Base description which applies to whole site

3.2.6 Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Om ervoor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B ontwikkelt, beheert en stuurt IenW de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, beheren en benutten. Daarbij zorgt IenW tegelijkertijd dat verladers van goederen over het spoor de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

IenW zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Om deze doelen, die ook beschreven staan in de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (Kamerstukken II 2013–2014, 29 984, nr. 474), te behalen werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Een concessie voor het vervoer over het hoofdrailnet (NS) waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenW (via de beheerconcessie). Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 13).

  • De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De middelen worden beschikbaar gesteld via het Infrastructuurfonds.

  • Een bijdrage aan de financiering (via het Provinciefonds of de BDU) van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer.

  • Een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten Decentraal Spoor.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidsbelastingen langs het hoofdrailnet door middel van het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG).

  • Het invoeren van het European Railway Traffic Management System (ERTMS), om onder meer de veiligheid op het spoor verder te verhogen.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. IenW zorgt voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan via wet- en regelgeving, aansturing van ProRail en NS in het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur en stations en afspraken met decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele ov-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.

Deze regierol wordt ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid.

  • Regelgeving en afspraken over concessie overstijgende onderwerpen waar het voor de reiziger van belang is dat zaken uniform geregeld worden, ongeacht de vervoerder of concessie (zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, OV-chipkaart, taxivervoer en OV-data).

  • Regelgeving en afspraken over de benutting van de OV-infrastructuur en de ordening van de OV-markt. Hierbij worden de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fyra betrokken.

  • Het stimuleren van de samenwerking in de gehele OV-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels.

  • De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid (Kamerstukken II 2015–2016, 29 893, nr. 204), waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen (nabo), het STS-verbeterprogramma (reductie stop tonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Openbaar Vervoer en Spoor.

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Kengetal: Personenvervoer (vanaf 2018)

 

2018

  

2019

  
 

Regionaal

Hoofdrailnet

Nederland

Regionaal

Hoofdrailnet

Nederland

Totaaloordeel

7,7

7,6

7,7

7,9

7,8

7,8

Cluster 1 Veiligheid

8,1

8,1

8,1

8,2

8,2

8,2

Cluster 2 Snelheid

7,4

7,4

7,4

7,6

7,7

7,6

Cluster 3 Gemak

7,3

7,5

7,4

7,5

7,6

7,6

Cluster 4 Comfort

7,9

7,8

7,9

8,0

8,0

8,0

Cluster 5 Beleveing

7,2

7,1

7,2

7,4

7,3

7,4

Bron: CROW/KpVV – Klantenbarometer 2018

Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer (tot 2017)

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Algemeen Oordeel

7,4

7,4

7,5

7,5

7,6

7,8

Informatie en Veiligheid

7,6

7,6

7,6

7,7

7,8

7,9

Rijcomfort

7,4

7,5

7,5

7,6

7,6

7,6

Tijd en doorstroming

6,8

6,8

6,9

7,0

7,0

7,2

Prijs

6,2

6,3

6,4

6,6

6,6

6,7

Bron: CROW/KpVV – OV-Klantenbarometer 2017 (http://www.ovklantenbarometer.nl/Rapporten.aspx)

Kengetal: Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer (tot 2017)

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

      

- Reizigers1

7,9

7,9

8

8

8

8,1

- Personeel2

6,9

n.b.

7

n.b.

6,8

n.b.

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

      

- Reizigers3

15

15

16

14

14

16

- Personeel4

60

n.b.

60

n.b.

62

n.b.

Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2017 en CROW-KpVV OV-Klantenbarometer 2017. (Toelichting: rapportages staan op www.crow.nl)

1

Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

2

Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

3

Dit betreft het percentage reizigers dat slachtoffer is geworden van een incident.

4

Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Toelichting

De OV-Klantenbarometer is het klanttevredenheidsonderzoek voor het openbaar vervoer. De OV-Klantenbarometer 2018 is geheel vernieuwd ten opzichte van de vorige edities. De onderwerpen zijn opnieuw geclusterd en de hoofrailnetconcessie is aan het onderzoek toegevoegd, conform Motie Dik-Faber. Bovendien hebben in 2018 vier metingen plaatsgevonden. In de vorige edities was dit één meting in het najaar. In 2018 is daarom een nieuwe reeks gestart, waarbij ook de sociale veiligheid van reizigers wordt meegenomen. Door deze nieuwe meetmethode is het niet mogelijk de cijfers over 2018 te vergelijken met de cijfers over de jaren daarvoor. De clusters bestaan uit de volgende onderwerpen:

  • Cluster 1 Veiligheid: veiligheid rit, algemeen, halte/station.

  • Cluster 2 Snelheid: frequentie, overstaptijd, reissnelheid, punctualiteit.

  • Cluster 3 Gemak: gebruiksgemak ov-kaart, vervoersbewijs kopen, info halte, informatie rit, info vertragingen.

  • Cluster 4 Comfort: klimaat, instappen, zitplaats, overlast, rijstijl.

  • Cluster 5 Beleving: inrichting, netheid, klantvriendelijkheid, geluid.

Volledigheidshalve zijn bij dit jaarverslag zowel de reeks 2015–2017 volgens de oude meetmethode als de gegevens 2018 volgens de nieuwe methode gepresenteerd.

Kengetal sociale veiligheid NS

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Klantoordeel sociale veiligheid

78,30%

79,50%

80,20%

80,10%

87,10%

88%

90%

90%

Bron: NS Jaarverslag 2019

Toelichting

Het klantenoordeel sociale veiligheid in de trein en op het station was over 2019 90%. De realisatie van 2019 is hoger dan de progressiewaarde van 83%.

Indicator: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel

         

Bodemwaarde

Progressiewaarde

Streefwaarde

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2015-2019

20171

2019

Reizigerspunctualiteit 5 minuten Hoofdrailnet2

91,5%

90,0%

90,5%

91,0%

90,6%

91,6%

92,6%

92,6%

88,9%

90,5%

91,1%

Algemeen klantoordeel

74%

75%

75%

74%

77%

80%

86%

89%

74%

76%

80%

Bron: NS jaarverslag 2019

1

Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019.

2

De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

Toelichting

  • 1. De Reizigerspunctualiteit 5 minuten HRN was over 2019 92,6%. Dit is gelijk aan de waarde voor 2018; hiermee wordt een goede waarde vastgehouden.

  • 2. Het Algemeen Klantoordeel HRN was over 2019 89%. Dit is 3%-punt hoger dan 2018 toen de realisatie 86% was, de stijgende lijn wordt hierbij vastgehouden. De realisatie van 2019 is hoger dan de progressiewaarde van 76%.

Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Nr.

Risicodrager1

Omschrijving indicator

2015

2016

2017

2018

NRV2

1

Veiligheidsrisico treinreizigers

SGEL onder reizigers/jaar/mld. reizigerskm’s3

0,011

0

0

0,1

0,089

2

(Mogelijke) ongevallen met treinen

      

2.1

 

Aantal significante ongevallen/ mln. treinkm’s

0,20

0,18

0,16

0,18

 

2.2

 

Aantal significante treinbotsingen/mln. treinkm’s

0,01

0,01

0,00

0,01

 

2.3

 

Aantal significante ontsporingen/ mln. treinkm’s

0,01

0,00

0,01

0

 

2.4

 

Aantal STS passages4

112

100

105

137

 

3

Veiligheidsrisico spoorpersoneel

SGEL onder spoorpersoneel/jaar/mld. treinkm’s

1,28

13,96

1,26

0,61

5,97

4

Veiligheidsrisico overweggebruikers

SGEL onder overweggebruikers/jaar/mld. treinkm’s

84,70

19,68

38,38

81,70

127,00

5

Suïcides

Aantal spoorsuïcides

223

221

215

194

 

Bron: Veiligheid op de rails - Jaarverslag Spoorveiligheid 2018 (ILT)

1

Risicodragers = actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen.

2

NRV = National Reference Value, de in Europees kader vastgestelde referentiewaarde per lidstaat voor de betreffende indicator.

3

SGEL = Slachtoffers en Gewogen Ernstige Letsels. Dit is een kwantificering van de gevolgen van ernstige ongevallen met doden en ernstige letsels, waarbij 1 ernstig letsel statistisch gelijk is aan 0,1 overledenen.

4

STS = Stoptonend sein

Hierboven staan de indicatoren voor spoorveiligheid zoals worden gehanteerd op basis van de Beleidsimpuls Railveiligheid. Over de indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in functie als National Railway Safety Authority. Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht.

In bovenstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2016 was op basis van de indicatoren. De stand van zaken 2019 komt in oktober 2020 beschikbaar.

Zoals in bovenstaande tabel te zien zijn alle waarden onder de National Reference Value (NRV) gebleven. In de beleidsreactie op het OVV-rapport in november 2018 is de ambitie uitgesproken om binnen 5 in plaats van 10 jaar alle openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen te hebben opgeheven dan wel te hebben beveiligd. Daarnaast wordt het aangescherpte risicogestuurde overwegenbeleid gecontinueerd.

De gegevens over 2019 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2021.

Kengetal: Aantal treinbewegingen goederentreinen per week

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Betuweroute (Meteren-Valburg)

430

410

480

440

390

470

400

410

Zevenaar grens

490

490

540

470

400

470

400

410

waarvan Betuweroute

430

410

480

440

380

460

390

400

Oldenzaal grens

60

70

60

100

130

110

120

120

Venlo grens

220

240

190

270

310

240

320

340

Maastricht grens

20

30

30

30

40

50

50

40

Roosendaal grens

110

110

110

130

140

150

160

170

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling PV/POV

Toelichting

De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen. Er zijn geen noemenswaardige ontwikkelingen te melden over 2019 ten opzichte van 2018.

Het op artikeI uitgevoerde beleid en de bijbehore resultaten waren het afgelopen jaar grotendeels conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot beleidsmatige bijstelling aan het licht gekomen.

Het spoorgoederenvervoer wordt gestimuleerd door de gebruiksvergoeding in de pas te laten lopen met die in de buurlanden. Binnen het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer is de tijdelijke subsidieregeling voor de periode 2019–2023 in werking getreden.

Richting 2025, wanneer de concessie van de Nederlandse Spoorwegen voor het hoofdrailnet afloopt, wordt de optie voor meer marktopening opengehouden. De eerste stap hierin is een evaluatie van de huidige prestaties. In 2019 zijn verschillende bouwstenen opgeleverd, zie hiervoor het beleidsverslag in de inleiding van dit document.

Begin zomer 2019 is de formele consultatie van het publiekrechtelijk wetsvoorstel voor de omvorming van ProRail afgerond. Daarnaast is in 2019 gewerkt aan de uitwerking van de lagere regelgeving. In 2019 is ook de programmabeslissing voor het European Rail Traffic Management System (ERTMS) genomen, waarna is overgegaan naar de realisatiefase van het programma ERTMS. Dit sluit aan bij het voornemen in het Regeerakkoord om ERTMS tijdig uit te rollen. Daarnaast is het landelijk programma overwegen voortvarend aan de slag gegaan in 2019, waardoor het huidige LVO-budget nagenoeg volledig belegd is.

Zowel in als buiten Nederland is een levendig debat ontstaan over de mogelijkheid om vervoer per vliegtuig over de korte afstand binnen Europa te vervangen door internationaal vervoer per trein. Meer reizen per trein draagt bij aan verduurzaming van het personenvervoer en het biedt veel andere voordelen op het gebied van comfort, zoals uitstappen midden in de stad. In 2019 is onder andere een extra (derde) trein naar London gerealiseerd en is in het voorjaar een treindienst tussen Maastricht – Heerlen – Aken gestart.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde Begroting

Verschil

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

 

Verplichtingen

49.388

28.104

‒ 7.372

4.801

30.714

11.497

19.217

1

Uitgaven

24.603

18.896

18.804

15.728

31.659

13.157

18.502

 

16.01 OV en Spoor

24.603

18.896

18.804

15.728

31.659

13.157

18.502

 

16.01.01 Opdrachten

12.042

985

4.462

4.397

5.953

5.818

135

 

- ERTMS

10.417

0

47

0

0

0

0

 

- Overige Opdrachten

1.625

985

4.415

4.397

5.953

5.818

135

 

16.01.02 Subsidies

12.388

15.544

11.053

7.975

21.951

4.013

17.938

2

- GSM-R

1.092

2.014

3.572

0

0

0

0

 

- Bodemsanering NS percelen

9.076

9.077

0

0

0

0

0

 

- Overige Subsidies

2.220

4.453

7.481

7.975

21.951

4.013

17.938

 

16.01.03 Bijdragen aan agentschappen

44

44

912

936

964

939

25

 

- Waarvan bijdrage aan KNMI

44

44

44

45

45

45

0

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

0

0

868

891

919

894

25

 

16.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

0

2.252

2.297

2.349

2.719

2.287

432

 

- CLU Betuweroute en HSL

0

2.252

2.297

2.349

2.719

2.287

432

 

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

129

71

80

71

72

100

‒ 28

 

Ontvangsten

152

3

3.497

375

249

0

249

 

Onderstaand wordt op het niveau van verplichtingen en financieel instrument een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De oorzaak van de hogere verplichtingenrealisatie ligt voornamelijk in de verschillende overboekingen die hebben plaatsgevonden. Zo zijn er bij Voorjaarsnota meerdere subsidies overgeboekt van het IF naar artikel 16. Er is € 14,5 miljoen overgeboekt voor de subsidie voor het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer, € 2 miljoen voor de subsidieregeling Samenloop Twente en € 1,8 miljoen voor de subsidie sociale veiligheid. Binnen het subsidiebudget is er verder verplichtingenruimte (€ 1,4 miljoen) vanuit de jaren 2020 tot en met 2022 naar 2019 gehaald om de meerjarige subsidie aan ROVER omtrent het OV-loket en Beleidsondersteuning vast te kunnen leggen. Verder is er bij najaarsnota € 0,4 miljoen overgeboekt naar EZK omtrent de afrekening voor de GSM-R subsidieregeling. Tot slot resteert een saldo van hogere en lagere uitgaven (- € 0,9 miljoen).

  • 2. De hogere realisatie op het subsidiebudget wordt voornamelijk veroorzaakt door overboekingen die gedaan zijn bij voorjaarsnota vanuit het IF naar artikel 16. Er is € 14,5 miljoen overgeboekt omtrent de subsidie voor het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer, € 2 miljoen voor de subsidieregeling Samenloop Twente en € 1,8 miljoen voor de subsidie sociale veiligheid en € 0,8 miljoen voor de subsidie IC Dordrecht Breda. Bij najaarsnota zijn de overbodige middelen omtrent de subsidieregeling derde spoor Duitsland teruggeboekt naar het IF (€ 1,6 miljoen). Per saldo, inclusief kleine overboekingen vanuit het opdrachtenbudget naar het subsidiebudget voor de subsidie dashboard deur tot deur (€ 0,1 miljoen), NOVB informatie voorziening (€ 0,1 miljoen) resteert na afronding het totale verschil van € 17,9 miljoen.

16.01 OV en Spoor

16.01.01 Opdrachten Dit betreffen voornamelijk opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, monitoring sociale veiligheid, het uitvoeren van onderzoeken voor het Toekomstbeeld OV, de onderzoeksresultaten voor de marktordening op het spoor, de beheer- en vervoerconcessie, opdrachten voor de verbetering van verkeersmodellen voor personen- en goederenvervoer over ov en spoor, de uitbesteding van SWUNG-1-taken, het onderzoek naar verbetermogelijkheden voor het rekenmodel trillingen spoorwegen en aanpassingen in de spoorwegwetgeving.

Ook is bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, wat een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies Dit betreft de tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten. Deze regeling heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van een derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding. Voor de jaren 2016 tot en met 2020 bedraagt het subsidieplafond € 13 miljoen inclusief de uitvoeringskosten.

In 2019 is verder een subsidie beschikbaar gesteld om belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer waar mogelijk weg te nemen. Hierdoor wordt het mogelijk voor reizigers om veilig, betrouwbaar en betaalbaar te kunnen reizen van Nederland naar Duitsland en vice versa.

Daarnaast is er een subsidie beschikbaar gesteld ter ondersteuning van het in stand houden van het OV-loket. Hiermee kunnen reizigers worden ondersteund tijdens het reizen met het OV. Tenslotte is in 2019 de subsidieregeling Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer van start gegaan.

16.01.03 Bijdrage aan agentschappenRijkswaterstaat (RWS) heeft in 2019 in opdracht van IenW werkzaamheden in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA) uitgevoerd. Door middel van de agentschapsbijdrage is hiervoor capaciteit bij RWS gereserveerd.

16.01.04 Bijdrage medeoverhedenDit betreft een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisatiesDit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen (x € 1.000)
   
  

2019

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

1.727.945

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen

203.626

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen

1.931.571

Waarvan

  

13.02

Beheer onderhoud en vervanging

1.457.826

13.03

Aanleg

319.486

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

144.269

13.07

Rente en aflossing

9.990

13.08

Investeringsruimte

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur (x € 1.000)
  

2019

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

151.184

 

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

3.778

 

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

154.962

Waarvan

  

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

103.974

14.02

Regionale Mob. Fondsen

0

14.03

RSP-ZZL: Pakket Bereikbaarheid

50.988

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS, 17.08 ZuidasDok en 17.10 PHS (x € 1.000)
  

2019

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS, 17.08 ZuidasDok en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer van het Infrastructuurfonds

291.339

 

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS, 17.08 ZuidasDok en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

25.799

 

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS, 17.08 ZuidasDok en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

317.138

Waarvan

  

17.02

Betuweroute

1.094

17.03

Hogesnelheidstrein-Zuid

54

17.07

ERTMS

63.243

17.08

ZuidasDok

90.791

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

161.956

Licence