennis- en leertraject voor de toepassing van het handhavingsinstrumentarium in de Woningwet voortgezet. Het aantal deelnemende gemeenten is toegenomen van 6 tot ongeveer 12. In deze leerkring wordt kennis uitgewisseld over de toepassing van de in 2015 geïntroduceerde maatregelen voor de aanpak van malafide pandeigenaren en gebruikers die het Bouwbesluit overtreden.
Eind 2016 is het initiatiefwetsvoorstel Wet aanpak woonoverlast door de Tweede Kamer aanvaard. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt in dit kader technische bijstand. Dit biedt gemeenteraden de mogelijkheid om de burgemeester een bevoegdheid te verlenen een gedragsaanwijzing op te leggen aan zittende bewoners bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast (Kamerstukken I, 34.007, A).
Daarnaast is in 2016 de wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag door het parlement aangenomen. Deze is per 1 januari 2017 in werking getreden (Stb. 2016, 329 en 533). Ook het bijbehorende besluit inzake de verwerking van persoonsgegevens is per 1 januari 2017 in werking getreden (Stb. 2016, 532). Hierdoor hebben gemeenten de mogelijkheid om woningzoekende huurders te screenen voor bepaalde wooncomplexen, straten of gebieden waar de leefbaarheid ernstig onder druk staat. Over deze nieuwe maatregel is eind 2016 ook voorlichting gegeven aan gemeenten, corporaties en politie.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) gemeenten ondersteund via een leerkring «integrale (preventieve) aanpak radicalisering», onder meer gericht op jongeren in lokale risicogebieden, versterking van sociale wijkteams en het bevorderen van sociale stabiliteit in buurten en wijken.
Ook heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gemeenten ondersteund in hun aanpak van ondermijnende criminaliteit. Het Ministerie heeft als lid van het Landelijk Platform Geïntegreerde aanpak Ondermijnende Criminaliteit, met hierin Regioburgemeesters, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Nationale Politie de Ministeries van Financiën en Veiligheid en Justitie, met input van de lokale partners een toekomstagenda opgesteld voor een stevige impuls van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Ook de voorgestelde maatregelen uit het door BZK geïnitieerde onderzoek van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB)7 zijn input voor deze toekomstagenda. Ook is de Leerkring gebiedsgerichte aanpak ondermijnende criminaliteit voortgezet waarbij tussen onder meer 10 verschillende gemeenten, politie, de RIEC’s8 en BZK/V&J thematisch kennis en ervaring is uitgewisseld over de integrale bestuurlijke aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit (bijvoorbeeld over het betrekken van burgers bij de aanpak).
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft met subsidie vanuit het programma Bevolkingsdaling uitvoering gegeven aan de Juridische Expertpool Planschade. Dit team heeft diverse lokale overheden ondersteund bij het voorkomen van planschade bij het maken of wijzigen van woningbouwplannen in krimpgebieden.
De subsidies in het kader van het programma Bevolkingsdaling zijn voornamelijk besteed aan kennisontwikkeling en -deling. Zo is subsidie verleend voor de website www.vanmeernaarbeter.nl van het Kennisplatform Demografische Transitie. Met subsidie in 2016 heeft dit platform de kennisagenda voor 2017 opgeleverd, het onderzoek naar toekomstvisies van Mbo-jongeren (middelbaar beroepsonderwijs) uitgevoerd en de leerkring particuliere woningmarkt vormgegeven. In 2016 kon gestart worden met de derde ronde van het experimentenprogramma, waarin innovatieve projecten in krimpgebieden worden gevolgd en de resultaten ervan verspreid. Het programma Bevolkingsdaling heeft daarnaast in 2016 de Fryske Akademy ondersteund, hetgeen geleid heeft tot begeleiding van het bepalen van een economisch meerjarenprogramma in deze regio.
De subsidie aan Voor je Buurt heeft in 2016 in totaal 18 afgeronde of lopende crowdfundingcampagnes in 7 van de 9 krimpregio’s opgeleverd. Van deze initiatieven heeft 76% het beoogde crowdfundingbedrag behaald en deze konden hun initiatief tot uitvoering brengen. Van enkele crowdfundingcampagnes zijn showcases gemaakt en over de opgedane kennis zijn enkele artikelen geschreven die gepubliceerd worden.
2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders
Bijdragen aan agentschappen
RVO Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders
Betreft de uitvoeringskosten voor het revolverende Fonds energiebesparing huursector. De uitvoering is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De uitvoeringskosten worden doorberekend in de renteopslag bij de te verstrekken leningen. Daarmee worden de uitvoeringskosten, afhankelijk van het verloop van het fonds, op termijn «terugverdiend» binnen de beleidsmiddelen.