Dit jaarverslag gaat in op de in 2020 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij zijn de oorspronkelijk in de begroting 2020 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Ten eerste wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2020 beschreven. Vervolgens worden de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het gemeentefonds niet van toepassing. De tabel met steunmaatregelen in verband met de coronacrisis is opgenomen als bijlage bij dit jaarverslag.
Realisatie van de beleidsprioriteiten 2020
De fondsbeheerders hebben de Tweede Kamer in 2020 geïnformeerd over de stand van zaken van de herijking van de verdeling van de middelen van het gemeentefonds. In het voorjaar over het feit dat vervolgonderzoek voor met name de verdeling van de middelen van het klassieke deel van het gemeentefonds noodzakelijk was (Kamerstukken II 2019/20, 35300 B, nr. 15). In december 2020 over het afronden van de vervolgonderzoeken, en dat besluitvorming over de invoering van de verdeling aan het volgend kabinet wordt gelaten (Kamerstukken II 20/21, 35570 B, nr. 13). Het proces is in nauwe samenwerking met gemeenten (op bestuurlijk en ambtelijk niveau) doorlopen.
In mei 2020 hebben de fondsbeheerders een ambtelijk adviesrapport gepubliceerd met bouwstenen voor een herziening van het gemeentelijk belastinggebied (Kamerstukken II 2019/20, 32140, nr. 71). Dit betreft zowel verruiming van het gemeentelijk belastinggebied, als modernisering van bestaande lokale heffingen. Dit alles opdat het fiscale instrumentarium beter kan worden toegespitst op de actuele maatschappelijke opgaven.
In november hebben de fondsbeheerders het rapport over de evaluatie van de normeringssystematiek aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2020/21, 35570 B, nr. 10). Het evaluatierapport is opgesteld door een ambtelijke werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), het ministerie van Financiën en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De voorstellen in het rapport zijn erop gericht om met name de stabiliteit van de systematiek te verbeteren. Het is aan een volgend kabinet hoe het belang van een stabiele accresontwikkeling wordt afgewogen tegenover een actuele aansluiting van het accres op de rijksuitgaven.
In 2020 is door de fondsbeheerders ook verder gewerkt aan een herziening van de Financiële-verhoudingswet. Hierbij zijn ook verschillende uitkeringsvormen onderzocht voor situaties waarin het Rijk samenwerkt met één of meer gemeenten en/of provincies aan de realisatie van een gezamenlijke opgave.
Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2020
Naast de vele steunmaatregelen voor gemeenten ter bestrijding van de financiële gevolgen van de coronacrisis zijn in 2020 nog enkele concrete afspraken gemaakt die van invloed zijn op de financiële positie van gemeenten.
De afgelopen jaren hebben schommelingen in het accres, en de doorwerking hiervan op de gemeentelijke en provinciale begrotingen onrust veroorzaakt bij de medeoverheden. Het kabinet vindt het belangrijk in deze bijzondere tijd de schommelingen voor medeoverheden te dempen; hoe stabieler de inkomsten, hoe minder verstoringen van het gemeentelijke en provinciale begrotingsproces. In overleg met de VNG en het IPO is daarom besloten om de stand van het accres (volume en loon- en prijsontwikkeling) zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2020 te bevriezen voor de jaren 2020 en 2021. Het is aan een nieuw kabinet om in overleg met de medeoverheden te besluiten hoe in de toekomst met het accres om te gaan (Kamerstukken II 2019/20, 35420, nr. 43).
Gezien de toegenomen financiële druk bij gemeenten door corona heeft het kabinet besloten de oploop in de opschalingskorting voor gemeenten in de jaren 2020 en 2021 incidenteel te schrappen. Dit leidt tot een verhoging van de algemene uitkering van het gemeentefonds van € 70 mln. in 2020 en € 160 mln. in 2021. (Kamerstukken II 2019/20, 35420, nr. 104).