Inleiding
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat.
Vanaf 13 maart kreeg het Rijksvastgoedbedrijf net als alle burgers en bedrijven in Nederland gedurende 2020 te maken met verschillende maatregelen om de gevolgen van de coronapandemie te beheersen. Sindsdien werken de meeste gebruikers van het Rijksvastgoedbedrijf vanuit het eigen huis, net als veel RVB-medewerkers.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft vanaf het begin van de crisis het protocol «Samen veilig doorwerken» ondersteund, dat zich richt op een veilige werkomgeving, waarmee ook de bouw en installatiebedrijven verder kunnen met hun activiteiten. Ook heeft het Rijksvastgoedbedrijf de verklaring «Samen doorbouwen aan Nederland» onderschreven, waarin de partijen overeenkwamen de bouwsector draaiende te houden. Het kabinet heeft de verklaring met maatregelen ondersteund, waaronder het door laten gaan en zo mogelijk versnellen van investeringen vanuit overheidspartijen. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft hieraan bijgedragen door investeringen op het gebied van veiligheid, zoals de breedplaatvloeren, naar voren te halen.
Met alle veiligheidsmaatregelen in de bouw en aanpassing van de RVB-medewerkers aan het ‘nieuwe normaal’ is het Rijksvastgoedbedrijf in staat gebleken de productie en productiviteit op peil te houden. Omdat de vraag naar capaciteit onverminderd groot bleef, is de voor 2020 toegekende uitbreiding van de capaciteit opengesteld voor werving. Gegeven de overspannen arbeidsmarkt bleek het lastig sommige functies daadwerkelijk snel in te vullen waarmee het onontkoombaar was dat meerdere projecten en activiteiten in de planning naar achteren zijn geschoven.
Een ander belangrijk onderwerp in 2020 betrof de stikstofcrisis. Met de nieuwe wetgeving in het vooruitzicht waarbij voor de bouwfase geen natuurvergunning meer nodig is omdat een reductiepad voor de uitstoot in de bouwfase is opgenomen, is er minder kans op vertraging in de uitvoering van de meeste projecten. In 2020 werd deze vertraging gedurende een groot deel van het jaar wel verwacht. Vooruitlopend op de wet is het Rijksvastgoedbedrijf al begonnen met het verkennen van emissiearm aanbesteden en hiermee wil het Rijksvastgoedbedrijf een voortrekkersrol invullen. Voor projecten met stikstofdepositie in de gebruiksfase (de activiteiten bij de klant) werkt het Rijksvastgoedbedrijf verder aan oplossingen binnen de huidige regelgeving.
Ook bij maatschappelijke opgaven op het gebied van duurzaamheid, woningbouw en sociaaleconomische kansen heeft het Rijksvastgoedbedrijf via het Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP) een bijdrage geleverd. Eind 2020 is de Tweede Kamer met een tussenevaluatie (Kamerstukken II 2020/21, 31490, nr. 293) geïnformeerd over de resultaten van twee jaar ROP en de lessen die we hieruit kunnen leren. Gelet op de huidige urgente maatschappelijke opgaven, zoals de woningbouwopgave, de energietransitie, de stikstofproblematiek en de klimaatadaptie is de behoefte aan een maatschappelijk georiënteerde en integrale aanpak bij de inzet van Rijksvastgoed alleen maar toegenomen.
Het Rijksvastgoedbedrijf toont ambitie door enerzijds fors in te zetten op haar maatschappelijke doelen terwijl tegelijkertijd de vraag naar haar inzet op de meer reguliere taken als projectrealisatie en onderhoud in de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Om deze ambitie daadwerkelijk waar te kunnen maken is verleden jaar het verandertraject RVB 2.0 gestart. Bij de uitvoering van dit programma zijn afgelopen jaar belangrijke resultaten gerealiseerd.
De productie is omhooggegaan en daarnaast probeert het Rijksvastgoedbedrijf ook met de lean-trajecten een versnelling in haar processen te brengen. Dit krijgt in 2021 een vervolg, evenals de afronding van de sourcingsstrategie, waarbij meer duidelijkheid komt over de vraag in hoeverre het Rijksvastgoedbedrijf meer productie kan verleggen naar de markt.
Het Rijksvastgoedbedrijf opereert transparanter naar haar opdrachtgevers toe, onder meer door de doorontwikkeling van het integraal programma en de ontwikkeling van verschillende dashboards. De reorganisatie van de I-functie en de afronding van het Harmonisatie Applicaties en Rijksvastgoedprocessen (HARP) traject zijn afgelopen jaar voorbereid en konden begin 2021 daadwerkelijk afgerond worden.
Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2020 uitgekomen op € 31,2 mln. positief. Voor een belangrijk deel is dit veroorzaakt door incidentele vastgoedresultaten. De belangrijkste zijn een positief verkoopresultaat van € 15,9 mln. en een terugneming van een waardeverminderingsverlies van € 11,4 mln. vanwege het terugnemen van een object in de strategische voorraad. Daarnaast is sprake van een positief operationeel resultaat. Dit komt vooral door een hogere kostendekkendheid van het apparaat.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2019 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
- Omzet | 1.244.654 | 1.222.000 | ‒ 22.654 | 1.168.767 |
waarvan omzet moederdepartement | 124.275 | 135.589 | 11.314 | 121.190 |
waarvan omzet overige departementen | 998.404 | 927.734 | ‒ 70.670 | 900.837 |
waarvan omzet derden | 121.975 | 158.677 | 36.702 | 146.740 |
Rentebaten | 500 | 3 | ‒ 497 | 32 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 2.960 |
Bijzondere baten | 58.601 | 97.905 | 39.304 | 63.735 |
Totaal baten | 1.303.755 | 1.319.908 | 16.153 | 1.235.494 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 292.810 | 295.666 | 2.856 | 285.477 |
- Personele kosten | 221.380 | 234.696 | 13.316 | 222.156 |
waarvan eigen personeel | 193.380 | 201.289 | 7.909 | 191.429 |
waarvan inhuur externen | 28.000 | 33.092 | 5.092 | 30.437 |
waarvan overige personele kosten | 0 | 315 | 315 | 290 |
- Materiële kosten | 71.430 | 60.970 | ‒ 10.460 | 63.321 |
waarvan apparaat ICT | 38.826 | 29.710 | ‒ 9.116 | 31.722 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overige materiële kosten | 32.604 | 31.260 | ‒ 1.344 | 31.599 |
Rentelasten | 96.025 | 80.023 | ‒ 16.002 | 77.327 |
Afschrijvingskosten | 361.836 | 326.081 | ‒ 35.755 | 311.082 |
- Materieel | 361.836 | 326.081 | ‒ 35.755 | 311.082 |
waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overige materiële afschrijvingskosten | 361.836 | 326.081 | ‒ 35.755 | 311.082 |
- Immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 553.084 | 586.909 | 33.825 | 547.364 |
waarvan dotaties voorzieningen | 3.000 | 12.441 | 9.441 | 0 |
waarvan bijzondere lasten | 550.084 | 0 | ‒ 550.084 | 0 |
waarvan overige kosten | 0 | 574.468 | 574.468 | 547.364 |
Totaal lasten | 1.303.755 | 1.288.679 | ‒ 15.076 | 1.221.250 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 31.229 | 31.229 | 14.244 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 41 | 41 | 311 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 31.188 | 31.188 | 13.933 |
Toelichting
Baten
Omzet
Omzet moederdepartement
Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het Ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2020 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement.
De omzet moederdepartement is € 11,3 mln. hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de omzet voor projectrealisatie van BZK (3.1) niet was begroot (€ 11,7 mln.).
De specificatie van deze omzet is als volgt:
Omschrijving | Realisatie 2020 | Realisatie 2019 |
---|---|---|
Waarvan geleverde producten/diensten | 135.589 | 121.190 |
1.1. Intern in gebruik geven kantoren | 50.674 | 56.987 |
1.2. Intern in gebruik geven specialties | 14.972 | 12.833 |
1.3. Intern in gebruik geven bijzondere specialties | 34.628 | 28.861 |
1.4. Extern In gebruik geven | 9.046 | 8.776 |
2.2. DVO's specialties | 273 | 95 |
3.1. Projectrealisatie t.b.v. RVB portefeuille | 11.725 | 2.351 |
4.1. Verkopen vastgoed | 1.308 | 1.155 |
4.2. Verkopen grondstoffen | 193 | 212 |
5.1. Strategische advisering/ondersteuning beleidsdirecties | 8.342 | 6.793 |
5.2. Expertise en advies aan opdrachtgevers | 2.937 | 1.963 |
5.3. Afhandelen onbeheerde nalatenschappen | 1.491 | 1.164 |
Waarvan overige bijdragen | 0 | 0 |
Totaal | 135.589 | 121.190 |
Omzet overige departementen
Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de honorariumomzet aan het Ministerie van Defensie. De gerealiseerde omzet is € 70,7 mln. lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de oplevering van enkele projecten naar achteren is geschoven. Daardoor valt de omzet voor ingebruikgeving € 100,6 mln. lager uit. Daarnaast zijn er verschuivingen van de omzet uit de Dienstverleningsovereenkomsten (€ 9,5 mln.) en de omzet voor projectrealisatie (9,7 mln.) naar de omzet derden. Daartegenover staat dat er meer productie is gerealiseerd op projectrealisatie voor de Defensieportefeuille (€ 23,7 mln.) en er meer productie is gerealiseerd op expertise en advies- opdrachten voor Defensie (€ 20,0 mln.).
De omzet overige departementen is € 26,9 mln. hoger dan in 2019. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere productie op de Defensieportefeuille (€ 24,3 mln.).
Omzet derden
Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is € 36,7 mln. hoger dan begroot. De stijging wordt voor € 9,5 mln. verklaard door de verschuiving in de omzet van de Dienstverleningsovereenkomsten. De omzet voor projectrealisatie was onder de omzet overige departementen begroot en valt daarom € 9,7 mln. hoger uit. De omzet verkopen valt € 10,8 mln. lager uit, daartegenover staat dat de omzet ingebruikgeving € 28,3 mln. hoger uitvalt dan begroot.
De omzet derden is € 11,9 mln. hoger dan in 2019. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere omzet verkopen vastgoed (€ 9,4 mln.).
Omzet per product
De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:
– Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.
– In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.
– Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.
– Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.
– Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1)Verschil | (4) Realisatie 2019 |
---|---|---|---|---|
Ingebruikgeving | 941.052 | 860.784 | ‒ 80.268 | 928.912 |
Waarvan extern | 86.837 | 16.598 | ‒ 70.239 | 17.422 |
In stand houden vastgoed | 175.358 | 176.663 | 1.305 | 75.257 |
Waarvan andere eigenaar | 46.993 | 42.572 | ‒ 4.421 | 45.429 |
Projectrealisatie | 62.234 | 101.872 | 39.638 | 93.236 |
Waarvan andere eigenaar | 32.951 | 56.610 | 23.659 | 32.283 |
Verkoop | 48.312 | 42.107 | ‒ 6.205 | 32.818 |
Expertise en advies | 17.697 | 40.574 | 22.877 | 38.544 |
Totaal | 1.244.653 | 1.222.000 | ‒ 22.653 | 1.168.767 |
Ingebruikgeving
De omzet is € 80,3 mln. lager dan begroot, omdat de oplevering van enkele projecten naar achteren is geschoven. In de begroting was de omzet voor overige departementen te hoog ingeschat (€ 100,6 mln.) en de omzet vanuit derden te laag (€ 28,3 mln.). De lagere markthuren (€ 8,0 mln.), lagere afschrijvingslasten (€ 35,7 mln.) en lagere rente lasten (€ 16,0 mln.) hebben bij specialties en bijzondere specialties een direct effect op de omzet van ingebruikgeving. In de begroting was daarnaast een deel van de interne omzet toegewezen aan een andere post.
De omzet is € 68,1 mln. lager dan in 2019, omdat in de realisatie van 2019 de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen. Deze is in 2020 opgenomen onder In stand houden vastgoed (€ 109,1 mln.). Per saldo valt de realisatie daarmee € 41,0 mln. hoger uit dan in 2019. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er meer vierkante meters in gebruik zijn gegeven tegen een hoger regiotarief.
In stand houden vastgoed
De omzet ligt nagenoeg in lijn met de begroting.
De omzet is € 101,4 mln. hoger dan in 2019, omdat in de realisatie van 2020 de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen, zoals vermeld onder Ingebruikgeving.
Projectrealisatie
De omzet is hoger dan begroot door grotere productie bij Defensie- (€ 23,7 mln.) en Rijksprojecten (€ 16,0 mln.).
De omzet projectrealisatie andere eigenaar (Defensie) is € 24,3 mln. hoger dan in 2019. Dit komt eveneens door meer productie, waardoor meer directe uren geschreven zijn.
Verkoop
Er is minder verkocht dan van tevoren is geraamd. Met name de opbrengsten uit het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) zijn lager uitgevallen dan begroot, doordat de verkoop van een aantal objecten is doorgeschoven naar latere jaren. Op de eigendomsobjecten die zijn verkocht, is echter meer resultaat behaald dan begroot (€ 12,1 mln.). Dit komt omdat de kosten Ontwikkeling en verkoop OG ruim € 18,0 mln. lager zijn dan begroot.
Expertise en Advies
De omzet is hoger dan begroot omdat Defensie na het vaststellen van de begroting enkele deelproducten heeft verschoven van In stand houden vastgoed naar Expertise en Advies. Daarnaast zijn er meer uren besteed en afgerekend op de overige deelproducten.
Vrijval voorzieningen
Er zijn geen posten vrijgevallen.
Bijzondere baten
Omschrijving | Realisatie 2020 | Realisatie 2019 |
---|---|---|
(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen | 11.596 | 4.194 |
Overige baten | 86.309 | 59.541 |
Totaal | 97.905 | 63.735 |
Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen
Dit betreft grotendeels een terugneming voor een object te Apeldoorn (€ 11,4 mln.).
Overige baten
De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk (€ 12,0 mln.) en onderhanden projecten (€ 8,0 mln.) en het geactiveerde honorarium (60,9 mln.). De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het Ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt. Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op de huisvestingsprojecten van het Rijk.
Het geactiveerde honorarium is hoger dan begroot (€ 4,0 mln.). Er is sprake van meer geactiveerde uren als gevolg van een grotere capaciteitsinzet in combinatie met een betere sturing en beheersing van het tijdschrijven. Ook is sprake van positieve resultaten op de apparaatsinzet na afronding van projecten en incidentele baten zoals een btw-suppletie (€ 0,4 mln.) en een vrijval van een verplichting uit een voorgaand boekjaar (€ 2,2 mln.). Daarnaast is de mutatie op onderhanden werk en onderhanden projecten hoger uitgevallen (€ 20,0 mln.). Voor de posten mutatie onderhanden werk en mutatie onderhanden projecten is in de begroting alleen rekening gehouden met de apparaatsinzet. De externe kosten zijn niet begroot. De externe kosten zijn tevens terug te vinden onder de overige kosten als directe projectkosten onderhanden werk en onderhanden projecten. Het resultaatseffect is daarmee nihil.
Lasten
Apparaatskosten
De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 153,5 mln. lonen, € 17,8 mln. sociale lasten, € 24,1 mln. pensioenlasten en € 5,9 mln. aan personele exploitatie.
De capaciteitsinzet in 2020 is hoger uitgevallen. Dit geldt voor zowel de ambtelijke fte’s als het aantal fte’s inhuur. Het gemiddelde aantal gedurende 2020 werkzame ambtelijke werknemers bedroeg 2175 fte. Dit is een groei van ca. 56 fte ten opzichte van de ontwerpbegroting 2020. Het aantal fte’s inhuur is onder andere hoger uitgevallen door de uitloop van het programma HARP.
De gerealiseerde apparaatskosten zijn € 2,9 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit is deels toe te schrijven aan een extra reservering (€ 6,8 mln.) voor de toename in de verlofsaldi en de afspraken uit de nieuwe cao (€ 0,7 mln.). Daarnaast heeft het hogere aantal van zowel ambtelijke als externe inhuur fte’s geleid tot hogere personele kosten (€ 4,8 mln.) en kosten voor externe inhuur (€ 5,1 mln.), daartegenover staan lagere reiskosten (€ 3,6 mln.) en lagere overige materiële kosten (€ 1,5 mln.) als gevolg van de aanhoudende coronamaatregelen. De ICT uitgaven zijn tevens € 9,1 mln. lager uitgevallen door lagere beheer en exploitatie kosten en het opschuiven van ICT-projecten door de uitloop van het programma HARP.
Afschrijvingskosten
Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de Rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering. Het verschil tussen de begroting en de realisatie van € 35,8 mln. is het gevolg van het feit dat meerdere projecten die gepland stonden in 2020 (nog) niet zijn gerealiseerd en andere projecten te hoog waren ingeschat.
Dotaties voorzieningen
In 2020 is € 12,4 mln. gedoteerd aan de voorziening geschillen en rechtsgedingen. De gerealiseerde dotaties zijn daarmee hoger dan de begrote dotaties (€ 3,0 mln.).
Overige kosten
De in onderstaande tabel opgenomen begrotingscijfers betreffen bijzondere lasten die volgens de RJ niet als zodanig kunnen worden verantwoord.
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil | (4) Realisatie 2019 |
---|---|---|---|---|
Markthuren | 170.544 | 162.531 | ‒ 8.013 | 167.649 |
Design Build Finance Maintain Operate lasten | 77.938 | 79.475 | 1.537 | 66.383 |
Onderhoud Rijkshuisvesting | 125.265 | 134.051 | 8.786 | 147.404 |
Belastingen en heffingen | 23.656 | 26.066 | 2.410 | 23.274 |
Energielasten | 27.565 | 23.224 | ‒ 4.341 | 34.294 |
Ontwikkeling en verkoop onroerend goed | 40.000 | 21.660 | ‒ 18.340 | 21.731 |
Overige lasten | 85.116 | 127.461 | 42.345 | 86.629 |
Totaal | 550.084 | 574.468 | 24.384 | 547.364 |
Markthuren
Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt. De onderschrijding wordt grotendeels veroorzaakt door de aankoop van een huurpand, waardoor hier geen huur meer voor wordt betaald (€ 5,0 mln.).
DBFMO-lasten
Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten.
Onderhoud Rijkshuisvesting
Onder deze post valt onder andere het preventief, curatief en planmatig onderhoud voor de Rijkshuisvesting (waaronder ook de Dienstverleningsovereenkomsten), en het beheer van bijzondere objecten. De overschrijding wordt veroorzaakt door het hoger uitvallen van de project-gerelateerde onderhoudskosten (€ 1,8 mln.), reguliere onderhoudskosten (€ 3,0 mln.) en de kosten van Dienstverleningsovereenkomsten (4,0 mln.).
Belastingen en heffingen
Het betreft hier de kosten van met name onroerendzaakbelasting en waterschapslasten.
Energielasten
Deze post betreft de energiekosten van de kantorenvoorraad. De onderschrijding wordt deels veroorzaakt door een vrijval van een te hoog opgenomen verplichting uit een voorgaand boekjaar.
Ontwikkeling en verkoop onroerend goed
Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. De opbrengsten uit verkopen inclusief KORV zijn in de begroting opgenomen op basis van de afstootprognoses van de materieelbeheerders. De realisatie is hierbij achtergebleven, grotendeels omdat de verkoop van een aantal objecten is doorgeschoven.
Overige lasten
De post overige lasten betreft met name facilitaire kosten leegstand (€ 7,5 mln.), servicekosten inhuurpanden (€ 16,6 mln.), kleine investeringen (€ 33,0 mln.), projectkosten regiotarief (€ 13,2 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (€ 45,3 mln.) en herstel-, bodemsanering- en asbestkosten (€ 9,9 mln.). Kosten voor herstelonderhoud worden ten laste gebracht van het resultaat op het moment dat deze zich voordoen.
De overschrijding wordt met name veroorzaakt door kosten van onderhanden werken en projecten (€ 45,3 mln.) die niet in de begroting waren opgenomen. Zie hiervoor ook de toelichting bij de overige baten.
Rentelasten
Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan voor € 35,3 mln. uit rente van leningen van het Ministerie van Financiën en voor € 44,7 mln. uit rente van DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 2,6 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,44%.
Voor DBFMO-contracten is er geen rente geactiveerd, omdat er geen DBFMO-objecten zijn opgeleverd in 2020.
De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn.
Balans
Balans 2020 | Balans 2019 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 7.155.897 | 6.765.460 |
Materiële vaste activa | 7.155.897 | 6.765.460 |
waarvan grond en gebouwen | 5.628.905 | 5.433.972 |
waarvan installaties en inventarissen | 898.984 | 840.747 |
waarvan projecten in uitvoering | 628.008 | 490.741 |
waarvan overige materiële vaste activa | 0 | 0 |
Immateriële vaste activa | 0 | 0 |
Vlottende activa | 717.356 | 793.628 |
Voorraden en onderhanden projecten | 349.234 | 343.504 |
Debiteuren | 60.706 | 34.759 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 96.615 | 57.090 |
Liquide middelen | 210.801 | 358.275 |
Totaal activa | 7.873.253 | 7.559.088 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 88.874 | 70.894 |
Exploitatiereserve | 57.686 | 56.961 |
Onverdeeld resultaat | 31.188 | 13.933 |
Voorzieningen | 40.985 | 33.756 |
Langlopende schulden | 7.172.359 | 6.806.229 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 6.425.599 | 6.018.653 |
Overige schulden | 746.760 | 787.576 |
Kortlopende schulden | 571.035 | 648.209 |
Crediteuren | 39.479 | 82.906 |
Belastingen en premies sociale lasten | 452 | 410 |
Kortlopend deel leningen | 325.770 | 353.341 |
Overige schulden en overlopende passiva | 205.334 | 211.552 |
Totaal passiva | 7.873.253 | 7.559.088 |
Toelichting
Vaste activa
Materiële vaste activa
– Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2020 € 87,5 mln.
– Van de boekwaarde per 31 december 2020 heeft € 782,3 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.
– Van de boekwaarde per 31 december 2020 heeft € 2.618,6 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een Rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.
– In het verslagjaar is € 2,6 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,44%.
– Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 85,7 mln.
– Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. Via de overige waardeverminderingen is daarom € 28,8 mln. teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is tevens in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.
– Daarnaast is er € 13,2 mln. aan waardeverminderingen teruggenomen op drie objecten die zijn overgeboekt van de voorraad te verkopen onroerend goed naar de materiële vaste activa. Dit betreft grotendeels een object te Apeldoorn (€ 11,4 mln.).
– In de materiële vaste activa (Projecten in uitvoering) per 1 januari 2020 is een objectaankoop ad. € 38,4 mln. opgenomen. In 2020 is gebleken dat levering van dit object heeft plaatsgevonden in maart 2020, waardoor deze aankoop per 1 januari 2020 feitelijk een vooruitbetaald bedrag betreft.
Vlottende activa
Voorraden en onderhanden projecten
Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.
Voorraad te verkopen onroerend goed
De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2020 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.
De voorraad te verkopen KORV-objecten is afgenomen. Voor een nadere toelichting omtrent KORV, verwijzen wij naar de toelichting in de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
De post niet-KORV bestaat uit kosten die het Rijksvastgoedbedrijf maakt voor vastgoedobjecten (waaronder PLUKZE-objecten) die in opdracht van derden worden verkocht. Deze kosten bestaan uit beheerkosten, onderhoudskosten en verkoopkosten. De betreffende vastgoedobjecten zijn geen eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf en maken dan ook geen onderdeel uit van deze balanspost.
Onderhanden werk
Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd en waarbij sprake is van inherente risico’s en onzekerheden ten aanzien van de waardering. Op basis van de huidige waardebepaling hoeft geen beroep te worden gedaan op de garantiestelling van het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK.
Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Kamerstukken II 2009/10, 32275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.
Onderhanden projecten
De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.
Het saldo van de onderhanden projecten in opdracht van derden waarvan de gedeclareerde termijnen en de verwerkte verliezen, de gerealiseerde projectkosten en toegerekende winst overtreffen bedraagt € 19,2 mln.
Debiteuren
31-12-2020 | 31-12-2019 | |
---|---|---|
Debiteuren | 60.706 | 35.002 |
Voorziening dubieuze debiteuren | 0 | ‒ 243 |
Totaal | 60.706 | 34.759 |
Van het debiteurensaldo betreft € 1,9 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 30,2 mln. op overige departementen en € 28,6 mln. op derden. De stijging van het debiteurensaldo t.o.v. 2019 wordt met name veroorzaakt door één termijnfactuur van € 15,0 mln., die is voldaan in januari 2021.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor een deel vorderingen op derden waarvan het debiteurenrisico ligt bij andere materieelbeheerders. Zo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 6,7 mln. bij BZK.
Overige vorderingen en overlopende activa
Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2020 betreft € 32,6 mln. vorderingen op overige departementen en € 64,0 mln. op derden.
De stijging van de vooruitbetaalde bedragen ten opzichte van 2019 wordt veroorzaakt door de in 2020 vooruitbetaalde markthuren van het eerste kwartaal van 2021 (€ 44,0 mln.).
Liquide middelen
31-12-2020 | 31-12-2019 | |
---|---|---|
Rekening-courant RHB | 210.801 | 358.275 |
Saldo per 31 december | 210.801 | 358.275 |
Eigen vermogen
2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|
Saldo per 1 januari | 89.803 | 66.487 | 70.894 |
Saldo van baten en lasten | 11.170 | 13.933 | 31.188 |
Directe mutaties in het eigen vermogen | |||
Uitkering aan het moederdepartement | ‒ 34.486 | ‒ 9.526 | ‒ 13.208 |
Bijdrage door het moederdepartement | 0 | 0 | 0 |
Overige mutaties | 0 | 0 | 0 |
Saldo per 31 december | 66.487 | 70.894 | 88.874 |
Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 59,9 mln. worden aangehouden. Het restant van € 28,9 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.
Voorzieningen
Omschrijving | Stand 31-12-2019 | Onttrekking | Dotatie | Vrijval | Stand 31-12-2020 |
---|---|---|---|---|---|
Asbestverontreiniging | 30.380 | ‒ 5.208 | 71 | 0 | 25.243 |
Geschillen en rechtsgedingen | 3.376 | ‒ 4 | 12.370 | 0 | 15.742 |
Totaal | 33.756 | ‒ 5.212 | 12.441 | 0 | 40.985 |
Asbestverontreiniging
De ‘voorziening asbestverontreiniging’ is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover deze bekend zijn bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.
Geschillen en rechtsgedingen
De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige posten in de voorziening zullen geheel binnen vijf jaar worden afgewikkeld. In 2020 is er € 12,4 mln. gedoteerd.
Langlopende schulden
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Dit betreffen leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.
Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling Agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:
– te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.
– te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.
– de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.
De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 1,25%. Van de leningen heeft € 5.763,8 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Overige schulden
Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO–contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 3,58% en 7,13%. Van de overige schulden heeft € 519,8 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Kortlopende schulden
De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.
Crediteuren
De crediteuren bestaan voor € 4,5 mln. uit schulden aan overige departementen en voor € 35,0 mln. aan derden.
Belastingen en premies sociale lasten
Deze post bestaat uit een saldo van de nog te betalen Vennootschapsbelasting (VPB) over 2016 en 2018 t/m 2020 (totaal € 1,0 mln.) en de terug te ontvangen VPB 2017 (€ 0,6 mln.).
Kortlopend deel langlopende schulden
Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 284,9 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 40,8 mln.).
Overige schulden en overlopende passiva
Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 58,0 mln. schulden aan het moederdepartement, € 98,7 mln. aan overige departementen en € 48,6 mln. aan derden.
De stijging van de vooruitontvangen bedragen ten opzichte van 2019 wordt veroorzaakt door de nog te verrekenen kasverplichtingengelden met BZK.
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekeningen | 341.176 | 358.275 | 17.099 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 2.061.093 | 2.247.510 | 186.417 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 1.762.164 | ‒ 2.048.456 | ‒ 286.292 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 298.929 | 199.054 | ‒ 99.875 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 647.000 | ‒ 730.307 | ‒ 83.307 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 19.204 | 19.204 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 647.000 | ‒ 711.103 | ‒ 64.103 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 13.208 | ‒ 13.208 | |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 308.394 | ‒ 358.439 | ‒ 50.045 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 647.000 | 736.222 | 89.222 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 338.606 | 364.575 | 25.969 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 331.711 | 210.801 | ‒ 120.910 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele kasstroom
De ontvangsten en uitgaven zijn hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere generale ontvangsten (BZK) en hogere ontvangsten uit verhuur en verkoop voor andere materieel beheerders. Dit heeft een directe relatie met de uitgaven, een groot deel van de ontvangsten zijn reeds doorbetaald aan de materieel beheerders.
Investeringskasstroom
Er is meer geïnvesteerd dan was voorzien in de begroting, met name in het reguliere Rijkshuisvestingsdeel.
Financieringskasstroom
In 2020 is het surplus eigen vermogen van € 13,2 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2019 en is bij het indienen van de ontwerpbegroting in het jaar 2019 nog niet bekend en derhalve niet begroot.
De aflossingen op de leningen van de Rijkshuisvestingsportefeuille zijn in 2020 hoger uitgevallen. Dit komt met name door een vervroegde aflossing als gevolg van afwaarderingen, verkoop en buitengebruikstellingen van vaste en vlottende activa.
Het hogere beroep op de leenfaciliteit is het gevolg van een hogere investeringskasstroom.
Doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving generiek deel | Realisatie | Vastgestelde begroting | |||
---|---|---|---|---|---|
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2020 | |
Omschrijving generiek Deel | |||||
Omzet per product | |||||
Ingebruikgeving | 894.211 | 888.147 | 928.912 | 860.784 | 941.052 |
Waarvan extern | 16.584 | 17.607 | 17.422 | 16.598 | 86.837 |
In stand houden vastgoed | 59.901 | 68.236 | 75.257 | 176.663 | 175.358 |
Waarvan andere eigenaar | 41.506 | 40.091 | 45.429 | 42.572 | 46.993 |
Projectrealisatie | 61.839 | 81.256 | 93.236 | 101.872 | 62.234 |
Waarvan andere eigenaar | 21.335 | 15.345 | 32.283 | 56.610 | 32.951 |
Verkoop | 43.319 | 146.650 | 32.818 | 42.107 | 48.312 |
Expertise en advies | 28.105 | 20.724 | 38.544 | 40.574 | 17.697 |
Saldo van baten en lasten | 54.142 | 11.170 | 13.933 | 31.188 | 0 |
Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten) | 4,5% | 0,9% | 1,1% | 2,4% | 0 |
Omschrijving specifiek deel | |||||
Rijkshuisvestingsvoorraad x 1.000m² BVO1 | 6.189 | 5.993 | 5.770 | 5.746 | 5.705 |
Waarvan verhuurd | 5.403 | 5.067 | 4.865 | 5.007 | 4.826 |
Waarvan leeg frictie | n.b. | n.b. | 46 | 29 | 121 |
Waarvan leeg renovatie | n.b. | n.b. | 458 | 378 | 248 |
Waarvan leeg afstoot | n.b. | n.b. | 401 | 332 | 510 |
Waarvan eigendom | 4.867 | 4.870 | 4.715 | 4.658 | 4.616 |
Waarvan huur | 1.322 | 1.123 | 1.055 | 1.088 | 1.089 |
ITK rijkshuisvesting | 2,22 | 2,21 | 2,20 | 2,19 | 2,1-2,8 |
Voorraad beheerde Defensieobjecten | |||||
Gebouwen x 1.000 m² BVO1 | 6.033 | 5.973 | 5.970 | 5.995 | 5.959 |
Terreinen x 1.000 m² | 350.575 | 349.814 | 388.602 | 342.432 | 345.294 |
Doelmatigheid verkoop vastgoed | 11.385 | 50.128 | 3.874 | 8.891 | > 0 |
Bezetting ambtelijke fte's ultimo | 2.009 | 2.070 | 2.140 | 2.223 | 2.122 |
Apparaat-omzet indicator | 21,60% | 21,30% | 24,40% | 24,20% | 23,53% |
Projecten binnen budget gerealiseerd | 87% | 97% | 83% | 88% | 84% |
Projecten tijdig gerealiseerd | 97% | 97% | 94% | 77% | 84% |
Productiviteit | 914 | 954 | 1033 | 1.065 | 975 |
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in | 2020 |
Toelichting
Omzet per product
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Saldo van baten en lasten
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Rijkshuisvestingsvoorraad
De voorraad bedraagt ultimo 2020 41.000 m2 meer dan begroot. De voorraad is iets minder gedaald dan aanvankelijk in de begroting was voorzien. Dit komt door het langer aanhouden van gebouwen en objecten met name in Utrecht en Den Haag.
Indicator Technische Kwaliteit
De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties en bedraagt voor 2020 2,19. Dit is nagenoeg gelijk aan de ITK van 2019 (2,20).
Voorraad beheerde Defensieobjecten
Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. De realisatie ligt in lijn met de begroting.
De afname in de voorraad terreinen wordt met name veroorzaakt door het besluit van Defensie om de nieuwe marinierskazerne te Vlissingen niet te bouwen. Dit heeft als gevolg gehad dat er vijftien eerder geworven oefenterreinen zijn afgestoten.
Doelmatigheid verkoop vastgoed
De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2020 tot een positief resultaat geleid.
Bezetting ambtelijke fte’s ultimo
Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraag gestuurde dienst. De bezetting ultimo 2020 is ten opzichte van de begroting met 101 fte toegenomen. Dit is in lijn met een toename in de productie.
Apparaat/omzet indicator
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Projecten binnen budget gerealiseerd
In 2020 is de doelstelling om 84% van de projecten binnen budget af te ronden boven de norm gerealiseerd.
Projecten tijdig gerealiseerd
Voor informatie over het behalen van de doelstelling is het van belang dat de afgesproken en daadwerkelijke opleverdata tijdig en juist in de projectenadministratie worden geregistreerd.
De gerapporteerde realisatie is lager dan de doelstelling van 84% omdat er achterstanden zijn in deze registratie. Hier zijn verbetertrajecten voor gaande.
Productiviteit
De productiviteit van het gehele RVB, dus inclusief niet schrijvende medewerkers (Indirecte medewerkers en Medewerkers die Direct zijn, maar conform de Tijdschrijfregeling 2019 niet meer behoeven te schrijven), ligt ultimo 2020 op 1.065 uren. Dit ligt ruim boven de norm van 975.