Base description which applies to whole site

3.7 Artikel 18 Scheepvaart en Havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten die de minister tot zijn beschikking heeft, is opgenomen in de tabel van de budgettaire gevolgen van beleid, zoals verderop in het artikel is gepresenteerd.

Tabel 73 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid artikel 18 (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Verplichtingen

47.518

345.389

147.983

113.868

133.012

108.120

117.822

        

Uitgaven

75.267

113.327

253.376

183.161

186.220

146.567

118.894

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Scheepvaart en Havens

75.267

113.327

253.376

183.161

186.220

146.567

118.894

        

Ontvangsten

620

895

0

0

0

0

0

Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Scheepvaart en Havens. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 74 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. Met het walstroomprogramma stimuleert IenW de verduurzaming van havens en scheepvaart met als doel te voldoen aan de Europese verplichtingen uit de EU.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. De Minister zet in op intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen die betrokken zijn bij de maritieme beleidsopgaven. De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister zet zich regionaal en internationaal in voor gelijke normen in de EU en in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdvaarwegennet. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Mobiliteitsfonds. Via het Mobiliteitsfonds (artikel 11,15 en 17) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Rijkswaterstaat (RWS) voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit.

Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Voor het artikel Scheepvaart en Havens zijn zes subdoelstellingen geformuleerd. Deze subdoelstellingen leveren een bijdrage aan het bereiken van de algemene doelstelling. Voor iedere subdoelstelling zijn tevens een of meerdere specifieke doelstellingen geformuleerd. Onder de meetbare gegevens zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstellingen. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie.

De samenhang tussen de doelstellingen en de meetbare gegevens is onderstaand weergegeven.

Tabel 75 Doelenboom artikel 18

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

Specifieke doelstelling 1

Specifieke doelstelling 2

Specifieke doelstelling 3

Specifieke doelstelling 4

Specifieke doelstelling 5

Het verbeteren van de maritieme veiligheid.

Het realiseren van een robuust vaarwegennetwerk en behouden van krachtige (zee)havens.

Het versterken van de scheepvaart in de energietransitie.

Werken aan een sociaal economische gezonde scheepvaart.

Het realiseren van een multimodaal goederenvervoersysteem waarin de kracht van elke modaliteit optimaal gebruikt wordt.

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

1. Het borgen en verbeteren van de bescherming van de Noordzee infrastructuur.

1. Het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdvaarwegennet.

1. Implementatie van de Europese Fit for 55 voorstellen gericht op de zeevaart, binnenvaart en havens.

1. De kennis en kunde van zeevarenden op peil houden.

1. Verder ontwikkelen van de modal shift tussen modaliteiten weg, vaarweg en spoor.

2.Behouden van strategische autonomie in de maritiem logistieke sector.

2. Toewerken naar toekomstbestendige vaarwegen: klimaatadaptief en betrouwbaar.

2. Vormgeving en implementatie van internationaal normerend en beprijzend beleid.

2. Zorgen voor een gunstig vestigingsklimaat.

2. Versterken van de digitale samenwerking door ontwikkeling en toepassing van instrumenten om data de delen.

3. Verbeteren en versterken van de weerbaarheid van de maritieme sector.

3. Het behouden van een leidende en krachtige positie van de Nederlandse zeehavens in de economie van de toekomst.

3. Faciliteren en stimuleren van Nederlandse maritieme sectorpartijen invulling te geven aan de energietransitie.

3. Vergemakkelijken en bevorderen van de zeevaart als modaliteit.

3. Facilteren en stimuleren van buisleidingtransport als onderdeel van het multimodale transportsysteem.

4. Tegengaan van ondermijning en drugsproblematiek in de havens.

    

5. Het borgen van maritieme noodhulp.

    

6. Verbeteren van de nautische veiligheid.

    

Meetbare gegevens

1. Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee

2.Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren

3. Passeertijd sluizen

4.Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebieden

5. Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage van de Nederlandse vloot

Specifieke doelstelling 1: Het verbeteren van de maritieme veiligheid.

Motivering

Het verbeteren van de maritieme veiligheid door risico’s in kaart te brengen, deze te analyseren en te beheersen tot een acceptabel niveau (risicogerichte aanpak).

Subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: Het borgen en verbeteren van de bescherming van de Noordzee infrastructuur.

Het borgen en waar nodig verbeteren van de bescherming van de Noordzee infrastructuur zowel nationaal als internationaal. Daarbij is ook de bescherming van eventuele aanlandpunten van kabels en leidingen in havengerelateerd gebied van belang.

Subdoelstelling 2: Behouden van strategische autonomie in de maritiem logistieke sector.

Behouden van strategische autonomie in de maritiem logistieke sector, met name in de zeehavens. Hiervoor zal een position paper inzake een Europese Havenstrategie opgesteld worden.

Subdoelstelling 3: Verbeteren en versterken van de weerbaarheid van de maritieme sector.

Verbeteren en versterken van de weerbaarheid van de maritieme sector. De toenemende cyber security dreiging voor organisaties in de haven en de implementatie van twee Europese richtlijnen (NIS2 en CER) maakt dat dit van groot belang is.

Subdoelstelling 4: Tegengaan van ondermijning en drugsproblematiek in de havens.

Tegengaan van ondermijning en drugsproblematiek in de havens. Hiertoe neemt IenW deel aan het havenplatform. Dit platform, waarbij meerdere EU lidstaten samen zullen werken, is bedoeld om (opsporings)informatie bij elkaar te brengen. 

Subdoelstelling 5: Het borgen van maritieme noodhulp.

Het borgen van maritieme noodhulp. De brand op de Fremantle Highway heeft laten zien dat bij incidenten op de Noordzee adequate en snelle hulpverlening van essentieel belang is. Om maritieme noodhulp in de toekomst te blijven borgen en ons voor te bereiden op conclusies en aanbevelingen vanuit onderzoeken, zijn we in 2024 gestart met de herziening van de beleidsbrief maritieme en aeronautische noodhulp op de Noordzee.

Subdoelstelling 6: Verbeteren van de nautische veiligheid.

Op basis van het beleidskader maritieme veiligheid ‘In Veilige Vaart Vooruit’ (2020) (Kamerstuk II, 2020–2021, 31 409, nr. 307), wordt gewerkt volgens een risicogestuurde aanpak. Onderdeel daarvan is de inzet op de nautische veiligheid op de Nederlandse binnenwateren. Gelet op de toenemende drukte op de binnenwateren en een toename van het aantal (dodelijke) ongevallen wordt de (beleids)inzet op nautische veiligheid de komende jaren geïntensiveerd.

Specifieke doelstelling 2: Het realiseren van een robuust vaarwegennetwerk en het behouden van krachtige (zee)havens.

Motivering

Rijkswaterstaat beheert het netwerk van het hoofdvaarwegennet en dat geldt ook voor kunstwerken zoals sluizen en bruggen. Het in stand houden van een robuust hoofdvaarwegennetwerk. Het realiseren van een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden door te investeren in het hoofdvaarwegennetwerk door middel van exploitatie, onderhoud en vernieuwing (EOV), ontwikkeling en benutting, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens.

De uitgaven voor het hoofdvaarwegennetwerk vinden op artikel 15 van het Mobiliteitsfonds plaats.

De overheid en de havens willen er samen voor zorgen dat de Nederlandse (zee)havens hun leidende en krachtige positie kunnen behouden in de economie van de toekomst die duurzaam, digitaal en verbonden is. Jaarlijks wordt een havenmonitor opgesteld. De havenmonitor biedt een overzicht van de economische betekenis van de Nederlandse zeehavens. In de havenmonitor wordt primair gebruik gemaakt van een viertal indicatoren: werkgelegenheid, toegevoegde waarde, omzet en bedrijfsvestigingen.

Subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: Het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdvaarwegennet.

Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het behouden van de huidige functie van de infrastructuur door middel van exploitatie, onderhoud en vernieuwing. Hiertoe is het basiskwaliteitsniveau (BKN) ontwikkeld. Met het BKN wordt toegewerkt naar een stabiel en langjarig onderhoudsniveau met een kwaliteit waar de gebruiker op kan rekenen. Voor de instandhoudingswerkzaamheden krijgt Rijkswaterstaat één integrale 8-jarige opdracht, waarbij afspraken zijn gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden en de prestaties met daarbij horende (streef)waarden. De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in indicatoren. Het vernieuwingsprogramma (programma Vervanging en Renovatie) kent een technische aanleiding, namelijk het einde van de technische levensduur van onderdelen en objecten in het hoofdvaarwegennet. Door het vernieuwen van objecten en onderdelen worden de beschikbaarheid en veiligheid van de netwerken op lange termijn geborgd.

Alle objecten die onderdeel uitmaken van het hoofdvaarwegennet – de vaarwegen, sluizen en over- en onderdoorgaande infrastructuur – in stand houden. Met de instandhouding wordt de veiligheid en het functioneren van deze infrastructuur behouden en geborgd, zowel door beheer en onderhoud als vervanging en renovatie. Via de Beleidsbegroting HXII wordt aan Rijkswaterstaat een bijdrage verstrekt in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). Rijkswaterstaat ontvangt tevens via artikel 15 van het Mobiliteitsfonds de bijdrage voor de uitvoering van de instandhoudingsopgave van het hoofdvaarwegennet. Zie hiervoor de extracomptabele verwijzingen op dit artikel.

Subdoelstelling 2: Toewerken naar toekomstbestendige vaarwegen: klimaatadaptief en betrouwbaar.

Daar waar het bij instandhouding gaat het om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur richt de ontwikkeling van het areaal zich op de toevoeging van functies of op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur. In het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) zijn onder andere de Rijksprojecten en Rijksprogramma’s opgenomen, waarmee wordt gewerkt aan de bereikbaarheid, veiligheid en ruimtelijke inrichting van Nederland. De rijksinvesteringen in het MIRT op het hoofdwegennet worden (hoofdzakelijk) bekostigd uit het Mobiliteitsfonds. Via de Beleidsbegroting HXII worden opdrachten verstrekt aan Rijkswaterstaat voor beleidsondersteuning en advies op het gebied van Rijkswegen. Rijkswaterstaat ontvangt tevens via artikel 15 van het Mobiliteitsfonds de bijdrage voor de uitvoering van de instandhoudingsopgave van het hoofdvaarwegennet. Zie hiervoor de extracomptabele verwijzingen op dit artikel.

Subdoelstelling 3: Het behouden van een leidende en krachtige positie van de Nederlandse zeehavens in de economie van de toekomst.

Het havenbeleid van de Havennota 2020-2030 gaat uit van vijf havens van nationaal belang die in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) prioriteit hebben voor investeringen in bereikbaarheid over weg, water en spoor. Het nationale belang wordt bepaald op basis van de op- en overslag van goederen en de bijdrage aan de nationale economie en werkgelegenheid. Dit zijn mainport Rotterdam, Moerdijk, Amsterdam/Noordzeekanaalgebied, Groningen (Eemshaven en Delfzijl) en North Sea Port (in Nederland: Vlissingen en Terneuzen).

Specifieke doelstelling 3: Het versterken van de scheepvaart in de energietransitie.

Motivering

Een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050. Om klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren en onze koploper inzet waar te maken, zijn al in de komende jaren concrete verduurzamingsstappen nodig, om onrealistische transitiepaden te voorkomen. Een goede mix en balans van normering, beprijzing en stimulering/facilitatie is hierin belangrijk. Gezien het internationale karakter van scheepvaart, zullen we streven naar normering en beprijzing instrumentatie op globaal (IMO) en regionaal (EU/ CCR) niveau, waarbij vormgeving en implementatie van internationaal beleid plaats kan vinden door nationale inzet.

Subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: Implementatie van de Europese Fit for 55 voorstellen gericht op de zeevaart, binnenvaart en havens.

Het betreft de implementatie van de Europese Fit for 55 voorstellen gericht op de zeevaart, binnenvaart en havens.

Subdoelstelling 2: Vormgeving en implementatie van internationaal normerend en beprijzend beleid.

Het betreft de vormgeving en implementatie van internationaal normerend en beprijzend beleid gericht op de broeikasgasuitstoot van schepen, met aandacht voor een internationaal gelijk speelveld.

Subdoelstelling 3: Faciliteren en stimuleren van Nederlandse maritieme sectorpartijen invulling te geven aan de energietransitie.

Vormgeving en implementatie van faciliterend en stimulerend beleid waarmee Nederlandse maritieme sectorpartijen, inclusief de duurzame brandstofketen, in staat worden gesteld invulling te geven aan de energietransitie, en waarbij zij de kansen die deze transitie biedt kunnen benutten. (Denk hierbij o.a. aan het Maritiem Masterplan ).

Specifieke doelstelling 4: Werken aan een sociaal economische gezonde Hoofscheepvaart.

Motivering

Met behulp van een toekomstbestendige, economisch gezonde en internationaal concurrerende zeevaart- en waterbouwsector bijdragen aan het borgen van onze nationale vitale belangen door maritieme kennis, kunde en sector te behouden en te versterken. Voor dit specifieke doel geldt dat de formulering in ontwikkeling is. Deze wordt in een visietraject met betrokken externe stakeholders verder uitgewerkt.

De zeevaart- en waterbouwsector zijn beiden van strategisch belang voor Nederland.  Deze sectoren dragen economisch bij en leveren tevens maritieme kennis voor de maritieme cluster op nationaal en mondiaal niveau. Dit is o.a. van belang voor uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen en het bereikbaar houden van de vaarwegen. Om deze sectoren voor Nederland te behouden, moeten de sectoren vanuit Nederland kunnen concurreren en over gekwalificeerd (hoogopgeleid) personeel kunnen beschikken.

Subdoelstellingen

Subdoelstelling 1: De kennis en kunde van zeevarenden op peil houden.

Nieuwe ontwikkelingen in de markt vragen om verrijking van de kennis en kunde van zeevarenden en aanpassing van de trainingen en trainingsstandaarden. Daaraan wordt bijgedragen door deelname aan overleg in de Internationale Maritieme Organisatie ten behoeve van internationale regelgeving voor trainingsstandaarden voor zeevarenden en waar nodig aangevuld met nationale regelgeving.

Subdoelstelling 2: Zorgen voor een gunstig vestigingsklimaat.

Een gunstig vestigingsklimaat met een gelijk speelveld en deugdelijke arbeidsvoorwaarden is van belang voor het behoud van zeevaart- en waterbouwactiviteiten in Nederland en de aantrekkelijkheid van de sector voor toekomstige zeevarenden. Internationale regelgeving inclusief de naleving daarvan en een gunstig fiscaal klimaat dragen daaraan bij.

Subdoelstelling 3: Vergemakkelijken en bevorderen van de zeevaart als modaliteit.

De investeringen in de maritieme autoriteit dragen bij aan de benodigde kwaliteit van het Nederlandse scheepsregister en certificeringsproces en daarmee aan het bevorderen en vergemakkelijken van de zeevaart als modaliteit. Tevens wordt ingezet op verdere digitalisering van de benodigde verdragsrechtelijke certificaten voor schepen en bemanning.

Specifieke doelstelling 5: Het realiseren van een multimodaal goederenvervoersysteem waarin de kracht van elke modaliteit optimaal gebruikt wordt.

Motivering

In het multimodale goederenvervoerbeleid wordt gewerkt aan een multimodaal, efficiënt georganiseerd, duurzaam, veilig en veerkrachtig goederenvervoer anno 2050 dat de bevoorrading van economische en maatschappelijke activiteiten ondersteunt.

Subdoelstellingen

Om nu de overvolle weg te ontlasten en als opmaat naar het beoogde goederenvervoer van de toekomst, waarin modaliteiten sterk zijn geïntegreerd en het transportsysteem over de volle breedte wordt benut, wordt ingezet op een modal shift van weg naar water en spoor.

Subdoelstelling 1: Verder ontwikkelen van de modal shift tussen modaliteiten weg, vaarweg en spoor.

Hierbij is een modalshiftdoelstelling geformuleerd van een blijvende modal shift van 441.000 containers per jaar van weg naar de binnenvaart en het spoorgoederenvervoer.

Subdoelstelling 2: Versterken van de digitale samenwerking door ontwikkeling en toepassing van instrumenten om data de delen.

Dat doen wij door de overheid op orde te brengen: alle instanties met een rol in logistieke ketens moeten op een uniforme digitale manier relevante data die het bedrijfsleven aan hen beschikbaar stelt, kunnen raadplegen voor het uitvoeren van hun wettelijke taak. Daartoe implementeren we onder andere de eFTI en EMSWe-verordening en ontwikkelen we binnen de programma’s Digitale Infrastructuur Logistiek en Topcorridors toepassingen van het afsprakenstelsel van de Basis Data Infrastructuur. Daarmee realiseren we een actief digitaal logistiek ecosysteem waarin bedrijfsleven en overheid data met elkaar uitwisselen. Tenslotte brengen we het logistieke bedrijfsleven op een volwassen niveau van digitalisering

Subdoelstelling 3: Faciliteren en stimuleren van buisleidingtransport als onderdeel van het multimodale transportsysteem.

Buisleidingen spelen een belangrijke rol in Nederland voor het vervoer van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, het transporteren van bestaande en nieuwe energiedragers en transport van CO2. Daarbij dienen ze als belangrijke achterlandverbinding voor de Nederlandse Zeehavens en als levensader voor de grote industrieclusters in Noord West Europa. De doelstelling is om te zorgen dat deze infrastructuur zich verder kan ontwikkelen en optimaal benut wordt. Dit gebeurt mede door het bieden van (a) ruimte aan buisleidingen, (b) rijk coördinatie bij de aanleg van landelijke buisleidingeninfrastructuur, (c) inzetten op vraagbundeling en stimuleren van innovatie zodat op meer manieren gebruik gemaakt kan worden van buisleidingen (d) inzetten op hergebruik van buisleidingen en (e) door het bieden van duidelijke veiligheidskaders.

Meetbare gegevens

1. Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op het Nederlandse deel van de Noordzee. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • Zeer ernstig scheepsongeval: ongeval waarbij het schip verloren is gegaan, een dodelijk slachtoffer is gevallen, of ernstige schade aan het milieu is ontstaan.

  • Ernstig scheepvaartongeval: ongeval dat geen zeer ernstig ongeval is, dat gepaard gaat met brand, explosie, gronding, contact, slecht weer schade, schade door ijs, rompschade, of vermoedelijke rompschade enzovoort, met als resultaat:

    • structurele schade die het schip niet zeewaardig maakt, zoals lekkage onderwaterschip, uitval voortstuwing, grote schade aan accommodatie, etc., of

    • schade aan het milieu, of

    • averij die sleephulp of walassistentie noodzakelijk maakt.

  • Minder ernstige scheepsongevallen: alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorieën zeer ernstige of ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 76 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Zeer ernstige scheepsongevallen

1

5

1

1

2

3

Ernstige scheepsongevallen

10

4

6

10

12

7

Andersoortige scheepsongevallen

32

31

24

31

27

52

Totaal aantal ongevallen

43

40

31

42

41

62

       

Aantal doden (van totaal aantal ongevallen)

0

3

0

0

0

2

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

0

4

2

1

2

24

Bron: Rijkswaterstaat, NIS systeem.

Toelichting

In 2023 zijn drie zeer ernstig scheepsongeval (ZESO) geregistreerd en zeven ernstige scheepsongevallen (ESO). Er zijn in 2023 twee dodelijke slachtoffers gevallen bij de (zeer) ernstige scheepsongevallen op de Noordzee. Dit betrof een grote brand aan boord van een koopvaardijschip en een scheepsongeval met een loodsboot. Het totaal van het aantal scheepsongevallen op de Noordzee volgt de trend van de afgelopen jaren.

2. Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op de Nederlandse binnenwateren.

Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • (zeer) ernstige scheepsongevallen. Hier wordt gedoeld op de «significante ongevallen», waar het gaat om ongevallen waarbij een schip niet meer verder kan of mag varen als gevolg van dat scheepsongeval of als er ernstige schade aan lading, infrastructuur of milieu is, en daarbij een stremming van de vaarweg optreedt of als er (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden te betreuren zijn. Voor de overzichtelijkheid is hier gebruik gemaakt van de termen die bij de Noordzee worden gehanteerd. Het verschil in terminologie voor scheepvaartongevallen op de Noordzee (zeer ernstig en ernstig) en binnenwateren (significant) wordt verklaard door de internationale afspraken die hierover zijn gemaakt binnen de IMO (International Maritime Organization).

  • Andersoortige scheepsongevallen zijn alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorie (zeer) ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 77 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

(Zeer) ernstige scheepsongevallen

178

160

175

148

188

208

Andersoortige ongevallen

1.179

1.119

1.068

1.077

1.131

1013

Totaal aantal ongevallen

1.357

1.279

1.243

1.225

1.319

1221

       

Aantal doden (van totaal aantal ongevallen)

2

5

3

5

21

8

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

55

71

39

42

59

47

Bron: Rijkswaterstaat, NIS systeem.

Toelichting

Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2023 in totaal 1221 ongevallen geregistreerd, waarvan 208 (zeer) ernstige scheepsongevallen. De toename van het aantal (zeer) ernstige ongevallen op de binnenwateren is vooral terug te zien in de recreatievaart (96 in 2023 t.o.v. 80 in 2022). Op de binnenwateren waren in 2023 acht dodelijke slachtoffers te betreuren. Dit is een forse daling ten opzichte van 2022 maar nog steeds boven het gemiddelde van de jaren daarvoor.

3. Passeertijd sluizen

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald.

Tabel 78 Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Streefwaarde 2024*

Hoofdtransportas

63%

65%

65%

60%

56%

59%

85%

Hoofdvaarweg

75%

77%

78%

80%

80%

81%

75%

Overige vaarweg

87%

85%

87%

89%

88%

88%

70%

Bron: Rijkswaterstaat.

*Er zijn geen afspraken gemaakt met Beleid over de streefwaarden voor het jaar 2024. Daarom zijn de laatst afgesproken streefwaarden voor 2021 overgenomen als referentiewaarde.

Toelichting

De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen (HTA) voldoen niet aan de streefwaarden. 5 van de 7 objecten binnen deze categorie voldoen niet aan de streefwaarde, met als uitschieter de Noordzeesluizen (voorheen sluis Terneuzen, score: 11%). Hier wordt een andere methode gehanteerd om passeertijden te bepalen, wat de totale score op de HTA flink naar beneden trekt. Als de Noordzeesluizen buiten beschouwing worden gelaten is de score 67%, wat een stuk hoger is dan de huidige score (59%), maar nog steeds niet voldoende is om de streefwaarde te halen. De passeertijden voor de hoofdvaarwegen en overige vaarwegen scoren wel ruim voldoende.

4. Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebieden

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

Tabel 79 Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»).
 

Basiswaarde 2005

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

50,4

49,7

49,4

50,8

50,4

Mainport Rotterdam

34,9

36,6

36,7

37,4

37,3

37,8

Overige Nederlandse Zeehavens

10

13,8

13

12,5

13,4

12,6

Bron: Port of Rotterdam, jaarverslag 2023.

Toelichting

De totale overslag in de gehele «Hamburg-Le Havre range» is in 2023 met ‒ 7,1% fors gedaald. Dit is deels nog het gevolg van de grote correctie stijging in de voorgaande 2 jaren (na COVID-19), maar ook deels door veranderingen in de overslag van fossiele brandstoffen en de economische stabilisatie.

Het totaal van de «Nederlandse Zeehavens» heeft met 50,4 een stabiel marktaandeel. Rotterdam zag zijn marktaandeel zelfs stijgen, met een lagere daling in de overslag (-6,1%) dan de totale range. De overige Nederlandse Zeehavens vertoonden een zeer grote daling met gemiddeld ‒ 12,4% waarvan met name Zeehavens Amsterdam met (-13,5 miljoen ton) de grootste daling van ‒ 14,3% vertoond, grotendeels door vermindering van massagoed, met name fossiele overslag (in kolen en olie).

De havens van Antwerpen (-5,5%) en Hamburg (-4,5%) laten een relatief minder sterke daling zien in de overslag dan Rotterdam. In de hele range hebben de grote zeehavens absoluut gezien de grootste daling in overslag gezien, maar in marktaandeel zijn met name de kleine zeehavens er fors op achteruit gegaan. In absolute zin is Rotterdam nog met afstand de grootste haven met 37,8% aandeel (tegenover 23,3% van Antwerpen).

5. Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage

Onderstaande kengetal geeft informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw.

Tabel 80 Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

      

Aantallen

      

Handelsvaart

757

744

748

742

692

694

Zeesleepvaart

299

302

303

304

285

290

Waterbouw

168

170

169

166

136

133

Totaal

1.224

1.216

1.220

1.212

1.113

1.117

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

6.229

6.242

6.076

6.087

5.716

5.836

Zeesleepvaart

532

531

557

542

525

524

Waterbouw

545

552

566

540

540

526

Totaal

7.306

7.325

7.199

7.169

6.781

6.886

       

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

      

Aantallen

      

Handelsvaart

981

978

997

757

769

755

Zeesleepvaart

596

561

592

598

597

576

Waterbouw

390

383

374

358

354

357

Totaal

1.967

1.922

1.963

1.713

1.720

1688

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

14.718

14.430

14.106

12.652

12.866

12.744

Zeesleepvaart

1.591

1.428

1.427

1.498

1.511

1.496

Waterbouw

10.473

10.428

10.688

9.550

8.571

8.726

Totaal

26.782

26.286

26.221

23.700

22.948

22.966

Bron: ILT & Lloyd's List Intelligence.

Toelichting

In 2023 is de vloot onder Nederlandse vlag stabiel gebleven. De groei dan wel afname van de vloot is een indicator voor de aantrekkelijkheid van de Nederlandse vlag. De groei van de vloot in het geheel (Nederlandse vlag en buitenlandse vlag) is een indicator voor de investeringskracht van de zeevaartsector in Nederland en daarmee onder andere een indicator voor de internationale concurrentiekracht. Deze indicatoren zijn echter niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Beleidsmatige ontwikkelingen

Onderstaand wordt ingegaan op relevante beleidsmatige ontwikkelingen op het artikel Scheepvaart en Havens.

Binnenvaart

De binnenvaart in Nederland is van groot maatschappelijk belang, maar onvoldoende toekomstbestendig. Daarom is met een groot aantal stakeholders – op initiatief van IenW - gesprekken gevoerd om de belangrijkste uitdagingen in de binnenvaart te identificeren. De binnenvaart moet beter inspelen op de energietransitie, de toenemende digitalisering, het streven naar ketenoptimalisatie en klimaatverandering. De noodzakelijke transities zijn in de brief ‘Toekomst Binnenvaart’ van 30 november 2022 thematisch uitgewerkt en nader geconcretiseerd in de brief ‘actieagenda toekomst binnenvaart’ van 24 november 2023. Om uitvoering te geven aan de actieagenda is een Binnenvaarttafel opgericht die wordt geleid door een onafhankelijke voorzitter. In 2025 zal gewerkt worden aan onder meer toekomstbestendige vaarwegen, verduurzaming van de binnenvaart, nadere uitwerking van de thema’s digitalisering en vlootdiversiteit, met bijzondere aandacht voor kleinschalige binnenvaart.

Klimaatmitigatie

Nederland heeft zich op basis van nationale en internationale afspraken gecommitteerd aan een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050. Om dit te realiseren en onze koploperinzet waar te maken, nemen we in 2025 de volgende stappen.

  • Implementatie van de Europese Fit-for-55 voorstellen gericht op de zeevaart en binnenvaart, in overleg met NEa, RVO, RWS en ILT voor goed uitvoerbare en handhaafbare regelgeving8;

  • Uitwerking en implementatie van mondiale afspraken over broeikasgasreductie in de zeevaart op basis van de in 2023 herijkte broeikasgasreductiestrategie van de International Maritime Organisation (IMO);

  • Opvolging geven aan de maritieme brandstoftransitie en wat dit vraagt van het Nederlands energiesysteem, op basis van o.a. het definitieve Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) dat op 1 december 2023 door het Kabinet is vastgesteld9 en de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart die het derde kwartaal 2024 met de Kamer wordt gedeeld. Hierbij wordt o.a. de rol van de havens en maritieme sector in de transitie onderzocht;

  • Het stimuleren en faciliteren van de energietransitie in de zeevaart en binnenvaart op nationaal niveau, waarbij er synergiekansen liggen met de economische positie van het Nederlands maritiem cluster;

  • Het onderzoeken en uitvoeren van interventies met als doel het reduceren van stikstofuitstoot in en rondom havens als gevolg van uitstoot van schepen.

Walstroom

Het kabinet heeft € 64 miljoen beschikbaar gesteld om walstroom voor de scheepvaart uit te rollen en daarmee gericht bij te dragen aan de verlaging van stikstofdepositie. Een eerste subsidieregeling met een budget van € 32 miljoen voor walstroom zeevaart heeft gelopen in 2022 en 2023 en heeft geresulteerd in 17 projecten die subsidie ontvingen. Het resterende budget zal deels worden ingezet voor een verlenging van de regeling en deels voor de uitrol van walstroom op rijksligplaatsen. Daarnaast is € 180 miljoen beschikbaar gesteld voor een subsidieregeling voor walstroom voor de zeevaart, om een bijdrage te leveren aan de klimaatdoelstellingen en te anticiperen op aankomende Europese verplichtingen om walstroom aan te bieden voor cruiseschepen, containerschepen en ro-ro-ferries. Hiervoor is een regeling in maart 2024 opengesteld, die loopt tot en met 2026. 

Maritieme veiligheid

Maritieme veiligheid en daarmee maritieme safety, security en cybersecurity zijn de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan. Het verbeteren van de maritieme veiligheid behelst het in kaart brengen van de grootste risico’s, deze analyseren en beheersen tot een acceptabel niveau (risicogerichte aanpak). Er wordt gewerkt aan een strategie ter bescherming van de Noordzee-infrastructuur.

De huidige geopolitieke situatie zorgt ook voor een toenemende cybersecurity dreiging voor de maritieme sector. We streven naar het continu verbeteren en versterken van de weerbaarheid van de maritieme sector. Met de komst van de herziene NIS (Network and Information Security) richtlijn en de CER (Critical Entities Resilience) richtlijn komt er veel op de organisaties in de maritieme sector af. Beide richtlijnen moeten in 2025 in nationale wetgeving zijn omgezet. Hiermee gaan voor meer haven-gerelateerde ondernemingen een zorgplicht, meldplicht en toezichtafspraken gelden.

Daarnaast wordt er ingezet op economische veiligheid, strategische autonomie, ondermijning en weerbaarheid vanwege toenemende geopolitieke onrust en maritieme dreigingen met mogelijke impact op goederenstromen.

De middelen die het kabinet heeft vrijgemaakt voor scheepvaartveiligheid in relatie tot de uitbreiding van windenergie op zee zullen in 2025 en daarna worden omgezet in concrete maatregelen. Dit betreft een doorlopend proces.

Maritiem Masterplan

Met het Maritiem Masterplan wordt ingezet op de verduurzaming van de maritieme sector. Door voort te bouwen op onderzoek met betrekking tot de toepassing van hernieuwbare brandstoffen en duurzame aandrijflijnen, dit te demonstreren aan boord van schepen en de informatie uit deze demonstraties te delen, wordt de maritieme sector ondersteund in het voorbereiden op de klimaattransitie. Vanuit het Nationaal Groeifonds is hiervoor € 210 miljoen toegekend, waarvan € 110 miljoen voorwaardelijk. Het project is begin 2024 gestart en heeft een looptijd van tien jaar. De demonstraties aan boord van schepen worden gedaan met waterstof, methanol of LNG met carbon capture en tevens wordt de informatie over de resultaten van deze demonstraties (via een digitaal platform) gedeeld. Onder het opzetten en uitwerken van een human capital programma valt ook het ontwikkelen en opzetten van (bij)scholingsmodules, learning communities en een traineeprogramma. De subsidieverstrekking voor het ontwerpen, inrichten en beheren van een digitaal platform en een programmabureau zal worden gedaan aan Stichting Nederland Maritiem Land (NML).

Emissielabel binnenvaart

In 2021 is een emissielabel in het leven geroepen voor binnenvaartschepen. Het is een sturingsinstrument om binnenvaartschepen te verduurzamen en de CO2-uitstoot terug te dringen. Het label geeft de emissieprestatie van het schip weer voor broeikasgassen en milieuverontreinigende stoffen zoals stikstof. In 2024 en 2025 wordt gewerkt aan een standaard voor een internationale rekenmethode door de lidstaten van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR), zodat de mogelijkheid ontstaat om een internationaal geharmoniseerd label in te voeren. In 2023 zijn twee onderzoeken uitgevoerd over het doorontwikkelen van het bestaande emissielabel en normering van emissies in de binnenvaart. Het eerste rapport gaat over onderzoek naar en advies over het doorontwikkelen van het emissielabelsysteem voor de binnenvaart en bijbehorende de methodologie.10 Het tweede rapport richt zich op de mogelijkheden van normering van emissies in de binnenvaart.11

Programma bescherming Noordzee infrastructuur (PBNI)

De ontwikkelingen in Oekraïne en de sabotage van Nordstream 1 en 2 laten zien dat vitale infrastructuur (datakabels, gas- en olieleidingen en windmolenparken incl. aansluitingen op het vaste land) op de Noordzee zeer kwetsbaar is. Afgelopen jaren zijn steeds meer ongewenste activiteiten van statelijke actoren op de Noordzee waargenomen die duiden op voorbereidingshandelingen (spionage en sabotage) tegen die vitale infrastructuur. Op de Noordzee wordt de komende jaren de infrastructuur fors uitgebreid en zal de afhankelijkheid van Nederland van deze vitale infrastructuur evenzeer flink toenemen (oplopend tot 75% van de energiebehoefte). Daarnaast spelen op de Noordzee steeds meer vraagstukken die – naast de bescherming van de infrastructuur - ook raken aan ondermijning, drugssmokkel en migratie. Als er iets gebeurt met de infrastructuur op de Noordzee heeft dat een impact op sectoren van alle departementen en brede gevolgen voor de maatschappij. Naar aanleiding hiervan is in het voorjaar van 2023 besloten – om onder coördinerende verantwoordelijkheid van de minister van IenW – het interdepartementaal Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) van start te laten gaan. Het PBNI heeft het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur opgesteld. Specifiek wordt in 2025 ingezet op het opschalen van sensorcapaciteit, het doen van investeringen in ICT hardware en software, het maken van een gezamenlijk opleidings-, trainings- en oefenprogramma en de ontwikkeling van responssysteem waarmee adequaat kan worden gereageerd op incidenten op de Noordzee.

Tabel 81 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 18 (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Verplichtingen

47.518

345.389

147.983

113.868

133.012

108.120

117.822

        

Uitgaven

75.267

113.327

253.376

183.161

186.220

146.567

118.894

        

1 Scheepvaart en Havens

75.267

113.327

253.376

183.161

186.220

146.567

118.894

Opdrachten

22.776

38.827

50.114

28.122

22.611

13.803

12.228

Topsector Logistiek

10.981

3.382

6.500

8.600

1.100

0

0

Caribisch Nederland

0

120

100

100

100

100

100

NGF Project - Digitale Infrastructuur Logistiek

8.203

12.700

11.950

10.162

7.442

0

0

NGF Project - Maritiem Masterplan

0

87

1.406

2.180

7.180

6.210

4.370

Zeehavens/ Zeevaart

1.747

3.423

2.647

2.445

2.899

3.084

3.184

KF: Verduurzaming Zeevaart

0

0

300

300

300

300

700

KF: Waterstof Binnenvaart

0

0

800

800

800

800

800

PBNI

0

15.200

22.545

0

0

0

0

CER/NIS2

0

0

1.550

1.549

1.550

1.549

1.550

Overige opdrachten

1.845

3.915

2.316

1.986

1.240

1.760

1.524

Subsidies (regelingen)

45.441

67.256

192.152

148.751

157.869

127.564

101.256

Topsector Logistiek

2.585

0

3.500

0

1.500

0

0

Walstroom

11.346

3.473

47.695

42.288

40.624

33.555

1.024

Subsidie verduurzaming binnenvaartschepen

21.456

25.468

19.357

14.125

15.377

9.367

1.483

NGF Project - Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch

9.900

30.800

0

0

0

0

0

KF: Walstroom

0

0

10.500

10.250

10.000

8.250

2.396

NGF Project - Maritiem Masterplan

0

3.216

67.664

33.660

23.700

16.200

36.725

KF: Waterstof Binnenvaart

0

0

41.000

25.128

35.128

27.160

23.832

KF: Verduurzaming Zeevaartschepen

0

0

0

8.800

15.040

23.440

35.796

Pilots verduurzaming zeevaart

0

0

2.356

14.500

16.500

9.592

0

Overige subsidies

154

4.299

80

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen

4.051

5.307

6.328

4.506

4.406

3.866

4.076

Bijdrage aan agentschap RWS

2.810

3.237

2.698

1.854

1.854

1.314

1.314

NGF Project - Maritiem Masterplan RVO

0

203

200

700

500

500

610

Overige bijdragen

1.241

1.867

3.430

1.952

2.052

2.052

2.152

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

3.000

0

0

0

0

Caribisch Nederland

0

0

3.000

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

2.652

1.660

1.658

1.658

1.210

1.210

1.210

CCR/ IMO HGIS

1.032

1.156

1.155

1.155

1.155

1.155

1.155

Overige bijdragen

1.620

504

503

503

55

55

55

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

347

277

124

124

124

124

124

Overige bijdragen

347

277

124

124

124

124

124

        

Ontvangsten

620

895

0

0

0

0

0

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2025, een toelichting gegeven waarvoor de financiële instrumenten worden ingezet en wie de middelen ontvangt. In de budgettaire tabel is de taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Schoof op het gebied van subsidies verwerkt. In onderdeel 2.7 van deze begroting is een nadere toelichting op de budgettaire verwerking van het hoofdlijnenakkoord opgenomen.

1. Scheepvaart en Havens (€ 253,4 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

1. Opdrachten (€ 50,1 miljoen)

  • Topsector Logistiek (€ 6,5 miljoen). Voor de Topsector Logistiek worden in 2025 opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek middels de programmering van het Topteam en de Stuurgroepen. Het Topteam Logistiek bestaat uit vertegenwoordigers van IenW en het bedrijfsleven De opdrachten hebben betrekking op de volle breedte van de logistieke sector, dat wil zeggen op alle modaliteiten. Het betreft hier het uitvoeringprogramma voor de periode 2024-2026.

  • Caribisch Nederland (het openbaar lichaam Bonaire) (€ 0,1 miljoen). Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) in Caribisch Nederland (het openbaar lichaam Bonaire) is het benodigde budget begroot.

  • NGF-Project: Digitale Infrastructuur Logistiek (€ 12,0 miljoen). In april 2022 is het Nationaal Groeifondsvoorstel Digitale Infrastructuur Logistiek onvoorwaardelijk en volledig toegekend. Een bedrag van € 51,1 miljoen is beschikbaar voor het realiseren van een digitale infrastructuur logistiek. In de jaren 2023 tot en met 2027 wordt vorm en invulling gegeven aan de uitvoering ervan. Hiervoor is in 2025 een bedrag van € 12 miljoen beschikbaar.

  • NGF-project Maritiem Masterplan (€ 1,4 miljoen). Voor de uitvoering van het Maritiem Masterplan is budget beschikbaar gesteld vanuit het Nationaal Groeifonds voor de inhuur van een adviescommissie door de uitvoerende organisatie.

  • Zeehavens / Zeevaart (€ 2,6 miljoen).

    • Maritieme Strategie. Het werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens 2018-2021 is vanaf 2018 als onderdeel van het integrale werkprogramma ter uitvoering van de Maritieme Strategie doorgezet en liep eind 2021 ten einde. Een aantal onderwerpen uit het werkprogramma loopt ook in 2025 nog door (verbetering van het scheepsregister, Smart Shipping, structuurversterking binnenvaart etc.).

    • International Maritime Organization. Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).

    • Maritieme Cluster. De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

    • Havennota. De uitvoering van de acties uit de Havennota 2020 ‒ 2030 verlopen via het reguliere opdrachtenbudget.

    • Duurzame en toekomstbestendige maritieme sector (voorheen bekend onder de naam Green Deal). Voor de uitvoering hiervan is budget beschikbaar voor verduurzaming en innovatie van de binnenvaart en zeevaart. Naast subsidie voor motorvervanging of aanschaf en installatie van een katalysator op binnenvaartschepen vindt validatie onderzoek plaats naar duurzame oplossingen voor de zeevaart.

    • Versterking Nationale Aanpak Cybersecurity (VNAC). IenW heeft een deel van de zogenaamde VNAC-gelden (Verkenning Nationaal Actieprogramma Cybersecurity) gekregen om cybersecurity verder te ontwikkelen. De overkoepelende coördinatie voor de besteding van deze middelen ligt bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. In 2024 zullen deze middelen voor de Versterking Nationale Aanpak Cybersecurity (VNAC) verder worden ingezet om de cyberweerbaarheid binnen de maritieme sector gericht te vergroten en planmatig vorm te geven. Daarnaast wordt de implementatie van de herziene Netwerk en informatiebeveiligingsrichtlijn (NIB) richtlijn in 2024 nader vormgegeven. Deze richtlijn moet in 2025 in werking treden en levert voor de betrokken maritieme organisaties grote uitdagingen op. Deze VNAC middelen zullen dan ook worden ingezet om de organisaties zo goed mogelijk hierop voor te bereiden zodat zij hieraan voldoen. Daarnaast wordt erop ingezet om de cyber weerbaarheid van de maritieme organisaties te vergroten, ook gezien de huidige geopolitieke situatie.

  • KF verduurzaming zeevaart (0,3 miljoen). De middelen worden ingezet voor het uitvoeren van eventuele onderzoeken en het betrekken van ketenpartijen (waaronder mogelijke vorming van een Community of Practice) en kennisdeling gericht op o.a. de ontwikkeling, integratie en gebruik van schepen met waterstof en methanol aandrijfsystemen en energiebesparende technieken.

  • KF Waterstof binnenvaartschepen inclusief steunmaatregelen (€ 0,8 miljoen). De middelen worden ingezet voor het uitvoeren van eventuele onderzoeken en het betrekken van ketenpartijen (waaronder mogelijke vorming van een Community of Practice) en kennisdeling gericht op o.a. de ontwikkeling, integratie en gebruik van schepen met waterstof en methanol aandrijfsystemen en energiebesparende technieken.

  • Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) (€ 22,5 miljoen). Om uitvoering te kunnen geven aan het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee Infrastructuur heeft het kabinet besloten om voor de jaren 2024 en 2025 financiële middelen beschikbaar te stellen, zodat verder kan worden gewerkt aan de bescherming van de infrastructuur op de Noordzee. Specifiek worden de middelen in 2024 en 2025 ingezet voor o.a. het opschalen van sensorcapaciteit,

    investeringen in ICT hardware en software, het maken van een gezamenlijk opleidings-, trainings- en oefenprogramma en ontwikkeling van responssyteem. Met deze financiële middelen voor 2024 en 2025 worden geen onomkeerbare stappen gemaakt en wordt door het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) een projectmatige aanpak gehanteerd.

  • CER/NIS2 (€ 1,6 miljoen). De middelen ‘Ondersteuning NIS2’ zijn bedoeld voor het ondersteunen van entiteiten die onder de NIS2-wetgeving vallen door een Cybersecurity Incident Response Team (CSIRT). Dit zal het Nationaal Cybersecurity Center (NCSC) zijn. De middelen ‘Ondersteuning CER’ zijn bedoeld voor het ondersteunen van entiteiten die onder de CER-wetgeving vallen door de departementen zelf.

  • Overige opdrachten (€ 2,3 miljoen). Voor diverse opdrachten voor vernieuwing, verduurzaming en verbeteren van de veiligheid van de binnenvaart is het benodigde budget begroot.

2. Subsidies (€ 192,2 miljoen)

  • Topsector logistiek (€ 3,5 miljoen). Dit betreft een subsidieregeling met als doel het verstrekken van financiële bijdragen aan onderzoeksprojecten die bijdragen aan de transitie naar duurzame, concurrerende en veilige logistieke ketens en goederenvervoer als onderdeel van de Gezamenlijke Ambitie, Logistiek en goederenvervoer in 2050: concurrerend, duurzaam en veilig.

  • Walstroom (€ 47,7 miljoen waarvan 10,5 miljoen klimaatfonds). Het kabinet heeft € 64 miljoen beschikbaar gesteld om walstroom voor de zeevaart uit te rollen en daarmee gericht bij te dragen aan de verlaging van stikstofdepositie. De eerste subsidieregeling Walstroom Zeehavens van € 32 miljoen (incl. uitvoeringskosten) liep in 2022 en 2023. Er is in 2024 € 7,6 miljoen aan het resterende budget toegevoegd als gevolg van beperkt achterblijvende inschrijvingen op de regeling in 2023 en afstemming op het facturatieproces. Na aftrek van uitvoeringskosten zal van het beschikbare budget € 18,9 miljoen worden ingezet voor een verlenging van de regeling vanaf najaar 2024 en € 18,9 miljoen worden ingezet voor walstroom op rijksligplaatsen. Daarnaast is in maart 2024 een subsidieregeling walstroom voor de zeevaart geopend ten behoeve van de klimaatopgave (€ 180 miljoen). Deze regeling loopt tot en met 2026. De regeling richt zich vooral op projecten die een bijdrage leveren aan Europese walstroomverplichtingen. 

  • Verduurzaming binnenvaartschepen (€ 19,4 miljoen). Voor de Tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2025 is vanuit de structurele aanpak stikstofproblematiek in 2025 € 12,8 miljoen beschikbaar (exclusief uitvoeringskosten) voor de aanschaf en installatie van SCR-katalysatoren (in combinatie met een roetfilter) en motorvervanging tezamen. Daarnaast zijn voor de stikstofopgave middelen ontvangen voor schone motoren als aanvulling op de subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen. Voor 2025 betreft dit € 6,6 miljoen exclusief uitvoeringskosten.

  • NGF: Maritiem Masterplan (€ 67,7 miljoen). Vanuit het Nationaal Groeifonds is in totaal € 100 miljoen onvoorwaardelijk beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van demonstraties op schepen en human capital activiteiten en voor het inrichten en beheren van een digitaal platform en programmabureau. Voor de demonstraties aan boord van schepen wordt een subsidieregeling opgesteld waarvoor € 85 miljoen beschikbaar is gesteld. Voor het opzetten en uitwerken van een human capital programma wordt een subsidieregeling opgesteld waarvoor € 3 miljoen beschikbaar is gesteld. Voor het inrichten en beheer van een digitaal platform en programmabureau wordt subsidie verstrekt waarvoor € 8,9 miljoen beschikbaar is gesteld.

  • KF maatregelen waterstof in de binnenvaart (€ 20,8 miljoen) en verduurzaming binnenvaartschepen (€ 20,2 miljoen). Samen met initiatiefnemers in de sector is door IenW een voorstel in het KF ingediend voor emissieloos varen op waterstof in de binnenvaart. Het is voorstel is als goed onderbouwd beoordeeld. Hiervoor is bij voorjaarsbesluitvorming 2024 een bedrag van € 75 miljoen toegekend. Het kabinet heeft besloten tot invoering van ETS2 voor de binnenvaart. Zodra de Europese Commissie de opt-in goedkeurt, is aan deze voorwaarde uit het KF voldaan. IenW werkt een subsidieregeling uit die door de RVO zal worden uitgevoerd. Streven is om de subsidieregeling eind 2025 open te stellen. Als onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming 2024 is er daarnaast € 165 miljoen beschikbaar gesteld om de binnenvaartsector te faciliteren in het aanpassen van schepen, gericht op de toepassing van hernieuwbare energiedragers. Hierbij wordt nauwe aansluiting gezocht met de maatregel Waterstof in de binnenvaart, maar wordt naast waterstof ook ruimte geboden voor andere energiedragers. In 2025 is hiervoor in totaal € 41 miljoen beschikbaar.

  • Pilots verduurzaming zeevaart (€ 2,4 miljoen). In het kader van de stikstofmaatregelen zeescheepvaart en zeehavens worden drie pilots uitgevoerd waarvoor in totaal € 46 miljoen beschikbaar is gesteld.

    • Pilot batterij-elektrisch varen havengebieden: Als schepen de haven batterij-elektrisch in- en uitvaren worden zij, gecombineerd met walstroom aan de kade, vrijwel geheel emissieloos in de havengebieden. Binnen de pilot wordt een stimuleringsregeling opgezet waarmee reders een subsidie ontvangen op de aanschaf van batterijpakketten en benodigde dedicated walinfrastructuur en aanpassingen aan het schip.

    • Pilot met waterstof bevoorradingsschepen: Voor de aanleg van windmolenparken wordt momenteel gevaren met bevoorradingsschepen die varen op marine diesel met navenante stikstofuitstoot. De bevoorradingsschepen dragen daarmee bij aan emissies van NOx, CO2 en fijnstof. De ombouw naar schepen met een op waterstof aangedreven brandstofcel reduceert de luchtemissies naar nul. Met de subsidie wordt beoogd meerdere bestaande bevoorradingsschepen om te bouwen.

    • Pilot elektrificatie van havenmaterieel: Verduurzaming van havenmaterieel draagt bij aan stikstofreductie en natuurherstel met als gevolg dat (op termijn) de natuurvergunningverlening voor klimaatprojecten in havens weer makkelijker doorgang kan vinden. Het verdergaand elektrificeren van het havenmaterieel zal een directe positieve bijdrage leveren aan verminderde depositie op de meest nabijgelegen Natura2000-gebieden Met de subsidie wordt een stimulans gegeven voor het elektrificeren van havenmaterieel met als doel om havens als transport- en vrachtknooppunten te kunnen verduurzamen.

  • Overige subsidies (€ 0,1 miljoen). Voor subsidie basisvisie recreatietoevaartnet is benodigde budget begroot.

3. Bijdragen aan agentschappen (€ 6,3 miljoen)

In het kader van beleidsondersteuning en advisering zijn met RWS afspraken gemaakt over werkzaamheden die RWS uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd. Onderdeel hiervan is € 0,2 miljoen voor de uitvoering van het Maritiem Masterplan waarvoor vanuit het Nationaal Groeifonds budget beschikbaar is gesteld.

4. Bijdrage aan (medeoverheden (€ 3,0 miljoen)

Caribisch Nederland (3,0 miljoen). Op Saba wordt momenteel gewerkt aan de bouw van een nieuwe zeehaven die Saba beter bereikbaar en aantrekkelijker moet maken voor toeristen. De plannen voor de bouw van deze haven zijn tot stand gekomen na de verwoesting van de huidige zeehaven Fort Bay Harbor door orkanen Irma en Maria.

5. Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 1,7 miljoen)

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) middelen betaalt IenW in totaal € 1,2 miljoen aan contributies in het kader van Maritieme Zaken. Hiervan gaat circa € 0,6 miljoen contributie naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie naar de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast worden bijdragen gedaan aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia (ReCAAP), de Donaucommissie en de North Atlantic Ice Patrol. Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de middelen uit het reservefonds het European Inland Waterway Transport (IWT)-platform opgericht. Uit het Nederlandse deel van het door de sector opgebouwde fonds wordt gedurende 10 jaar (2017-2026) een bedrag van € 0,5 miljoen per jaar aan het IWT uitgekeerd.

6. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,1 miljoen)

Incidentele werkzaamheden voor RWT’s (zoals CBR en Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)) komen ten laste van dit financieel instrument.

Wettelijke grondslag subsidieverlening

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het algemeen subsidie wordt verleend op grond van een wettelijk voorschrift. Uit de Algemene wet bestuursrecht volgt dat één van de uitzonderingen hierop subsidies vormen waarvan zowel de subsidieontvanger als het maximale bedrag in de begroting worden vermeld.

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel zijn dergelijke subsidieverplichtingen voor het jaar 2025 opgenomen. In bijlage 5 (Subsidies) zijn de wettelijke grondslagen hiervoor opgenomen zoals bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

In onderstaande tabel is van het totaal van de geraamde programma uitgaven inzicht gegeven in het geschatte aandeel juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden, beleidsmatig gereser­veerd en nog niet ingevuld/vrij te besteden. In lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften is voor de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van een Financieel Instrument als geheel van het totale artikel een kwalitatieve toelichting opgenomen.

Tabel 82 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 18
 

2025

juridisch verplicht

67%

bestuurlijk gebonden

33%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Toelichting

Van de totale in 2025 beschikbare programma uitgaven (€ 253,4 miljoen) is 67% juridisch verplicht. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

  • 1. Opdrachten

    Het beschikbare budget in 2025 is voor 43% juridisch verplicht.

    Het betreft met name het NGF-project Digitale Infrastructuur en Logistiek en Topsector Logistiek waarvoor verplichtingen zijn aangegaan met Connekt tot en met respectievelijk 2027 en 2026. Daarnaast vallen hier opdrachten onder die uitgevoerd gaan worden door de agentschappen RWS en RVO. Onder bestuurlijk gebonden vallen ook de in 2024 te ontvangen middelen voor Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur. Ook is onder bestuurlijk gebonden het ontvangen budget voor CER/NIS opgenomen waarvan een deel voor Luchtvaart is.

  • 2. Subsidies

    Het beschikbare budget in 2025 is voor 73% juridisch verplicht.

    • De Tijdelijke subsidieregeling onderzoek TSL 2024-2026 is gepubliceerd en 100% juridisch verplicht en wordt uitgevoerd door Connekt.

    • De Tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2025 is gepubliceerd en 100% juridisch verplicht en wordt uitgevoerd door RVO.

    • De Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2022-2023 loopt door in 2025 en is 100% juridisch verplicht en wordt uitgevoerd door RVO; de aanvulling op deze subsidieregeling, de Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2024–2027, wordt gepubliceerd in 2024 en is daarmee 100% juridisch verplicht. Ook de aanvulling wordt uitgevoerd door RVO.

    • De Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen klimaat 2024–2026 is gepubliceerd en 100% juridisch verplicht en wordt uitgevoerd door RVO. Deze subsidieregeling betreft deels middelen uit het Klimaatfonds.

    • De Nationaal Groeifonds (NGF) subsidieregeling Tijdelijke subsidieregeling Maritiem Masterplan loopt tot en met april 2029, is gepubliceerd en 100% juridisch verplicht. Het beschikbare budget voor de subsidieverstrekking voor NGF Maritiem Masterplan Human Capital is bestuurlijk gebonden. De subsidieverstrekkingen voor NGF-project Maritiem Masterplan met grondslag voor het programmabureau en digitaal platform zijn bestuurlijk gebonden.

    • De nog uit te werken subsidieregelingen en verstrekkingen ter stimulering van het gebruik van waterstof in binnenvaartschepen zijn bestuurlijk gebonden.

    Voor het volledige subsidieoverzicht wordt verwezen naar de subsidiebijlage in deze begroting.

  • 9. Bijdragen aan agentschappen

    De uitgaven voor de agentschapsbijdrage RWS zijn 100% juridisch verplicht en hebben een structureel karakter. De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS reserveert capaciteit voor het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid. Ook de uitgaven voor RVO zijn 100% juridisch verplicht en gebaseerd op gereserveerde capaciteit voor het uitvoeren van subsidieregelingen en overig beleid.

  • 10. Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

    De bijdragen aan internationale organisaties zijn 100% juridisch verplicht en betreffen contributies en bijdragen conform verdragsverplichtingen, deels vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) aan o.a. de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en de International Maritime Organisation en daarnaast aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities, Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia, de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol.

  • 11. Bijdragen aan ZBO's/RWT's

    De bijdragen aan zelfstandige bestuursorganen of rechtspersonen met een wettelijke taak zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft hier een bijdrage aan de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart voor het uitvoeren van haar wettelijke taak Nationaal Register.

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde uitgaven, vinden vanuit andere begrotingen van IenW (het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds) uitgaven plaats die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabellen zijn deze extracomptabele verwijzingen opgenomen.

Tabel 83 Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

Bijdrage uit artikel 26 van Mobiliteitsfonds aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet

1.392.974

1.605.474

1.562.930

1.516.749

1.453.629

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet

13.161

3.085

701

7.838

150

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet

1.406.135

1.608.559

1.563.631

1.524.587

1.453.779

waarvan

      

15.01

Exploitatie

10.528

25.221

27.539

23.829

22.161

15.02

Onderhoud en vernieuwing

798.530

834.667

780.669

709.088

690.407

15.03

Ontwikkeling

108.461

217.064

203.349

270.035

225.760

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

71.068

61.279

70.941

55.590

55.260

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

417.548

470.328

481.133

466.045

460.191

Fiscale Regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Willekeurige afschrijving zeeschepen

  • EB teruggaafregeling voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

  • Accijns vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeevaart)

  • BTW Nultarief internationaal personenvervoer

Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 84 Fiscale regelingen 2023-2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen artikel 18 (x € miljoen)
 

2023

2024

2025

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

470

470

470

Afdrachtvermindering zeevaart

115

116

118

Accijns vrijstelling gebruik van gasolie (voor binnenvaart)

144

159

159

ASB Vrijstelling zeeschepen

19

20

21

8

CE Delft (2022) Kosten van ‘Fit for 55’ voor de Nederlandse zeevaart & -havens, DelftCE Delft (2022) Fit for 55 and 2030 milestones for maritime shipping. A pathway towards 2050, DelftCE Delft (2021) Impacts of FuelEU Maritime on the Dutch maritime sector, Delft

9

Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1319

10

Doorontwikkeling emissielabelsysteem binnenvaart | Rapport | Rijksoverheid.nlhttps://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/01/25/bijlage-3-onderzoek-doorontwikkeling-emissielabelsysteem-binnenvaart

11

Onderzoek Normering emissies binnenvaart | Rapport | Rijksoverheid.nl https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/01/25/bijlage-4-definitief-onderzoek-normering-emissies-binnenvaart

Licence