Base description which applies to whole site

4.6 Artikel 18 Scheepvaart en Havens

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 45 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.18
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

35.641

85.477

42.649

115.084

47.518

115.127

‒ 67.609

        

Uitgaven

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

        

1 Scheepvaart en havens

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

        

Ontvangsten

427

643

738

495

620

0

620

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Scheepvaart en Havens. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 46 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. Met het walstroomprogramma stimuleert IenW de verduurzaming van havens en scheepvaart met als doel te voldoen aan de Europese verplichtingen uit de EU.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nutisch beheer. De Minister zet in op intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen die betrokken zijn bij de maritieme beleidsopgaven. De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen in de EU en in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Mobiliteitsfonds. Via het Mobiliteitsfonds (artikel 11,15 en 17) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Rijkswaterstaat (RWS) voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit.

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die inzicht geven in de mate waarin aan de algemene doelstelling wordt voldaan. De indicator passeertijd sluizen geeft inzicht in het percentage schepen dat binnen de normtijd de sluis passeert. De scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen 'Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebiedenbieden', 'Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage', «Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee» en «Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren» bieden met name belangrijke contextuele informatie.

Indicator: Passeertijd sluizen

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald.

Tabel 47 Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Streefwaarde 2023

Hoofdtransportas

63%

65%

65%

60%

56%

59%

85%

Hoofdvaarweg

75%

77%

78%

80%

80%

81%

75%

Overige vaarweg

87%

85%

87%

89%

88%

88%

70%

Bron: RWS, 2023

Toelichting

De lage score op de hoofdtransportas is hoofdzakelijk het gevolg van de lange passeertijden in Terneuzen (regio Zee en Delta, score 11%), waar een afwijkende, maar goed werkende planningsmethode wordt gehanteerd voor het schutten van schepen. Wanneer Terneuzen niet wordt mee genomen, blijft de score van 2023 niet voldoen aan de streefwaarde. De Volkeraksluizen, de Kreekraksluizen en de Krammersluizen scoren ook onder de norm. De passeertijden op de hoofdvaarwegen en overige vaarwegen voldoen aan de streefwaarde. 

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebieden

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

Tabel 48 Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

50,3

50,4

49,7

49,4

50,8

n.n.b.

Mainport Rotterdam

34,9

36,8

36,6

36,7

37,4

37,3

n.n.b.

Overige Nederlandse Zeehavens

10

13,5

13,8

13

12,5

13,4

n.n.b.

Toelichting

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage

Onderstaande kengetal geeft informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw.

Tabel 49 Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

      

Aantallen

      

Handelsvaart

757

744

748

742

691

n.n.b.

Zeesleepvaart

299

302

303

304

312

n.n.b.

Waterbouw

168

170

169

166

143

n.n.b.

Totaal

1.224

1.216

1220

1212

1146

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

6.229

6.242

6076

6087

5668

n.n.b.

Zeesleepvaart

532

531

557

542

590

n.n.b.

Waterbouw

545

552

566

540

554

n.n.b.

Totaal

7.306

7.325

7199

7169

6812

n.n.b.

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

Aantallen

      

Handelsvaart

474

507

503

529

777

n.n.b.

Zeesleepvaart

496

496

520

519

703

n.n.b.

Waterbouw

57

69

69

67

77

n.n.b.

Totaal

1.027

1.072

1092

1115

1557

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

8.806

8.675

9045

9886

14063

n.n.b.

Zeesleepvaart

1.779

1.721

1581

1789

7248

n.n.b.

Waterbouw

319

333

340

341

370

n.n.b.

Totaal

10.184

10.729

10966

12016

21681

n.n.b.

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2022. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van S&P Global (het eerdere IHS Markit).

Toelichting

De cijfers van 2022 wijken in belangrijke mate af van de cijfers uit 2021. Dit is deels te verklaren door verbeterde methodiek voor de vloot onder Nederlandse vlag en deels door een uitgebreidere dataset van S&P Global (vroegere IHS Fairplay) voor schepen onder buitenlandse vlag met Nederlands beheer. De cijfers kunnen daardoor niet met de jaren ervoor vergeleken worden. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op het Nederlandse deel van de Noordzee. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • Zeer ernstig scheepsongeval: ongeval waarbij het schip verloren is gegaan, een dodelijk slachtoffer is gevallen, of ernstige schade aan het milieu is ontstaan.

  • Ernstig scheepvaartongeval: ongeval dat geen zeer ernstig ongeval is, dat gepaard gaat met brand, explosie, gronding, contact, slecht weer schade, schade door ijs, rompschade, of vermoedelijke rompschade enzovoort, met als resultaat:

    • structurele schade die het schip niet zeewaardig maakt, zoals lekkage onderwaterschip, uitval voortstuwing, grote schade aan accommodatie, etc., of

    • schade aan het milieu, of

    • averij die sleephulp of walassistentie noodzakelijk maakt.

  • Minder ernstige scheepsongevallen: alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorieën zeer ernstige of ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 50 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Zeer ernstige scheepsongevallen

1

5

1

1

2

n.n.b.

Ernstige scheepsongevallen

10

4

6

10

12

n.n.b.

Andersoortige scheepsongevallen

32

31

24

30

41

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

43

40

31

41

55

n.n.b.

       

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

0

3

0

0

0

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

0

4

2

1

2

n.n.b.

Toelichting

In 2022 zijn twee zeer ernstig scheepsongeval geregistreerd en twaalf ernstige scheepsongevallen. De twee zeer ernstige scheepsongevallen betroffen recreatievaart waarbij het schip verloren is gegaan door kapseizen/omslaan. Er zijn in 2022 geen dodelijke slachtoffers gevallen bij de (zeer) ernstige scheepsongevallen op de Noordzee.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025.

Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op de Nederlandse binnenwateren. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • (Zeer) Ernstige scheepsongevallen. Hier wordt gedoeld op de «significante ongevallen», waar het gaat om ongevallen waarbij een schip niet meer verder kan of mag varen als gevolg van dat scheepsongeval of als er ernstige schade aan lading, infrastructuur of milieu is, en daarbij een stremming van de vaarweg optreedt of als er (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden te betreuren zijn. Voor de overzichtelijkheid is hier gebruik gemaakt van de termen die bij de Noordzee worden gehanteerd. Het verschil in terminologie voor scheepvaartongevallen op de Noordzee (zeer ernstig en ernstig) en binnenwateren (significant) wordt verklaard door de internationale afspraken die hierover zijn gemaakt binnen de IMO (International Maritime Organization).

  • Andersoortige scheepsongevallen zijn alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorie (zeer) ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 51 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

(Zeer) ernstige scheepsongevallen

176

160

175

148

188

n.n.b.

Andersoortige ongevallen

1173

1117

1068

1077

1131

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

1349

1277

1243

1225

1319

n.n.b.

       

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

2

5

3

5

21

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

53

71

39

42

59

n.n.b.

Toelichting

Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2022 in totaal 1319 ongevallen geregistreerd, waarvan 188 (zeer) ernstige scheepsongevallen. Op de binnenwateren waren in 2022 éénentwintig dodelijke slachtoffers te betreuren.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025.

De resultaten van het op artikel 18 gevoerde beleid zijn in 2023 nagenoeg conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Daarnaast is onder coördinatie van de minister van IenW het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) opgericht, waarmee in de Ontwerpbegroting 2023 geen rekening was gehouden. Het beleid heeft daarmee in 2023 bijgedragen aan de realisatie van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, met aandacht voor de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector.

In februari 2023 is de in 2022 uitgevoerde beleidsdoorlichting Scheepvaart en havens aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2022–2023, 32 861, nr. 79), in mei 2023 is in een aparte Kamerbrief (Kamerstukken II, 2022–2023, 32 861, nr. 80) een uitgebreidere en puntsgewijze toelichting opgenomen van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting. Doordat het algemene beleidsdoel geen directe koppeling kent met subdoelen en verbonden beleidsinzet, was het op het niveau van een syntheseonderzoek niet mogelijk een uitspraak te doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Op individuele onderdelen kon er in algemene zin geconcludeerd worden dat de meeste als waarschijnlijk cq. doeltreffend zijn beoordeeld.

Teneinde de informatiewaarde van de begroting te verbeteren zullen de beleidsdoelen zoals die nu zijn geformuleerd zo veel mogelijk verder aangescherpt worden. Daarnaast wordt ieder jaar de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) opgesteld die, onder andere, bedoeld is voor evaluatie-planning, met een logische link naar de periodieke beleidsdoorlichting, en om meer inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.

Verduurzaming binnenvaart

In 2023 is voor de verduurzaming van de binnenvaart de inzet in de Europese Unie (EU), in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en op nationaal niveau van belang geweest. In de EU is in 2023 de besluitvorming rond het Fit-For-55 pakket afgerond, waarvan een aantal maatregelen de binnenvaart raken. Eén van deze maatregelen is de Renewable Energy Directive III (RED III). De binnenvaart valt net als andere transportsectoren onder de RED III verplichting om de CO2-uitstoot van aan transport geleverde energie te verduurzamen. Naast RED III is ook op andere onderdelen de besluitvorming over het Fit-For-55 wetgevingspakket afgerond. In het kader van de financiering van de energietransitie heeft Nederland zich in de EU ingezet om steun te verzamelen voor een Europees fonds voor de binnenvaart. Omdat er in Europa tot op heden echter onvoldoende steun was voor zo’n fonds, heeft IenW de financiering van de energietransitie van de binnenvaart als één van de speerpunten van Nederland benoemd, die Nederland in wil gaan brengen bij de nieuwe Europese Commissie. Verder is er in 2023 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de verduurzaming van de binnenvaart te versnellen. Het advies wijst op emissiehandel en de inzet van biobrandstoffen in plaats van accijnsheffing. De CCR heeft in 2023 besloten om als onderdeel van haar werkprogramma een rekenmethode uit te werken die de basis kan vormen voor een emissielabel voor binnenvaartschepen. Nederland betrekt dit besluit bij de doorontwikkeling van het reeds bestaande Nederlandse emissielabel. In 2023 is ook het eerste op waterstof aangedreven binnenvaartschip in de vaart gekomen. Studies van de CCR wijzen uit dat deze techniek essentieel is voor de energietransitie in de binnenvaart, maar dat dit zonder publieke financiering niet van de grond komt. Tot slot is eind 2023 vanuit het Nationaal Groeifonds-voorstel Zero Emission Services de regeling gericht op batterij-elektrisch varen gepubliceerd.

In 2023 zijn forse stappen gezet om te zorgen dat er in Nederland een verbod komt op varend ontgassen. Sinds 2017 wordt in internationaal verband gewerkt aan dit verbod. Onzekerheid over het moment van ratificatie leidde tot de keuze voor nationale implementatie in Nederland vooruitlopend op ratificatie. Alle juridische stappen daartoe zijn in 2023 gezet en invoering van het verbod zal op 1 juli 2024 een feit zijn.

Daarnaast is ook gewerkt aan versnelling van de fasering van het verbod zodat nog meer stoffen zo spoedig mogelijk onder het verbod zullen vallen. In 2023 zijn de juridische procedures in gang gezet. De verwachting is dat in Nederland het verbod in 2024 uitgebreid zal worden.

De basis voor de toekomst van de binnenvaart is neergelegd in de binnenvaartvisie die eind 2022 aan de Kamer is gestuurd. Hierin wordt geconstateerd dat de binnenvaart ‘goud in handen’ heeft maar dat er wel het nodige moet gebeuren om toekomstbestendig te worden. In de Binnenvaartvisie worden vier grote transitiepaden beschreven die moeten leiden tot een toekomstbestendige binnenvaart: energietransitie, toekomstbestendige vaarwegen, ketenoptimalisatie en innovatie (digitalisering). De Binnenvaartvisie is uitgewerkt in de Actieagenda Toekomst Binnenvaart en 24 november 2023 gedeeld met de Kamer. Om de uitwerking van de Actieagenda Toekomst Binnenvaart in goede banen te leiden is het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving verzocht een Binnenvaarttafel te faciliteren.

Verduurzaming zeevaart

In 2023 is voor de verduurzaming van de zeevaart de inzet in de EU, de International Maritime Organisation (IMO) en op nationaal niveau van belang geweest. Net als bij de binnenvaart is er ook over verschillende Europese maatregelen gericht op de zeevaart een akkoord gekomen, als onderdeel van het Fit-For-55 pakket. IenW heeft een start gemaakt met de Nederlandse implementatie van deze op zeevaart gerichte maatregelen, waaronder de wetswijziging die de zeevaart vanaf 1 januari 2024 onder het Emissiehandelssysteem (ETS) brengt. Daarnaast is in 2023 de IMO  klimaatstrategie succesvol herijkt, waardoor de lange termijndoelen voor de zeevaart flink zijn aangescherpt. Nederland heeft zich ingezet voor een klimaatneutrale zeevaart in 2050. In het uiteindelijke akkoord in IMO is opgenomen dat de zeevaart in of rond 2050 klimaatneutraal moet zijn. In vervolg op de herijking van de klimaatstrategie is gestart met het uitwerkingstraject voor mondiale maatregelen die dit lange termijndoel moeten helpen realiseren. Tot slot is in het afgelopen jaar aan de Roadmap Brandstoftransitie gewerkt, waarin wordt ingegaan op de kansen en uitdagingen van de energietransitie in de zeevaart en de rol van Nederlandse publieke en private partijen hierin. In 2023 is het Maritiem Masterplan goedgekeurd door de NGF-commissie. Hiermee kan een grote stap worden gezet in de verduurzaming van Nederlandse schepen. Daarnaast is ook de sectoragenda voor de Maritieme Maakindustrie vastgesteld. Deze twee aanpakken versterken elkaar.

In 2023 is verder gewerkt aan maatregelen die veilig containertransport over zee moeten bevorderen. Zo is besloten de golfhoogte waarbij de kustwacht containerschepen in stormomstandigheden waarschuwt, te verlagen.

Verder werkte IenW in 2023 aan de verplichting van een elektronische inclinometer voor containerschepen; deze meet en registreert nauwkeurig de slingerhoek op containerschepen. Ook is een rapportageverplichting bij het verliezen van containers aan de lokale maritieme autoriteiten vastgelegd in internationale wetgeving. Het verplichtstellen van een track and trace-systeem van containers in internationaal verband is niet gelukt, maar wordt nu verder opgepakt in Europees verband.

Ontwikkeling havengebieden

In lijn met het beleid van de Havennota 2020‒2030 zijn in 2023 NOVEX ontwikkelperspectieven tot stand gekomen voor de verschillende havens van nationaal belang, zoals NOVEX-gebied de Rotterdamse haven, Amsterdam/Noordzeekanaalgebied en North Sea Port District. Met de NOVEX ontwikkelperspectieven spelen Rijk en regio in op de fysiek-ruimtelijke ontwikkeling van de zeehavens, rekening houdend met de verduurzamingsopgaven in en rondom havens voor een schone, veilige en gezonde leefomgeving. De ontwikkelperspectieven voor de verschillende havengebieden zullen een plek krijgen in de nota Ruimte die in 2024 zal verschijnen. Inzet van de NOVEX-gebieden op ruimtelijke ontwikkeling, verduurzaming en op de grondstoffen, energie- en materialentransitie draagt bij aan de ambitie van het havenbeleid om de krachtige positie van de havens in onze delta-economie te behouden en te versterken zodat de toegevoegde waarde, de bijdrage aan het nationale verdienvermogen en de werkgelegenheid van de zee- en binnenhavens ook in een onzekere toekomst behouden blijven. Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) wordt ingezet op bereikbaarheidsinvesteringen ten behoeve van de havens van nationaal belang, waaronder het realiseren van het basiskwaliteitsniveau op de wegen en vaarwegen . Mainport Rotterdam heeft hierin een bijzondere positie vanwege de economische omvang en schaalgrootte. De inzet van het Rijk op de buisleidingenbundel Delta Rijn Corridor, voor vervoer van waterstof van haven Rotterdam naar Duitsland sluit hier op aan. Vanwege het belang en mogelijke kwetsbaarheid van logistieke goederenstromen is in 2023 sterk ingezet op economische veiligheid, om ongewenste invloeden van buitenlandse mogendheden zoveel als mogelijk te beperken. In de EU wordt gepleit voor totstandkoming van een Europese havenstrategie, mede om daarmee het gelijke speelveld en de concurrentiepositie tussen Europese zeehavens te kunnen bewaken.

Digitalisering

Met de uitvoering van de in 2019 naar de Tweede Kamer gestuurde Goederenvervoeragenda investeert IenW in de realisatie van een volledig geïntegreerd multimodaal transportsysteem. Parallel voert IenW de Digitale Transport Strategie (DTS) uit. Daarbij vervult IenW een pro-actieve regierol op de realisatie van versnelling in de benodigde digitalisering van de informatie-uitwisseling in goederenvervoer en logistiek. In 2023 zijn hiervoor de eerste componenten van een basis data infrastructuur (BDI) ontwikkeld. Ook is begin 2023 de uitvoering van het Nationaal Groeifondsvoorstel Digitale Infrastructuur Logistiek gestart. Dit programma bevat een gerichte aanpak op de versnelde doorontwikkeling en toepassing van de BDI en de verhoging van de benodigde digitale volwassenheid in met name het MKB in de logistieke keten. De DTS bevat ook twee implementaties van EU-verordeningen voor papierloos transport (eFTI) en een maritiem single window (EMSWe). Vanwege vertraging bij het opstellen van de IT specificaties van de eFTI verordening door de Europese Commissie is de nationale implementatietermijn verschoven naar 2026.

Modal shift stimuleringsprogramma

In 2023 hebben we belangrijke stappen gezet bij het realiseren van een betere multimodale benutting van de infrastructuur. Bij het modal shift stimuleringsprogramma zijn eerder dan verwacht voldoende projecten geïdentificeerd om de doelstelling te kunnen realiseren van jaarlijks 441.000 containertransporten van de weg af. Op de corridor Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen e.v. (corridor Zuid) is bovendien een samenwerking gestart met de betrokken provincies en havenbedrijven om het goederenvervoer en de ruimtelijke-economische betekenis hiervan te versterken. Hierbij zijn ook zijn contacten gelegd met de overheden en havens in Vlaanderen om de grensoverschrijdende samenwerking tot stand te brengen. Verder zijn in rijksverband en samen met provincies en bedrijfsleven stappen gezet om in de toekomst binnen de Delta-Rijn corridor transporten van gevaarlijke stoffen via buizen veilig te laten plaatsvinden. In het Topsector Logistiekprogramma 2020-2023 zijn tot slot meer dan 1500 bedrijven aan de slag gegaan met het inzichtelijk maken van hun CO2 uitstoot en is de toegevoegde waarde van ketenregie-activiteiten aan het BBP nominaal gegroeid van € 15,4 miljard in 2015 naar € 18,7 miljard in 2023

Veiligheid

Vanuit de wens om de maritieme veiligheid structureel beter te borgen door een risicogestuurde aanpak, is in november 2020 het Beleidskader maritieme veiligheid naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2019-2020, 31 409, nr. 307). Dit beleidskader omvat zowel de nautische veiligheid (safety) als maritieme security en bevat onder meer een doelstelling en een aantal acties die komende jaren zullen worden opgepakt. In de nota Ongevalscijfers scheepvaart 2022 (Kamerstukken II 2023, 31409, nr. 409) is opgenomen dat ook voor de security op de Noordzee een aantal acties in het Beleidskader maritieme veiligheid is benoemd. De meeste van deze acties zijn inmiddels in gang gezet met behulp van de VNAC gelden om de cyberweerbaarheid binnen de maritieme sector gericht te vergroten en planmatig vorm te geven.

Naar aanleiding van de incidenten bij Nordstream 1 en 2 is in het voorjaar van 2023 onder coördinatie van de minister van IenW het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) opgericht. Het programma heeft als doel het toekomstbestendig beschermen van de beschikbaarheid, continuïteit, vertrouwelijkheid en integriteit van de Noordzee-infrastructuur ten behoeve van de nationale veiligheid («Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur» Kamerstuk 33 450, nr. 118).

Tabel 52 Budgettaire gevolgen van beleid art. 18 Scheepvaart en Havens (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

35.641

85.477

42.649

115.084

47.518

115.127

‒ 67.609

1

         

Uitgaven

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

 
         

1 Scheepvaart en havens

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

 

Opdrachten

19.452

20.759

12.728

12.816

22.776

28.195

‒ 5.419

2

Caribisch Nederland

797

45

61

0

0

100

‒ 100

 

Topsector Logistiek

15.778

14.968

6.448

8.784

10.981

9.096

1.885

 

NGF Project - Digitale Infrastructuur Logistiek

0

0

0

647

8.203

13.868

‒ 5.665

 

Overige Opdrachten

2.877

5.746

6.219

3.385

3.592

5.131

‒ 1.539

 

Subsidies

5.756

7.785

15.990

37.681

45.441

94.910

‒ 49.469

3

NGF Project - Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch

0

0

0

9.500

9.900

15.600

‒ 5.700

 

Innovatieve Duurzame Binnenvaart

0

0

10.444

18.364

21.456

13.330

8.126

 

Walstroom

    

11.346

62.900

‒ 51.554

 

Topsector Logistiek

4.189

1.764

0

4.000

2.585

3.000

‒ 415

 

Stimulering elektrisch varen

0

5.440

4.000

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

1.567

581

1.546

5.817

154

80

74

 

Bijdragen aan agentschappen

1.608

1.667

1.859

3.253

4.051

2.465

1.586

 

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.498

1.417

1.392

2.465

2.810

2.465

345

 

Waarvan bijdrage aan RVO

110

250

467

778

0

0

0

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

0

10

1.241

0

1.241

 

Bijdragen aan medeoverheden

28.701

49.343

35

0

0

3.000

‒ 3.000

4

Bijdrage gemeente Tilburg

0

4.750

0

0

0

0

0

 

Bijdrage provincie Noord-Holland

0

27.638

0

0

0

0

0

 

Bijdragen Caribisch Nederland

28.701

16.714

35

0

0

3.000

‒ 3.000

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

241

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

1.622

1.467

1.525

1.565

2.652

1.581

1.071

 

Waarvan bijdrage aan CCR/IMO (HGIS)

1.123

967

1.025

548

594

550

44

 

Waarvan overige bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

499

500

500

1.017

2.058

1.031

1.027

 

Bijdragen ZBO's/RWT's

0

0

244

108

347

100

247

 
         

Ontvangsten

427

643

738

495

620

0

620

 

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere realisatie van het verplichtingenbudget van per saldo € - 67,6 miljoen is het gevolg van:

    • Een verlaging van het verplichtingenbudget voor de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2022-2023 en de nog te publiceren tijdelijke subsidieregeling walstroom klimaat waarvoor in totaal ‒ € 36,9 miljoen naar latere jaren is geschoven. Dit als gevolg van een lagere interesse in de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen en een vertraging bij de voorbereidende werkzaamheden van de walstroomregeling klimaat.

    • Een verlaging van het verplichtingenbudget voor een betere aansluiting op de uitvoering van de Nationaal Groeifonds projecten Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch (- € 15,6 miljoen) en Digitale Infrastructuur en Logistiek (- € 13,7 miljoen).

    • Een verlaging van de verplichtingen als gevolg van een vertraging in het verkrijgen van benodigde vergunningen voor de wederopbouw van de haven op Saba (- € 3,0 miljoen).

    • Een verlaging van de verplichtingen voor de uitvoering van diverse subsidieregelingen door RVO (- € 7,9 miljoen).

    • Een hogere realisatie van het verplichtingenbudget van in totaal € 9,7 miljoen, met name als gevolg van ontvangen budget uit de aanvullende post (€ 8,0 miljoen) en budget dat doorgeschoven is vanuit het voorgaande jaar (€ 1,7 miljoen) voor de tijdelijke subsidieregeling binnenvaartschepen 2021-2026.

    • Het resterende saldo wordt verklaard door diverse kleinere mutaties (- € 0,2 miljoen)

  • 8. De lagere realisatie van het opdrachtenbudget (- € 5,4 miljoen) is met name het gevolg van een lagere realisatie op het Nationaal Groeifonds project Digitale Infrastructuur en Logistiek (- € 5,7 miljoen). Via het Nationaal Groeifonds wordt dit budget beschikbaar gesteld in latere jaren. Ook zijn er lagere uitgaven gerealiseerd op diverse opdrachten op het gebied van zeevaart en zeehavens van ‒ € 1,5 miljoen. Daarnaast heeft een overboeking van het MF naar HXII plaatsgevonden voor het uitvoeren van opdrachten voor de Topsector Logistiek (€ 1,8 miljoen).

  • 9. De lagere realisatie van het subsidiebudget (- € 49,5 miljoen) betreft met name een lagere realisatie op de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2022-2023 en de nog te publiceren tijdelijke subsidieregeling walstroom klimaat (- € 51,2 miljoen). Het kasritme is bijgesteld vanwege lagere interesse in de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2022-2023 (stikstof) en een vertraging bij het opstellen van de subsidieregeling Walstroom klimaat. Daarnaast is er vertraging opgetreden in de uitvoering en publicatie van een subsidieregeling voor Nationaal Groeifonds project Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch (- € 5,7 miljoen). Hiertegenover staat een hogere realisatie van het kasbudget van € 8,1 miljoen voor de tijdelijke subsidieregeling binnenvaartschepen 2021-2026, wat met name het gevolg is van ontvangen budget uit de Aanvullende Post. Het resterende saldo van ‒ € 0,7 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties.

  • 10. De lagere realisatie is een gevolg op de bijdrage voor medeoverheden ontstaat door een vertraging bij de werkzaamheden voor wederopbouw van de haven op Saba (- € 3,0 miljoen).

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Scheepvaart en Havens (€ 75,3 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 22,8 miljoen)

    • Topsector Logistiek (€ 11,0 miljoen). Voor de Topsector Logistiek zijn opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek. In 2023 werd in totaal voor € 11,0 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd. De activiteiten richten zich op het bereiken van een sterk concurrerende en emissieloze logistiek en hebben betrekking op de volgende drie toepassings-gebieden: stadslogistiek, supply chains en corridors en knooppunten. Het programma Topsector Logistiek 2020-2023 is hiermee afgerond. Een resultatenboek met de resultaten van zowel de opdrachten als de subsidies is gepubliceerd: Voorpagina - Resultatenboek 2023 (topsectorlogistiek.nl).

    • NGF-Project: Digitale Infrastructuur Logistiek (DIL) (€ 8,2 miljoen). In april 2022 is door het Nationaal Groeifonds € 51,1 miljoen beschikbaar gesteld voor de verbetering en versnelde adoptie van een basis data infrastructuur voor goederenvervoer en logistiek. In 2023 is in het programma DIL een bedrag van € 8,2 miljoen uitgegeven.

    • Overige opdrachten (€ 3,6 miljoen). Het grootste deel bestaat uit Opdrachten Zeehavens / Zeevaart (€ 1,7 miljoen) en opdrachten DTS (€ 1,1 miljoen). Voor de uitvoering van de Digitale Transport Strategie is budget beschikbaar voor de implementatie van twee EU-verordeningen, de realisatie van de Basis Data Infra- structuur en de adoptie en opschaling van innovaties op de Goederenvervoercorridors. Het resterende budget ( 0,8 miljoen) is besteed aan diverse opdrachten voor vernieuwing, verduurzaming en verbeteren van de veiligheid van de binnenvaart is het benodigde budget begroot.

  • 5. Subsidies (€ 45,4 miljoen)

    • Nationaal Groeifonds: Zero Emissie Binnenvaart batterij elektrisch (€ 9,9 miljoen). In 2023 is de gestart met de tijdelijke subsidieregeling elektrificatie binnenvaartschepen 2023-2027. In 2023 zijn nog geen subsidies verstrekt. De regeling is in december 2023 gepubliceerd. Daarnaast is in 2023 een subsidieverstrekking gedaan ten behoeve van aanleg laadstations en aankoop batterijcontainers.

    • Verduurzaming binnenvaartschepen (€ 21,5 miljoen). In 2023 is binnen deze regeling € 17,0 miljoen aan motorvervanging gesubsidieerd en € 4,5 miljoen aan de aanschaf en installatie van SCR-katalysatoren (in combinatie met een roetfilter).

    • Walstroom (€ 11,3 miljoen). 2023 was het laatste jaar van de tijdelijke subsidieregeling walstroom voor zeeschepen ten behoeve van de stikstofopgave. In 2022 en 2023 hebben in totaal 17 grotere en kleinere walstroomprojecten subsidie ontvangen in North Seaport, Rotterdam, Vlaardingen, Schiedam, IJmuiden, Amsterdam en Den Helder. Er is in 2023 € 11,3 miljoen aan deze subsidie uitgegeven.

    • Topsector Logistiek ( 2,6 miljoen). Met de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek 2022-2026 wordt onderzoek gesubsidieerd dat bijdraagt aan de transitie naar duurzame, concurrerende en veilige logistieke ketens en goederenvervoer als onderdeel van de Gezamenlijke Ambitie, Logistiek en goederenvervoer in 2050: concurrerend, duurzaam en veilig (Deel A) en de emissiereductie in de bouw door de ontwikkeling van effectieve bouwlogistieke ketens, de ontwikkeling van verdere digitalisering, of ketenregieactiviteiten als onderdeel van de aanpak Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) (Deel B). Hiervoor was in 2023 3 miljoen respectievelijk € 5,5 miljoen beschikbaar.

    • Overige susbsidies (€ 0,2 miljoen). € 0,1 miljoen heeft betrekking op de verlening van een subsidie voor de voortzetting van de Basisvisierecreatietoervaartnet (BRTN) aan Stichting Waterrecreatie Nederland. Daarnaast is in 2023 door het IenW een subsidie van € 50.000 verstrekt aan de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). De subsidie is bedoeld voor de ontwikkeling van een CEN (en hopelijk ook ISO) norm voor de bunkeraansluiting van methanol in de binnenvaart. Het gaat om een traject met een looptijd van 3 jaar en het bedrag dekt het ontbrekende deel van de financiering.

  • 11. Bijdragen aan agentschappen (€ 4,1 miljoen). Betreft met name bijdragen aan RWS. In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd

  • 12. Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 2,7 miljoen).Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland € 0,6 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en € 0,5 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan het European Inland Waterway Transport (IWT) platform € 0,4 miljoen, de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol verschuldigd. Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de gelden uit het reservefonds het European Inland Waterway Transport (IWT)-platform opgericht.In 2023 is een bijdrage van € 1,1 miljoen verstrekt aan het International Oil Pollution Compensation Funds (IOPC Fonds). Het IOPC Fonds is een internationaal schadefonds voor ongevallen met olietankers ondergebracht bij de International Maritime Organisation. Het fonds wordt bekostigd door bedrijven in deze sector. Door faillissement van een aantal bedrijven dient de Staat de daardoor niet betaalde bijdrage te compenseren aan het fonds.

  • 13. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,3 miljoen). Voor het uitvoeren van een wettelijke taak Nationaal Register, uitvoering van de Single Point of Contact, is € 0,2 miljoen aan de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB) beschikbaar gesteld. Verder is € 0,1 miljoen aan het CBR uitgegeven voor het doen van diverse uitvoeringstoetsen voor beroepskwalificaties van onder meer examens in het engels.

Tabel 53 Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdsdtuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds

1.260.237

 

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet

98.156

 

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet

1.358.393

Waarvan

  

15.01

Verkeersmanagement

9.856

15.02

Beheer onderhoud en vervanging

457.760

15.03

Aanleg

323.901

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

131.564

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

435.312

15.07

Investeringsruimte

0

Tabel 54 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds

637

 

Andere ontvangsten van artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

 
 

Totale uitgaven op artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

637

Waarvan

  

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

637

Licence