Base description which applies to whole site

3. Beleidsprioriteiten

Zorg voor mensen, mensen voor de zorg

  • 1. Inleiding

‘Is de zorg er straks nog wel voor mij, als ik ouder word?’ ‘Blijft de zorg wel betaalbaar?’ ‘Hebben artsen nog wel aandacht voor patiënten als ze al die formulieren moeten afvinken?’ We zien dat veel Nederlanders aandacht hebben voor de zorg.

‘Vertrouwen in de toekomst' is de titel van ons regeerakkoord. Dat vertrouwen is geen gegeven. Daar moe‘en we aan blijven werken, ook als het gaat om de zorg. Internationale vergelijkingen laten zien dat de zorg in Nederland op een hoog niveau staat. Om dit te behouden wordt beleid gevoerd en is de zorg in beweging.

In 2019 zijn er stappen gezet om de beweging richting De Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP) te bewerkstelligen. Zo is er bijvoorbeeld ingezet om e-health meer beschikbaar te krijgen en kunnen mensen zelf kosteloos hun eigen persoonlijke gezondheidsomgeving inzien en gebruiken. Om meer mensen voor het betekenisvolle en mooie werk in de zorg te interesseren en te behouden is de ‘Ik Zorg’-campagne vervolgd en zijn er extra opleidingsplekken beschikbaar gekomen.

Het Nationaal Preventieakkoord is gestart om de strijd tegen roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik aan te gaan. Om de implementatie dicht bij de mensen te houden, zijn ook eerste lokale preventieakkoorden gesloten. Hiernaast is in 2019 ook uitvoering gegeven aan het Nationaal Sportakkoord. Veel gemeenten hebben zich hier vervolgens in 2019 aan gecommitteerd door een lokaal sportakkoord.

In 2019 zijn 12.000 jongeren in 87 proeftuinen gestart met hun maatschappelijke diensttijd. Met deze proeftuinen is het programma klaar om in 2020 de maatschappelijke diensttijd voor jongeren in te voeren.

Om de kwaliteit van zorg in het verpleeghuis te verbeteren zijn er in het eerste half jaar van 2019 13.000 nieuwe medewerkers bijgekomen en is de cliënttevredenheid en medewerkerstevredenheid toegenomen. In 2019 zijn er tevens stappen gezet naar een samenleving waarin iedereen kan meedoen, ongeacht talenten of beperkingen.

Ook is het actieprogramma Dak- en Thuisloze jongeren gelanceerd. Vanuit dit programma zijn 14 pilotgemeenten het aantal dak- en thuisloze jongeren aan het terugdringen en wordt ingezet op het voorkomen van nieuwe instroom.

In 2019 hebben we ons ingezet om de zorg toegankelijk, betaalbaar en merkbaar beter te maken en te houden. Zo is in 2019 ook de contourennota aangekondigd die in beeld brengt wat in de regio nodig is om de organisatie van (voor)zorg en ondersteuning te verbeteren en aan de (toekomstige) zorgvraag te voldoen. We hebben ons hier voor ingezet en blijven dit doen zodat de zorg beschikbaar is, nu en in de toekomst.

2. De juiste zorg op de juiste plek

De Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP) is een beweging uit het veld, die vanuit het Ministerie van VWS wordt omarmd en gefaciliteerd. Uitgangspunten zijn het voorkomen van duurdere zorg, verplaatsen van zorg (dichtbij de mensen thuis), bijvoorbeeld door het vervangen van zorg door meer innovatieve zorgvormen als e-health (Kamerstukken II 2019/20, 29689, nr. 995). Deze aanpak moet ook een bijdrage leveren aan de organiseerbaarheid en betaalbaarheid van de zorg. Doordat JZOJP een beweging is vanuit het veld, is er commitment vanuit de zorgsector die onder andere is vastgelegd door middel van afspraken in de hoofdlijnenakkoorden. Eén van die afspraken betreft het opstellen van regiobeelden die als basis dienen voor een regionale visie op zorg en ondersteuning. In het najaar van 2019 zijn de eerste regiobeelden gepubliceerd. In het eerste kwartaal van 2020 komen voor de overige regio’s deze beelden beschikbaar. De regiobeelden moeten partijen in de regio helpen tot een samenhangende visie op zorg en welzijn te komen. Ook worden ze benut voor de contourennota die voor de zomer van 2020 beschikbaar komt.

In 2019 is, met middelen van VWS door ZonMw, een financiële stimuleringsregeling ingericht. Deze regeling maakt het mogelijk om na te denken over en te experimenten met andere werkwijzen. Daarbij valt te denken aan het organiseren van zorg rondom specifieke aandoeningen in (lerende) netwerken, het inzetten van digitale toepassingen gericht op maximale regie van de patiënt en het verbinden van zorg en welzijn, ook met het oog op het voorkomen van zwaardere zorg en ondersteuning later in de keten. Belangrijk aandachtspunt bij deze aanpak is dat projecten door zorginkopers, –aanbieders en –ontvangers gezamenlijk worden uitgevoerd. Deze projecten moeten helpen de uitgangspunten verder vorm te geven en uiteindelijk in praktijk te brengen (Kamerstukken II 2019/20, 29689, nr. 995). De grote belangstelling voor de eerste twee rondes die in het afgelopen jaar zijn gestart, getuigt van veel energie en enthousiasme op dit punt. Alhoewel de eerste signalen positief zijn, bevinden de initiatieven zich vaak nog in het stadium dat bredere uitrol niet mogelijk is. Dit zal pas de komende jaren plaatsvinden en dan ook gericht worden geëvalueerd. Op de website van ZonMW is een overzicht opgenomen van alle in de eerste ronde gehonoreerde projecten.

Partijen hebben het laatste jaar veel goede praktijkvoorbeelden aangedragen. Deze voorbeelden zijn verzameld op www.dejuistezorgopdejuisteplek.nl, de website van VWS die het afgelopen jaar bijna volledig is vernieuwd. De website heeft eind 2019 ruim 4.000 bezoekers per maand. De site helpt met name zorgprofessionals de juiste collega’s te vinden. Hier worden praktijkverhalen van het veld gedeeld, zodat partijen elkaar inspireren en van elkaar leren.

Soms zijn er mensen met complexe zorgvragen die het niet lukt om passende zorg te vinden en die van het kastje naar de muur worden gestuurd. Als iemand moeite heeft om passende zorg te vinden is het belangrijk om snel contact op te nemen met de zorgverzekeraar, het zorgkantoor of de gemeente en de hulpvraag duidelijk aan te geven. Indien nodig kan er ook hulp (cliëntondersteuning) gevraagd worden om een zorgvraag onder woorden te brengen of iemand die meegaat naar gesprekken. Landelijk is ook, in opdracht van VWS, Het Juiste Loket zo ingericht dat het laagdrempelig bereikbaar is, voor onder andere mensen die niet weten waar zij voor zorg of ondersteuning terecht kunnen. Als het vervolgens nog steeds niet lukt om passende zorg te vinden, dan is VWS laagdrempelig bereikbaar om met deze mensen mee te denken (Kamerstukken II 2019/20, 31765, nr. 479). In 2019 zijn er ruim 350 complexe zorgvragen bij VWS binnengekomen. Het streven is om met elke melder met een complexe zorgvraag die zich van het kastje naar de muur gestuurd voelt mee te denken over een passende oplossing. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat VWS kijkt wie de verantwoordelijke partij is om de zorg en/of ondersteuning geregeld te krijgen (zorgkantoor, zorgverzekeraar, gemeente, zorgaanbieder). Overigens kan het zo zijn dat de wensen van een cliënt of diens naasten niet realiseerbaar zijn, bijvoorbeeld omdat de vraag van een melder buiten de grenzen van verzekerde zorg valt (bijvoorbeeld omdat onduidelijk is of een behandeling effectief is, of zelfstandig wonen met ambulante zorg gezien de toestand van de cliënt niet haalbaar is omdat voor hem of haar levenslange intensieve of zelfs onvrijwillige zorg nodig is), of dat er een blijvend verschil van inzicht is tussen wat de cliënt en de zorgprofessionals passende zorg vinden.

We willen dat mensen de juiste zorg en ondersteuning op de juiste plek krijgen. Als het kan in de eigen omgeving. Het liefst gewoon thuis. We willen dat in 2030 zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving (in plaats van in zorginstellingen) wordt georganiseerd, samen met het netwerk van mensen. Recente cijfers zijn nog niet bekend.

 

0-meting

Actuele stand

Zorg meer (of vaker) in de eigen leefomgeving (in plaats van in zorginstellingen) 1

¹In het kader van het vernieuwde Topsectorenbeleid heeft het ministerie van VWS in samenwerking met andere departementen en stakeholders missies opgesteld op het gebied van Gezondheid en Zorg. Deze missies geven richting aan de activiteiten van de Topsectoren in de komende jaren, en richten zich specifiek op een aantal terreinen waar VWS een meerwaarde ziet voor de Topsectoren. Deze missies zijn in april 2019 door het kabinet vastgesteld (kst-33009-82). Hoewel de missies oorspronkelijk bedoeld zijn voor het Topsectorenbeleid, hebben ze betekenis voor het beleid van VWS in de volle breedte.

De centrale missie is: In 2040 leven alle Nederlanders tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid, en zijn de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaal-economische groepen met 30% afgenomen.

Daaronder vallen vier missies die elk bijdragen aan de realisatie van de centrale missie:

Missie 1: In 2040 is de ziektelast als gevolg van een ongezonde leefstijl en ongezonde leefomgeving met 30% afgenomen;

Missie 2: In 2030 wordt zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving (in plaats van in zorginstellingen) georganiseerd, samen met het netwerk rond mensen;

Missie 3: In 2030 is van de mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking het deel dat naar wens en vermogen kan meedoen in de samenleving met 25% toegenomen;

Missie 4: In 2030 is de kwaliteit van leven van mensen met dementie met 25% toegenomen.

3. Betaalbare en toegankelijke zorg

Om de stijging van de zorgkosten af te remmen, hebben we in 2018 voor de periode 2019 tot en met 2022 hoofdlijnenakkoorden afgesloten met de medisch-specialistische zorg, de geestelijke gezondheidszorg, wijkverpleegkundigen en huisartsen. Hierin staan afspraken over het verbeteren van de kwaliteit van de zorg en het in de hand houden van de kosten. Aanvullend zijn in juni 2019 handtekeningen gezet onder de bestuurlijke afspraken paramedische zorg 2019-2022. De paramedische sector committeert zich hiermee aan de beweging naar de juiste zorg op de juiste plek en maakte afspraken over kwaliteit van zorg, informatie voor de patiënt, de organisatiegraad en digitalisering. Het merendeel van de ambities voor het eerste loopjaar van de akkoorden en afspraken is in uitvoering gekomen. De resultaten van deze gestarte acties verwachten we later. Tegelijkertijd zijn op onderdelen soms de concrete (eerste) stappen nog in voorbereiding of nog niet gezet. Dit betekent niet dat de afspraken in de akkoorden zouden moeten worden herzien of uitgesteld. De uitvoering van de akkoorden loopt nu pas één jaar en er zijn nog drie jaar te gaan.

Op basis van het akkoord medisch-specialistische zorg (msz) zijn in 2019 veel afspraken opgestart waaronder het programma zorgevaluatie en gepast gebruik, uitbreiding van het integraal pakket aan maatregelen (IPAM) dure geneesmiddelen en de overhevelingen van geneesmiddelen-groepen uit de openbare farmacie naar de medisch specialistische zorg (Kamerstukken II 2019/20, 29248, nr. 318). Verder is gestart met de versnellingsagenda’s voor vier aandoeningen: pijn op de borst, perifeer arterieel vaatlijden, artrose van de knie en heup en röntgenfoto’s bij acute buikklachten. Dit zijn aandoeningen waarover de afgelopen jaren landelijk al afstemming is bereikt over wat juiste zorg is en hoe het zorgproces ingericht moet worden.

Het hoofdlijnenakkoord geestelijke gezondheidszorg (ggz) is in het afgelopen jaar uitgewerkt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is op 5 juni 2019 formeel partij geworden van het hoofdlijnakkoord. De aansluiting tussen het domein van de Zorgverzekeringswet en het sociaal domein wordt daardoor versterkt en is een belangrijke stap in de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord. In 2019 zijn veel afspraken uit het akkoord ggz opgestart waaronder de sectorbrede aanpak van wachttijden, inzet van ervaringsdeskundigen en het proces rondom de nieuwe bekostiging van de sector (Kamerstukken II 2018/19, 25424;33628, nr. 460) (Kamerstukken II 2018/19, 25424;33628, nr. 478). Zoals in het akkoord afgesproken zijn er binnen de ggz meer opleidingsplekken gecreëerd voor bijvoorbeeld hbo-verpleegkundigen en sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen.

In 2019 hebben partijen in de wijkverpleging met VWS aanvullende afspraken gemaakt om de alternatieve registratiestandaard in de praktijk in te voeren (Kamerstukken II 2019/20, 23235, nr. 196). Verder is gestart met een wetenschappelijk onderzoek naar praktijkvariatie bij de indicatiestelling, vindt vaker intercollegiale toetsing tussen wijkverpleegkundigen plaats en is in 2019 de PREM (patiëntervaringen) gemeten die gebruikt wordt om te leren en verbeteren. Partijen zijn ook gestart met trajecten rond thema’s als samenwerking tussen het zorg en sociaal domein (met behulp van de 'design thinking'methode) en de inkoop van innovatie in de wijkverpleging door zorgverzekeraars.

In het hoofdlijnenakkoord huisartsenzorg zijn afspraken gemaakt om meer tijd voor de patiënt vrij te kunnen maken. In 2019 zijn, om extra capaciteit te creëren, totaal 94 leerwerkplekken voor physician assistants (PA) en verpleegkundig specialisten (VS) in de huisartsenzorg gerealiseerd. De NZa monitort in hoeverre de afspraken die in het hoofdlijnenakkoord zijn gemaakt daadwerkelijk in de contracten landen. Hieruit blijkt dat de extra investeringen in meer tijd voor de patiënt, de organisatie en de infrastructuur momenteel nog niet voldoende van de grond zijn gekomen. Om de patiënt digitaal inzicht te geven in zijn eigen gegevens is in 2019 de subsidieregeling Versnellingsprogramma VIPP OPEN opgezet. Onder deze regeling wordt geld beschikbaar gesteld om het mogelijk te maken dat patiënten in 2020 inzage kunnen hebben in hun eigen patiëntendossier en ook over deze gegevens kunnen beschikken in een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO).

In 2019 zijn de partijen in de paramedische zorg aan de slag gegaan met het uitvoeren van de bestuurlijke afspraken. Voor het onderdeel Kwaliteit van Zorg heeft VWS inmiddels aan ZonMw opdracht gegeven om een programma paramedische zorg op te starten. Het programma bestaat uit twee onderdelen, te weten Kennisvergroting & Onderzoek en Kwaliteit & Transparantie. Dit programma is in goed overleg met partijen van start gegaan in november 2019. Voor het onderdeel Digitalisering is een externe organisatie gevraagd om het huidige ICT-landschap in de paramedische zorg in kaart te brengen, inclusief problemen waar patiënten en zorgverleners tegenaan lopen. Ook zal dit onderzoek aanbevelingen bevatten voor vervolgstappen.

In december 2019 is een belangrijke wijziging in onze prijsbepaling van geneesmiddelen, opgenomen in de Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp), in werking getreden. Door een wijziging in de landen waarnaar we kijken om een maximale Nederlandse prijs te bepalen, komen we beter tegemoet aan een voor Nederland acceptabele prijs. Daarnaast treffen we voorbereidingen om het Geneesmiddelen vergoedingssysteem (Gvs) voor extramurale geneesmiddelen te herzien. Dit moet het mogelijk maken om meer geneesmiddelen tegen een meer aanvaardbare prijs te kunnen vergoeden.

Naast betaalbare geneesmiddelen is het vergroten van transparantie rond geneesmiddelenprijzen een speerpunt geweest in 2019. Bij individuele financiële arrangementen en geneesmiddelen die een onverklaarbaar hoge prijs kennen zijn fabrikanten aangespoord om inzage te geven in hun prijsopbouw. Hieraan geven zij helaas nog nauwelijks gehoor. Ook internationaal hebben we ons hard gemaakt voor het vergroten van transparantie. Zo heeft Nederland samen met de Benelux-landen een duidelijke positie ingenomen om transparantie van prijzen en prijsafspraken als essentiële voorwaarde te zien om duurzame toegang tot betaalbare geneesmiddelen te waarborgen. Een mijlpaal was de World Health Organization resolutie die in mei 2019 werd aangenomen, met steun van Nederland, waarin landen eensgezind oproepen tot maatregelen om meer transparantie te realiseren.

Naast de Nederlandse horizonscan die het Zorginstituut periodiek uitvoert, hebben we in 2019 samen met onze Benelux-partners het ‘International Horizon Scanning Initiative’ opgericht. Dit samenwerkingsverband moet op internationaal niveau informatie gaan verzamelen en analyseren, zodat we nog beter kunnen voorspellen welke ontwikkelingen op het gebied van dure geneesmiddelen op ons afkomen. Inmiddels zijn in totaal negen landen aangesloten en worden voorbereidingen getroffen om in 2020 de eerste gezamenlijke horizonscans uit te voeren.

Sinds begin 2019 is het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA), de EU-instelling die bepaalt welke nieuwe geneesmiddelen toegang krijgen tot de Europese markt en die toeziet op de veiligheid daarvan, gevestigd in een tijdelijke huisvesting op Amsterdam Sloterdijk. Op 15 november werd – geheel volgens plan – het nieuwe hoofdkantoor aan de Amsterdamse Zuidas opgeleverd, dat gebouwd is in een recordtempo van 18 maanden. Inmiddels zijn ruim 700 medewerkers naar ons land verhuisd en is het agentschap begonnen met de werving van nieuwe medewerkers. De vestiging van het EMA in ons land is gunstig voor de positie van Nederland in het Europese geneesmiddelensysteem, heeft directe en indirecte investeringen tot gevolg en heeft geleid tot een toename van het aantal onderzoeksinstellingen, bedrijven, dienstverleners en maatschappelijke organisaties dat zich in Nederland heeft gevestigd. Volgens de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) zijn er in 2019 hierdoor al diverse bedrijven in de Lifesciences & Health-sector naar ons land verhuisd (Kamerstukken II 2019/20, 29477, nr. 628) (Kamerstukken II 2019/20, 33009, nr. 628).

Het programmaplan Rechtmatige zorg (Kamerstukken II 2017/18, 28828, nr. 108) zet in op het verminderen van onrechtmatigheden in de zorg. Om onbedoelde fouten tegen te gaan en het net te sluiten rond frauduleuze partijen zijn meerdere maatregelen nodig. Zo zijn in 2019 het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) en partners van de Taskforce Integriteit Zorgsector (TIZ) tot een gezamenlijke aanpak gekomen rond excessieve winsten in de zorg. Het resultaat van deze inspanning, waarbij onder andere onderzoek gedaan wordt naar de specifieke zorgaanbieders op de lijst van Follow the Money, zal in de toekomst zichtbaar worden. Ook is in 2019 in de wijkverpleging een top 10 van aan te pakken declaratieknelpunten opgesteld (Kamerstukken II 2019/20, 28828, nr. 113 ). Voorbeelden van knelpunten zijn een niet-passende indicatie bij de gezondheidssituatie van de cliënt, onduidelijkheden over welke zorg onder welke financieringsvorm valt, en een niet-navolgbare vastlegging van de zorg in het zorgdossier. De resultaten hiervan worden later verwacht.

Ter ondersteuning van budgethouders, zorgverleners en de ketenpartners wordt het PGB2.0-systeem doorontwikkeld (Kamerstukken II 2019/20, 25657, nr. 319). Het PGB2.0-systeem vermindert administratieve rompslomp en helpt budgethouders om hun zaken makkelijker af te doen en hun budget te beheren. Ook kent het systeem ingebouwde controles waardoor de rechtmatigheid wordt verhoogd en fouten en misbruik nog vaker kunnen worden voorkomen. In 2019 is het beheer van PGB2.0 overgedragen van Zorgverzekeraars Nederland naar VWS. Daartoe is een tijdelijke beheerorganisatie ingericht. De eerste voorlopers zijn inmiddels aangesloten. De invoering van het PGB2.0-systeem bij zorgkantoren en gemeenten verloopt zorgvuldig en stapsgewijs. Naast zorgkantoor DSW zijn ook zorgkantoren van Zilveren Kruis en CZ aangesloten op het PGB2.0-systeem. Hierdoor krijgen steeds meer budgethouders toegang tot het PGB2.0-systeem. Op 1 januari 2020 hadden 6.000 budgethouders toegang (ten opzichte van 1.200 budgethouders ). De budgethouders die al werken met het PGB2.0-systeem zijn zeer tevreden.

In de Agenda pgb (Kamerstukken II 2018/19, 25657, nr. 303) is een aantal acties aangekondigd die zijn gericht op bestrijding en preventie van fraude. Zo is een risicoscan ontwikkeld door de SVB en in een pilot met 16 gemeenten getest. Gemeenten ontvangen hieruit signalen van de SVB die aanleiding kunnen zijn om een onderzoek te starten naar de rechtmatigheid van de pgb-besteding. Daarnaast is in de Agenda pgb aangekondigd om een domein-overstijgend kader voor pgb-vaardigheid te ontwikkelen. Het kader voor pgb-vaardigheid is bedoeld om potentiële budgethouders (en/of hun vertegenwoordigers) goed te informeren over wat je moet kennen en kunnen om met een pgb om te gaan. Voor verstrekkers biedt het kader een handvat om de pgb-vaardigheid te beoordelen. Dit moet helpen om een pgb alleen te verstrekken aan budgethouders die de bijbehorende taken en verantwoordelijkheden kunnen uitvoeren. In augustus 2019 is dit uniform kader pgb-vaardigheden gelanceerd, op dit moment is de implementatie gaande. Deze wordt gemonitord door middel van een pilot, waaraan enkele zorgkantoren en gemeenten deelnemen. Onderdeel van de pilot is een evaluatieonderzoek om te bepalen of het kader in de huidige vorm de budgetverstrekkers helpt bij de beoordeling tijdens het toekennen van een pgb.

Het afgelopen jaar is invulling gegeven aan de toezegging om de collectiviteitskorting voor de basisverzekering te verlagen. Hiermee wordt het premieverschil vanuit een collectieve polis, die niet verschilt van de reguliere modelpolis, kleiner. Vanaf 2020 bedraagt de korting voor de basisverzekering maximaal 5% (Kamerstukken II 2017/18, 29689, nr. 917). Daarnaast heeft de NZa in 2019 de regelgeving aangescherpt om transparantie bij het polisaanbod te vergroten. De NZa heeft daarbij onderzocht of de vindbaarheid en begrijpelijkheid van polisinformatie is verbeterd. Op basis van het NZa onderzoek blijkt dat mensen steeds beter informatie kunnen vinden op de website van een zorgverzekeraar, maar dat er nog grote verschillen zijn zowel tussen als binnen een concern van zorgverzekeraars (Kamerstukken II 2019/20, 29689, nr. 1033).

Het polisaanbod is per 2019 toegenomen van 55 naar 59 modelpolissen. De minister heeft opgeroepen tot een kleiner en overzichtelijker polisaanbod, omdat dit het voor verzekerden makkelijker maakt om de polis te kiezen die het beste past bij hun wensen. In reactie hierop hebben twee verzekeraars stevig gesneden in hun aanbod. Enkele andere verzekeraars hebben nieuwe polissen geïntroduceerd. Bij de start van het overstapseizoen in november 2019 werd bekend dat het polisaanbod voor 2020 per saldo gedaald is en weer uit 55 modelpolissen bestaat.

De organiseerbaarheid en betaalbaarheid van de zorg blijven ook in de toekomst een belangrijke uitdaging. Het kabinet zet daarom stappen om mogelijke maatregelen in kaart te brengen waarmee deze toekomstige uitdagingen voorzien kunnen worden van passende beleidsinzet, onder meer met de contourennota. Daarnaast heeft het kabinet ook de verkenning van de Sociaal-Economische Raad, het onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen ingesteld (Kamerstukken II 2018/19, 29689, nr. 985).

Om uitkomsten van zorg meer centraal te stellen bij de behandelbeslissingen is met de brancheverenigingen in de zorg in 2018 het programma Uitkomstgerichte Zorg 2018-2022 gestart. In dit programma wordt gewerkt aan het verbeteren van de positie van de patiënt in het zorgproces en aan het stimuleren van gedragsveranderingen die nodig zijn om de waarde van zorg voor de patiënt centraal te stellen (veranderaanpak). Op al deze terreinen zijn werkplannen gemaakt en met de uitvoering van deze werkplannen is in 2019 gestart (Kamerstukken II 2018/19, 31476, nr. 28). De werkplannen beschrijven de acties die door de partijen worden genomen om meer zicht te krijgen op uitkomsten van zorg, samen beslissen te stimuleren en te faciliteren, te komen tot het meer uitkomstgericht organiseren en belonen van zorg, het creëren van de randvoorwaarden (ICT) om uitkomstgegevens te kunnen rapporteren en gebruiken en gedragsveranderingen te stimuleren. Het programma is volop in uitvoering en loopt tot en met 2022, het is nog te vroeg om resultaten te kunnen melden.

Daarnaast stimuleren en ondersteunen we instellingen en zorgverleners actief om de ziekenhuiszorg zelf veiliger te maken. Hiervoor is door veldpartijen een programma opgesteld dat in de komende jaren wordt uitgevoerd. Het doel van het programma Tijd voor verbinding is het op gang brengen van een bottom-up beweging van en tussen zorgprofessionals, instellingen voor medisch-specialistische zorg (voor zover lid van de NFU, FMS, NVZ, V&VN of ZKN) en de Patiëntenfederatie Nederland om gezamenlijk de patiëntveiligheid te verbeteren en een vermindering van onbedoelde schade en potentieel vermijdbare sterfte te bewerkstelligen. Hiertoe hanteert het programma een vernieuwende aanpak dat voortbouwt op het VMS Veiligheidsprogramma (2008-2012). De kern hiervan is dat het programma ‘Tijd voor verbinding’ aansluit bij de praktijk en bij wat zorgprofessionals en instellingen nodig hebben om de patiëntveiligheid op de geselecteerde thema’s te verbeteren, gegeven hun eigen situatie en context. Het programma wil hen praktische handvatten en een structuur bieden waarmee zij hun praktijkvoorbeelden kunnen delen, van elkaar kunnen leren en samen kunnen reflecteren op de eigen praktijk. Dit gebeurt door middel van een online toolkit, het organiseren van bijeenkomsten en trainingen en door het faciliteren en initiëren van kennisnetwerken. VWS zorgt hierbij onder andere voor een tool waarmee jaarlijks de voortgang inzichtelijk wordt gemaakt. 

De subsidieregeling ‘Transparantie kwaliteit van zorg’ financiert initiatieven van ‘samen beslissen’ (Kamerstukken II 2018/19, 31476, nr. 28). De resultaten en lessen van de projecten worden ingebracht bij het onderdeel ‘veranderaanpak’ in het programma Uitkomstgerichte Zorg zodat meer partijen dan alleen de direct betrokken hiervan kunnen profiteren. In het Toetsingskader van het Zorginstituut Nederland is verankerd dat nieuwe kwaliteitstandaarden altijd meerdere behandelopties moeten bevatten, zodat er ruimte is voor ‘samen beslissen’. En met een aanpassing van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) is het proces van ‘samen beslissen’ wettelijk verankerd als de norm.

Nieuwe, slimme technologie kan helpen de juiste zorg op de juiste plek te bieden. Via acties vanuit het communicatieprogramma Zorg van Nu wordt e-health bekender gemaakt onder burgers. Dit gebeurt onder andere via tea-health bijeenkomsten met de KBO-PCOB (Unie van Katholieke Bonden van Ouderen – Protestants Christelijke Bond) en via een informatieteam dat het land in gaat. Daarnaast is een website opgericht waarop slimme oplossingen met e-health, domotica, handige hulpmiddelen en andere innovaties staan die patiënten en professionals kunnen ondersteunen (Kamerstukken II 2018/19, 27529, nr. 188). In een enquete onder mensen die gesprekken hebben gevoerd met het informatieteam geeft 84% aan dat hun kennis is vergroot, 83% dat hun houding ten aanzien van inzet van e-health positiever is en 79% dat ze na het gesprek sneller op zoek willen gaan naar nieuwe toepassingen.

Via de coalitie Digivaardig in de Zorg en de bijbehorende kennissite werken we aan het vergroten van de digitale vaardigheden van professionals in zorg en ondersteuning. De kennissite had in 2019 circa 174.000 views. Via zelftests kunnen professionals zelf testen hoe digivaardig ze zijn en kunnen zij via diverse leermiddelen hun vaardigheden vergroten. Naar aanleiding van de zelftest kan de professional met zijn/haar leidinggevende afspreken welke opleiding/ondersteuning nodig is voor het vergroten van diens digitale vaardigheden. Tevens is in 2019 een zelftest voor managers gelanceerd die inzicht geef in zijn/haar digitale vaardigheden en in het vertoonde digitaal leiderschap. In de toekomstige versies van de e-health monitor zal aandacht gegeven worden aan de effecten op de digitale vaardigheden bij professionals.

Mensen willen meer regie voeren op eigen gezondheid en zorg. Inzicht in eigen gezondheidsgegevens is daarvoor essentieel. Iedereen moet gemakkelijk online zijn eigen gezondheidsinformatie kunnen verzamelen, informatie hieraan toevoegen en zelf bepalen met wie de informatie gedeeld wordt. In 2019 zijn diverse versnellingsprogramma’s informatie-uitwisseling patiënt – professional gestart die ervoor moeten zorgen dat de gezondheidsinformatie daadwerkelijk voor de patiënt beschikbaar is. Bij ziekenhuizen is het aantal online inzages in het medische dossier gestegen van 1 miljoen in 2017 naar ruim 4 miljoen keer per jaar nu. Tevens is in 2019 een gebruikersregeling vanuit VWS ontwikkeld om het gebruik van de persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) te stimuleren. Vanaf oktober 2019 kan daardoor iedere Nederlander die dat wil kosteloos een PGO kiezen mits deze voldoet aan de regels van MedMij (Kamerstukken II 2018/19, 27529, nr. 184). Het daadwerkelijke gebruik van PGO's was in 2019 nog niet echt mogelijk, omdat nog gewerkt werd aan de digitale gegevensuitwisseling tussen burgers en zorgverleners.

Onder de noemer MedMij werkt de patiëntenfederatie, samen met andere zorgpartijen en met VWS, aan een veilige manier om informatie in te zien, zodat de privacy van mensen niet in gevaar komt. Het Medmij-programma is een afsprakenstelsel, met een uitgebreide set aan informatiestandaarden, zodat mensen een veilige en betrouwbare persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) kunnen gebruiken waarmee gegevens kunnen worden uitgewisseld met de systemen van zorgverleners. In 2019 is gewerkt aan gecontroleerde live-gangen van Medmij. Deze helpen om zicht te krijgen op de gebruikerservaringen van patiënten en zorgverleners. In 2019 hebben de eerste 23 PGO’s het Medmij-label behaald en twee leveranciers van zorgaanbieders (Kamerstukken II 2018/19, 27529, nr. 184). In 2019 zijn zorgaanbieders gestart met gesprekken met hun ICT-leveranciers om te voldoen aan het afsprakenstelsel, zodat in 2020 steeds meer gezondheidsgegevens beschikbaar kunnen komen in PGO’s. Cijfers over het gebruik zijn nog niet bekend.

De e-healthmonitor meet de beschikbaarheid en het gebruik van e-health onder burgers, patiënten, verpleegkundigen en artsen aan de hand van drie e-healthdoelstellingen. Uit de monitor blijkt dat de drie doelstellingen niet gehaald zijn. Wel laat de monitor zien dat er vooral onder professionals veel enthousiasme is als het gaat om slimme zorg. 61% van de medisch specialisten, 59% van de huisartsen en 75% van de verpleegkundigen geeft aan met e-health aan de slag te willen. Onder patiënten is dat enthousiasme lager (33%). De geïntensiveerde inzet op het gebied van gegevensuitwisseling tussen professionals en met patiënten en cliënten is er op gericht de doelstellingen alsnog te bereiken. Het aanbod van online inzage stijgt, maar blijft achter bij de doelstelling (80% heeft online inzage). Als het gaat om het uitvoeren van zelfmetingen, dan geeft 39% van de chronisch zieken aan dat zij deze niet wil uitvoeren. 40% van de chronisch zieken voert deze metingen wel uit. Daarmee kan geconcludeerd worden dat de doelstelling deels wel is gehaald, zij het dat een aanzienlijk deel van de patiënten er (nog) geen behoefte aan heeft. Onderzoekers constateren een daling van het gebruik van beeldbellen in de ziekenhuis- en ouderenzorg. Onderzoekers geven wel aan dat er inmiddels andere vormen van contact via een beeldscherm op afstand (zoals bijvoorbeeld appcontact en toezichthoudende technieken) hun intrede hebben gedaan in de zorg. Deze vormen van contact worden als laagdrempelig ervaren (patiënt en zorgverlener hoeven immers niet gelijktijdig beschikbaar te zijn), en kunnen in de plaats komen van beeldbellen.

Aandacht voor duurzaamheid is belangrijk in de zorg. In 2019 hebben circa 75 partijen zich aangesloten bij de Green Deal Duurzame Zorg, in totaal zijn er nu circa 200 partijen aangesloten. Deze partijen geven aan zich te willen inspannen voor een reductie van de CO2-uitstoot, zuinig gebruik van grondstoffen, schoon water en een gezonde leefomgeving. De ambitie op CO2 is in 2019 vertaald in een sectorale routekaart voor de cure en de care. Tevens zijn er handleidingen voor zorginstellingen om een routekaart op te stellen voor de eigen vastgoedportefeuille. In afstemming met VWS is het Expertisecentrum Duurzame Zorg opgericht dat de sector ondersteunt met kennis. Circulair werken is bevorderd door in 2019 met geld uit de klimaatenvelop (een envelop uit het regeerakkoord ten behoeve van klimaat) 20 workshops te organiseren gericht op circulair inkopen in de zorg. Op het thema schoon water is samen met het Ministerie van IenW in 2019 ingezet op het verminderen van medicijnresten in het water met onder andere een pilot gericht op het inzamelen van medicijnen via apothekers. Ook lopen ketengesprekken over contrastmiddelen en gebruik van plaszakken. Er wordt gewerkt aan de monitoring van de resultaten.

De groei van de uitgaven voor medische zorg valt door de maatregelen in deze kabinetsperiode structureel 2,3 miljard euro lager uit. Voor 2019 bedroeg de in de ramingen verwerkte besparing 0,5 miljard euro. De directe, beïnvloedbare indicator voor de betaalbaarheid is de plafondtoets voor de zorg, omdat die aangeeft of de zorguitgaven binnen het door het kabinet gestelde maximum blijven. Zoals in dit jaarverslag beschreven zijn de netto-zorguitgaven afgelopen jaar 1,5 miljard euro onder dat gestelde plafond gebleven. Daarmee wordt dus ruimschoots voldaan aan de doelstelling. Twee bredere en meer maatschappelijk relevante indicatoren voor de betaalbaarheid van de zorg betreffen het aandeel van het BBP dat besteed wordt aan zorg en de gemiddelde lasten per volwassene. De eerste liet tussen 2013 en 2018 een dalende trend zien en bedroeg in 2018 9,9% (OESO-definitie). Voor 2019 is dit percentage nog niet bekend, maar wordt een lichte stijging verwacht omdat de groei van de zorguitgaven - voor het eerst in zeven jaar - hoger was dan de economische groei (zie Financieel Beeld Zorg, paragraaf 2.1: Financieel beeld op hoofdlijnen). De lasten per volwassene stegen van € 5.178 in 2018 naar € 5.438 in 2019, een groei van 5,0%. Ter vergelijking: de CAO-lonen stegen afgelopen jaar met 2,4%. De ontwikkeling van deze twee indicatoren weerspiegelt de noodzakelijke investeringen van dit kabinet in onder andere de zorg in de verpleeghuizen.

 

2018*

2019

Plafond zorguitgaven (€ mld.)**

72,5

71,2

Zorguitgaven onder plafond (€ mld.)

71

69,7

Zorguitgaven brede definitie (€ mld.)**

78,7

84,4

% BBP besteed aan zorg

9,90%

Zorglasten per volwassene

€ 5.178

€ 5.438

* bovenste twee indicatoren niet gecorrigeerd voor de overheveling van Wmo/jeugd-budgetten per 2019. Dat verklaart de schijnbare daling van de uitgaven in 2019 ten opzichte van 2018. **bron: FBZ

4. Werken in de zorg

Het zwaartepunt van de aanpak van het tekort aan zorgmedewerkers met het programma Werken in de Zorg ligt vooral in de regio. In iedere regio werken zorgorganisaties, medewerkers, scholen en andere betrokkenen samen om het tekort terug te dringen. Volgens de meest recente prognose (mei 2019) is het verwachte tekort aan medewerkers in 2022 gedaald tot 80.000 (Kamerstukken II 2019/20, 29282, nr. 361). Dit is vooral te danken aan de stijgende instroom. Tussen het tweede kwartaal van 2018 en het tweede kwartaal van 2019 begonnen 152.000 mensen aan een baan in de zorg. Aan de andere kant blijft de uitstroom uit de sector hoog. In dezelfde periode stroomden 111.000 werknemers uit de sector, bijvoorbeeld naar een baan in een andere sector of met pensioen. In het afgelopen jaar hebben we onze aanpak geïntensiveerd, met daarbij een bijzondere focus op behoud van medewerkers in de zorg (Kamerstukken II 2019/20, 29282, nr. 361).

Door het beter herschikken van taken kunnen mensen weer doen waarvoor ze zijn opgeleid. Het werk wordt beter verdeeld en er ontstaan banen voor mensen die anders moeilijk aan het werk komen, zoals ouderen of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit maakt het werken in de zorg ook aantrekkelijker zodat meer mensen behouden blijven voor deze mooie sector.

De ‘Ik Zorg'-campagne voor ondersteuning bij de werving van nieuwe medewerkers, heeft een vervolg gekregen. Met de subsidieregeling SectorplanPlus bieden we werkgevers extra ondersteuning voor scholing van nieuwe medewerkers. Hiervan wordt goed gebruik gemaakt. In de tweede en derde tijdvakken van de regeling hebben ruim 1.300 werkgevers voor in totaal ruim 175.000 deelnemers een subsidieaanvraag ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 29282, nr. 361). In 2019 hebben we € 50 miljoen extra beschikbaar gesteld (totaal is € 420 miljoen beschikbaar voor deze regeling), die organisaties nu ook kunnen investeren in het behoud van medewerkers (Kamerstukken II 2019/20, 29282, nr. 361).

We hebben fors geïnvesteerd in de opleiding van professionals. In 2019 hebben we extra middelen beschikbaar gesteld voor de opleiding tot GZ-psycholoog (335 extra plekken, bovenop de 610 reeds beschikbare plekken) en 90 extra plekken bij de opleiding tot physician assistant en verpleegkundig specialist, bovenop de reeds 700 beschikbare opleidingsplaatsen. Op dit moment is nog niet bekend hoeveel opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen er in 2019 daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Wel is bekend dat opleidende zorginstellingen nagenoeg het totale aantal plaatsen hebben aangevraagd (943). Van de 790 opleidingsplaatsen voor studenten PA en VS zijn er 783 daadwerkelijk benut.

In 2019 is het Actieleernetwerk opgezet, om ervoor te zorgen dat organisaties goed gebruik maken van bestaande ervaringen. Meer dan 100 organisaties zijn aangesloten als koploper en er zijn tientallen workshops en bijeenkomsten voor instellingen gehouden (Kamerstukken II 2019/20, 29282, nr. 391 ). De focus ligt op de grootste uitdagingen voor organisaties, zoals een goed werkklimaat of de inzet van technologie. We willen dat organisaties niet alleen van elkaar leren, maar samen hiermee aan de slag gaan.

Het Regioteam Werken in de Zorg is in december 2019 gestart met concrete opdrachten op de thema’s behoud van medewerkers, flexwerken in de zorg en andere manieren van werken. Per regio is een opdracht op maat gemaakt al naar gelang de specifieke behoeften van die regio en kijkend naar wat nodig is om tot extra kwantitatieve en kwalitatieve versnelling te komen (Kamerstukken II 2019/20, 29282, nr. 391). Voor de zomer van 2020 – in de voortgangsrapportage van het programma Werken in de Zorg – wordt bericht over de voortgang en resultaten van het programma.

In 2019 is met het programma [Ont]Regel de Zorg gewerkt aan het terugdringen van de regeldruk die zorgverleners en patiënten/cliënten in hun dagelijkse praktijk ervaren. We zien daar over de gehele linie goede voorbeelden van, ook al is de merkbaarheid van de getroffen maatregelen nog niet in de volle breedte voldoende en blijven we ons hier dus volop voor inzetten. Ruim 60 van de landelijke maatregelen uit het programma zijn inmiddels uitgevoerd. Zo is per 1 januari 2020 een nieuwe richtlijn voor fysiotherapeuten van kracht geworden waardoor enkel de gegevens die minimaal noodzakelijk zijn geregistreerd hoeven te worden, de begin- en eindmeting voor fysiotherapeuten vereenvoudigd is en de verplichting om altijd een begin- en eindmeting te doen is komen te vervallen. Om de lokale ontregelbeweging aan te jagen en te ondersteunen zijn speciale adviseurs voor de medisch specialistische zorg en het sociaal domein aangesteld, is de [Ont]Regelbus van start gegaan en zijn we doorgegaan met het organiseren van (lokale) schrapsessies (Kamerstukken II 2019/20, 29515, nr. 441).

Het verwachte personeelstekort in 2022 is op basis van de meest actuele prognoses lager en het aantal werknemers stijgt sinds de start van het actieprogramma. Tussen 2017 en 2019 lijkt de medewerkerstevredenheid verbeterd en is de mate waarin medewerkers vinden dat ze goed zijn toegerust stabiel gebleven. Een actuele visuele weergave van alle kernindicatoren van het actieprogramma is te vinden op https://dashboards.cbs.nl/v1/AZWDashboard/ onder het kopje ‘Werken in de Zorg’.

 

0-meting

Actuele stand

Verwachte personeelstekort in 2022

100-125 dzd. (2018)

80 dzd. (2019)

Aantal werknemers, seizoensgecorrigeerd

1.172 dzd. (Q4 2017)

1.226 dzd. (Q2 2019)

Percentage medewerkers binnen zorg en welzijn* dat (zeer) tevreden is**

67% (2017)

78% (2019)

Percentage medewerkers binnen zorg en welzijn* dat vindt dat ze goed toegerust zijn**

89% (2017)

90% (2019)

Zij-instromers

31.800 (Q4 2017)

38.710 (Q4 2018)

Herintreders

33.710 (Q4 2017)

36.090 (Q4 2018)

Ziekteverzuim

5,1% (Q2 2017)

5,7 % (Q2 2019)

* inclusief kinderopvang bij de 0-meting.

** Door een andere methode van meten zijn de waarden vanaf 2019 niet helemaal vergelijkbaar met die in 2017. De waarden over 2019 worden desondanks wel gezien als een verbetering, zoals ook gerapporteerd in de voortgangsrapportage (kst-29282-385).

5. Preventie

In 2019 is gestart met de uitvoering van de afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord, dat eind 2018 is afgesloten met onder andere patiëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, sportverenigingen en sportbonden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Roken, overgewicht, problematisch alcoholgebruik en drugsmisbruik zijn de thema’s waar in 2019 concrete acties zijn op uitgevoerd.

Binnen het deelakkoord roken zijn de partijen op vier subthema’s aan de slag gegaan om een rookvrije generatie in 2040 te realiseren. Om een rookvrije (kind)omgeving te creëren is wetgeving voorbereid om een rookverbod per 2020 op schoolterreinen in te stellen. Daarnaast worden steeds meer plaatsen waar kinderen komen rookvrij, bijvoorbeeld kinderboerderijen en speeltuinen. Daarnaast gaan vanaf 1 januari 2020 stoppen-met-rokenprogramma’s niet meer ten kosten van het eigen risico. Dit is in 2019 voorbereid. De ggz, de verslavingszorginstellingen en de algemene en academische ziekenhuisinstellingen zijn op weg rookvrij te worden. Tevens worden steeds meer bedrijven rookvrij. Tegelijkertijd neemt het kabinet wettelijke maatregelen om het gebruik van tabak verder te ontmoedigen. Voorbeelden hiervan zijn een uitstalverbod in 2020 in winkels en standaardverpakkingen voor sigaretten en shag.

Voor het deelakkoord overgewicht stimuleren we gezondere voeding, meer sport en bewegen, een gezonde omgeving en passende zorg en ondersteuning voor hen die dit nodig hebben. Hierdoor wordt niet alleen overgewicht tegen gegaan, het leidt tot een betere gezondheid van iedereen. Het Voedingscentrum is in 2019 gestart met de crossmediale campagne ‘Eetwissels’. Deze campagne heeft tot doel mensen te stimuleren meer volgens de Schijf van Vijf te gaan eten.

Daarnaast is eind november door VWS voor een nieuw voedselkeuzelogo gekozen: Nutri-Score. Dit logo sluit beter aan bij de Nederlandse voedingsrichtlijnen en moet consumenten ondersteunen in de voedselkeuze. Naar verwachting kan Nutri-Score, na de aanpassingen, medio 2021 definitief worden ingevoerd en is het dan ook een wettelijk toegelaten voedselkeuzelogo.

In december heeft het Voedingscentrum de Richtlijn Gezondere Eetomgevingen gepubliceerd. Deze richtlijn is ontwikkeld met subsidie van VWS en is bedoeld ter ondersteuning van de acties uit het Nationaal Preventieakkoord. Deze richtlijn helpt bedrijfsrestaurants, schoolkantines, kiosken, tankstation en anderen om hun aanbod zo te presenteren dat kiezen voor gezond makkelijker wordt.

In het kader van ‘de Gezonde Kinderopvang’ zijn inmiddels meer dan 500 coaches opgeleid. Het programma Gezonde School heeft in 2019 het maximaal te financieren aantal van 853 scholen ondersteund. De Subsidieregeling Watertappunten heeft een goede start gemaakt. In totaal plaatsen we in 2019 en 2020 1.000 watertappunten via deze regeling. Daarnaast is de alliantie Werken in Beweging eind 2019 van start gegaan om effectieve maatregelen in kaart te brengen voor werkgevers en werknemers om actiever van en naar het werk te gaan.

In de strijd tegen problematisch alcoholgebruik is in 2019 het wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet ingediend bij de Tweede Kamer. Dit voorstel bevat onder meer regels over de online en telefonische verkoop van alcohol, wederverstrekking en de inzet van minderjarige testkopers. Daarnaast zijn op basis van het Nationaal Preventieakkoord verschillende onderzoeken gestart en instrumenten ontwikkeld. Onder andere: wat bekend is over minimum unit pricing van alcohol, hoe beleid voor alcohol en studie eruit zou kunnen zien en hoeveel fysieke en online verkooppunten Nederland telt. Daarnaast is een e-learning voor verstrekkers van alcohol en een handreiking over handhaving voor gemeenten ontwikkeld; beide instrumenten worden in 2020 geïmplementeerd.

In 2019 heeft VWS een nieuwe beleidsvisie op drugsgebruik gepresenteerd. Daarin staat dat het gebruik van harddrugs – met name tijdens het uitgaan – en de normalisering daarvan tot grote zorgen leidt. Het is daarom belangrijk om stevig in te zetten op het tegengaan van deze normalisering, op het voorkomen van gebruik en het voorkomen van gezondheidsschade ten gevolge van drugsgebruik. In 2019 heeft dit onder andere geleid tot het voornemen om lachgas te verbieden na advies hierover van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) (Kamerstukken II 2019/20, 24077, nr. 452). Dit heeft als doel om het oneigenlijk gebruik van lachgas terug te dringen. Voor de aanpak van GHB is in 2019 de handreiking voor gemeenten afgerond om GHB-problematiek aan te pakken: 'Bezieling en bereikbaarheid: Samen werken aan een leven zonder GHB'. Met deze handreiking kunnen gemeenten GHB-gebruikers helpen van de verslaving af te komen. Om de implementatie te bespoedigen is in het najaar van 2019 een studiemiddag georganiseerd (Kamerstukken II 2019/20, 24077, nr. 447). Bij de ontwikkeling van het Experiment gesloten coffeeshopketen is een belangrijke mijlpaal behaald. De wet om het experiment mogelijk te maken is aangenomen. Deze zal in 2020 in werking treden.

Per 1 januari 2019 wordt de Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI) voor mensen met overgewicht vergoed vanuit het basispakket van de Zvw. Zoals aangekondigd is er een implementatietraject gestart om de GLI voor iedereen in Nederland beschikbaar te maken (Kamerstukken II 2018/19, 32793, nr. 403) . Tevens is begonnen met monitoring van de GLI. In de eerste resultaten zijn de declaratiegegevens verwerkt die op 31 oktober 2019 bekend waren bij Vektis. Dit waren de gegevens van 69% van de verzekerden. Minimaal 1.400 mensen waren op dat moment een GLI gestart. Er was tot dan toe 250.000 euro vergoed voor de GLI (Kamerstukken II 2019/20, 32793, nr. 463). Dit is minder dan beoogd.

In navolging van het nationale preventieakkoord is het eerste (voor zover bekend) lokale preventieakkoord op 7 oktober 2019 ondertekend in de gemeente Nijmegen. Op 11 december is het lokale preventieakkoord van de gemeente Rotterdam gepresenteerd aan de betrokken partners.

Of je nou in Nederland woont of in Caribisch Nederland, iedereen moet kunnen rekenen op de best mogelijke zorg en aandacht voor preventie. In het voorjaar van 2019 zijn met alle BES-eilanden Caribische Sport- en Preventieakkoorden ondertekend voor de periode 2019 tot en met 2022 (Kamerstukken II 2018/19, 35000-XVI, nr. 132). Het doel van de akkoorden is een gezonder Caribisch Nederland, met meer aandacht voor preventie en het belang van een gezonde levensstijl. De akkoorden bevatten vijf thema’s (1) overgewicht, (2) problematisch alcoholgebruik, roken en drugsgebruik, (3) sport en bewegen, (4) seksuele gezondheid en (5) vitale organisaties op sport en preventie. Vanaf 2020 zitten ook in dit deel van het Koninkrijk leefstijlcoaching en hulp bij het stoppen met roken in het basispakket. Dit is in 2019 in de pakketafspraken geregeld.

Eind 2018 is het preventieakkoord gesloten. Doel is om een zichtbare bijdrage te leveren aan de afname van het percentage rokers, het problematisch alcoholgebruik en mensen met overgewicht en obesitas. Het gaat om gedragsveranderingen waarbij het enige tijd vergt voordat de effecten van beleid zich materialiseren. Daarom zijn er doelstellingen voor de langere termijn gesteld. Daarnaast is in het kader van het missie-gedreven topsectorenbeleid de volgende missie geformuleerd: In 2040 leven alle Nederlanders tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid, en zijn de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaal-economische groepen met 30% afgenomen.

 

0-meting

Actuele stand

Doelstelling

Roken (volwassenen)

23% (2017)

22% (2019)

< 5% (2040)

Roken (jongeren)

8% (2017)

0% (2040)

Roken (zwangere vrouwen)

9% (2017)

0% (2040)

Overmatig drinken (volwassenen)

9% (2017)

8% (2019)

5% (2040)

Overgewicht (volwassenen)

49% (2017)

50% (2018)

< 38% (2040)

Overgewicht (jongeren)

14% (2017)

12% (2018)

< 9,1% (2040)

Levensverwachting in goed ervaren gezondheid

64,4 jaar (2017)

63,5 jaar (2018)

+ 5 jaar (2040)

Verschil in levensverwachting in goed ervaren gezondheid tussen hoge en lage SES

14,7 jaar (2015-2018)

‒ 30% (2040)

6. Gezondheidsbescherming

In november 2018 is een actieplan gepresenteerd om de vaccinatiegraad te verhogen en het belang van vaccineren nog beter op de kaart te zetten (Kamerstukken II 2019/20, 32793, nr. 338). Samen met het RIVM, de jeugdgezondheidszorgorganisaties, jeugd- en kinderartsen, verpleegkundigen, beleidsmakers en communicatiedeskundigen zijn wij aan de slag gegaan met de zes actielijnen uit dit plan. Er is in 2019 flink ingezet op voorlichting en communicatie, inhaalcampagnes, en het tegengaan van desinformatie. En met een belangrijk resultaat: we zien een lichte stijging van de vaccinatiegraad (Kamerstukken II 2018/19, 32793, nr. 393).

In het kader van het programma Antibioticaresistentie is een groot aantal One Health activiteiten uitgevoerd. Onder meer onderzoek naar de totale hoeveelheid antibioticumresistente bacteriën die vanuit dierlijke mest op de bodem belandt, onderzoek of zwemmen in open water een verhoogd risico geeft op dragerschap van ESBL-producerende E. coli (ESBL-EC) bacteriën en onderzoek naar de aanwezigheid en concentraties van resistente bacteriën in rioolwater van de stad Utrecht (Kamerstukken II 2018/19, 32620 nr. 240). Het beleid in de dierhouderij heeft geleid tot een vermindering van het antibioticumgebruik in de dierhouderij met 63,8% (Kamerstukken II 2018/19, 29683, nr. 249). De regionale zorgnetwerken die zich bezighouden met antibioticaresistentie zijn inmiddels volledig operationeel. Een van de grote uitdagingen is om te voorkomen dat resistente bacteriën zich verder verspreiden binnen de gezondheidszorg. Patiënten bewegen zich door de (regionale) zorgketen heen en kunnen daarmee resistente bacteriën verder verspreiden. Partijen in de zorg moeten daarom binnen de regio samenwerken om verspreiding van resistente bacteriën te voorkomen.

Voedsel in Nederland is over het algemeen veilig. Daar moeten we op kunnen vertrouwen. In het afgelopen jaar is met het Actieplan Voedselveiligheid gewerkt aan versterking van het systeem van de voedselveiligheid. De acties richtten zich op het versterken van het opdrachtgeverschap door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), het op orde brengen van de crisisbeheersing voedselveiligheid en het stimuleren van de private zelfregulering. Daarnaast is er in opvolging van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid ‘Opkomende voedselveiligheidsrisico’s’ gewerkt aan het versterken van de samenwerking tussen instituten, zoals het RIVM en Wageningen Food Safety Research, die bezig zijn met het opvangen van signalen van voedselveiligheidsrisico’s. Er wordt een platform ingericht waarin alle expertise op dit gebied bijeenkomt, signalen worden gebundeld en van advies voorzien voor opvolging hiervan.

Ook is door de NVWA geïnvesteerd in extra toezicht op voedselveiligheid. De extra regeerakkoordmiddelen zijn ingezet ten behoeve van opsporing van onveilig voedsel en het toezicht hierop (Jaarplan NVWA 2019; Kamerstukken II 2018/19, 33835, nr. 109).

De veiligheid van voedingsmiddelen is gestegen. In 2018 vond 68% van de consumenten dat voedingsmiddelen over het algemeen veilig zijn ten opzichte van 61% in 2015.

Daarnaast spannen we ons in om de vaccinatiegraad te bevorderen. Uit het Vaccinatiegraadrapport 2019 lijkt het erop dat er een einde is gekomen aan de daling van de vaccinatiegraad. Van de kinderen die in 2016 geboren zijn, heeft 90,2% vóór het bereiken van de tweejarige leeftijd alle vaccinaties volgens het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) ontvangen, net zo veel als een jaar eerder. Ten opzichte van 2017 is nog wel sprake van een daling.Gegevens over 2019 zijn voor de andere indicatoren nog niet beschikbaar.

 

0-meting

Actuele stand

Aantal verloren gezonde levensjaren ten gevolge van voedselinfecties

4.200 (2017)

4.300 (2018)

Voedselvertrouwen *

61% (2015)

68% (2018)

Vaccinatiegraad**

91,2% (2017)

90,2% (2019)

*Bron: NVWA consumentenmonitor 2018 **Betreft (in afwijking van de wijze van rapporteren in de begroting 2020) het percentage in het verslagjaar over het jaar daaraan voorafgaand, conform de wijze waarop hierover gerapporteerd wordt in de Staat van Volksgezondheid en Zorg.

7. Sport en bewegen

Of je nu jong bent of oud, man of vrouw, met of zonder beperking; sporten en bewegen met plezier is belangrijk. Door sport ontmoeten we elkaar. Sport leert ons belangrijke levenslessen over onder meer doorzetten, samenwerken, eerlijkheid, respect voor elkaar en omgaan met verlies. Onze topsporters maakten ons ook in 2019 trots. Sport verbindt en verbroedert. En natuurlijk: sporten en bewegen houdt ons gezond en fit.

In 2019 deed 53% van de Nederlanders van 4 jaar en ouder één keer per week of vaker aan sport. Er zijn ruim 28.000 sportverenigingen, op meer dan 28.000 locaties wordt sport en bewegen aangeboden en 1,5 miljoen Nederlanders waren elke maand of vaker actief als vrijwilliger in de sport. Nederland heeft veel goede en moderne accommodaties. We organiseren fantastische sportevenementen en doen het goed in de internationale toernooien.

We hebben in 2018 een Nationaal Sportakkoord gesloten met de sport, gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het Sportakkoord is erop gericht om sport zo leuk en toegankelijk mogelijk te maken voor álle Nederlanders (Kamerstukken II 2019/20, 30234, nr. 240). Om dit te realiseren, hebben we lokale partijen opgeroepen om in navolging van het nationale akkoord, een lokaal sportakkoord te sluiten. In 2019 is hier door 339 gemeenten gehoor aan gegeven. Onder leiding van een sportformateur zijn de gemeenten, de sport, organisaties uit de zorg en het welzijn en scholen met elkaar in gesprek gegaan en hebben een akkoord gesloten. Met financiële ondersteuning van VWS gaan gemeenten in 2020 en daarna de akkoorden uitvoeren.

Daarbij worden de meeste gemeenten (347) gesteund door 5.800 buurtsportcoaches die in het hele land actief zijn. De regeling voor buurtsportcoaches is in 2019 uitgebreid, zodat 220 fte extra coaches aangesteld konden worden om de doelstelling te halen. Ten opzichte van de verwachting zijn er in 2019 130 fte extra aangesteld. Dit komt door een vertraging bij het aanstellen van buurtsportcoaches en door de flexibele inschaling van de buurtsportcoach die sinds 2019 in de regeling is opgenomen.

In 2019 heeft VWS twee regelingen beschikbaar gesteld (Kamerstukken II 2019/20, 30234, nr. 233) om de toegenomen lasten van gemeenten en sportverenigingen te compenseren, juist omdat sport belangrijk is. Met de Specifieke uitkering Stimulering Sport (SPUK) konden gemeenten compensatie krijgen door het btw-nadeel en vanuit de stimulering Bouw en Onderhoud Sportaccomodatie (BOSA) de sportverenigingen. Met de verhoging van het budgetplafond van de SPUK, zagen gemeenten 82% van hun aanvraag gehonoreerd.

Op 1 januari 2019 is de Dopingautoriteit, met de inwerkingtreding van de Wet uitvoering antidopingbeleid, een zelfstandig bestuursorgaan geworden. In de dagelijkse praktijk is daar voor sporters weinig van te merken geweest, waardoor we kunnen spreken van een geslaagde transitie. Ook buiten de landsgrenzen heeft VWS zich ingezet om de aanpak van doping in sport, in lijn met het Regeerakkoord, te versterken. Die activiteiten concentreerden zich op de Raad van Europa en UNESCO, waarbinnen Nederland een voortrekkersrol neemt in discussies over versterking van de anti-dopingverdragen (Kamerstukken II 2017/18, 34543, nr. 17).

We willen dat iedereen een leven lang met plezier kan sporten en bewegen. Belemmeringen die mensen ervaren nemen we weg, bijvoorbeeld door de inzet van buurtsportcoaches. Onze doelstelling is het aantal buurtsportcoaches te verhogen van 2.900 fte in 2016 naar 3.665 fte in 2021. Op 1 september 2019 lag het aantal op 3.400 fte, 93% van de doelstelling van 2021. Daarnaast willen we dat het aandeel van de bevolking dat sport, dat voldoet aan de beweegrichtlijn, dat voldoende sportfaciliteiten in de buurt heeft en het aandeel dat actief is als vrijwilliger in de sport verhogen. In 2018 deed 53% van de Nederlandse bevolking van 4 jaar en ouder wekelijks aan sport en voldeed 47% van de Nederlanders aan de beweegrichtlijn. Beide percentages zijn relatief stabiel. Daarnaast was in 2018 86% van de personen van 12 jaar en ouder tevreden met het sport- en beweegaanbod in hun omgeving. Ook is 9% maandelijks of vaker actief als vrijwilliger in de sport. Ook deze percentages zijn vrijwel gelijk aan de nulmeting (uit 2016).

 

0-meting

Actuele stand

Doelstelling

Aantal buurtsportcoaches (fte)*

2.900 (2016)

3.400 (sept. 2019)

3.665 (2021)

Sporten wekelijks

55% (2017)

53% (2018)

Voldoet aan beweegrichtlijn

47% (2017)

47% (2018)

75% (2040)

Tevreden met sportfaciliteiten in de buurt

86% (2016)

86% (2018)

Vrijwilligers in de sport**

10% (2016)

9% (2018)

*Bron: https://www.volksgezondheidenzorg.info/sport/sportopdekaart/beleid-gemeente-wijk-en-buurt#!node-buurtsportcoaches-en-combinatiefunctionarissen-gemeente **Bron:https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/vrijwilligerswerk

8. Jeugd en gezin

Elk kind heeft het recht om gezond, kansrijk en veilig op te groeien. Om zich te kunnen scholen en ontwikkelen en zich veilig en geliefd te voelen. Elke jongvolwassene verdient het om goed op weg te worden geholpen naar een zeker en zelfstandig bestaan.

Met het programma Zorg voor de Jeugd hebben Rijk, gemeenten, jeugdhulpaanbieders en andere organisaties zich ingezet voor betere jeugdhulp aan kinderen en gezinnen die dat nodig hebben. Het is voor kinderen die niet bij hun eigen ouders kunnen wonen belangrijk dat ze toch zo gezinsgericht mogelijk kunnen opgroeien. Daarom is de pleegzorg standaard verlengd naar 21 jaar. In een jaar tijd is het aantal pleegkinderen van 18 jaar of ouder gestegen van 735 jongeren op 30 juni 2018 naar 1.535 jongeren op 30 juni 2019. Ook zijn medio 2019 extra middelen aan gemeenten ter beschikking gesteld als bijdrage om jongeren ook na hun achttiende verjaardag in een gezinshuis te laten wonen (Kamerstukken II 2018/19, 34880, nr. 15) (Kamerstukken II 2019/20, 34880, nr. 16). In het voorjaar van 2020 wordt duidelijk of dit ook daadwerkelijk vaker gebeurd.

Vanuit het programma Geweld hoort Nergens Thuis is in 2019 gewerkt aan het tegengaan van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zo is de verbeterde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld en ingegaan per 1 januari 2020. Regio’s geven aan dat het aantal meldingen is gestegen (nieuwe cijfers volgen in 2021). Daarnaast is de werkwijze van Veilig Thuis vernieuwd en is een Kwaliteitskader Werken aan Veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten vastgesteld door de VNG (Kamerstukken II 2019/20, 28345;31015, nr. 226).

Naar aanleiding van een breed onderzoek naar de gemeentelijke uitgaven voor jeugdhulp heeft het kabinet in het voorjaar van 2019 € 1 miljard extra uitgetrokken voor de uitvoering van de Jeugdwet (Kamerstukken II 2019/20, 31839, nr. 699). Het Rijk en de VNG hebben bij die gelegenheid afgesproken samen verder te kijken hoe de organisatie van de jeugdhulp verbeterd kan worden. Zo is onder andere afgesproken om meer duidelijkheid te scheppen over de inrichting en taken van jeugdregio’s, dat bij inkoop van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering specifieke zorgvuldigheidseisen in acht worden genomen en willen we regelen op welk niveau (lokaal, regionaal, bovenregionaal) welke vormen van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering worden georganiseerd. De resultaten hiervan hopen we in de komende jaren te zien (Kamerstukken II 2019/20, 31839, nr. 699).

Met het actieprogramma Kansrijke Start wordt gestimuleerd dat partijen, rondom de eerste 1.000 levensdagen van een kind, lokaal de handen ineenslaan om meer kinderen een kansrijke start te bieden. Het actieprogramma is goed op gang gekomen (Kamerstukken II 2018/19, 32279, nr. 177) (Kamerstukken II 2019/20, 32279, nr. 180). In totaal bouwen nu 160 gemeenten aan een lokale coalitie Kansrijke Start (147 Gezond in de Stad (GIDS)-gemeenten en 13 andere gemeenten). Het beoogde doel was 150 gemeenten. Hiermee bereiken we bijna 70% van de inwoners en baby’s van Nederland. De landelijke uitrol van het programma Nu Niet Zwanger ligt op schema (25 regio’s met circa 100 gemeenten). Dat is circa 50% van het oorspronkelijke doel (50 regio’s). En in 69% van de GIDS-gemeenten worden prenatale huisbezoeken aangeboden. Daarmee zitten we op 69% van het beoogde doel.

Het nieuwe programma maatschappelijke diensttijd is in 2019 gezamenlijk met jongeren en ruim 200 betrokken organisaties in 87 proeftuinen verder ontwikkeld. In totaal zijn circa 12.000 jongeren gestart met hun maatschappelijke diensttijd; een deel hiervan heeft de diensttijd inmiddels afgerond (Monitor MDT, Rebel, december 2019). Een (tussentijdse) evaluatie laat zien dat 75% van de jongeren een maatschappelijke bijdrage levert door iets voor een ander te betekenen, dat er een grote diversiteit is onder de deelnemende jongeren, dat een meerderheid van de jongeren binnen de diensttijd zijn/haar vaardigheden heeft ontwikkeld en dat de diensttijd leidt tot ontmoetingen buiten de eigen omgeving. Het totaal van deze uitkomsten laat een positieve maatschappelijke impact zien. Ook komt uit het onderzoek naar voren dat de samenwerking van proeftuinen met andere (maatschappelijke) organisaties en gemeenten een belangrijke factor is om jongeren een succesvolle diensttijd te bieden. Op basis van de onderzoeksuitkomsten is een ontwerp voor de maatschappelijke diensttijd opgesteld. Eind 2019 is de subsidieoproep gedaan voor projecten maatschappelijke diensttijd met het nieuwe ontwerp.

We willen dat alle kinderen een goede start maken en dat jongeren en gezinnen zich in de jeugdhulp merkbaar beter ondersteund voelen. Van de pasgeboren kinderen had in 2018 rond de 16% geen goede start door vroeggeboorte, een te laag geboortegewicht of een combinatie daarvan. Onder andere om dit percentage terug te dringen zetten we in op lokale coalities. Eind 2019 hadden zich 160 gemeenten aangemeld om lokale coalities te gaan vormen.In het kader van het programma ‘Zorg voor de Jeugd’ willen we dat meer kinderen en ouders weten waar ze terecht kunnen als ze hulp nodig hebben en sneller geholpen geworden. Daarnaast zijn er twee indicatoren met betrekking tot passende hulp: ‘trajecten eenzijdig beëindigd door de cliënt’ en ‘herhaald beroep’. Deze percentages kennen een grillig verloop, met een stijging in 2018, waar het beleid erop gericht is dat deze indicatoren dalen. De medewerkerstevredenheid in de jeugdzorg, tot slot, is in 2019 gestegen ten opzichte van de nulmeting in 2017.

 

0-meting

Actuele stand

% kinderen vroeggeboorte en/of laaggeboortegewicht (BIG2)

15,6% (2017) 1

15,6% (2018)

Aantal lokale coalities Kansrijke Start *

0 (2017)

160 (oktober 2019)

Ik weet waar ik terecht kan als ik hulp nodig heb **

87% (2017)

Ik ben snel geholpen **

65% (2017)

Passende jeugdhulp (Traject eenzijdig door cliënt beëindigd)

3,4% (2017)

3,9% (2018)

% herhaald beroep bij start traject ***

25% (2017)

27% (2018)

% medewerkers binnen jeugdzorg dat (zeer) tevreden is

69% (2017)

78% (2019)

1 In de begroting 2020 stond een 0-meting van 16,5% in 2017. Door verdere validering van de methode van berekening en de dynamische aard van de dataset is dit percentage bijgewerkt naar 15,6%. *Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/11/kamerbrief-over-tweede-voortgangsrapportage-kansrijke-start **Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/06/07/tweede-voortgangsrapportage-actieprogramma-zorg-voor-de-jeugd ***Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/06/07/jeugdhulp-2018

9. Waardig ouder worden

Nederland telt 1,3 miljoen mensen ouder dan 75 jaar. Met het programma Thuis in het Verpleeghuis is het afgelopen jaar ingezet op het verbeteren van de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. De resultaten zijn inmiddels, ondanks de arbeidsmarktkrapte en de groeiende vraag naar verpleeghuiszorg, meetbaar en zichtbaar (Kamerstukken II 2019/20, 31765, nr. 457). In het eerste halfjaar van 2019 zijn er 13.000 werknemers bijgekomen. Daarmee zijn er vanaf 2017 per locatie 13 extra werknemers bij gekomen. Daarnaast waarderen bewoners en naasten de verpleeghuiszorg steeds beter. In 2019 (eerste tot en met het derde kwartaal) is de gemiddelde cliënttevredenheidsscore gestegen naar een 8,3, vergeleken met een 8,0 in 2018 en een 7,9 in 2017. Ook werknemers in de verpleeghuiszorg zijn in 2019 meer tevreden dan in 2017. De algemene tevredenheid met het werk is gestegen van 59% in 2017 naar 76% in 2019. Dit vertaalt zich ook naar een dalende uitstroom van het personeel, al is deze nog steeds fors. Waar de uitstroom in 2017 en 2018 4,6% per kwartaal bedroeg, bedraagt de uitstroom in het eerste half jaar van 2019 4,0%. Samen met het ziekteverzuim en de ervaren werkdruk vormt uitstroom een continue uitdaging. Goed werkgeverschap is en blijft daarmee een uitdaging.

Door het programma Langer Thuis is het afgelopen jaar vanuit verschillende hoeken gewerkt aan het stimuleren van de samenwerking tussen professionals in de wijk, zodat zij als één team samenwerken rondom de ouderen. Sinds de tussentijdse rapportage die hierover naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 31765, nr. 425), is er de nodige voortgang geboekt. Om te zorgen dat professionals in meer wijken de samenwerking met elkaar én met de oudere en mantelzorger zoeken én verdiepen, heeft ZonMw 60 netwerken gesubsidieerd. Dit is conform het oorspronkelijke doel. Ook e-health kan bijdragen aan de samenwerking tussen professionals, bijvoorbeeld omdat professionals kunnen werken vanuit één (digitaal) plan of omdat er door de inzet van e-health meer tijd over is voor afstemming. De Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET) heeft geleid tot 35 aanvragen voor de inzet van e-health voor thuiswonende cliënten. Deze aanvragen zijn allemaal gehonoreerd. Om de randvoorwaarden te scheppen voor samenwerking tussen professionals in de wijk, is ook regionale samenwerking belangrijk. ROS Raedelijn heeft een leernetwerk gestart, zodat regionale samenwerkingsverbanden van elkaar kunnen leren. Ook samenwerking tussen inkopers is belangrijk in dit verband. Gemeenten en zorgverzekeraars maken afspraken op basis van een gedeeld databeeld van de stand van zaken en opgave in de regio. Als dat er nog niet is, zorgen ze ervoor dat het beeld gemaakt wordt. Dat is bestuurlijk afgesproken. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben in maart 2019 daarom een landelijk dekkende samenwerkingsstructuur gepresenteerd zodat er samenwerkingsafspraken kunnen worden gemaakt over ouderenzorg, preventie en de ggz. Inzet is om de samenwerking te organiseren volgens de indeling van de 31 zorgkantoorregio’s. De manier waarop kan per regio verschillen. Zorgverzekeraars hebben inmiddels aangegeven welke verzekeraar in welk gebied aanspreekpunt is. Afspraak is dat gemeenten voor eind 2019 hun regionale aanspreekpunten georganiseerd hebben.

Om te bevorderen dat het aanbod van wonen en zorg van ouderen aansluit bij de behoeften, is door de VNG, Actiz, Aedes en de Ministeries van BZK en VWS de Taskforce Wonen en Zorg opgericht. Deze faciliteert en stimuleert gemeenten om op lokaal niveau de opgave met betrekking tot wonen en zorg te bepalen en een ‘wonen en zorgafspraak’ te maken met woningcorporaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraar en zorgkantoor om deze opgave uit te voeren. In 2019 is het ondersteuningsteam Wonen en Zorg is opgericht, deze heeft in 13 gemeenten een ondersteuningsvraag van lokale partijen bij deze vraagstukken opgepakt. Bijvoorbeeld hoe te komen tot een concrete aanpak voor de geïnventariseerde vraag naar woonvormen. In het Innovatieprogramma Langer thuis – Inclusieve wijk van Platform31 worden in 24 gemeenten goede aanpakken verzameld waarmee gemeenten de woonopgave in beeld kunnen brengen. Om de ontwikkeling van nieuwe woonvormen voor ouderen te bevorderen is in april 2019 de stimuleringsregeling wonen en zorg ingevoerd. In 2019 zijn er 19 aanvragen voor een subsidie voor de initiatieffase van een woonzorgarrangement ingediend. Hiervan zijn 11 aanvragen verleend voor een totaalbedrag van ruim € 150.000.

Het programma Langer Thuis zet ook in op het verbeteren van de ondersteuning voor mantelzorgers en vrijwilligers (Kamerstukken II 2018/19, 31765, nr. 425) door het inzetten op bewustwording. Het afgelopen jaar zijn bijeenkomsten voor mantelzorgers georganiseerd door heel het land. Hier ontmoeten mantelzorgers elkaar en vinden zij steun bij elkaar. De bijeenkomsten vonden plaats in het kader van de documentaire Moeder aan de lijn. Mantelzorgers hebben vaak erg veel ‘op hun bordje’. Het is echter lastig aan te geven voor mantelzorgers waar zij hulp bij willen ontvangen. ‘BordjeVol’ is een instrument om concreet inzichtelijk te maken waar de hulpvraag zit vanuit het perspectief van de mantelzorger. De kaarten hebben als doel het activeren van mantelzorgers, inzicht geven in de eigen situatie en mogelijkheden benoemen voor hulp en ondersteuning. Dit met als doel om de draaglast en draagkracht bij mantelzorgers in beeld te kunnen brengen. De resultaten worden gemonitord en zijn eind 2020 beschikbaar als onderdeel van de evaluatie van de impact van de Moeder aan de Lijn-bijeenkomsten.

Er zijn acties opgezet om de respijtzorg te verbeteren waardoor mantelzorgers in staat worden gesteld even op adem te komen. Het afgelopen jaar is voormalig staatssecretaris Clemence Ross aangesteld als landelijke aanjager respijtzorg. Zij heeft de mismatch tussen vraag en aanbod van respijtzorg in beeld gebracht en is met aanbevelingen gekomen. Op 3 februari 2020 is het eindadvies overhandigd.

Eenzaamheid kan grote gevolgen hebben voor de kwaliteit van leven. Met het programma Eén tegen eenzaamheid werken we aan het bespreekbaar maken en vervolgens aanpakken van eenzaamheid onder ouderen door effectieve interventies op lokaal en landelijk niveau. Inmiddels hebben 100 organisaties zich verenigd in de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid, en dat aantal groeit. Op lokaal niveau maken al 126 gemeenten actief werk van een coalitie door publiek-private samenwerking, maar gaan zij ook de wijk in met huisbezoeken bij 75-plussers. Het is nog te vroeg om te duiden of de eenzaamheid sinds 2016 is afgenomen, maar met de gezondheidsenquête wordt dit elke 4 jaar wel gemonitord (Kamerstukken II 2019/20, 29538, nr. 311).

We willen dat er meer tijd en aandacht is voor bewoners van verpleeghuizen en dat er voldoende, gemotiveerde en deskundige zorgverleners zijn. Dit meten we onder andere aan de hand van cijfers over cliënttevredenheid en medewerkerstevredenheid. De cliënttevredenheid is in 2019 gestegen ten opzichte van de nulmeting in 2017. Daarnaast is in de voortgangsrapportage van het actieprogramma ‘Thuis in het Verpleeghuis’ gemeld dat in 2019 76% van de medewerkers in de verpleeghuiszorg (zeer) tevreden was met het werk dat ze doen, aanmerkelijk meer dan in 2017.

Ook willen we dat het aandeel ouderen dat zich eenzaam voelt (in 2016: 55%, waarvan 12% ernstig) afneemt en dat zij een goede kwaliteit van leven ervaren. Daarnaast rapporteert het RIVM in de ‘Monitor Langer thuis’ dat het percentage 75-plussers dat een goede kwaliteit van leven ervaart in de periode 2014-2019 65% bedroeg. Een actuele stand met betrekking tot deze twee laatste indicatoren is nog niet beschikbaar.

 

0-meting

Actuele stand

Cliënttevredenheid verpleeghuiszorg

7,9 (2017)*

8,3 (Q1-Q3 2019)

Medewerkerstevredenheid verpleeghuiszorg**

59% (2017)

76% (2019)

% 75-plussers dat zich eenzaam voelt

55% (2016)

% 75-plussers met een goede kwaliteit van leven

65% (2014-2019)

* In de begroting 2020 stond een 0-meting van 83% in 2017, o.b.v. de jaarlijkse cijfers van het Zorginstituut. Per 2019 wordt er gebruik gemaakt van de tweejaarlijkse medewerkersenquête van ZorgkaartNederland, die ook voor eerdere jaren beschikbaar is. Daarom is de 0-meting 2017 aangepast.

**De actuele stand is niet goed te vergelijken met de 0-meting door een breuk in de meetmethode. De waarden over 2019 worden desondanks wel gezien als een verbetering, zoals ook gerapporteerd in de voortgangsrapportage (kst-25657-320).

10. Leven met een beperking

Meedoen in de samenleving is lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. Twee miljoen mensen met een beperking kunnen vaak minder goed deelnemen aan het gewone leven. Merkbaar minder drempels in het leven van mensen met een beperking, is het doel dat het programma Onbeperkt Meedoen! nastreeft. Het Ministerie van VWS coördineert de uitvoering van het programma.

In 2019 zijn verschillende stappen gezet in het werken aan een samenleving waarin iedereen kan meedoen, ongeacht talenten of beperkingen (Kamerstukken II 2018/19, 24170, nr. 192) (Kamerstukken II 2019/20, 24170, nr. 201). Die stappen zijn niet alleen vanuit het Ministerie van VWS gezet. Ook andere ministeries, gemeenten, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hebben activiteiten ondernomen. Zo hebben gemeenten lokale plannen in ontwikkeling of in uitvoering in navolging op het VN-verdrag voor mensen met een handicap. Het aantal gemeenten met lokale plannen steeg van 26,0% in 2018 naar 35,5% in 2019. Ook hebben steeds meer brancheorganisaties in het bedrijfsleven actieplannen gereed. Dat aantal steeg van 8 in 2018 naar 20 in 2019 (Cijferoverzicht programma Onbeperkt Meedoen, RIVM 2019). Verder is het ministerie van VWS op het terrein van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2019 samen met gemeenten en cliëntenorganisaties aan de slag gegaan met een verbeteragenda voor de toegang tot zorg en ondersteuning. Omdat een goede toegang tot zorg en ondersteuning voor mensen met een levenslange beperking die op meerdere levensdomeinen impact heeft een belangrijke randvoorwaarde is om naar wens en vermogen mee te kunnen doen. In 2019 hebben o.a. «de Merkbaar beter thuis sessies» plaats gevonden in vervolg op de evaluatie van de hervorming van de langdurige zorg (Kamerstukken II 2018/19, 34104, nr. 252). Tussen april en juli 2019 vonden op initiatief van VWS en de VNG 11 regiobijeenkomsten ‘Merkbaar Beter Thuis’ plaats door het hele land. Tussen december 2019 en februari 2020 vonden in dit kader als vervolg op de regiobijeenkomsten Merkbaar Beter Thuis acht verdiepende bijeenkomsten plaats.

Vanuit het programma Volwaardig leven wordt gewerkt aan gehandicaptenzorg en complexe zorg die meer passend en toekomstbestendig zijn. Zo hebben zorgkantoren in 2019 in beeld gebracht welke en hoeveel cliënten met een complexe zorgvraag nu niet een passende plek hebben. Tegelijkertijd hebben zorgaanbieders die werken aan maatwerkplekken, plannen gemaakt waarin ze aangeven hoeveel plekken ze kunnen realiseren. De in beeld gebrachte vraag (de behoefte aan maatwerkplekken) en het aanbod (de mogelijkheden van aanbieders om plekken te creëren) worden begin 2020 samengebracht, zodat in 2020 kan worden gestart met het daadwerkelijk realiseren van maatwerkplekken. Daarvan zijn de meeste naar verwachting ook in 2020 operationeel. Ook voor het opzetten van crisis- en ondersteuningsteams zijn in 2019 voorbereidingen getroffen, zodat eind 2020 in elke regio een crisis- en ondersteuningsteam actief is (Kamerstukken II 2019/20, 24170, nr. 223).

Met het programma Volwaardig leven willen we ook naasten ontzorgen, zodat ook hun kwaliteit van leven verbetert. Via pilots gespecialiseerde cliëntondersteuning krijgt een groep van uiteindelijk 450 naasten en mensen met een beperking twee jaar lang ondersteuning en leren we hoe de ondersteuning het beste kan worden vormgegeven. In 2019 zijn 5 pilots operationeel geweest en hebben bijna 250 mensen deelgenomen. In 2020 is onderzoek gereed naar de uitkomsten per pilot en van alle pilots tezamen. Er wordt daarbij tevens gekeken naar de kosten en maatschappelijke baten, opdat een uitspraak kan worden gedaan over het vervolg van de pilots. Daarnaast heeft de werkgroep ‘Wij zien je Wel’ contact gehad met 400 ouders van ZEVMB (Zeer Ernstige Verstandelijke en Meervoudige Beperkingen) met als doel knelpunten te horen, oplossingsrichtingen te verkennen en om erkenning te geven aan de situatie waarin deze gezinnen verkeren. Ook is het bestaande zorgaanbod voor kinderen met ZEVMB in kaart gebracht en is er een leernetwerk van aanbieders van start gegaan. Om de herkenning en erkenning van naasten te bevorderen is een theatertour georganiseerd door het land en zijn er portretten van naasten opgetekend. De portretten zijn breed gedeeld via (social) media (Kamerstukken II 2019/20, 24170, nr. 197).

We willen een merkbare verbetering realiseren voor mensen met een beperking. We willen dit realiseren door mensen met een beperking die een complexe zorgvraag hebben, beter passende zorg en ondersteuning te bieden en de maatschappelijke participatie van personen met een beperking of chronische ziekte te verhogen. In de voortgangsrapportages van de programma’s Volwaardig Leven en Onbeperkt Meedoen! is dit verder geoperationaliseerd. In onderstaande tabel zijn een aantal kernindicatoren uit die rapportages opgenomen. Met betrekking tot volwaardig leven is in 2019 cliëntondersteuning geregeld voor meer dan 50% van het aantal naasten en mensen met een beperking dat we ons voor 2021 ten doel hebben gesteld. Onbeperkt Meedoen! laat zien dat steeds meer gemeenten werken met een lokaal inclusieplan en dat er met betrekking tot openbaar vervoer en werk flinke progressie wordt geboekt richting de doelstellingen op die terreinen.Daarnaast is in het kader van het missiegedreven topsectorenbeleid als missie geformuleerd dat in 2030 van de mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking het deel dat naar wens en vermogen kan meedoen in de samenleving met 25% is toegenomen.

 

0-meting

Actuele stand

Doelstelling

Aantal deelnemers pilots cliëntondersteuning volwaardig leven*

0 (2017)

150 (2019)

450 (2021)

Gemeenten die werken aan/met een lokaal inclusieplan*

26% (2018)

35% (2019)

Treinreizigers die van of naar een toegankelijk station reizen

39% (2016)

53% (2018)

90% (2021)

Aantal banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak

97.733 (2016)

127.135 (2018)

200.179 (2025)

Mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking die naar wens en vermogen kunnen meedoen in de samenleving

+ 25% (2030)

*Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/12/kamerbrief-over-derde-voortgangsrapportage-thuis-in-het-verpleeghuis

11. Psychische kwetsbaarheid

Op 2 april 2019 is de campagneHey het is oké, maak depressie bespreekbaar’ verbreed naar alle psychische aandoeningen. We hebben daarnaast samen met 113 Zelfmoordpreventie stevig ingezet om het taboe op suïcidaliteit te doorbreken. Meer mensen hebben 113 Zelfmoordpreventie weten te bereiken, volgens het jaarverslag van 113 zelfs ruim 93 duizend in 2019 (70 duizend in 2018). Extra aandacht is uitgegaan naar het terugdringen van zelfdoding onder lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele jongeren (LHBTI). We hebben op Coming Out Day op 11 oktober een specifieke campagne «Kweetnie» gelanceerd om ouders en jongeren die bezig zijn met hun identiteit te inspireren om hier open over te zijn ten behoeve van het mentale welzijn van deze jongeren.

Binnen het hoofdlijnenakkoord ggz, dat per 1 januari 2019 van start is gegaan, is de aanpak van de wachttijden sectorbreed opgepakt. De landelijke gemiddelde wachttijden moeten voor alle diagnosegroepen onder de Treeknormen vallen. Dit is een gedeelde opgave waar alle betrokken partijen zich met het Hoofdlijnenakkoord ggz (Kamerstuk 25 424, nr. 481) aan hebben verbonden. Via de stuurgroep wachttijden is dit jaar ingezet op versterking van de regionale samenwerking via taskforces, een versnellingsprogramma voor de regio’s, en is er een gerichte aanpak voor een aantal hoofdiagnosegroepen ingezet. Het thema wachttijden in de ggz wordt door de inspectie en de NZa in hun toezicht meegenomen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft in dit kader in 2019 specifiek de samenwerkingsactiviteiten in zes regionale netwerken onderzocht. De NZa heeft in 2019 controlebezoeken afgelegd bij zorgverzekeraars, om hun inspanningen te beoordelen ten aanzien van het verminderen van de wachttijden in de ggz. Verder heeft de NZa in de loop van 2019 een steeds gedetailleerder zicht gekregen op de wachttijden in de ggz. Met deze gegevens kunnen we de ontwikkelingen in de wachttijden voor de ggz volgen en gerichter aanpakken. Deze gegevens, onderscheiden naar diagnosegroepen en regio’s zijn openbaar gemaakt (Kamerstukken II 2019/20, 25424, nr. 504). Deze cijfers laten zien dat er bij 5 van de 14 hoofddiagnosegroepen een verkorting van de wachttijden is opgetreden, bij 5 andere groepen zien we een stijging van de wachttijden ten opzichte van een jaar eerder.

In het Hoofdlijnakkoord ggz is afgesproken een experimenteermogelijkheid op te zetten voor de inzet van beroepen die nu geen declarabele tijd kunnen schrijven en die het meest kunnen bijdragen aan het verkorten van de wachttijden in de ggz, daarbij zijn ook ervaringsdeskundigen genoemd (Kamerstukken II 2017/18, 25424, nr. 420). Doel van het experiment is om hiermee op korte termijn een extra instrument te creëren, waarmee ervaren belemmeringen in de bekostiging voor de inzet van aanvullende beroepen in de ggz en de forensische zorg kunnen worden weggenomen bij de bestrijding van wachttijden en capaciteits- en personeelstekorten. Het experiment is geslaagd wanneer het bekostigingssysteem geen belemmering meer vormt voor de inzet van aanvullende beroepen. Vanaf 1 december 2019 bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van het experiment. Zorgaanbieders en zorgverzekeraar kunnen op vrijwillige basis afspraken maken over deelname aan dit experiment en over de beroepen die zij hierbij willen betrekken. Binnen het experiment wordt de inzet van de betrokken beroepen declarabel gemaakt. Deze beroepen worden ingezet onder supervisie van een regiebehandelaar voor taken die worden aangemerkt als verzekerde zorg. Het is nog te vroeg om het gebruik van de regeling inzichtelijk te hebben evenals of de bekostiging nog als belemmering wordt ervaren voor de inzet van aanvullende beroepen.

Om de kostprijs van het opleiden kostendekkend te maken heeft de NZa in 2019 een onderzoek naar de daadwerkelijke kosten voor opleidingsplaatsen in de ggz uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit kostprijsonderzoek zullen de beschikbaarheidbijdragen voor 2020 voor de desbetreffende opleidingsplaatsen zodanig aangepast worden dat ze kostendekkend zijn.

Mensen met psychische problemen moeten zoveel mogelijk in de wijk kunnen wonen en daar passende hulp en ondersteuning krijgen, zodat zij zoveel mogelijk op eigen wijze deel kunnen nemen aan de samenleving. In 2019 hebben de centrumgemeenten voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang gewerkt aan concrete uitvoeringsafspraken over de implementatie van het advies «Van beschermd wonen naar een beschermd thuis» van de commissie-Dannenberg. De ‘taaie vraagstukken’ uit dit advies – zoals het realiseren van voldoende betaalbare woonruimten – hebben een plek gekregen in de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang, waarmee partijen beogen een versnelling in de aanpak te realiseren. Daartoe is per 1 juli 2019 bij ZonMw een subsidieprogramma gestart, waarmee concrete activiteiten bij thema’s uit de meerjarenagenda kunnen worden gefinancierd (Kamerstukken II 2019/20, 29325, nr. 104). Gemeenten en Rijk hebben afgesproken in tien jaar tijd tot een objectief verdeelmodel en algemene decentralisatie van beschermd wonen te komen (Kamerstukken II 2018/19, 29325, nr. 99). Al deze trajecten tezamen zullen er voor zorgen dat in de komende jaren steeds meer mensen – conform het advies van de commissie-Dannenberg – ‘in de wijk’ vanuit hun (eigen) woonplek worden begeleid en ondersteund.

Het CBS schat dat het aantal daklozen de afgelopen twee jaar is gestegen van 30.500 in 2016 naar 39.300 in 2018. Een onacceptabel hoog aantal mensen heeft dus geen (eigen) woonplek en slaapt op straat, in de opvang of elders. Daarom werkt het kabinet samen met partijen op landelijk en lokaal niveau aan een overkoepelend plan van aanpak om het aantal daklozen terug te dringen. In dat kader heeft het Ministerie van VWS centrumgemeenten gevraagd de regionale opgave in beeld te brengen (Kamerstukken II 2019/20, 29325, nr. 103). Het Ministerie van VWS heeft in maart 2019 het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren gelanceerd en werkt sinds de zomer van 2019 met 14 pilotgemeenten aan het met 100% terugdringen van het aantal dak- en thuisloze jongeren in de betreffende gemeenten en het voorkomen van nieuwe instroom (Kamerstukken II 2018/19, 29 325, nr. 97).

Als onderdeel van een kabinetsbrede schuldenaanpak bevorderen we de uitstroom van mensen uit de wanbetalersregeling. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren een aantal verbetermaatregelen genomen, waaronder de directe uitstroom bij betalingsregelingen met de zorgverzekeraars, het afschaffen van de eindafrekening bestuursrechtelijke premie en het beschikbaar stellen van een lijst wanbetalers aan gemeenten. Het aantal wanbetalers was eind 2018 225.000 en is eind 2019 gedaald tot 210.000 (Kamerstukken II 2019/20, 33077, nr. 23).

We willen dat zorg en ondersteuning voor psychisch ongezonde personen tijdig en zoveel mogelijk in de eigen omgeving plaatsvindt. Een steeds groter deel van de ggz-uitgaven betreft daarom zorg zonder verblijf. De gemiddelde wachttijd in de curatieve ggz lag eind 2018 in de basis ggz onder en in de gespecialiseerde ggz rond de Treeknorm van 14 weken. In 2019 zijn deze gemiddelde wachttijden nauwelijks veranderd. Het aantal wachtenden op Wlz-zorg in de ggz, langer dan de Treeknorm en zonder overbruggingszorg, is stabiel op een laag niveau. Uiteindelijk willen we dat meer mensen zich psychisch gezond voelen. Ruim één op de tien personen van 12 jaar of ouder voelt zich helaas psychisch ongezond.

 

0-meting

Actuele stand

Uitgaven ggz zonder verblijf als percentage van totale ggz-uitgaven[1]

51% (2015-2017)

53% (2018-2019)

Basis ggz: gemiddelde wachttijd in weken*

9 (nov. 2018)

8 (sept. 2019)

Gespecialiseerde ggz: gemiddelde wachttijd in weken**

13 (nov. 2018)

14 (sept. 2019)

Aantal wachtenden op Wlz-zorg in de ggz

2 (oktober 2017)

3 (december 2019)

% personen dat zich psychisch ongezond voelt

11,0% (2017)

11,5% (2019)

* Betreft de uitgaven binnen de Zvw en de Wlz

** Het onderscheid tussen instellingen en vrijgevestigden dat in de begroting 2020 was opgenomen wordt in de informatiekaart van de NZa niet langer gemaakt.

12. Beleidsevaluatie

Tabel 1 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Naam artikel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Geheel artikel?

1

Volksgezondheid

       

Nee1

 

Gezondheidsbescherming

X

       
 

Ziektepreventie

  

X

     
 

Gezondheidsbevordering2

        
 

Ethiek

        

2

Curatieve zorg

       

Nee3

 

Kwaliteit en veiligheid

   

X

    
 

Toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg

     

X

  
 

Bevordering van de werking van het stelsel

   

X

    

3

Langdurige zorg en ondersteuning

       

Nee4

 

Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

        
 

Zorgdragen voor goede en toegankelijke langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

        

4

Zorgbreed beleid

       

Nee5

 

Versterking van de positie van de cliënt

   

X

    
 

Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

    

X

   
 

Kwaliteit , transparantie en kennisontwikkeling

      

X

 
 

Inrichting uitvoeringsactiviteiten

        
 

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

   

X

    

5

Jeugd

        

6

Sport en bewegen

     

X

 

Ja

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II

        

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

        
1

Voor artikel 1 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

2

Vanaf begrotingsjaar 2013 is sprake van een nieuwe indeling van de beleidsartikelen.

3

Voor artikel 2 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

4

Omdat er al diverse stelselevaluaties over de AWBZ beschikbaar waren, is ervoor gekozen om de beleidsdoorlichting te richten op een operationele doelstelling betreffende de toegankelijkheid van de AWBZ-zorg via de indicatiestelling.

5

Voor artikel 4 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

Pilot Lerend evalueren

In 2018 is VWS gestart met de pilot Lerend evalueren en de Meerjarenprogramma VWS pilot 2018-2022 vervangt vanaf dat moment de artikelsgewijze beleidsdoorlichtingen. Het doel van de pilot is om werkende weg het inzicht in de kwaliteit van het beleid te verbeteren. De thema’s zijn complexe beleidsvraagstukken op het brede terrein van VWS. De inhoud staat centraal en wordt niet begrensd door de begrotingsindeling van VWS. Anders dan bij de huidige beleidsdoorlichtingen worden naast de betreffende uitgaven op de VWS-begroting ook - waar dat aan de orde is - de betreffende uitgaven die vallen onder het uitgavenplafond Zorg betrokken in de evaluatieonderzoeken. Voor het overzicht van het meerjarenprogramma zie Meerjarenprogramma VWS pilot 2018-2022

In onderstaande tabel 2 wordt aangegeven welke evaluaties in 2018 en 2019 zijn afgerond. De opzet en resultaten van evaluaties gepubliceerd in 2019 in het kort zijn:

Met de Maatschappelijke Diensttijd (MDT) wordt gewerkt om: de maatschappelijke impact door jongeren te vergroten, talentontwikkeling van jongeren en ontmoetingen tussen jongeren en anderen te stimuleren. Uit de ex durante evaluatie Maatschappelijke Diensttijd blijkt dat, hoewel dit nog geen sluitende onderbouwing geeft van doeltreffendheid, de gekozen lerende aanpak van MDT een bijdrage levert aan het realiseren van de genoemde doelen. De bevindingen en aanbevelingen uit het onderzoek zijn tussentijds verwerkt in het ontwerp van MDT en als voorwaarden meegenomen in de volgende subsidieronden voor proeftuinen.

Voor de evaluaties Aanpak overgewicht jeugd en Gezond, veilig en kansrijk opgroeien is gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de pilot Lerende evalueren biedt door een open, onderzoekende aanpak te gebruiken. Uit beide evaluaties komt naar voren dat er preventiewinst is te behalen door het vergroten van maatschappelijke impact van het beleid met een samenhangende inzet over de domeinen heen en door het combineren van verschillende interventies. Zo kan een effect bereikt worden dat groter is dan de som der delen wat de doeltreffendheid van het beleid in de praktijk ten goede komt. Een tweede aandachtspunt dat uit beide evaluaties komt, is het belang van goed samenspel tussen Rijk en gemeenten.

In de ex post evaluatie Transitie Autoriteit Jeugdhulp (TAJ) is de doeltreffendheid en doelmatigheid van de TAJ op verschillende niveaus onderzocht; (1) de organisatie, (2) de effecten op zorgaanbieders en gemeenten en (3) het specialistische zorglandschap. Uit het onderzoek blijkt dat de TAJ doeltreffend en doelmatig de beleidsdoelen grotendeels heeft gerealiseerd. De ‘dempende werking’ van de TAJ om schokbewegingen in het zorglandschap te voorkomen, had een remmende werking op de ontwikkeling van het landschap.

Voor de ex durante evaluatie Geneesmiddelenvisie is onderzocht wat de visie de afgelopen jaren heeft opgeleverd, bekeken is op welke manier het beleid aangescherpt zou kunnen worden, en zijn indicatoren geïdentificeerd die bij de ex post evaluatie in 2022 de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid kunnen bepalen. Het evaluatierapport schetst de positieve effecten van de geneesmiddelenvisie en hoe de effectiviteit verder kan worden vergroot. De doelmatigheid van het beleid kan worden versterkt door meer keuzes te maken op welke plekken in de (internationale) keten acties plaatsvinden en daarover actief communiceren, niet alleen naar de Tweede Kamer maar juist ook naar andere stakeholders. Om de doeltreffendheid van de visie in de ‘ex post’ evaluatie van 2022 te meten zijn een zestiental indicatoren op het gebied van betaalbaarheid en toegankelijkheid genoemd.

Voor de Evaluatie van de wanbetalersregeling in de Zorgverzekeringswet is gekozen voor een bredere kijk op schuldenproblematiek. De onderzoekers concluderen in het algemeen dat de wanbetalersregeling doeltreffend is en voor wat betreft wet- en regelgeving nagenoeg uitontwikkeld is. De dreigende werking van de opslag op de premie werkt bij een deel van de populatie, maar verergert de problemen bij een ander deel. Dit zijn veelal langdurige wanbetalers met een structurele kwetsbare financiële situatie, een complexe schuldenproblematiek en multiproblematiek. Dit vergt een andere aanpak; zo werken VWS en SZW reeds samen aan de ‘brede schuldenaanpak’ en zoeken praktijkcasuïstiek op.

De ex ante evaluatie Uitkomstgerichte zorg is gestart met een (ex ante) nulmeting waarin voor 54 aandoeningen gegevens zijn verzameld over klinische en patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten. Uit het onderzoek blijkt dat voor de geselecteerde aandoeningen zowel klinische- als patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten in ruime mate beschikbaar zijn. De komende periode zal op ex durante wijze worden gemonitord in hoeverre het beleid erin slaagt de geformuleerde doelstellingen te bereiken. Dat wil zeggen dat ook tijdens de uitvoering van het beleid, evaluatie-uitkomsten van het onderzoek kunnen worden benut om het beleid bij te stellen.

Voor het onderzoek Langer thuiswonende ouderen is een explorerend vooronderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de situatie van deze mensen. De focus lag hierbij op het gecombineerde zorggebruik van deze ouderen uit de verschillende domeinen (Wlz, Zvw en Wmo), hoe de zorg aansluit op de zorgbehoefte en hoe doelmatig deze wordt geleverd. Deze ex ante evaluatie heeft VWS het nut en de mogelijke waarde laten zien van het opbouwen van expertise met het werken met grote databestanden. Het maakt het mogelijk om het zorggebruik van de 75-plussers over de domeinen heen in beeld te brengen en daarmee ook de verschillende mogelijkheden voor 75-plussers om thuis te blijven wonen. Daarnaast kan de opgedane kennis en expertise zorgbreed worden ingezet door VWS in zijn rol als opdrachtgever bij het formuleren van vragen en het maken van data-analyses. Het op deze wijze in beeld brengen van de doelgroep is een nieuwe werkwijze voor VWS.

In deze evaluatiesubsidies (nummer 19) is onderzocht op welke wijze de VWS subsidiepraktijk zich de afgelopen periode heeft ontwikkeld waarbij ook de aanbevelingen van het IBO Subsidies zijn meegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de subsidieverstrekking een veelgebruikt instrument is dat binnen VWS in de meeste gevallen op grond van zijn eigenschappen passend bij de situatie wordt ingezet. Geconstateerd wordt dat het subsidie-instrument door zijn flexibiliteit ook bruikbaar is in gevallen waar andere opties uitgesloten zijn. Dat is belangrijk omdat daarmee een instrument voorhanden is om beleid ook in nieuwe of uitzonderingssituaties op een effectieve manier uit te voeren.

De startevaluatie van de pilot Lerend evalueren heeft de kwaliteit van de beleidsdoorlichtingen van VWS in de afgelopen jaren (2014-2017) inzichtelijk gemaakt. De startevaluatie maakt het mogelijk om op hoofdlijnen een vergelijking te maken met evaluaties die worden uitgevoerd tijdens de pilot. Het inzicht dat wordt verkregen met de individuele evaluaties binnen de pilot en de wijze waarop dit inzicht wordt gebruikt, zal laten zien of de pilot succesvol is en of de beleidstheorie zoals beschreven in deze startevaluatie ook in de praktijk werkt.

Tabel 2 Beleidsthema's voor evaluatie

Nr

Beleidsthema voor evaluatie

2018

2019

Volksgezondheid en Jeugd

  

1

Maatschappelijke Diensttijd1

 

X

3

Preventie w.o.

  
 

a) Alles is gezondheid…

  
 

b) Aanpak overgewicht jeugd

 

X

 

c) Sport en bewegen in de buurt

  
 

d) Gezond, veilig en kansrijk opgroeien

 

X

4

Rijksvaccinatieprogramma

  
 

Jeugdwet

X

 

5

Transitie Autoriteit Jeugdhulp

 

X

6

Topsport2

  

Curatieve zorg

  

7

De juiste zorg op de juiste plek2

  

8

Bestuurlijke afspraken zorg

  

9

Geneesmiddelenvisie

 

X

10

Zvw-pgb 2017

X

 

11

Wanbetalers Zvw-premie

 

X

12

Uitkomstgerichte zorg

 

X

Langdurige zorg

  

13

Onafhankelijke (cliënt)ondersteuning2

  

14

Langer thuiswonende ouderen

 

X

15

Experimenten persoonsvolgende zorg

 

X

16

Goed bestuur

  

17

Arbeidsmarkt en opleiden

  
 

Evaluatie Hervorming Langdurige Zorg

X

 

18

Eenzaamheid3

  

VWS-breed

  

2

Kennisfunctie VWS2

  

19

Evaluatie subsidies

 

X

Interdepartementaal: resultaten pilot

  

20

Evaluatie Pilot Lerend evalueren

 

X

1

Voor de evaluatie Samenhang Wpg, Jeugdwet en Wmo is meer tijd nodig voor de vormgeving van de taakopdracht. Hierdoor wordt overlap met andere evaluaties voorkomen. Daarom is de invoering van de maatschappelijke diensttijd (MDT) aan het evaluatieprogramma van de pilot toegevoegd.

2

In de opstartfase was meer tijd nodig dan voorzien. De evaluatie volgt in 2020.

3

In de opstartfase was meer tijd nodig dan voorzien, de Rapportage eerste fase ex durante evaluatie programma Eén tegen Eenzaamheid is op 15 januari 2020 naar de Kamer gestuurd (TK 2020D00963).

13. Garanties

Tabel 3 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 20181

Verleend 20192

Vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantie-plafond

Totaal plafond

Totaalstand risico-voorziening

Artikel 2. Curatieve zorg

Voorzieningen tbv De Hoogstraat

8.440

0

397

8.043

 

8.043

 

Artikel 2. Curatieve zorg

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

200.183

0

32.557

167.626

 

167.627

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Voorzieningen tbv verpleeghuizen

8.901

0

1.889

7.012

 

7.012

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Voorzieningen tbv psychiatrische instellingen

18.424

879

3.416

15.888

 

15.888

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Voorzieningen tbv zwakzinnigen inrichtingen

4.407

0

1.147

3.260

 

3.260

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Voorzieningen tbv overige instellingen

193

0

42

151

 

151

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

18.214

0

5.509

12.706

 

12.706

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Voorzieningen tbv zwakzinnigen-inrichtingen

4.128

0

737

3.391

 

3.391

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

53.195

0

8.348

44.847

 

44.847

 

Artikel 2. Curatieve zorg

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

235

0

34

201

 

201

 

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteunig

Niet sedentaire personen

590

0

127

463

 

463

 

Artikel 2. Curatieve zorg

Garantie NRG Petten3

0

22.624

0

22.624

 

22.624

 

Artikel 9. Algemeen

Garantie eigen risico Ijsselmeer-ziekenhuizen/Slotervaart

3.087

0

3.087

0

 

0

 

Totaal

 

319.997

23.503

57.290

286.212

0

286.213

0

1

Door afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

2

Dit bedrag betreft het totaal van de hoofdsommen van de herfinancieringen 2019.

3

Betreft geen nieuwe verlening in 2019 maar een gedeeltelijke overheveling van een bestaande garantie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Toelichting

De verstrekte garanties uit de tabel komen voort uit drie aparte regelingen: de Garantieregeling inrichtingen voor gezondheidszorg 1958, de Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake erkenning, subsidiëring, verlening van garanties en toezicht uit 1971 en de Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor gehandicapten, ook uit 1971. De betreffende regelingen dateren uit een tijd dat de overheid een expliciete verantwoordelijkheid had voor bouw en spreiding van intramurale zorgvoorzieningen.

De Rijksgarantieregelingen zijn gesloten voor nieuwe gevallen waardoor het financiële risico van VWS door reguliere en vervroegde aflossing van de uitstaande leningen geleidelijk wordt afgebouwd. De laatste rijksgegarandeerde lening loopt af in 2043. Het monitoren van de instellingen aan wie een rijksgarantie verstrekt is, alsmede van de leningen, wordt sinds 2004 in mandaat uitgevoerd door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) namens de Minister van VWS (Besluit van 17 december 2003, Stcrt. 2004, nr. 7, blz. 11).

Tabel 4 overzicht verstrekte garantie (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2018

Verleend 2019

Vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 2. Curatieve zorg

GO Cure

2.128

0

495

1.633

 

1.633

307

Totaal

 

2.128

0

495

1.633

 

1.633

307

Toelichting

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de GO Cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 miljoen tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. De verstrekte garanties lopen af in 2020. De GO Cure maakt deel uit van de bredere Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De cijfermatige gegevens van de GO Cure zijn daarom eveneens opgenomen onder de GO regeling in het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Tabel 5 Overzicht achterborgstellingen (bedragen x €1.000.000)

Omschrijving

2018

2019

Achterborgstelling

7099,9

6763,7

Bufferkapitaal

285,6

291,3

Obligo

213

202,3

Toelichting

Het Ministerie van VWS is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het totaalbedrag aan uitstaande verplichtingen is, volgens informatie van het WFZ, € 6.763,7 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per 2019. VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WFZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen niet voldoende is om het WFZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WFZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan.

Licence