Algemene doelstelling
Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.
(Doen) uitvoeren
Rollen en verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).
Regisseren
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:
-
– De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor deze normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.
-
– De in 2015 vastgestelde maritieme strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de stad en leefomgeving.Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenM zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.
-
– Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.
-
– De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot maritiem beleid.
-
– IenM draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water.
-
– Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.
Indicatoren en Kengetallen
Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Realisatie 2011 | Realisatie 2012 | Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Streefwaarde 2016 en 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdtransportas | 67% | 68% | 69% | 70% | 68% | 85% |
Hoofdvaarweg | 79% | 78% | 80% | 80% | 80% | 75% |
Overige vaarweg | 92% | 93% | 92% | 92% | 91% | 70% |
Bron: RWS, 2015
Toelichting
De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Voor elk type vaarweg wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt, naast geplande onderhoudsmaatregelen voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de trajecten tussen Rotterdam en Zeeland. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.
Basis waarde 2005 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal Nederlandse Zeehavens | 44,9 | 47,8 | 47,2 | 47,9 | 47,5 | 47,2 | 48,1 |
Mainport Rotterdam | 34,9 | 37,0 | 36,3 | 37,0 | 36,6 | 36,2 | 37,3 |
Overige Nederlandse Zeehavens | 10,0 | 10,8 | 10,9 | 10,9 | 10,9 | 11,0 | 10,8 |
Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad, 2011–2015 IenM
Toelichting
Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.
«Totaal Nederlandse Zeehavens» laat in 2015 weer een lichte stijging van het marktaandeel zien ten opzichte van voorgaande jaren. Met name Mainport Rotterdam, die na een lichte stijging in 2012 in 2013 en 2014 marktaandeel verloor, laat een behoorlijke stijging van het marktaandeel zien. Het marktaandeel van de overige Nederlandse zeehavens laat een lichte daling zien.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag2 | ||||||
Aantallen | ||||||
Handelsvaart | 725 | 769 | 800 | 822 | 808 | 790 |
Zeesleepvaart | 249 | 235 | 247 | 260 | 258 | 275 |
Waterbouw | 120 | 156 | 169 | 168 | 167 | 171 |
Totaal | 1.094 | 1.160 | 1.216 | 1.250 | 1.233 | 1.236 |
Bruto tonnage (GT) (x 1.000) | ||||||
Handelsvaart | 6.075 | 6.883 | 6.740 | 7.045 | 6.978 | 6.572 |
Zeesleepvaart | 310 | 290 | 362 | 347 | 360 | 409 |
Waterbouw | 450 | 513 | 531 | 533 | 537 | 531 |
Totaal | 6.835 | 7.686 | 7.633 | 7.925 | 7.875 | 7.512 |
Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer3 | ||||||
Aantallen | ||||||
Handelsvaart | 433 | 422 | 408 | 403 | 403 | 432 |
Zeesleepvaart | 459 | 456 | 477 | 498 | 519 | 512 |
Waterbouw | 63 | 55 | 55 | 52 | 52 | 62 |
Totaal | 955 | 933 | 940 | 953 | 974 | 1.006 |
Bruto tonnage (GT) (x 1.000) | ||||||
Handelsvaart | 5.259 | 5.232 | 5.072 | 5.517 | 5.987 | 6.500 |
Zeesleepvaart | 1.011 | 1.298 | 1.640 | 1.612 | 1.643 | 1.740 |
Waterbouw | 251 | 210 | 264 | 248 | 285 | 312 |
Totaal | 6.521 | 6.740 | 6.976 | 7.377 | 7.915 | 8.552 |
Toelichting
Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.
Aantal scheepvaartongevallen (inclusief visservaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2005 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
Zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO) | 1 | 1 | 0 | 4 | 2 | 0 | 0 |
Ernstige scheepvaartongevallen | 4 | 9 | 4 | 15 | 13 | 12 | 11 |
Totaal (ESO) | 5 | 10 | 4 | 19 | 15 | 12 | 11 |
Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1 | |||||||
Aantal significante scheepsongevallen | 96 | 164 | 159 | 161 | 136 | 138 | 157 |
Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag) | |||||||
Aantal doden | 7 | 4 | 8 | 4 | 9 | 4 | 5 |
Aantal gewonden | 49 | 45 | 63 | 58 | 27 | 44 | 35 |
Bron: RWS, 2015
Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.
Toelichting
In 2015 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee elf ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) geregistreerd. Er hebben in 2015 geen ZESO’s plaatsgevonden. De elf ESO’s zijn als volgt verdeeld: koopvaardij (vijf), visserij (vier) en recreatievaart (twee). Sinds 2012 is de registratie en classificatie van scheepsongevallen op de Noordzee aanzienlijk verbeterd en verfijnd. Dit heeft tot het inzicht geleid dat de historische reeks 2004–2011 waarschijnlijk een onderschatting van het aantal ESO’s geeft dat in werkelijkheid is opgetreden. Om een goede uitspraak te kunnen doen over de ontwikkeling van de veiligheid van scheepvaart op de Noordzee moet vanaf 2012 een nieuwe historische reeks van ESO’s worden opgebouwd. De historische reeks van ZESO’s wordt wel betrouwbaar geacht.
Het aantal geregistreerde significante scheepsongevallen op het binnenwater lag in 2015 op 157. Het aantal was iets hoger dan eerder gerapporteerd is voor 2013 en 2014 en ligt op het niveau van de getallen gerapporteerd over 2010, 2011 en 2012. Jaarlijks treedt variatie in het aantal ongevallen op en veranderingen in het aantal scheepsongevallen moet daarom over een langere periode gevolgd worden, voor uitspraken over veranderingen in de veiligheid gedaan kunnen worden. De variatie in aantal ongevallen ontstaat doordat het optreden van ongevallen deels door toeval wordt bepaald. Ook is de registratiegraad van scheepsongevallen niet altijd constant.
In 2015 vielen vijf doden bij scheepsongevallen. Vier doden vielen bij de recreatievaart, 1 bij de beroepsvaart. Naar aanleiding van een aantal ernstige scheepsongevallen in de recreatievaart in 2013, waarbij negen dodelijke slachtoffers vielen, is sprake van een hoger aantal doden dan gemiddeld. Onderzoek heeft uitgewezen dat structurele beleidswijzigingen niet noodzakelijk zijn. De watersportsector heeft naar aanleiding van de ongevallen zelf initiatief genomen om te komen tot verbetermaatregelen.
Beleidswijzigingen
In 2017 zijn er geen beleidswijzigingen. De met de rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015 – 2025 (Kamerstukken II 2014–2015 31 409, nr. 70) ingezette koers wordt ook in 2017 voortgezet. Daarbij zal in 2017 nog meer accent worden gelegd op interdepartementale samenwerking bij de uitwerking van de maritieme strategie.
Inhoudelijk richt het maritieme beleid zich op zes grote thema’s: Human Capital, Innovatie, Handel, Bereikbaarheid, Veiligheid en Milieu en Veiligheidsdreigingen en Stabiliteit. Bij de uitwerking van deze thema’s zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Concreet betekent dit dat in 2017 het accent en de beleidsfocus nog meer komt te liggen op:
-
– Oplossingen die de gehele maritieme cluster versterken in plaats van oplossingen die zich richten op versterking van afzonderlijke deelsectoren van de maritieme cluster.
-
– Maatwerkoplossingen waarbij beter rekening wordt gehouden met de wensen en kenmerken van specifieke gebruikersgroepen.
-
– Het beter benutten van infrastructuur.
-
– Het functioneren van de logistieke keten als geheel en ladingstromen in plaats van een focus op afzonderlijke vervoersmodaliteiten.
-
– Informatiestromen (naast fysieke stromen).
-
– Duurzame in plaats van incidentele oplossingen.
Het in 2016 aflopende werkprogramma zeehavens zal in 2017 worden vervolgd in een nieuw werkprogramma. Hierbij zal meer focus aangebracht worden op de thema’s waar de betrokken partners met elkaar het verschil kunnen maken. Versterking van de concurrentiepositie van de havens en het havenbedrijfsleven zal uitgangspunt blijven.
Begin 2016 is een beleidsdoorlichting voor het gehele beleidsartikel van start gegaan. De afronding daarvan is voorzien eind 2016.
Budgettaire gevolgen van beleid
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 30.508 | 37.571 | 11.665 | 4.098 | 4.197 | 4.244 | 4.738 | |
Uitgaven: | 10.932 | 26.385 | 27.752 | 17.315 | 14.197 | 11.222 | 4.738 | |
Waarvan juridisch verplicht | 97% | |||||||
18.01 | Scheepvaart en havens | 10.932 | 26.385 | 27.752 | 17.315 | 14.197 | 11.222 | 4.738 |
18.01.01 | Opdrachten | 6.279 | 19.122 | 16.908 | 9.878 | 8.402 | 7.886 | 2.120 |
– Topsector logistiek | 4.909 | 16.013 | 15.323 | 7.967 | 6.469 | 5.931 | 0 | |
– Overige opdrachten | 1.370 | 3.109 | 1.585 | 1.911 | 1.933 | 1.955 | 2.120 | |
18.01.02 | Subsidies | 2.200 | 4.787 | 8.225 | 4.819 | 3.177 | 718 | 0 |
– Topsector logistiek | 1.750 | 4.337 | 7.775 | 4.819 | 3.177 | 718 | 0 | |
– Overige subsidies | 450 | 450 | 450 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
18.01.03 | Bijdrage aan agentschappen | 1.283 | 1.290 | 1.441 | 1.441 | 1.441 | 1.441 | 1.441 |
– waarvan bijdrage aan RWS | 1.283 | 1.290 | 1.441 | 1.441 | 1.441 | 1.441 | 1.441 | |
18.01.05 | Bijdragen aan internationale organisaties | 1.170 | 1.186 | 1.178 | 1.177 | 1.177 | 1.177 | 1.177 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Extracomptabele verwijzingen
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds | 778.903 | 909.789 | 997.938 | 858.087 | 779.931 | |
Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds | 93.675 | 120.617 | 127.927 | 100.240 | 59.500 | |
Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds | 872.578 | 1.030.406 | 1.125.865 | 958.327 | 839.431 | |
waarvan | ||||||
15.01 | Verkeersmanagement | 8.428 | 8.428 | 8.428 | 8.428 | 8.428 |
15.02 | Beheer, onderhoud en vervanging | 366.969 | 382.587 | 326.299 | 298.791 | 236.016 |
15.03 | Aanleg | 186.361 | 302.555 | 285.586 | 203.503 | 262.811 |
15.04 | Geïntegreerde contractvormen/PPS | 10.904 | 40.448 | 211.999 | 155.058 | 41.970 |
15.06 | Netwerkgebonden kosten HVWN | 299.916 | 296.388 | 293.553 | 292.547 | 290.206 |
15.07 | Investeringsruimte | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds | 6.866 | 4.316 | 3.796 | 1.690 | 2.934 | |
Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds | 6.866 | 4.316 | 3.796 | 1.690 | 2.934 | |
waarvan | ||||||
17.06 | Project Mainportontwikkeling Rotterdam | 6.866 | 4.316 | 3.796 | 1.690 | 2.934 |
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds | 4.723 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Andere ontvangsten van artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Totale uitgaven op artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds | 4.723 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
waarvan | ||||||
18.03 | Intermodaal vervoer | 4.723 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Belastinguitgaven (x € mln) | Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016 | 2016 MN2017 | Beleid 2017 | Endogeen 2017 | Endogeen in % | 2017 MN2017 |
---|---|---|---|---|---|---|
Verlaging lastendruk op ondernemingen | ||||||
Willekeurige afschrijving zeeschepen | 0 | 3 | 0 | 0 | 0,0% | 3 |
Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting) | 0 | 120 | 0 | 0 | 0,0% | 120 |
Verlaging lastendruk op arbeid | ||||||
Afdrachtvermindering zeevaart | 1 | 116 | 0 | 3 | 2,3% | 119 |
Acczijns | ||||||
Vrijstelling communautaire wateren | 37 | 1.284 | 4 | 5 | 0,4% | 1.293 |
Bron: Bijlage 6 van de Miljoenennota 2017
18.01 Scheepvaart en havens
Budgetflexibiliteit
De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.
Voor de Topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget voor IenM opdrachten voor de topsector Logistiek is grotendeels juridisch verplicht.
Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM, de uitvoering van inningstaken betreffende het Verkeersbegeleidingstarief door de Belastingdienst/douane en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen. De bijdrage aan kennismakingsstages zeevaart en koopvaardij is conform de vastgestelde subsidieregeling verplicht.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.
18.01 Scheepvaart en havens
Toelichting op de financiële instrumenten
18.01.01 Opdrachten
-
– IenM draagt financieel jaarlijks bij aan de ACM voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen. De overige kosten van het toezicht worden via het loodstarief doorberekend aan de scheepvaart.
-
– Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.
-
– In 2017 zal het in 2016 aflopende werkprogramma Zeehavens worden verlengd met nieuwe acties om samen met de Nederlandse havenbedrijven en het havenbedrijfsleven de concurrentiepositie van de zeehavens te versterken.
-
– Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in IMO- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).
-
– De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, de bevordering van de aanwas in het maritieme onderwijs, het monitoren van de arbeidsmarkt en het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.
-
– Voor de topsector Logistiek worden de opdrachten op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2016 en 2017 via het programmasecretariaat van de topsector uitgezet. Het programma is onderverdeeld in tien acties. Voor 2017 wordt in totaal voor € 15,3 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd.
18.01.02 Subsidies
-
– Een grotere instroom in het nautisch onderwijs is voor een voldoende aanbod van zeevarenden gewenst. IenM heeft de regeling voor kennismakingstages voor potentiële studenten tot 2018 verlengd. Dit heeft een positief effect op de wervingskracht van het nautische onderwijs.
-
– Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2016 en 2017 via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.
-
– Voor innovaties in de binnenvaart gericht op verduurzaming is er in 2016 en 2017 een subsidieregeling Innovaties Duurzame Binnenvaart ter grootte van € 0,2 miljoen per jaar.
18.01.03 Bijdragen aan agentschappen
In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.
18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties
Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA) de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol verschuldigd.