Algemene Doelstelling
Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.
(Doen) uitvoeren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikelen 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).
Regisseren
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:
-
• De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor deze normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van de IMO en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.
-
• De in 2015 vastgestelde maritieme strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenM zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.
-
• Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.
-
• De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot maritiem beleid.
-
• IenM draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water en Maritiem.
-
• Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.
Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.
Indicatoren en Kengetallen
Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Realisatie 2012 | Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdtransportas | 68% | 67% | 68% | 69% | 70% | 68% | 66% | 66% |
Hoofdvaarweg | 81% | 79% | 78% | 80% | 80% | 80% | 80% | 80% |
Overige vaarwegen | 88% | 92% | 93% | 92% | 92% | 91% | 91% | 88% |
Bron: RWS, 2017
Toelichting
Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de corridors tussen Zeeland en Rotterdam. Voor de sluizen op die corridors lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van deze capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren wel ruim voldoende. De gerealiseerde passeertijden voor de hoofdtransportassen en de hoofdvaarwegen zijn gelijk aan die van vorig jaar.
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal Nederlandse Zeehavens | 44,4 | 44,9 | 44,9 | 44,2 | 44,5 | 45 | 46,9 | 47,8 | 47,2 | 47,9 | 47,5 | 47,2 | 48,1 | 48,3 |
Mainport Rotterdam | 34,5 | 34,6 | 34,9 | 33,8 | 34,2 | 34,4 | 36 | 37 | 36,3 | 37 | 36,6 | 36,2 | 37,3 | 37,7 |
Overige Nederlandse Zeehavens | 9,9 | 10,3 | 10 | 10,4 | 10,4 | 10,6 | 10,9 | 10,8 | 10,9 | 10,9 | 10,9 | 11 | 10,8 | 10,6 |
Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad, 2011–2015 IenM; 2016 Havenbedrijf Rotterdam
De gegevens over 2017 zijn nog niet beschikbaar en worden derhalve opgenomen in de ontwerpbegroting 2019.
Toelichting
Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest-Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.
2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag | ||||||||||||
Aantallen | ||||||||||||
Handelsvaart | 570 | 574 | 566 | 640 | 688 | 725 | 769 | 800 | 822 | 808 | 790 | 771 |
Zeesleepvaart | 164 | 174 | 212 | 222 | 222 | 249 | 235 | 247 | 260 | 258 | 275 | 288 |
Waterbouw | 151 | 148 | 139 | 118 | 121 | 120 | 156 | 169 | 168 | 167 | 171 | 171 |
Totaal | 885 | 896 | 917 | 980 | 1.031 | 1.094 | 1.160 | 1.216 | 1.250 | 1.233 | 1.236 | 1.230 |
Bruto tonnage (GT) (x 1.000) | ||||||||||||
Handelsvaart | 4.932 | 5.031 | 5.114 | 5.980 | 6.313 | 6.075 | 6.883 | 6.740 | 7.045 | 6.978 | 6.572 | 6.411 |
Zeesleepvaart | 178 | 181 | 243 | 264 | 237 | 310 | 290 | 362 | 347 | 360 | 409 | 423 |
Waterbouw | 498 | 509 | 477 | 375 | 441 | 450 | 513 | 531 | 533 | 537 | 531 | 542 |
Totaal | 5.608 | 5.721 | 5.834 | 6.619 | 6.991 | 6.835 | 7.686 | 7.633 | 7.925 | 7.875 | 7.512 | 7.376 |
van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer | ||||||||||||
Aantallen | ||||||||||||
Handelsvaart | 375 | 434 | 462 | 395 | 410 | 433 | 422 | 408 | 403 | 403 | 432 | 4.541 |
Zeesleepvaart | 329 | 284 | 332 | 358 | 406 | 459 | 456 | 477 | 498 | 519 | 512 | 502 |
Waterbouw | 37 | 39 | 45 | 52 | 66 | 63 | 55 | 55 | 52 | 52 | 62 | 62 |
Totaal | 741 | 757 | 839 | 805 | 882 | 955 | 933 | 940 | 953 | 974 | 1.006 | 1.015 |
Bruto tonnage | ||||||||||||
Handelsvaart | 4.692 | 5.566 | 6.278 | 4.542 | 5.057 | 5.259 | 5.232 | 5.072 | 5.517 | 5.987 | 6.500 | 7.203 |
Zeesleepvaart | 2.704 | 2.782 | 1.903 | 1.423 | 1.217 | 1.011 | 1.298 | 1.640 | 1.612 | 1.643 | 1.740 | 2.239 |
Waterbouw | 99 | 102 | 122 | 184 | 225 | 251 | 210 | 264 | 248 | 285 | 312 | 322 |
Totaal | 7.495 | 8.450 | 8.303 | 6.149 | 6.499 | 6.521 | 6.740 | 6.976 | 7.377 | 7.915 | 8.552 | 9.764 |
Bron: Zeeschepen onder Nederlandse vlag: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2016. Zeeschepen onder buitenlandse vlag: cijfers 2005 Ecorys (december 2008); cijfers van 2006–2009 Policy Research Corporation (april 2010); cijfers 2010–2015 Inspectie Leefomgeving en Transport, 2016. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.
De gegevens over 2017 zijn nog niet beschikbaar en worden derhalve opgenomen in de ontwerpbegroting 2019.
Toelichting
Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei dan wel afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.
Kengetal: veiligheid scheepvaart
2005 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO) | 1 | 1 | 0 | 4 | 2 | 0 | 0 | 2 | 2 | |
Ernstige scheepvaartongevallen | 4 | 9 | 4 | 15 | 13 | 12 | 11 | 8 | 10 | |
Totaal (ESO) | 5 | 10 | 4 | 19 | 15 | 12 | 11 | 10 | 12 | |
Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1 | ||||||||||
Aantal significante scheepsongevallen | 96 | 164 | 159 | 161 | 136 | 138 | 158 | 164 | ||
Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag) | ||||||||||
Aantal doden | 7 | 4 | 8 | 4 | 9 | 4 | 6 | 7 | ||
Aantal gewonden | 49 | 45 | 63 | 58 | 27 | 44 | 35 | 38 |
Bron: RWS, Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.
Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.
De resterende gegevens over 2017 zijn nog niet beschikbaar en worden derhalve opgenomen in de ontwerpbegroting 2019.
Toelichting:
In 2017 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee tien ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) en twee ZESO’s (zeer ernstige scheepvaartongevallen) geregistreerd. De tien ESO’s zijn als volgt onderverdeeld: koopvaardij (acht), visserij (één) en recreatievaart (één). De twee ZESO’s zijn als volgt onderverdeeld: Koopvaardij (één) en recreatievaart (één).
Beleidsconclusies
Het beleid in 2017 heeft bijgedragen aan de realisatie van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, met aandacht voor de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector. Uit de indicatoren blijkt dat het gebruik van de Nederlandse vaarwegen conform verwachting is.
In 2017 zijn er geen beleidswijzigingen geweest. De met de Rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015–2025 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 409, nr. 70) ingezette koers is ook in 2017 voortgezet. Daarbij is in 2017 nog meer accent gelegd op interdepartementale samenwerking bij de uitwerking van de maritieme strategie. Afgelopen jaar is wederom ingezet op oplossingen die gehele Maritieme sector versterken. De aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting Scheepvaart en Havens (Kamerstukken II 2016–2017, 32 861 nr. 22) zijn meegenomen in het nieuw vastgestelde werkprogramma voor de maritieme strategie.
In december 2017 is door het Europees Parlement en de Raad de Richtlijn erkenning beroepskwalificaties in de binnenvaart aangenomen (PbEU 2017 L 345), waarmee de beroepscompetenties van de bemanning van binnenschepen Europees breed zijn vastgesteld.
Daarnaast is gestart met een Europees breed onderzoek naar de werkbelasting van bemanning van binnenschepen, uitmondend in een advies eind 2018 ten behoeve van een Europees brede modernisering van de regelgeving voor de samenstelling van de bemanning (van binnenschepen) en de vaar- en rusttijden.
18.01 Scheepvaart en havens
Toelichting op de financiële instrumenten
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2017 | 2017 | |||
Verplichtingen | 5.077 | 18.793 | 30.508 | 21.489 | 30.825 | 11.665 | 19.160 | 1 | |
Uitgaven | 5.361 | 4.801 | 10.932 | 22.733 | 29.409 | 27.752 | 1.657 | ||
18.01 | Scheepvaart en havens | 5.361 | 4.801 | 10.932 | 22.733 | 29.409 | 27.752 | 1.657 | |
18.01.01 | Opdrachten | 2.317 | 1.956 | 6.278 | 14.562 | 18.207 | 16.908 | 1.299 | |
– Topsector logistiek | 4.909 | 11.954 | 16.810 | 15.323 | 1.487 | 2 | |||
– Caribisch Nederland | 141 | 0 | 141 | 3 | |||||
– Overige opdrachten | 1.369 | 2.608 | 1.256 | 1.585 | – 329 | ||||
18.01.02 | Subsidies | 467 | 543 | 2.200 | 5.926 | 8.505 | 8.225 | 280 | |
– Topsector logistiek | 1.750 | 5.102 | 7.775 | 7.775 | 0 | ||||
– Overige subsidies | 450 | 824 | 730 | 450 | 280 | ||||
18.01.03 | Bijdrage aan agentschappen | 1.705 | 1.404 | 1.283 | 1.290 | 1.137 | 1.441 | – 304 | |
– waarvan bijdrage aan RWS | 1.705 | 1.404 | 1.283 | 1.290 | 1.137 | 1.441 | – 304 | ||
18.01.05 | Bijdragen aan internationale organisaties | 872 | 898 | 1.171 | 955 | 1.560 | 1.178 | 382 | |
Ontvangsten | 97 | 465 | 450 | 254 | 794 | 0 | 794 |
Verplichtingen (ad 1)
De hogere verplichtingen worden met name veroorzaakt door Topsector Logistiek (€ 13,2 miljoen). Doordat het jaarplan 2017 is goedgekeurd kunnen de verplichtingen worden vastgelegd. Daarnaast is € 4,5 miljoen verplicht ten behoeve van de jaarlijkse bijdrage aan het Europees reservefonds Binnenvaart voor het oprichten en financieren van een platform ter vertegenwoordiging van de sector.
18.01.01 Opdrachten
Topsector logistiek (ad 2)
Het verschil is grotendeels te verklaren vanwege een vertraging bij het aanbesteden en uitvoeren van een aantal geplande activiteiten in 2016, waardoor de afrekening hiervan pas in 2017 heeft plaatsgevonden.
Caribisch Nederland (ad 3)
Dit betreft kosten die betrekking hebben op de voorbereiding van de aanbesteding van het herstel van de pier Bonaire.
Extracomptabele verwijzingen
2017 | ||
---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegen van het Infrastructuurfonds | 802.181 | |
Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegen van het Infrastructuurfonds | 97.115 | |
Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegen van het Infrastructuurfonds | 899.296 | |
waarvan | ||
15.01 | Verkeersmanagement | 8.525 |
15.02 | Beheer, onderhoud en vervanging | 322.961 |
15.03 | Aanleg | 218.819 |
15.04 | GIV/PPS | 39.105 |
15.06 | Netwerkgebonden kosten HVWN | 309.886 |
15.07 | Investeringsruimte |
2017 | ||
---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds | 3.526 | |
Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds | 1.494 | |
Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds | 5.020 | |
waarvan | ||
17.06 | PMR | 5.020 |
2017 | ||
---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds | 0 | |
Andere ontvangsten van artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds | ||
Totale uitgaven op artikel 18.03 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds | 0 | |
waarvan | ||
18.03 | Intermodaal vervoer | 0 |