Activa | 31-12-2020 | 31-12-2019 | Passiva | 31-12-2020 | 31-12-2019 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Intra-comptabele posten | ||||||||||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting | 44.461.507 | 43.075.426 | 2 | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 1.519.486 | 1.397.628 | |||
3 | Liquide middelen | 270 | 270 | |||||||
4 | Rekening-courant RHB1 | 4a | Rekening-courant RHB | 42.941.161 | 41.673.736 | |||||
5 | Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 65.383 | 55.093 | 5a | Begrotingsreserves | 65.383 | 55.093 | |||
6 | Vorderingen buiten begrotingsverband | 43 | 281 | 7 | Schulden buiten begrotingsverband | 1.173 | 4.613 | |||
8 | Kas-transverschillen | |||||||||
Subtotaal intra-compatabel | 44.527.203 | 43.131.070 | Subtotaal intra-comptabel | 44.527.203 | 43.131.070 | |||||
Extra-comptabele posten | ||||||||||
9 | Openstaande rechten | 221.567 | 216.424 | 9a | Tegenrekening openstaande rechten | 221.567 | 216.424 | |||
10 | Vorderingen | 33.254.509 | 31.597.175 | 10a | Tegenrekening vorderingen | 33.254.509 | 31.597.175 | |||
11a | Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 11 | Schulden | 0 | 0 | |||
12 | Voorschotten | 6.866.126 | 6.017.262 | 12a | Tegenrekening voorschotten | 6.866.126 | 6.017.262 | |||
13a | Tegenrekening garantieverplichtingen | 3.242.437 | 3.226.766 | 13 | Garantieverplichtingen | 3.242.437 | 3.226.766 | |||
14a | Tegenrekening andere verplichtingen | 33.365.488 | 30.550.918 | 14 | Andere verplichtingen | 33.365.488 | 30.550.918 | |||
15 | Deelnemingen | 15a | Tegenrekening deelnemingen | |||||||
Subtotaal extra-comptabel | 76.950.127 | 71.608.545 | Subtotaal extra-comptabel | 76.950.127 | 71.608.545 | |||||
Totaal | 121.477.330 | 114.739.615 | Totaal | 121.477.330 | 114.739.615 |
Toelichting
1. en 2. Uitgaven/ontvangsten 2020
De uitgaven over 2020 zijn uitgekomen op € 44.461.507.118,95 en de ontvangsten op € 1.519.485.866,10. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 44.461.515.000,00 en de ontvangsten op € 1.519.484.000,00. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2020 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.
3. Liquide middelen
De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift).
Openstaand per 31-12-2020 | Openstaand per 31-12-2019 | ||
---|---|---|---|
Totaal liquide middelen | 270 | 270 |
Dit betreft twee bankrekeningen bij de ABN AMRO bank.
4. Rekening-courant RHB
Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.
5. Rekening-Courant RHB Begrotingsreserve
Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds en de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening-courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën, wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.
Naam begrotingsreserve | Saldo 1-1-2020 | Toevoegingen 2020 | Onttrekkingen 2020 | Saldo 31-12-2020 | Verwijzing naar begrotingsartikel |
---|---|---|---|---|---|
Museaal aankoopfonds | 43.221 | 10.315 | 1.430 | 52.106 | 14 |
Risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen | 11.872 | 1.405 | 13.277 | 95 | |
Totaal | 55.093 | 11.720 | 1.430 | 65.383 |
Begrotingsreserve museaal aankoopfonds
In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intracomptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.
In 2020 is er voor 2 aankopen een bijdrage geleverd. Een bijdrage in de aankoop van Bloemstilleven met een keizerskroon in een stenen nis van Jacob Woutersz en een bijdrage voor de aankoop van de wandtapijten ter nagedachtenis aan de Slag bij Solebay 1672 door het Scheepvaartmuseum Amsterdam.
Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen
In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van OCW staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1 procentpunt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening-courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25 procentpunt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.
Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intracomptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.
6. Vorderingen buiten begrotingsverband
Openstaand per 31-12-2020 | ||
---|---|---|
Te verrekenen personeel en voormalig personeel | 22 | |
Dienst Uitvoering Onderwijs | 21 | |
Totaal | 43 |
7. Schulden buiten begrotingsverband
Openstaand per 31-12-2020 | ||
---|---|---|
Overig | 1.173 | |
Totaal | 1.173 |
Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU-projecten (€ 0,5 miljoen), legaten (€ 0,05 miljoen), fondsen (€ 0,3 miljoen) en nog af te dragen BTW (€ 0,1 miljoen).
9. Openstaande rechten
Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO.
Openstaand per 31-12-2020 | ||
---|---|---|
Lesgelden | 221.567 | |
Totaal | 221.567 |
Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.
10. Vorderingen
De stand van de debiteuren per 31-12-2020 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:
Openstaand per 31-12-2020 | Openstaand per 31-12-2019 | ||
---|---|---|---|
1 | Primair onderwijs | 5.297 | 8.927 |
3 | Voortgezet onderwijs | 2.952 | 962 |
4 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 4.205 | 2.140 |
6 | Hoger beroepsonderwijs | 8.569 | 9.795 |
7 | Wetenschappelijk onderwijs | 17 | 17 |
8 | Internationaal beleid | 0 | 0 |
9 | Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | 3.263 | 5.051 |
11 | Studiefinanciering | 33.164.423 | 31.502.184 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 7.850 | 8.338 |
13 | Lesgelden | 0 | 0 |
14 | Cultuur | 57.067 | 58.831 |
15 | Media | 0 | 0 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 0 | 0 |
25 | Emancipatie | 52 | 52 |
95 | Apparaat Kerndepartement | 814 | 878 |
Lening Bonaire | 0 | ||
Totaal | 33.254.509 | 31.597.175 |
De overige openstaande vorderingen (€ 90,0 miljoen) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.
De openstaande vorderingen van artikel 11 (Studiefinanciering) kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Openstaand per 31-12-2020 | Openstaand per 31-12-2019 | |
---|---|---|
Niet-relevante langlopende vorderingen | 32.606.152 | 30.843.438 |
Leningen - hoofdsom | 25.482.349 | 23.467.964 |
Prestatiebeursleningen - hoofdsom | 7.123.803 | 7.375.474 |
Relevante langlopende vorderingen | 461.351 | 534.956 |
Leningen - rente | 409.321 | 478.519 |
Prestatiebeursleningen - rente | 7.802 | 14.063 |
Overig | 44.228 | 42.374 |
Relevante kortlopende vorderingen | 96.920 | 123.790 |
Totaal | 33.164.423 | 31.502.184 |
Prestatiebeursleningen zijn leningen die in een gift worden omgezet als de debiteur heeft voldaan aan de eerstejaars prestatienorm of een diploma heeft behaald.
Bij de leningen en de prestatiebeursleningen is alleen de hoofdsom niet-relevant. De rente wordt als relevant beschouwd.
De relevante kortlopende vorderingen bestaan voornamelijk uit ten onrechte betaalde studiefinanciering en vorderingen wegens het onterecht bezit van reisrecht.
Openstaand per 31-12-2020 | Openstaand per 31-12-2019 | |
---|---|---|
Openstaande bedragen per 01-01-2020 | 31.502.184 | 29.853.450 |
Mutatie bruto vorderingen | 4.665.896 | 4.720.025 |
Omgezet in gift | ‒ 1.856.294 | ‒ 2.052.408 |
Afgelost (ontvangen en verrekend) | ‒ 1.045.312 | ‒ 914.731 |
Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding | ‒ 102.051 | ‒ 104.152 |
Totaal | 33.164.423 | 31.502.184 |
De vorderingstand neemt toe doordat vorderingen worden uitbetaald of woren ingesteld.
De vorderingstand neemt af doordat er wordt afgelost, doordat prestatieleningen worden omgezet in gift en doordat vorderingen onder voorwaarden mogen of moeten worden afgeboekt.
12. Voorschotten
De stand van de voorschotten per 31-12-2020 wordt als volgt naar artikel gespecificeerd:
Openstaand per 31-12-2020 | Openstaand per 31-12-2019 | ||
---|---|---|---|
1 | Primair onderwijs | 1.349.073 | 1.315.503 |
3 | Voortgezet onderwijs | 223.418 | 140.071 |
4 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 722.899 | 670.528 |
6 | Hoger beroepsonderwijs | 33.082 | 31.890 |
7 | Wetenschappelijk onderwijs | 42.598 | 42.543 |
8 | Internationaal beleid | 15.171 | 19.304 |
9 | Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | 108.805 | 144.696 |
11 | Studiefinanciering | 1.761.727 | 1.821.473 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 0 | 0 |
13 | Lesgelden | 0 | 0 |
14 | Cultuur | 2.404.112 | 1.577.540 |
15 | Media | 105.792 | 24.899 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 63.804 | 205.302 |
25 | Emancipatie | 32.196 | 23.486 |
95 | Apparaat Kerndepartement | 3.449 | 27 |
Totaal | 6.866.126 | 6.017.262 |
Het bedrag aan openstaande voorschotten bij artikel 11 (Studiefinanciering) betreft de voorlopige vergoeding van contractkosten aan de OV-bedrijven. De toename van het openstaande voorschot komt voor het grootste van artikel 14 Cultuur. De corona-steunpakketen in 2020 zijn voornamelijk als voorschot verstrekt.
De stand van de voorschotten per 31-12-2020 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:
Stand per 1-1-2020 | Verstrekt 2020 | Afgerekend 2020 | Stand per 31-12-2020 | |
---|---|---|---|---|
2003 | 1.340 | 1.340 | ||
2004 | 21 | 21 | ||
2005 | 3.473 | 3.473 | ||
2006 | 32.222 | 29.472 | 2.750 | |
2007 | 34.953 | 33.892 | 1.061 | |
2008 | 31.833 | 26.072 | 5.761 | |
2009 | 21.353 | 18.112 | 3.241 | |
2010 | 24.279 | 19.252 | 5.027 | |
2011 | 24.218 | 14.586 | 9.632 | |
2012 | 20.692 | 8.878 | 11.814 | |
2013 | 20.417 | 2.051 | 18.366 | |
2014 | 44.282 | 22.242 | 22.040 | |
2015 | 51.025 | 28.648 | 22.377 | |
2016 | 115.724 | 31.789 | 83.935 | |
2017 | 930.358 | 415.785 | 514.573 | |
2018 | 2.090.878 | 1.212.517 | 878.361 | |
2019 | 2.570.194 | 380.066 | 2.190.128 | |
2020 | 3.099.292 | 7.066 | 3.092.226 | |
Totaal | 6.017.262 | 3.099.292 | 2.250.428 | 6.866.126 |
13. Garantieverplichtingen
In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen. Het Rijk staat garant voor de rente en aflossingsverplichtingen richting de geldverschaffers. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantieverplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het Ministerie van OCW ultimo 2020 loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de ultimo 2020 openstaande garanties gespecificeerd opgenomen:
Openstaand per 31-12-2020 | Openstaand per 31-12-2019 | |
---|---|---|
Bouwleningen aan academische ziekenhuizen | 138.503 | 151.212 |
Bouwleningen aan scholen en instellingen vo | 0 | 0 |
Garanties Cultuur | 646.751 | 761.502 |
Garantie Vervangingsfonds | 23.000 | 23.000 |
Garantie Participatiefonds | 7.000 | 7.000 |
Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid | 21.319 | 22.350 |
Garanties Wetenschappelijk Onderwijs | 238.936 | 244.209 |
Garanties Hoger beroepsonderwijs | 774.345 | 777.048 |
Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 743.765 | 636.328 |
Garanties Voortgezet onderwijs | 519.576 | 479.263 |
Garanties Primair onderwijs | 129.242 | 124.854 |
Totaal | 3.242.437 | 3.226.766 |
Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.
De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 646,8 miljoen. Hiervan is € 572,4 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds. Hiervan heeft € 350,9 miljoen betrekking op de achterborgovereenkomst en € 70,9 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling. Voorts is er garantie verleend ad € 3,5 miljoen betrekking hebbende op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen aan cultuurinstellingen.
De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.
De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 21,3 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.
De uitstaande garanties bij wetenschappelijk onderwijs (€ 239,0 miljoen), het hoger beroepsonderwijs (€ 774,3 miljoen), het beroepsonderwijs en (€ 743,8 miljoen), het voortgezet onderwijs (€ 519,6 miljoen) en het primair onderwijs (€ 129,2 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën verstrekte geldleningen en rekeningcourantkredieten aan onderwijsinstellingen. De geldleningen in het wo, hbo en mbo worden verstrekt onder hypothecaire zekerheid; de geldleningen in het po en vo onder gemeentegarantie. Het risico voor het Ministerie van OCW is hierdoor beperkt. Voor de rekeningcourantkredieten wordt geen zekerheid gevraagd. De garantstelling betreft de maximale roodstandfaciliteit. In de praktijk wordt dit zelden volledig benut. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen per onderwijssector.
Maximale krediet | Leningen | |
---|---|---|
Wetenschappelijk onderwijs | 136,4 | 102,5 |
Hoger onderwijs | 203,0 | 571,3 |
Beroepsonderwijs en volwasseneducatie | 182,6 | 561,1 |
Voortgezet onderwijs | 156,3 | 363,3 |
Primair onderwijs | 34,3 | 95 |
De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen is als volgt:
Stand 1 januari 2020 | 3.226.766 |
Bij: Aangegane verplichtingen 2020 | 721.599 |
Af: Afgelopen garantie 2020 | 705.928 |
Af: Verrichte betalingen 2020 | ‒ |
Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2020 | ‒ |
Stand 31 december 2020 | 3.242.437 |
14. Andere verplichtingen
De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen is als volgt:
Stand 1 januari 2020 | 30.550.918 |
Bij: aangegaan 2020 | 47.276.077 |
---|---|
Af: Tot betaling gekomen in 2020 | 44.461.507 |
Stand 31 december 2020 | 33.365.488 |
De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2020 is hieronder opgenomen.
1 | Primair onderwijs | 7.037.918 |
---|---|---|
3 | Voortgezet onderwijs | 8.028.587 |
4 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 4.409.811 |
6 | Hoger beroepsonderwijs | 3.642.405 |
7 | Wetenschappelijk onderwijs | 5.536.400 |
8 | Internationaal beleid | 16.914 |
9 | Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | 44.733 |
11 | Studiefinanciering | 0 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 0 |
13 | Lesgelden | 0 |
14 | Cultuur | 2.513.411 |
15 | Media | 1.023.647 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 1.092.479 |
25 | Emancipatie | 18.928 |
95 | Apparaat Kerndepartement | 255 |
Totaal | 33.365.488 |
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Op 1 november 2019 is het ‘convenant extra geld voor werkdrukverlichting en tekorten onderwijspersoneel in het funderend onderwijs 2020-2021’ afgesloten met de onderwijsbonden en de sectorraden. In dit convenant stelt het kabinet in totaal € 459,5 miljoen beschikbaar voor het primair en voortgezet onderwijs. Hiervan is inmiddels € 391,8 miljoen betaald dan wel verplicht. Het restant, zijnde € 67,7 miljoen, is nog niet als juridische verplichting vastgelegd en betreft derhalve een niet in de saldibalans opgenomen bestuurlijke verplichting. Dit gaat om € 10,6 miljoen voor individuele scholingsrechten leraren po welke in 2021 verplicht en betaald zal worden. Daarnaast is er afgesproken dat er in 2021 € 4,0 miljoen en in 2022 € 4,6 miljoen beschikbaar komt voor Samen Opleiden. Het laatste deel gaat over € 48,5 miljoen welke eerder beschikbaar komt voor de aanpak van werkdruk in het po. Bij Voorjaarsnota 2020 is deze kasschuif reeds verwerkt, maar voor schooljaar 2021/2022 moet € 48,5 miljoen nog verplicht en betaald gaan worden.
Op 26 november 2014 is het bestuursakkoord Primair Onderwijs 2014-2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord is voor 2020 en verder een additioneel bedrag van € 444,0 miljoen beschikbaar. Ultimo 2020 zijn de daarin afgesproken toevoegingen aan prestatiebox (€ 263,0 miljoen) en aan lumpsum (€ 142,0 miljoen) volledig als juridische verplichting vastgelegd. Van de voor 2021 afgesproken € 39,0 miljoen aan overige bestemmingen is ultimo 2020 € 15,0 miljoen vastgelegd als juridische verplichting. De overige € 24,0 miljoen voor 2021 betreft derhalve een niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichting.
Vanuit de drie convenanten onderwijshuisvesting Saba, Bonaire en Sint Eustasius (Caribisch Nederland) is er in totaal $ 64,7 miljoen (US dollars) beschikbaar. Hiervan is inmiddels $ 11,5 miljoen (US Dollars) betaald dan wel verplicht. Voor het restant, voor de jaren 2021 en verder, geldt dat er hiervoor bestuurlijke verplichtingen zijn aangegaan. Het gaat in totaal om een bedrag van $ 53,2 miljoen (US Dollars). Dat bedrag is nog niet juridisch verplicht en betreft derhalve een niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichting.
Op 7 februari 2018 is het «Bestuursakkoord MBO 2018–2022: Trots, vertrouwen en lef» met de MBO Raad afgesloten. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de tweede tranche van de regeling kwaliteitsafspraken mbo. Hiermee is een bedrag van in totaal € 1.670,8 miljoen bestuurlijk verplicht over de periode 2018 tot en met 2023. Van dit bedrag is ultimo 2020 een bedrag van € 1.068,5 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 602,3 miljoen is ultimo 2020 als bestuurlijk verplicht aan te merken.
Op 9 april 2018 zijn de sectorakkoorden hoger beroepsonderwijs 2018 en wetenschappelijk onderwijs 2018 afgesloten met de Vereniging Hogescholen en de VSNU. Onderdeel van deze akkoorden zijn de kwaliteitsafspraken 2019-2024 ‘Investeren in Onderwijskwaliteit’. Hiermee is naar prijspeil 2020 een bedrag van in totaal € 2.430,2 miljoen (€ 1.510,9 miljoen voor het hbo en € 919,3 miljoen voor het wo) bestuurlijk verplicht voor de periode 2019-2024. Van dit bedrag is ultimo 2020 voor de jaren tot en met 2021 al een bedrag van € 821,9 miljoen (€ 511,0 miljoen hbo en € 310,9 miljoen wo) juridisch verplicht. Het resterende bedrag voor 2022 tot en met 2024 van € 1.608,3 miljoen (€ 999,9 miljoen voor het hbo en € 608,4 miljoen voor het wo) is ultimo 2020 als bestuurlijk verplicht aan te merken.
Op 21 februari 2019 is de Erfgoed Deal ondertekend. In de Erfgoed Deal maken verschillende overheden en maatschappelijke organisaties afspraken over het behoud en het gebruik van erfgoed bij de grote ruimtelijke opgaven van dit moment, zoals energietransitie en verduurzaming, klimaatadaptatie en stedelijke groei en krimp. Het Ministerie van OCW heeft zich met ondertekening bestuurlijk verplicht tot een bijdrage van € 20,0 miljoen. Daarvan was ultimo 2020 € 11,6 miljoen nog niet juridisch verplicht.
Op 30 november 2020 is het kabinet akkoord gegaan met het uitwerken van een tegemoetkomingsregeling in het kader van de erkenning van het leed dat transgenderpersonen hebben ondervonden als gevolg van de destijds geldende wettelijke voorschriften.
De specifieke invulling hiervan wordt bezien in het voorjaar 2021. Het gaat voor het ministerie van OCW in totaal om een bedrag van maximaal € 8,5 miljoen. Ultimo 2020 was dit bedrag niet juridisch verplicht en is derhalve niet in de saldibalans opgenomen.