Base description which applies to whole site

4.7 Beleidsartikel 11 Studiefinanciering

Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.

De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Financieren

De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd; er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering van de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.

Indicatoren/kengetallen

Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar de website OCW in Cijfers.

In 2021 hebben enkele beleidswijzigingen plaatsgevonden met betrekking tot studiefinanciering. Het gaat hier om (verlenging van) maatregelen die genomen zijn in verband met de coronapandemie. Zo kunnen studenten die vanaf juni 2020 geen recht meer hadden op een basisbeurs (middelbaar beroepsonderwijs (mbo)) of aanvullende beurs (mbo en hoger onderwijs (ho)) een tegemoetkoming ontvangen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Daarnaast ontvangen studenten die bij hun afstuderen studievertraging hebben opgelopen door de coronamaatregelen en voor 31 augustus 2021 hun diploma behalen, een tegemoetkoming in de studiekosten. Ook is de maximale termijn van het studentenreisproduct met 12 maanden verlengd voor ho-studenten die recht hadden in maart 2020 en is er een aantal coulance maatregelen opgesteld, om bijvoorbeeld studenten en debiteuren met acute financiële problemen tegemoet te komen.

Daarnaast worden als gevolg van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag DUO-schulden van de gedupeerden kwijtgescholden.

Tabel 35 Budgettaire gevolgen van beleid van artikel 11 (bedragen x € 1.000)1
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

 

4.563.829

6.200.225

5.317.390

5.171.220

5.653.306

4.773.438

879.868

                 

Uitgaven

 

4.563.829

6.200.225

5.317.390

5.171.220

5.653.306

4.773.438

879.868

                 

Inkomensoverdracht

 

1.964.912

3.595.627

2.651.162

2.328.241

2.839.628

1.583.740

1.255.889

Basisbeurs gift ( R)

1.108.885

1.210.960

1.099.286

865.335

652.574

594.397

58.177

Aanvullende beurs gift ( R)

608.481

672.109

665.431

692.622

711.543

713.061

‒ 1.518

Reisvoorziening gift ( R)

‒ 41.301

1.631.598

790.046

666.540

1.054.939

27.293

1.027.646

Caribisch Nederland gift (R)

3.491

3.210

3.340

2.852

2.554

3.363

‒ 808

Overige uitgaven ( R)

285.356

77.750

93.059

100.892

418.018

245.626

172.392

Leningen

2.466.346

2.488.675

2.543.858

2.717.821

2.669.152

3.051.863

‒ 382.711

Basisbeurs prestatiebeurs (NR)

‒ 367.482

‒ 707.732

‒ 760.632

‒ 622.580

‒ 400.676

‒ 368.918

‒ 31.758

Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR)

168.752

136.424

144.946

122.378

149.305

89.366

59.939

Reisvoorziening (NR)

 

114.498

175.475

161.344

170.083

107.360

62.723

Rentedragende lening (NR)

2.608.440

2.459.989

2.587.047

2.645.105

2.476.627

2.807.246

‒ 330.619

Collegegeldkrediet (NR)

322.007

352.355

332.520

303.414

228.999

333.365

‒ 104.366

Levenlanglerenkrediet (NR)

3.881

20.191

27.108

29.551

27.275

42.771

‒ 15.496

Overige uitgaven (NR)

‒ 269.252

112.950

37.395

78.609

17.539

40.673

‒ 23.134

Bijdrage aan agentschappen

132.571

115.923

122.370

125.158

144.526

137.835

6.691

Dienst Uitvoering Onderwijs ( R)

132.571

115.923

122.370

125.158

144.526

137.835

6.691

                 

Ontvangsten

 

826.628

846.307

914.341

1.051.508

1.136.446

1.005.737

130.709

Ontvangsten ( R)

200.665

152.773

119.190

97.386

82.150

98.882

‒ 16.732

Ontvangen rente ( R)

105.783

93.903

76.887

63.342

51.780

68.453

‒ 16.673

Overige ontvangsten ( R)

94.882

58.870

42.303

33.824

30.071

30.429

‒ 358

Ontvangsten Caribisch Nederland (R)

     

220

299

0

299

Ontvangsten (NR)

625.963

693.534

795.151

954.122

1.054.296

906.855

147.441

Terugontvangen hoofdsom (NR)

625.963

693.534

795.151

954.122

1.054.296

906.855

147.441

1

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

Tabel 36 Indeling budgettaire gevolgen van beleid naar relevant en niet-relevant (bedragen x €1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

 

Relevante uitgaven:

2.097.483

3.711.550

2.773.532

2.453.399

2.984.154

1.721.575

1.262.579

Niet-relevante uitgaven:

2.466.346

2.488.675

2.543.858

2.717.821

2.669.152

3.051.863

‒ 382.711

Relevante ontvangsten:

200.665

152.773

119.190

97.386

82.150

98.882

‒ 16.732

Niet-relevante ontvangsten:

625.963

693.534

795.151

954.122

1.054.296

906.855

147.441

In tabel 35 Budgettaire gevolgen van beleid is vanaf de begroting van 2018 gekozen voor een verhelderende indeling tussen de instrumenten inkomensoverdracht en leningen. In totaal zijn er vier wijzigingen ten opzichte van de eerdere begrotingen.

Ten eerste zijn de niet-relevante posten die onder het instrument inkomensoverdracht stonden overgeheveld naar het instrument leningen. Het betreft hier de posten Basisbeurs prestatiebeurs (NR), Aanvullende beurs prestatiebeurs (NR), Reisvoorziening prestatiebeurs (NR) en Overige uitgaven niet-relevant (NR). De prestatiebeurzen worden in eerste instantie als lening toegekend aan de student en worden omgezet in een gift bij het behalen van een diploma binnen tien jaar. Het boeken van de niet-relevante posten onder het instrument leningen sluit beter aan op de wijze waarop de prestatiebeurzen aan de studenten worden toegekend. De onderliggende tabellen die een verdere uitsplitsing geven op deze posten worden voortaan ook toegelicht onder het kopje Leningen.

Ten tweede worden alle relevante uitgaven aan de reisvoorziening gift nu onder hetzelfde budget geboekt. Voorheen waren deze uitgaven apart uitgesplitst naar Reisvoorziening gift (R), Bijdrage studerenden aan OV-contract (R) en Kosten contract OV-bedrijven. De reisvoorziening wordt nu op vergelijkbare manier weergegeven als de basisbeurs en de aanvullende beurs. De uitsplitsing naar deze drie posten is in de onderliggende tabellen weergegeven.

In de derde plaats is de post Rentedragende lening (NR) verder uitgesplitst naar de posten Rentedragende lening (NR) en Leven lang leren krediet (NR). Voorheen werden de uitgaven aan het Leven lang leren krediet volledig onder de post Rentedragende lening (NR) geboekt, nu wordt dit bedrag ook apart weergegeven.

Tot slot zijn de Relevante ontvangsten hoofdsom (R) nu geheel zichtbaar onder de post overige ontvangsten (R). Deze ontvangsten waren voorheen zichtbaar onder de post Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R). De rente-inkomsten hebben nu een aparte post Ontvangen rente (R), waardoor nu beter zichtbaar wordt wat de ontvangen rente is. De post die voorheen Kortlopende vorderingen (R) werd genoemd, valt nu onder de post Overige ontvangsten (R) samen met de Relevante ontvangsten hoofdsom (R) en de post Ontvangsten Caribisch Nederland (R).

Tabel 37 Was-wordt-tabel budgettaire gevolgen van beleid

Was

Wordt

Reisvoorziening gift (R), Bijdrage studerenden aan OV-contract (R), Kosten contract OV-Bedrijven

Reisvoorziening gift (R)

Rentedragende lening (NR) inclusief leven lang leren krediet (NR)

Rentedragende lening (NR) exclusief leven lang leren krediet (NR), Leven lang leren krediet (NR)

Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R) inclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R)

Ontvangen Rente (R) exclusief relevante ontvangsten hoofdsom

Kortlopende vorderingen (R) exclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R)

Overige ontvangsten (R) inclusief ontvangsten van kortlopende vorderingen en inclusief relevante ontvangsten hoofdsom (R)

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenplafond. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door de studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en een uitgekeerde prestatiebeurs die is omgezet in een gift (na het behalen van diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

De realisatie van de uitgaven lag in 2021 € 879,9 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. De relevante uitgaven vielen € 1.262,6 miljoen hoger uit dan begroot. De niet-relevante uitgaven waren € 382,7 miljoen lager dan begroot. De realisatie van de ontvangsten is € 130,7 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. De relevante ontvangsten waren € 16,7 miljoen lager, de niet-relevante ontvangsten € 147,4 miljoen hoger dan begroot.

De verschillen tussen de begrotingsramingen en de realisaties 2021 worden hierna bij de financiële instrumenten toegelicht.

Inkomensoverdrachten

Basisbeurs

De basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Sinds de invoering van het studievoorschot ontvangen studenten die aan een nieuwe opleiding beginnen in het hoger onderwijs (ho) geen basisbeurs meer. Er zijn nog wel studenten die basisbeurs ontvangen omdat zij voor de invoering van het studievoorschot zijn begonnen met studeren.

Tabel 38 Totaal aantal studerenden met studiefinanciering
       

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2020

Studerenden met basisbeurs

395.402

290.298

230.111

222.092

220.960

210.900

10.060

bol

230.764

220.603

213.388

216.315

218.262

208.300

9.962

hbo

132.213

64.064

15.235

5.218

2.386

2.100

286

wo

32.425

5.631

1.488

559

312

500

‒ 188

Studenten zonder basisbeurs

393.096

486.511

547.147

585.572

589.106

558.500

30.606

bol

8.432

8.067

16.873

20.030

19.209

16.500

2.709

hbo

214.365

277.321

321.903

345.123

346.110

323.600

22.510

wo

170.299

201.123

208.371

220.419

223.787

218.400

5.387

Totaal

788.498

776.809

777.258

807.664

810.066

769.400

40.666

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Uit de realisatiecijfers blijkt dat het totaal aantal studerenden met studiefinanciering in 2021 hoger lag dan geraamd (40.666 meer).

In de tabel zijn studenten die te maken hebben met het studievoorschot en dus geen basisbeurs meer ontvangen, opgenomen in de categorie «Studenten zonder basisbeurs». Deze categorie bevat ook studerenden die hun recht op basisbeurs reeds hebben verbruikt. Het aantal studenten in zowel bol als hbo met een basisbeurs is hoger gerealiseerd dan geraamd, in het wo is dit juist lager gerealiseerd dan geraamd. Het aantal studenten zonder basisbeurs is hoger dan geraamd in de bol, het hbo en het wo.

Tabel 39 Uitgaven basisbeurs gift (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Uitbetaalde basisbeurs gift

82.675

88.310

83.145

84.597

80.777

83.471

‒ 2.694

bol

79.275

82.292

80.205

82.278

84.725

83.471

1.254

hbo

1.183

3.907

1.516

1.355

‒ 4.164

0

‒ 4.164

wo

2.217

2.111

1.424

963

216

0

216

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

1.026.210

1.122.649

1.016.141

780.739

571.797

510.926

60.871

bol

225.966

250.183

223.108

211.376

208.710

206.750

1.960

hbo

468.642

537.064

508.966

315.070

180.488

186.327

‒ 5.839

wo

331.602

335.402

284.067

254.293

182.599

117.849

64.750

Totaal

1.108.885

1.210.959

1.099.286

865.335

652.574

594.397

58.177

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De relevante uitgaven aan de basisbeurs gift zijn in 2021 € 58,2 miljoen hoger dan geraamd. In de bol is er € 1,3 miljoen meer aan basisbeurs als gift uitbetaald dan geraamd. Dit komt door hogere studentenaantallen dan geraamd. In 2021 is in de bol € 2,0 miljoen meer basisbeurs prestatiebeurs in gift omgezet dan geraamd.

De toekenningen als gift van basisbeurzen aan hbo-studenten zijn € 4,2 miljoen lager dan geraamd en de toekenningen aan wo-studenten zijn € 0,2 miljoen hoger dan geraamd. Door de invoering van het studievoorschot is de basisbeurs in het ho afgeschaft en zijn er geen toekenningen als gift in het hbo en wo geraamd. In het hbo zijn de uitgaven aan basisbeurs gift negatief. Dit is het gevolg van de bijverdiengrenscontrole, in eerdere jaren was deze post niet volledig geboekt. In het ho is ten opzichte van de raming € 58,9 miljoen meer basisbeurs omgezet in gift. In het hbo is er minder basisbeurs omgezet in gift dan geraamd en in het wo is er meer basisbeurs omgezet naar gift dan geraamd.

Aanvullende beurs

In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de studie van hun kinderen. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt waarvan de hoogte afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.

Tabel 40 Totaal aantal studenten met een aanvullende beurs
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

bol

112.894

110.724

108.074

108.264

112.674

105.400

7.274

hbo

88.376

88.466

88.969

89.602

96.185

88.000

8.185

wo

29.288

30.127

31.295

31.493

34.615

33.100

1.515

Totaal

230.558

229.317

228.338

229.359

243.474

226.500

16.974

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het aantal verstrekte aanvullende beurzen aan bol-studenten is in 2021 iets hoger uitgevallen dan geraamd (7.274 meer). In het hbo en wo zijn er ook meer aanvullende beurzen verstrekt (9.700 meer).

Tabel 41 Uitgaven aanvullende beurs gift (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Uitbetaalde aanvullende beurs gift

276.011

283.500

282.850

289.739

291.160

285.270

5.890

bol

224.760

228.931

229.322

231.259

237.829

230.106

7.723

hbo

41.110

43.321

41.841

45.783

41.342

42.485

‒ 1.143

wo

10.141

11.248

11.687

12.697

11.989

12.679

‒ 690

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

332.470

388.609

382.581

402.884

420.382

427.791

‒ 7.409

bol

147.246

164.215

151.285

141.841

140.435

141.155

‒ 720

hbo

134.655

164.179

167.652

191.368

205.943

209.834

‒ 3.891

wo

50.569

60.215

63.644

69.675

74.004

76.802

‒ 2.798

Totaal

608.481

672.109

665.431

692.622

711.542

713.061

‒ 1.519

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

De relevante uitgaven aan de aanvullende beurs gift zijn in 2021 € 1,5 miljoen lager dan geraamd. De toekenningen van aanvullende beurzen gift in de bol zijn in 2021 € 7,7 miljoen hoger dan geraamd. Dit komt omdat het aantal bol-studenten hoger is dan geraamd. De omzettingen van aanvullende beurs prestatiebeurs naar gift van bol-studenten zijn € 0,7 miljoen lager dan geraamd.

In het hbo is er € 1,1 miljoen minder aan aanvullende beurs als gift uitbetaald dan geraamd en in het wo € 0,7 miljoen minder dan geraamd. In het hbo is ten opzichte van de raming € 3,9 miljoen minder aanvullende beurs omgezet in gift. In het wo is € 2,8 miljoen minder basisbeurs omgezet in gift.

Reisvoorziening

Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.

Tabel 42 Aantal studenten met een reisvoorziening
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Aantal gebruikers van het reisrecht

771.330

782.943

792.104

817.573

847.630

793.200

54.430

bol minderjarig

99.662

109.345

111.281

112.599

108.797

110.100

‒ 1.303

bol

216.346

215.032

216.548

218.779

220.292

213.800

6.492

ho

455.322

458.566

464.275

486.195

518.541

469.300

49.241

Aantal RBS

20.480

19.314

17.250

11.497

10.065

16.400

‒ 6.335

bol

3.240

2.992

2.605

1.378

839

2.400

‒ 1.561

ho

17.240

16.322

14.645

10.119

9.226

14.000

‒ 4.774

Totaal

791.810

802.257

809.354

829.070

857.695

809.600

48.095

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de reisvoorziening is in 2021 per saldo 48.095 hoger dan begroot waarbij de verhoging vooral veroorzaakt wordt door meerderjarige bol studenten en ho-studenten. Sinds 2017 hebben minderjarige bol-studenten ook recht op een reisproduct. Het aantal studenten dat in 2021 een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland ofwel de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS) ontving is 6.335 studenten lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk door lagere aantallen in het ho.

Tabel 43 Uitgaven reisvoorziening (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Uitbetaalde reisvoorziening gift

0

70.219

89.552

92.663

91.316

93.227

‒ 1.912

bol

 

58.064

79.372

81.448

79.665

82.052

‒ 2.387

ho

 

12.154

10.179

11.215

11.651

11.175

476

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

0

695.785

654.992

688.227

719.640

723.284

‒ 3.644

bol

 

199.917

184.301

210.598

245.662

255.845

‒ 10.183

ho

 

495.868

470.691

477.629

473.978

467.439

6.539

Bijdrage studerenden aan OV-contract

0

‒ 857.909

‒ 912.228

‒ 972.683

‒ 1.015.081

‒ 960.920

‒ 54.161

bol

 

‒ 346.466

‒ 378.130

‒ 394.983

‒ 395.302

‒ 390.818

‒ 4.484

ho

 

‒ 511.442

‒ 534.098

‒ 577.701

‒ 619.779

‒ 570.102

‒ 49.677

Kosten contract OV-bedrijven

 

1.723.502

957.731

858.333

1.259.065

171.702

1.087.363

Totaal reisvoorziening

0

1.631.597

790.046

666.540

1.054.940

27.293

1.027.646

Toelichting

Tabel 43 is niet gevuld voor de jaren voorafgaand aan 2018. Dit is het directe gevolg van de nieuwe opzet van de tabel budgettaire gevolgen van beleid (tabel 35) vanaf 2018.

De relevante uitgaven aan de reisvoorziening zijn in 2021 in totaal € 1.027,6 miljoen hoger dan geraamd. Het bedrag aan reisvoorziening gift dat is uitbetaald is € 1,9 miljoen lager dan begroot. Dit betreft studenten die niet onder de prestatiebeurs vallen en daardoor de reisvoorziening als directe gift krijgen. Het aantal studenten, zowel in de bol als in het ho, dat in het buitenland studeert en de reisvoorziening als gift krijgt, is lager dan begroot. De omzettingen van prestatiebeurs naar gift waren in 2021 lager dan begroot. De omzettingen voor de bol-studenten was € 10,2 miljoen lager dan geraamd, en voor de studenten hoger onderwijs € 6,5 miljoen hoger.

De hogere studentenaantallen dragen ook bij aan de hogere uitgaven voor bijdrage van studerenden aan OV-contract. Omdat het hier een negatieve post betreft zijn de uitgaven € 54,2 miljoen lager dan begroot.

De kosten contract OV-bedrijven zijn € 1.087,4 miljoen hoger dan geraamd. Dit bedrag geeft een vertekend beeld vanwege diverse kasschuiven die na vaststelling van de begroting 2021 tot stand zijn gekomen. Als gevolg van deze kasschuiven zijn de uitgaven in 2021 per saldo € 1.050,0 miljoen hoger. Deze kosten zijn naar voren geschoven uit 2022.

Overige uitgaven

De relevante overige uitgaven omvatten voornamelijk kwijtscheldingen, technische correcties tussen relevante- en niet-relevante uitgaven en de tegemoetkoming voor studenten in verband met corona. Het totale verschil tussen raming en realisatie 2021 bij relevante overige uitgaven bedraagt € 172,4 miljoen. Deze bijstelling is grotendeels het gevolg van de kwijtscheldingen van DUO-schulden in verband met de kinderopvangtoeslagenaffaire. De totale uitgaven aan deze kwijtscheldingen in 2021 bedroegen € 206,0 miljoen. De hogere relevante uitgaven zijn anderzijds te wijten aan de tegemoetkoming voor studenten in verband met corona.

Leningen

Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld. Het betreft hier de prestatiebeurzen, de rentedragende leningen, het collegegeld-krediet en het levenlanglerenkrediet.

Basisbeurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Sinds het studiejaar 2015-2016 geldt voor nieuwe studenten in het hoger onderwijs het studievoorschot.

Tabel 44 Uitgaven basisbeurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Uitbetaalde basisbeurs

656.537

413.927

287.270

256.278

236.669

251.768

‒ 15.099

bol

249.783

238.488

234.729

234.960

244.224

237.611

6.613

hbo

311.988

158.613

47.396

19.108

9.664

11.522

‒ 1.858

wo

94.766

16.826

5.145

2.210

2.090

2.635

‒ 545

Toeslagenaffaire

       

‒ 19.309

0

‒ 19.309

Naar gift omgezette basisbeurs prestatiebeurs

‒ 1.026.210

‒ 1.122.649

‒ 1.016.143

‒ 780.739

‒ 571.797

‒ 510.926

‒ 60.871

bol

‒ 225.966

‒ 250.183

‒ 223.110

‒ 211.376

‒ 208.710

‒ 206.750

‒ 1.960

hbo

‒ 468.642

‒ 537.064

‒ 508.966

‒ 315.070

‒ 180.488

‒ 186.327

5.839

wo

‒ 331.602

‒ 335.402

‒ 284.067

‒ 254.293

‒ 182.599

‒ 117.849

‒ 64.750

Naar lening omgezette basisbeurs prestatiebeurs

2.191

990

‒ 31.759

‒ 98.120

‒ 65.549

‒ 109.760

44.211

bol

‒ 10

‒ 2

‒ 3.348

‒ 15.484

‒ 4.811

‒ 8.960

4.149

hbo

430

152

‒ 15.119

‒ 60.976

‒ 43.120

‒ 70.000

26.880

wo

1.771

840

‒ 13.292

‒ 21.660

‒ 17.618

‒ 30.800

13.182

Totaal

‒ 367.482

‒ 707.732

‒ 760.632

‒ 622.580

‒ 400.677

‒ 368.918

‒ 31.759

Toelichting

In totaal is er in 2021 € 15,1 miljoen minder aan basisbeurs prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. In de bol is er € 6,6 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dit komt door hogere studentenaantallen met een basisbeurs dan verwacht. In het hbo is € 1,9 miljoen minder uitgegeven aan basisbeurs prestatiebeurs dan begroot. In het wo is € 0,5 miljoen minder uitgegeven dan begroot, als gevolg van lagere studentenaantallen met basisbeurs. Op deze post is er een tegenboeking van € 19,3 miljoen voor het kwijtschelden van basisbeurs prestatiebeurs als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Deze uitgaven waren voor 2021 niet begroot.

Het bedrag aan basisbeurs dat naar gift is omgezet in 2021 is € 60,9 miljoen lager dan begroot. Deze post bevat de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 44. Het bedrag aan basisbeurs dat naar lening is omgezet in 2021 is € 44,2 miljoen hoger dan begroot. Dit is het gevolg van lagere omzettingen naar lening in de bol en in het ho dan begroot.

Aanvullende beurs

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime.

Tabel 45 Uitgaven aanvullende beurs prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Uitbetaalde aanvullende beurs

500.697

524.837

538.180

559.371

596.875

551.757

45.118

bol

171.864

164.272

160.014

165.388

174.238

159.220

15.018

hbo

239.810

262.252

276.478

286.532

311.930

282.620

29.310

wo

89.023

98.313

101.688

107.451

117.362

109.917

7.445

Toeslagenaffaire

       

‒ 6.655

0

‒ 6.655

Naar gift omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

‒ 332.470

‒ 388.609

‒ 382.581

‒ 402.884

‒ 420.382

‒ 427.791

7.409

bol

‒ 147.246

‒ 164.215

‒ 151.285

‒ 141.841

‒ 140.435

‒ 141.155

720

hbo

‒ 134.655

‒ 164.179

‒ 167.652

‒ 191.368

‒ 205.943

‒ 209.834

3.891

wo

‒ 50.569

‒ 60.215

‒ 63.644

‒ 69.675

‒ 74.004

‒ 76.802

2.798

Naar lening omgezette aanvullende beurs prestatiebeurs

525

196

‒ 10.653

‒ 34.110

‒ 27.188

‒ 34.600

7.412

bol

‒ 11

‒ 4

‒ 2.058

‒ 9.192

‒ 3.988

‒ 14.168

10.180

hbo

145

36

‒ 4.536

‒ 19.109

‒ 17.048

‒ 14.847

‒ 2.201

wo

391

164

‒ 4.059

‒ 5.809

‒ 6.152

‒ 5.585

‒ 567

Totaal

168.752

136.424

144.946

122.378

149.305

89.366

59.939

Toelichting

In totaal is er in 2021 € 45,1 miljoen meer aan aanvullende beurs prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. In de bol is er € 15,0 miljoen meer uitgegeven dan begroot, in het hbo € 29,3 miljoen meer en in het wo is er € 7,4 miljoen meer uitbetaald aan aanvullende beurs prestatiebeurs dan begroot. Dit komt door hogere studentenaantallen met een aanvullende beurs dan verwacht. Op deze post is er een tegenboeking van € 6,7 miljoen voor het kwijtschelden van aanvullende beurs prestatiebeurs als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Deze uitgaven waren voor 2021 niet begroot.

Het bedrag aan aanvullende beurs dat naar gift is omgezet in 2021 is € 7,4 miljoen hoger dan begroot. Deze post bevat de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 45. Het bedrag aan aanvullende beurs dat naar lening is omgezet in 2021 is € 7,4 miljoen hoger dan begroot. Dit komt voornamelijk door minder omzettingen naar lening in de bol dan geraamd. In het hbo en wo is juist meer aanvullende beurs omgezet naar lening dan geraamd.

Reisvoorziening

Studenten in de bol niveau 3 en 4 en in het ho hebben recht op een reisvoorziening onder het prestatiebeursregime.

Tabel 46 Uitgaven reisvoorziening prestatiebeurs (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Uitbetaalde reisvoorziening

0

810.274

843.509

894.126

922.301

869.144

53.157

bol

 

292.105

302.056

315.311

315.526

309.223

6.303

ho

 

518.169

541.453

578.814

613.831

559.921

53.910

Toeslagenaffaire

       

‒ 7.056

0

‒ 7.056

Naar gift omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

0

‒ 695.785

‒ 654.992

‒ 688.227

‒ 719.640

‒ 723.284

3.644

bol

 

‒ 199.917

‒ 184.301

‒ 210.598

‒ 245.662

‒ 255.845

10.183

ho

 

‒ 495.868

‒ 470.691

‒ 477.629

‒ 473.978

‒ 467.439

‒ 6.539

Naar lening omgezette reisvoorziening prestatiebeurs

0

9

‒ 13.042

‒ 44.555

‒ 32.578

‒ 38.500

5.922

bol

 

0

‒ 1.514

‒ 8.082

‒ 2.781

‒ 3.500

719

ho

 

9

‒ 11.527

‒ 36.473

‒ 29.797

‒ 35.000

5.203

Totaal reisvoorziening

0

114.498

175.475

161.344

170.083

107.360

62.723

Toelichting

In totaal is in 2021 € 53,2 miljoen meer reisvoorziening prestatiebeurs uitbetaald dan geraamd. Dit is het gevolg van hogere studentenaantallen in zowel de bol als het ho. De uitgaven aan bol prestatiebeurs waren € 6,3 miljoen hoger en ho prestatiebeurs waren € 53,9 miljoen hoger. Op deze post is er een tegenboeking van € 7,1 miljoen voor het kwijtschelden van uitbetaalde reisvoorziening als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire. Deze uitgaven waren voor 2021 niet begroot.

Het bedrag aan reisvoorziening dat naar gift is omgezet in 2021 is € 3,6 miljoen hoger dan begroot. Deze post bevat de tegenboeking van de relevante omzetting naar gift, die is toegelicht onder tabel 46. Het bedrag aan reisvoorziening dat naar lening is omgezet in 2021 is € 5,9 miljoen hoger dan begroot, het betreft hier een negatieve boekingsgang. Dit is het gevolg van lagere omzettingen naar lening in de bol en in het ho.

Leenfaciliteit

De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de Rijksoverheid te financieren.

Tabel 47 Niet-relevante uitgaven leenfaciliteit (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Rentedragende lening

2.608.440

2.459.989

2.587.048

2.645.105

2.476.627

2.807.246

‒ 330.619

Collegegeldkrediet

322.007

352.355

332.520

303.414

228.999

333.365

‒ 104.366

Levenlanglerenkrediet

3.881

20.191

27.109

29.551

27.275

42.771

‒ 15.496

Totaal

2.934.328

2.832.535

2.946.677

2.978.070

2.732.901

3.183.382

‒ 450.481

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Per saldo zijn in 2021 de niet-relevante uitgaven aan de leenfaciliteit € 450,5 miljoen lager dan geraamd. De uitgaven aan de rentedragende lening zijn in 2021 per saldo € 330,6 miljoen lager dan geraamd. Voor zowel de bol als het ho (hbo en wo) geldt dat er minder studenten dan geraamd gebruik hebben gemaakt van de rentedragende lening. Daarnaast vindt op deze post ook de tegenboeking plaats van kwijtscheldingen van DUO-schulden als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire (totaal ‒ € 121,3 miljoen).

De niet-relevante uitgaven aan collegegeldkrediet zijn lager gerealiseerd dan geraamd. In totaal is er € 104,4 miljoen minder collegegeldkrediet verstrekt. Door de halvering collegegeld kunnen studenten in studiejaar 2021-2022 ook de helft van het collegegeldkrediet lenen. Ook vindt op deze post de tegenboeking plaats van kwijtscheldingen van DUO-schulden als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire (totaal ‒ € 7,0 miljoen). De uitgaven aan het levenlanglerenkrediet zijn in 2021 € 15,5 miljoen lager dan geraamd. De groei in het gebruik van het levenlanglerenkrediet is lager dan geraamd. Ook vindt op deze post de tegenboeking plaats van kwijtscheldingen van DUO-schulden als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire (totaal ‒ € 0,8 miljoen).

Bijdrage aan agentschappen

DUO is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.

De gerealiseerde uitgaven liggen € 6,7 miljoen hoger dan in de oorspronkelijke begroting opgenomen. Dit verschil betreft deels de uitvoeringskosten voor de tegemoetkoming aan studenten in verband met corona en de kwijtscheldingen van DUO-schulden in verband met de kinderopvangtoeslagenaffaire.

Ontvangsten

Onder de relevante ontvangsten vallen de ontvangen rente, de overige ontvangsten en de ontvangsten Caribisch Nederland.

Tabel 48 Relevante ontvangsten (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Ontvangen rente

105.783

93.903

76.887

63.342

51.780

68.453

‒ 16.673

Overige ontvangsten

94.882

58.870

42.303

33.824

30.070

30.429

‒ 358

Renteloos voorschot en relevante rentedragende lening

1.104

1.197

1.212

1.034

1.075

1.083

‒ 8

Kortlopende vorderingen

93.778

57.673

41.091

32.790

28.995

29.346

‒ 351

Caribisch Nederland

     

220

299

0

299

Totaal relevante ontvangsten

200.665

152.773

119.190

97.386

82.149

98.882

‒ 16.732

Toelichting

In vergelijking met de raming is er in 2021 per saldo € 16,7 miljoen minder ontvangen dan geraamd. Doordat de rente de afgelopen jaren steeds verder is gedaald, is ook het rentebedrag dat studenten terug moeten betalen steeds lager geworden. Dit is zichtbaar in de lagere dan geraamde rente ontvangsten (- € 16,7 miljoen). Het verschil tussen realisatie en raming 2021 bij de ontvangsten op kortlopende vorderingen bedraagt ‒ € 0,4 miljoen.

De niet relevante ontvangsten bestaan uit de ontvangsten op de hoofdsom. Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet of niet volledig terug te betalen.

In vergelijking met de raming is er in 2021 per saldo € 147,4 miljoen meer ontvangen op de hoofdsom dan geraamd. Dit komt voornamelijk doordat er meer vervroegd is afgelost dan geraamd, dit zijn aflossingen bovenop de termijnontvangsten.

Tabel 49 Bedrag aan uitstaande leningen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Leningen

18.812,9

20.498,8

22.222,5

23.867,0

25.266,0

Collegegeldkrediet

1.034,2

1.377,6

1.691,9

1.963,4

2.152,5

Levenlanglerenkrediet

3,9

23,9

50,5

78,9

103,8

Totaal

19.851,0

21.900,3

23.964,9

25.909,3

27.522,3

Bron: Realisatiegegevens DUO

Toelichting

Tabel 49 geeft de vorderingsstanden aan het einde van het jaar weer. Het betreft de uitstaande leningen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen. De bedragen in 2017 komen niet overeen met de bedragen in het jaarverslag 2017. Dit komt doordat in 2017 per abuis is vergeten om de rentebedragen bij de totale schulden op te tellen alsook het levenlanglerenkrediet. Het totaal aan uitstaande leningen in 2021 is € 27,5 miljard. Het totaal aan uitstaande leningen is in 2021 gestegen met ongeveer € 1,6 miljard. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat er steeds meer studenten onder het studievoorschot vallen die gemiddeld een hoger bedrag lenen.

Licence