Base description which applies to whole site

4.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, snel, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet zoals: regelgeving, investeringen, en toezicht. IenW werkt toe naar een modern, schoon en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieu- en klimaatnormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Mobiliteitsfonds.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, vervanging, verkeersmanagement en het oplossen van doorstromings- en veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Mobiliteitsfonds.

  • Het bevorderen van de veiligheid, bereikbaarheid en het beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement. Via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie van het verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • Het invoeren van vrachtwagenheffing in navolging van omringende landen. De netto-opbrengsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden aan te wenden voor verduurzaming en innovatie van de vervoerssector.

  • Met stakeholders en gebruikers ontwikkelen van doelen en een heldere rol van de overheid bij de transitie naar nieuwe, ‘slimme’, vormen van mobiliteit. Waar innovaties kunnen bijdragen aan de beleidsdoelen, wordt onderzocht of eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen en kansen kunnen worden verzilverd.

  • Met betrekking tot slimme mobiliteit invulling geven aan de ambities in het regeerakkoord met betrekking tot het streven naar «Een slim en duurzaam vervoerssysteem waarvan de onderdelen naadloos op elkaar aansluiten». Hierbij ligt de focus op de volgende prioriteiten: infrastructuur die toekomstvast is door bij ontwerp, ontwikkeling/aanleg en onderhoud van infrastructuur rekening te houden met zelfrijdende voertuigen en benodigde systemen in of langs de weg; (wettelijke) ruimte voor een nieuwe generatie voertuigen; het (veilig) gebruik van slimme technologieën en diensten; nieuwe mobiliteitsconcepten & Mobility as a service (MaaS); en het gebruik van data onder goede randvoorwaarden zoals privacy en security. Een voorbeeld van deze randvoorwaarden is het streven om overheidsinformatie over verkeer zoveel mogelijk via open data beschikbaar te stellen voor voertuigen, apps en reisplanners.

  • Voor Intelligente Transport Systemen ligt de focus op digitalisering overheden (dataproductie en gebruik), tweede tranche intelligente verkeersregelinstallaties (iVRI’s) in het kader van Talking Traffic, Connected Transport Corridors (vraag een aanbod van digitale diensten en uitwisseling organiseren structureren in het logistieke veld), samenwerking overheden in Smart (krachtenbundeling in uiteenlopende thema’s in het kader van stedelijke problematiek en plattelandsproblematiek en landelijk gecoördineerde Minder Hinder Aanpak.

  • In het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 wordt samen met de medeoverheden en maatschappelijke organisaties ingezet op een risico gestuurde aanpak. Op basis van een analyse van de belangrijkste risico’s worden op het niveau van het Rijk en regio (provincies, gemeenten, vervoerregio’s en waterschappen) uitvoeringsagenda’s opgesteld met effectieve maatregelen om de verkeersveiligheid te verbeteren.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op het gebruik van (nieuwe) data voor de risico gestuurde aanpak en het verbeteren van de data van verkeersongevallen.

  • De kennis en ervaring die is opgedaan met het programma Beter Benutten breed toe te passen binnen diverse beleidsterreinen van artikel 14, waar het gaat over het verbeteren van de bereikbaarheid in samenwerking met regionale partners en het daaraan koppelen van bijdragen aan slimme en duurzame mobiliteit. In de periodieke BO MIRT gesprekken wordt hierover met de regio’s afspraken gemaakt. Van het programma Beter Benutten liep het onderdeel Decentraal Spoor en Intelligente Transportsystemen (ITS) door tot en met 2020.

  • De programma-ambitie voor het programma Fiets. Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling van 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016-2017, 34 681, nr. 1).

  • Uitvoering geven aan de afspraken en ambities op gebied van CO2-reductie in de sector mobiliteit na sluiten van het Klimaatakkoord. Uitvoering vindt plaats langs vier lijnen: hernieuwbare energiedragers, elektrisch rijden, verduurzaming van de logistiek en verduurzaming van personenmobiliteit. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd om de CO2-uitstoot in 2030 met 49% ten opzichte van 1990 te beperken. Hierbij zijn investeringen, kennis en kunde van meerdere partijen in de maatschappij nodig, waarbij de Minister een regierol vervult.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vormgegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen het Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • Aan de NEa wordt opdracht gegeven voor de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer. De rapportage over de duurzaamheid en de CO2-prestatie vormen onderdeel van de opdracht.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en Toezicht).

Stimuleren

Om invulling te geven aan het klimaatbeleid wordt ingezet op de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer. In dat kader stimuleert de Minister van IenW:

  • Schonere, zuinigere en stillere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de reeds in gang gezette transitie naar nul-emissie voertuigen verder voort te zetten, samen met de decentrale overheden en sectorpartijen slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor (stedelijke) distributie en de voorlopers in de sector te stimuleren, ook waar het gaat om werkgerelateerd verkeer.

  • Productontwikkeling in de transportsector van klimaattechnologieën en -innovaties die bijdragen aan een lage of zero emissie CO2-uitstoot. Middels de Demonstratieregeling klimaat technologieën en -innovaties in transport (DKTI) 2017-2021 konden ondernemers projectvoorstellen voor innovatieve transportoplossingen indienen, waarvoor subsidie kon worden verleend. Doel daarbij is om die productontwikkeling in de transportsector te ondersteunen en te versnellen.

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en Verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

Met de hoofdwegennet-indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (die jaarlijks in het laatste tertaal verschijnt) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten. In het MIRT projectenboek zal dezelfde kaart opgenomen worden en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de file top 50 worden weergegeven.

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01.

Beheer en Onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.

Geluid en luchtkwaliteit

Tabel 14 Indicator: Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld.
 

2017

2018

2019

2020

2021

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

0

0

0

0

n.n.b.

0 knelpunten langs rijkswegen

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

5.550

5.500

5.450

5.400

2.350

0 knelpunten in 2023

Bron: NSL-Brief IIK, 2021-2022, 30175, nr 393.

Toelichting

Luchtkwaliteit

De door het RIVM opgestelde monitoringsrapportages van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geven al sinds 2016 aan dat zich langs het Hoofdwegennet geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen meer voordoen. Dit is dan ook de bron van onderstaande vermelding. Tot voor kort waren er evenwel nog wel overschrijdingen op binnenwegen. Met de 12e monitoringsrapportage NSL, die bij brief van 15 december 2021 aan de Tweede Kamer is aangeboden (IIK, 2021-2022, 30175, nr 393) is hierin dus verandering gekomen.

Uit de 12e monitoringsrapportage NSL2 van het RIVM blijkt dat de grenswaarde voor NO2, conform de verwachting van vorig jaar, in 2020 nergens in Nederland meer is overschreden. Daarmee wordt voor het eerst in heel Nederland voldaan aan de Europese grenswaarden voor NO2. Voor het Hoofdwegennet, waar de tabel op ziet, gold dit al langer. In 2019 was er nog sprake van enkele overschrijdingen op binnenwegen in Amsterdam en Arnhem. Voor de berekende PM2.5 concentraties langs wegen geldt net als voor 2019 dat in 2020 overal aan de grenswaarde is voldaan.

Geluid

In 2021 zijn 3062 objecten met een geluidbelasting hoger dan 65 dB gesaneerd. Het aantal nog te saneren objecten (voornamelijk woningen) komt daarmee eind 2021 op 2350. In de tabel is afgerond op 50-tallen om recht te doen aan de onzekerheden in de raming. In de begroting 2023 zal opnieuw een geactualiseerde raming worden opgenomen.

Het genoemde getal voor nog op te lossen geluidknelpunten betreft het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65 dB; waarvoor nog een geluidsaneringsplan, of een hiermee te vergelijken besluit, bijvoorbeeld Tracébesluit, moet worden genomen. De peildatum van 2023 hangt samen met de hiervoor in de Wet milieubeheer opgenomen einddatum voor het opstellen van een saneringsplan. Nul knelpunten wil zeggen dat voor alle saneringsobjecten met een geluidbelasting hoger dan 65 dB een saneringsplan, of een hiermee te vergelijken besluit, is genomen.

Een deel van de sanering is onderdeel van wegprojecten. Vanwege vertraging in de besluitvorming van wegprojecten als gevolg van de stikstofproblematiek wordt momenteel het risico onderzocht van het niet afronden van de gehele sanering voor 2023.

De termijn voor de uitvoering van de saneringsplannen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel als mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en andere wegaanpassingen. De feitelijke uitvoering zal grotendeels na 2023 plaatsvinden.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Tabel 15 Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

    

Realisatie

 

2002

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verkeersdoden

1.066

613

678

661

610

n.n.b.

Ernstig verkeersgewonden

16.100

20.800

21.700

21.400

19.700

n.n.b.

Bron: De Staat van de Verkeersveiligheid, 2021

Toelichting

Op 14 april 2021 maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bekend dat er in 2020 610 mensen in het verkeer om het leven waren gekomen. Dat zijn 51 verkeersdoden minder dan in 2019. Het aantal dodelijke verkeersslachtoffers daalde het sterkst onder inzittenden van personenauto’s en nam alleen toe onder fietsers.

In de Staat van de Verkeersveiligheid3 heeft de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) het aantal ernstige verkeersgewonden voor 2020 vastgesteld op 19.700. Dit is significant lager dan het aantal ernstige verkeersgewonden in 2019. SWOV geeft aan dat een belangrijke factor die waarschijnlijk invloed heeft gehad op de lagere slachtoffercijfers kan worden gevonden in de beperkende coronavirus-maatregelen die in 2020 golden.

Het aantal verkeersdoden onder fietsers laat de afgelopen tien jaar een significante stijging zien van gemiddeld 2% per jaar. Verder blijft het aandeel 60plussers onder de ernstige verkeersgewonden stijgen.

De gegevens over 2021 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2023.

Hernieuwbare energie in het vervoer

Tabel 16 Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen (in %)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer

7,75

8,5

12,5

16,4

17,5

Realisatie

7,75

8,9

12,7

16,5

n.n.b.

Limiet conventionele biobrandstoffen

 

3,0

4,0

5,0

5,0

Realisatie

 

1,5

1,2

1,7

n.n.b.

Subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen

 

0,6

0,8

1,0

1,2

Realisatie

 

0,8

1,9

2,6

n.n.b.

Bron: Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland, 2020

Toelichting

Eind 2020 is het Besluit energie vervoer aangepast om in een jaarverplichting voor 2021 te voorzien. Vanaf 1 januari 2022 treedt het nieuwe stelsel in werking dat rekening houdt met de RED II, het Klimaatakkoord en het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen. Het kader geldt dan voor de periode 2022 tot en met 2030 via wederom jaarlijkse verplichtingen.

Het percentage voor 2021 betreft 17,5% hernieuwbare energie ten opzichte van de brandstoffenplas benzine en diesel voor met name wegvervoer. De verplichting rust op brandstofleveranciers die benzine en diesel leveren aan met name wegvervoer. De inzet van grondstoffen wordt binnen de verplichting gestuurd door een limiet op conventionele grondstoffen (voedsel- en voedergewassen) en een subdoel op geavanceerde grondstoffen (zie bijlage IX lijst A van de RED II). De realisatie is exact conform de verwachtingen. De verplichting wordt tot nu toe jaarlijks gehaald binnen de gestelde kaders.

De gegevens4over 2021 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2023.

Tabel 17 Ontwikkeling CO2-emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2010

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Streefwaarde 2022

EU

162,6

140,3

119,6

118,1

118,5

120,8

122,4

130, 3

n.n.b.

 
   

(130,0)1

      

(95,0)

Nederland

169,9

135,8

101,2

105,9

108,3

105,5

100

100,3

n.n.b.

 

Bron: Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland, 2020

1

Norm

Toelichting

De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord. De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 en 2017 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe. Op 29 juni 2021 heeft het Europees Milieu Agentschap de voorlopige gegevens gepubliceerd voor de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's die in 2020 in de EU, IJsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn geregistreerd5. In de EU, IJsland, Noorwegen en het VK is de CO2-uitstoot van het nieuwe personenautopark tussen 2017 en 2019 gestegen van 118,5 gram CO2-/km naar 122,4 gram CO2-/km. In Nederland was de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in 2020 met 100,3 gram CO2-/km het laagste binnen de gehele EU. Nederland blijft daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. De lichte stijging in de voorbije jaren van de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland heeft meerdere oorzaken. Ten eerste worden er de laatste jaren grotere, zwaardere en minder zuinige voertuigen aangeschaft. Ten tweede zijn alle fiscale stimuleringsmaatregelen voor plug-ins afgeschaft waardoor de verkoop van deze zeer zuinige voertuigen is gedaald. Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2021 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 95g/km. In 2025 moet de uitstoot met 15% zijn afgenomen, in 2030 met 37,5%. De Commissie heeft, als onderdeel van het fit-for-55 pakket voorgesteld om de doelstelling voor 20306 aan te scherpen tot 55%.

De gegevens7 over 2021 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2023.

Tabel 18 Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer. Betreft mobiele bronnen in totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart, in kton/jr
 

Realisatie 2000

Realisatie 2005

Realisatie 2010

Realisatie 2015

Realisatie2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Raming 2021

Raming 2025

Raming 2030

NOx

281

242

203

161

147

144

137

n.n.b.

n.n.b.

124

107

91

SO2

14,7

9,3

2,7

0,7

0,6

0,6

0,6

n.n.b.

n.n.b.

0,4

0,6

0,5

PM2,5

15,6

11,9

7,7

4,7

4,0

3,7

3,6

n.n.b.

n.n.b.

3,3

2,6

2,2

NH3

4,4

5,1

4,6

3,9

4,1

4,1

4,3

n.n.b.

n.n.b.

4,0

5,1

5,5

NMVOS1

85

55

46

35

35

34

33

n.n.b.

n.n.b.

30

26

24

1

Vluchtige Organische Stoffen, exclusief Methaan.

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020 ‒ 2029 en de periode 2030 en verder. Het betreft aanpassing van de oude Europese richtlijn voor National Emission Ceilings (NEC) voor 2010-2019, in een nieuwe NEC-richtlijn (EU2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren. Voor de sector mobiliteit wilde het kabinet dat vanaf 2030 alleen personenauto’s worden verkocht die volledig emissieloos zijn. Dat zijn auto’s met een elektrische aandrijving of auto's die op waterstof rijden. Om dit doel te bereiken, wordt samengewerkt met het Formule E-Team (FET) en is een stuurgroep Nationale Agenda Laadinfrastructuur actief waaraan het ministerie deelneemt. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) publiceert maandelijks de voortgang ten aanzien van het aantal emissieloze personenauto’s en de daarvoor benodigde uitrol van laadinfrastructuur.

De gegevens over 2020 en 2021 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2023.

Impuls verbeteren Verkeersveiligheid

Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV) vormt de basis voor het verkeersveiligheidsbeleid. Het Landelijke Actieplan Verkeersveiligheid 2019 ‒ 2021 (LAP) bevat de rijksmaatregelen voor de uitvoering van het SPV. In 2021 is hier verder uitvoering aan gegeven. Over de voortgang van het SPV en LAP is de Tweede Kamer in mei en november 2021 geïnformeerd (Kamerstukken, vergaderjaar 2020–2021, 29 398 nr. 936 en 29 398 Nr. 975).

Het kennisnetwerk SPV heeft in 2021 medeoverheden ondersteund bij het risicogestuurd werken. Daarnaast heeft het kennisnetwerk SPV samengewerkt met de Taskforce Verkeersveiligheidsdata om de juiste data beschikbaar te krijgen voor invulling van verschillende risico-indicatoren. Zo zijn voor de risico-indicatoren ‘Veilige wegen en fietspaden’ en ‘Veilige Snelheid’ de databehoeften in kaart gebracht.

In 2021 is de kentekenplicht voor (land)bouwvoertuigen ingevoerd. Verder is in juli 2021 een nieuw beleidskader voor lichte elektrische voertuigen (LEVs), zoals e-(bak)fietsen, e-steps en de BSO-Bus, verstuurd naar de Tweede Kamer. Het doel van dit kader is zeker te stellen dat LEVs die zijn toegelaten, technisch veilig zijn en veilig gebruikt worden binnen het bestaande verkeer. Nadere uitwerking volgt in 2022. In 2021 is regelgeving voor een helmplicht voor snorfietsers aan de Eerste en Tweede Kamer voorgelegd. Inwerkingtreding is voorzien in 2022. Verder zijn, samen met gemeenten, pilots ‘Veilig fietsen naar school’ rondom onder meer de inrichting van schoolstraten, verkeerseducatie en veilige schoolroutes uitgevoerd. Daarnaast is een pilot uitgevoerd met een aantal serviceproviders van navigatiediensten om bestuurders op schoolzones te attenderen. Tot slot zijn in 2021 diverse campagnes uitgevoerd waaronder «Rij Ballonvrij» met als doel om het lachgasgebruik achter het stuur onder jongeren tegen te gaan.

Slimme en duurzame mobiliteit

Met smart mobility benutten we de kansen van digitalisering en automatisering om een zo flexibel mogelijk multimodaal mobiliteitssysteem te creëren, dat bijdraagt aan verkeersveiligheid, duurzaamheid en doorstroming. Op vijf hoofdlijnen wordt ingezet op innovaties die vandaag al kunnen helpen om het verkeer veiliger te laten doorstromen én bijdragen aan de transitie naar een nieuw, slim en duurzaam mobiliteitssysteem:

  • 1. Toelating en gebruik van geautomatiseerde voertuigen: internationaal, Europees en nationaal wordt gewerkt aan beter passende eisen voor voertuigen met automatisering. Nieuwe aandachtsgebieden zoals gedrag van het voertuig, interactie tussen bestuurder en voertuig, cybersecurity en privacy worden daarin meegenomen. Op nationaal niveau werken RDW, CBR en IenW daarnaast aan een beschrijving van de procedure waarmee het gedrag van een voertuig met automatisering beoordeeld kan worden, onder de noemer Vehicle Driving License Framework (VLDF). Ook wordt met shuttles en bezorgrobots getest binnen de Boev (Besluit ontheffing exceptioneel vervoer) en Experimenteerwet. Dit jaar zijn er concrete stappen gezet om RDW voor te bereiden op (internationale) regelgeving die keuring van cybersecurity en software-updates regelt. De uitvoeringstoetsen worden in 2022 uitgevoerd.

  • 2. Digitaal stelsel mobiliteitsdata: dit jaar is het Nationaal Toegangspunt Mobiliteitsdata (NTM) gelanceerd, waarin informatie over weginrichting, actuele verkeersdrukte, geplande werkzaamheden en omleidingen samen wordt gebracht. Zo kan deze informatie gemakkelijker gedeeld worden met service providers van navigatieapps en wegbeheerders, en zo bij de weggebruiker terechtkomen. Het NTM is het meest uitgebreide National Access Point in Europa voor multimodale mobiliteitsdata;

  • 3. Mobility as a Service: met Mobility as a Service (MaaS) kan de reiziger met geïntegreerde apps alle beschikbare vervoersopties plannen, boeken en betalen. Met zeven regionale pilots, en in totaal acht ontwikkelde apps, wordt MaaS gestimuleerd. In 2022 worden de pilots afgerond en geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wordt bezien welke aspecten structureel aangepast moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan data-standaarden;

  • 4. Toekomstbestendige infrastructuur en beheer: de uitrol van slimme infrastructuur gaat gestaag door. Op dit moment is ongeveer 20% van de verkeersregelinstallaties in Nederland omgebouwd naar intelligente verkeersregelinstallatie (iVRI). Nood- en hulpdiensten kunnen dan bijvoorbeeld prioriteit krijgen op een kruispunt. Daarnaast is het Road Monitor project van start gegaan, waarmee onderhoudstaken slimmer en gerichter uit kunnen worden gevoerd;

Deze resultaten zijn behaald in samenwerking met partners. Een belangrijk samenwerkingsverband is de Krachtenbundeling. In een aantal landsdelen is de regionale krachtenbundeling inmiddels bestuurlijk verankerd. Ook heeft smart mobility een plek gekregen in de bestuurlijke besluitvorming (BO MIRT).

Structurele aanpak stikstof

In 2021 is met de inwerkingtreding van het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering de partiële vrijstelling van kracht gegaan, waarmee projecten vrijgesteld zijn van de vergunningplicht voor tijdelijke stikstofeffecten gedurende de aanlegfase van het project. Deze partiële vrijstelling biedt uitkomst voor aanlegprojecten die niet leiden tot permanente stikstofeffecten, zoals dijkversterkingen en projecten ter verbetering van de waterkwaliteit. Voor aanlegprojecten die ook stikstofeffecten in de gebruiksfase kennen, blijft de stikstofproblematiek een grote impact hebben: alle MIRT-projecten hebben in 2021 ernstige vertraging opgelopen. Dit is het gevolg geweest van onder meer het onderzoek naar maximale rekenafstanden en de beperkte beschikbare capaciteit om de benodigde onderzoeken en berekeningen uit te voeren. De Kamer is daar in juni 2021 over geïnformeerd. Voor wat betreft de rekenafstanden heeft het kabinet heeft op 9 juli 2021 besloten om bij depositieberekeningen in het kader van de toestemmingverlening voor alle typen emissiebronnen uit te gaan van een maximale rekenafstand van 25 km, omdat berekende bijdragen op grotere afstanden niet meer redelijkerwijs toerekenbaar zijn aan een project. Met deze maximale rekenafstand, die bijdraagt aan een meer gelijkwaardige behandeling van sectoren en de schijnzekerheid in berekeningen verkleind, wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van het Adviescollege Meten en Berekenen onder leiding van de heer Hordijk. Deze rekenafstand is ook gebruikt bij de aanpassing van het tracébesluit voor de ViA15 naar aanleiding van vragen van de Raad van State. De Raad van State verwacht in 2022 een uitspraak te kunnen doen over deze zaak.

Duurzame Mobiliteit

In 2021 was het beleid om de mobiliteitssector te verduurzamen succesvol. Door middel van een mix van normering en stimulering van voertuigen en hernieuwbare energiedragers is de CO2-uitstoot in de mobiliteitssector verder teruggedrongen.

Zo ligt de groei van het aantal elektrische personenauto’s hoger dan in het Klimaatakkoord werd becijferd. In 2021 is besloten om niet de Hand aan de kraan procedure toe te passen waardoor cumulatief tot en met 2030 1,3 Mton CO2 extra kan worden gereduceerd. Daarnaast is besloten om particulieren ten opzichte van de Klimaatakkoordafspraken extra te stimuleren door de aanschafsubsidie met € 90 miljoen te verhogen en de stimulering van zakelijke rijders nog sneller af te bouwen door de cap verder te verlagen.

Veel bedrijven hebben in 2021 een subsidie aangevraagd voor een elektrische bestelauto. Ten opzichte van 2020 is de verkoop van nieuwe elektrische bestelauto’s met 89% gestegen. Door de coronapandemie en het wereldwijde chiptekort lag het aantal iets lager dan waarop was gerekend. Ook het beleid om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van zero-emissiezones voor stadslogistiek werpt zijn vruchten af. In 2021 hebben maar liefst 26 gemeenten aangekondigd dat ze in 2025 een dergelijke zone gaan invoeren.

Om tijdig de afgesproken emissiereducties te bereiken heeft het kabinet verder ingezet op hernieuwbare (bio)brandstoffen en synthetische brandstoffen (Europese RED; via een bijmengverplichting) en op het stimuleren van o.a. waterstoftankinfrastructuur. Er zijn eind 2021 12 publieke waterstoftankstations gerealiseerd en er is een actieprogramma in ontwikkeling om het in het Klimaatakkoord geplande aantal van 50 in 2025 te halen. De richtlijn over hernieuwbare energie in transport (RED2) is in 2021 geïmplementeerd en per 1 januari 2022 in werking getreden. Hiermee wordt tot 2 Mton CO2 gereduceerd.

In 2021 heeft actieve mobiliteit (fietsen en lopen) bijgedragen aan het verduurzamen van mobiliteit. Dit is gedaan door middel van investeringen in fietsinfrastructuur (fietsroutes en fietsenstallingen) en gedragsstimulering. Voor fietsinfrastructuur is in 2021 gestart met de aanleg van 5 hoogwaardige regionale fietsroutes. Voor gedragsstimulering is eind 2021 de «Kies de Fiets» campagne geherintroduceerd passend bij de coronasituatie. In 2021 zijn voor het eerst alle provincies aangesloten bij het stimuleringsprogramma «Doortrappen» en is het aantal betrokken gemeenten gegroeid naar 165 gemeenten en is de Vervoerregio Amsterdam aangesloten.

In de Monitor Klimaatbeleid, een bijlage bij de Klimaatnota van het kabinet, staat de voortgang van het beleid en de afspraken in het Klimaatakkoord beschreven.

In juli 2021 heeft de Europese Commissie wetgevingsvoorstellen gepresenteerd om tenminste 55% CO2-reductie te bereiken; het ‘Fit-for-55’-pakket. Het is teleurstellend dat de Commissie niet 2030 heeft voorgesteld als uitfaseerdatum voor auto’s met een fossiele verbrandingsmotor, zoals het streven is van het Nederlandse kabinet. De AFIR- en RED-voorstellen komen goed overeen met de ambities uit het Nederlandse Klimaatakkoord en we hebben een open kritische houding aangenomen tegenover de uitbreiding van het Emission Trading System (ETS) naar wegvervoer.

Tabel 19 Budgettaire gevolgen van beleid art.14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

33.639

40.211

126.324

281.913

341.514

157.393

184.121

1

         

Uitgaven

46.179

46.558

98.715

190.983

236.170

153.789

82.381

 
         

1 Netwerk

30.705

30.370

79.949

131.707

59.438

11.996

47.442

 

Opdrachten

24.066

18.271

24.500

27.088

5.878

6.406

‒ 528

 

Beter Benutten

20.106

12.731

12.634

11.020

35

0

35

 

Reservering Klimaatakkoord

0

0

0

0

0

0

0

 

Wegverkeersbeleid

3.324

3.994

2.151

2.108

3.530

5.217

‒ 1.687

 

Duurzame Mobiliteit

0

699

5.444

5.377

‒ 3

0

‒ 3

 

Verkeersemissies

0

0

1.760

1.220

0

0

0

 

Smart Mobility

0

0

1.116

1.743

1.390

0

1.390

 

Elektrisch vervoer

0

0

501

1.744

0

0

0

 

Duurzame Logistiek

0

0

3.121

0

0

0

 

Overige Opdrachten

636

847

894

755

926

1.189

‒ 263

 

Subsidies

1.077

1.328

17.748

18.026

0

0

0

 

Duurzame Mobiliteit

0

0

15.982

16.587

0

0

0

 

Overige subsidies

1.077

1.328

1.766

1.439

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

5.562

7.217

19.041

22.238

9.791

5.590

4.201

2

Waarvan bijdrage aan RWS

5.562

7.217

11.025

11.241

9.352

5.160

4.192

 

Waarvan bijdrage aan RVO

0

0

4.313

6.966

0

0

0

 

Waarvan bijdrage NEa

0

0

3.703

3.601

0

0

0

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

0

430

439

430

9

 

Bijdrage aan medeoverheden

0

3.554

18.460

63.316

42.600

0

42.600

3

Bijdrage aan medeoverheden DuMo

0

0

3.175

28.638

0

0

0

 

Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

0

3.554

15.285

13.500

11.038

0

11.038

 

Regionale bijdrage

0

0

0

21.178

31.562

0

31.562

 

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

200

745

500

0

500

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

0

294

669

0

669

 
         

2 Veiligheid

15.474

16.188

18.766

25.089

51.575

19.051

32.524

 

Opdrachten

5.251

4.686

5.181

5.506

6.629

5.957

672

 

Verkeersveiligheid

0

4.686

5.181

5.506

6.629

5.957

672

 

Subsidies

8.181

8.663

9.145

9.697

10.404

9.438

966

 

Waarvan Veilig Verkeer Nederland

3.523

3.936

3.849

3.868

3.844

3.862

‒ 18

 

Waarvan Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

3.878

3.952

4.186

4.034

4.121

4.046

75

 

Waarvan Alert

750

750

750

1.002

1.029

790

239

 

Overige Subsidies

30

25

360

793

1.410

740

670

 

Bijdragen aan agentschappen

596

595

669

831

879

618

261

 

Waarvan bijdrage RWS

596

595

669

831

879

618

261

 

Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

30

30

30

 

Waarvan Euro NCAP

30

30

30

30

30

30

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

1.416

2.214

3.741

9.025

33.633

3.038

30.595

4

Waarvan bijdrage aan het CBR

1.416

2.214

2.396

7.320

32.058

3.038

29.020

 

Waarvan bijdrage aan het RDW

0

0

1.345

1.677

1.575

0

1.575

 

Overige bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

0

0

28

0

0

0

 
         

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

0

0

0

34.187

125.157

122.742

2.415

 

Opdrachten

0

0

0

71

23.694

70.844

‒ 47.150

5

Beter Benutten

0

0

0

71

9.278

7.719

1.559

 

Duurzame Logistiek

0

0

0

0

6.079

0

6.079

 

Elektrisch vervoer

0

0

0

0

1.820

0

1.820

 

Duurzame Mobiliteit

0

0

0

0

6.247

12.307

‒ 6.060

 

Overige opdrachten

0

0

0

0

270

50.818

‒ 50.548

 

Subsidies

0

0

0

11.809

51.722

40.381

11.341

6

Duurzame Mobiliteit

0

0

0

0

23.693

11.250

12.443

 

Elektrisch Vervoer

0

0

0

11.809

26.620

27.900

‒ 1.280

 

Overige subsidies

0

0

0

0

1.409

1.231

178

 

Bijdragen aan Agentschappen

0

0

0

0

17.251

4.511

12.740

7

Bijdrage aan Agentschap RWS

0

0

0

0

2.994

1.686

1.308

 

Bijdrage aan Agentschap Nea

0

0

0

0

3.905

2.489

1.416

 

Bijdrage aan Agentschap RVO

0

0

0

0

10.352

336

10.016

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

22.307

30.520

6.806

23.714

8

Duurzame Mobiliteit

0

0

0

0

6.030

6.806

‒ 776

 

Regionale bijdrage

0

0

0

22.307

24.490

0

24.490

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

0

0

0

0

954

200

754

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

0

0

0

0

1.016

0

1.016

 
         

Ontvangsten

5.279

3.658

4.041

5.012

2.672

6.782

‒ 4.110

 
Tabel 20 Uitsplitsing verplichtingen art. 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

    

341.514

157.393

184.121

Waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

31.000

68.800

0

68.800

Waarvan overige verplichtingen

33.639

40.211

126.324

250.913

272.714

157.393

115.321

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Er is per saldo voor € 184,1 miljoen meer aan verplichtingen gerealiseerd. Dit is veroorzaakt door:

    • Vanwege het verstrekken van de opdracht aan RVO voor de uitvoering van de subsidieregeling Bestelauto’s (€ 22 miljoen).

    • Het garant staan van IenW voor de RDW (€ 68,8 miljoen) voor de uitbreiding van het rekening courantkrediet en diverse leningen onder andere voor de verkoop en verplaatsing van het testcentrum RDW Lelystad. Bij de 1e suppletoire begroting is onterecht tweemaal een garantstelling van € 37,8 miljoen verwerkt, dat is gecorrigeerd in dit jaarverslag.

    • Voor het aanzuiveren van het eigen vermogen van het CBR om deze te herstellen naar het niveau van voor de coronacrisis (€ 27,6 miljoen).

    • Diverse overboekingen van het Infrastructuurfonds voor de bijdragen aan de BES-eilanden (€ 11 miljoen), voor de projecten randweg Eindhoven (€ 22,6 miljoen) en knooppunt Deil-Vught (€ 2,8 miljoen), voor de opdrachtverlening aan Connect (€ 12,5 miljoen) en voor diverse specifieke uitkeringen op het terrein van Beter Benutten, Maas, GoedOpWeg en Veilig Doelmatig en Duurzaam (€ 26,7 miljoen).

    • De lagere realisatie van de verplichtingen is als gevolg van overboekingen naar andere ministeries (€ -6,5 miljoen) voor het compensatiepakket Zeeland (BZK) € 5,5 miljoen en € 1,5 miljoen voor de afdracht aan het BTW-compensatie fonds.

    • Tot slot verklaren diverse kleinere mutaties het resterend saldo (€ -3,4 miljoen).

  • 8. De bijdragen aan agentschappen zijn € 4,2 miljoen hoger uitgevallen. De hogere bijdrage aan RWS wordt verklaard door een grotere capaciteitsinzet vanwege de uitwerking van de beleidsdoelstellingen uit het Regeerakkoord voor de uitvoering van het MIRT.

  • 9. De bijdragen aan medeoverheden liggen op HXII € 42,6 miljoen hoger dan de stand uit de Ontwerpbegroting 2021. Dit komt met name door het volgende. Ten eerste doordat aan de BES eilanden € 11 miljoen is betaald voor wegenprojecten aldaar. De dekking hiervoor is afkomstig van het Mobiliteitsfonds. Ten tweede is vanuit het Mobiliteitsfonds budget overgeboekt voor de specifieke uitkering t.b.v. de randweg Eindhoven (€ 22,6 miljoen) en voor Deil-Vught (€ 2,8 miljoen). Tot slot heeft in 2021 de betaling voor Smartwayz (€ 6 miljoen) plaatsgevonden. Tot slot verklaren resterende kleine mutaties het verschil van € 0,2 miljoen.

  • 10. De hogere bijdragen (€ 30,6 miljoen) aan ZBO’s/RWT’s bestaat voornamelijk uit de aanzuivering exploitatie CBR (€ 27,6 miljoen). Als gevolg van de coronacrisis zakte de exploitatie van CBR weg en is deze weer met de aanzuivering weer op het niveau van voor de crisis gebracht. Daarnaast is aan CBR voor € 1,4 miljoen betaald voor onder meer vorderingenonderzoeken medische Rijvaardigheid. Aan de RDW is € 1,5 miljoen betaald voor o.a. uitvoeringstoetsen en de implementatie van de uitvoeringsverordening (EU) 2017/2205 betreffende nadere maatregelen rondom kennisgeving bij technische controles langs de weg. De afronding van bedragen verklaart het resterend verschil (€ 0,1 miljoen).

  • 11. De lagere realisatie van € - 47,1 miljoen wordt veroorzaakt door diverse overboekingen. De middelen vanuit het Klimaatakkoord worden na het operationaliseren van de plannen naar het juiste financieel instrument overgeboekt. In 2021 zijn de volgende overboekingen gedaan:

    ‒ € 8,6 miljoen voor de subsidieregeling DKTI3 en € 16,5 miljoen voor de subsidieregeling bestelauto's.

    ‒ € 9,5 miljoen naar latere jaren om de middelen voor onder andere electrisch vervoer in de juiste periode beschikbaar te stellen.

    ‒ € 6,8 miljoen voor diverse overige subsidies.

    ‒ € 2,3 miljoen naar andere ministeries.

    - tot slot zijn er diverse kleinere mutaties van € 3,4 miljoen.

  • 12. De hogere realisatie op het subsidiebudget van € 11,3 miljoen wordt veroorzaakt doordat het toevoegen van de middelen voor subsidieregeling DKTI3 (€ 8,6 miljoen) en voor de 2de tender, die is opengesteld aan LNG tankstation (€ 2,8 miljoen). De afronding van bedragen verklaart het resterend verschil (- € 0,1 miljoen).

  • 13. De hogere bijdrage aan agentschappen (€ 12,7 miljoen) is veroorzaakt door de overboeking uit de reservering klimaatakkoordmiddelen (opdrachten) naar de RVO voor de uitvoering van de subsidieregelingen (€ 10 mln.). Daarnaast is er € 1,3 miljoen meer overgeboekt naar RWS voor de inzet van capaciteit conform het BOA protocol en aan de NEa (€ 1,4 miljoen) conform de aanvullende offerte 2021 t.b.v. uitbreiding taken.

  • 14. De hogere realisatie van € 23,7 miljoen wordt met name veroorzaakt door een overboeking van het Mobiliteitsfonds naar HXII voor specifieke uiterkingen aan medeoverheden voor slimme duurzame mobiliteit (€ 24,5 miljoen). Daarnaast is er € 0,3 miljoen toegevoegd voor de loon- en prijscompensatie. Daartegenover is € 1,1 miljoen overgeboekt naar het BTW-compensatie fonds.

  • 15. De lagere realisatie van € 4,1 miljoen wordt met name veroorzaakt door minder ontvangsten uit bestuurlijke boets ILT. Daarnaast zijn de gerealiseerde ontvangsten vanuit de Stichting Buisleidingstraat lager dan geraamd. Om deze lagere ontvangsten op te vangen is de reservering die hiervoor op het Infrastructuurfonds stond bij Najaarsnota aangesproken (€ 2 miljoen).

1 Netwerk

Algemeen

Tot en met 2020 zijn ook de uitgaven voor Intelligente Transport Systemen (ITS), Mobiliteit en Gebieden en Duurzame Mobiliteit op artikelonderdeel 14.01 verantwoord. Vanaf 2021 vindt de verantwoording hiervan plaats op artikelonderdeel 14.03.

Opdrachten

Het ministerie van IenW heeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten verstrekt in het kader van Smart Mobility (bijvoorbeeld voor toekomstbestendige infrastructuur), het kennisplatform tunnelveiligheid, het Programma Aanpak Stikstof en taken met betrekking tot de wet ‘Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid’ (SWUNG). Ook zijn er uitgaven gedaan voor communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding en het meerjarenprogramma MIRT.

Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS heeft uitgevoerd in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage was capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

Bijdragen aan medeoverheden

De bijdragen aan Caribisch Nederland zijn hier verantwoord en hebben betrekking op beheer en onderhoud van de infrastructuur aldaar. Ook zijn twee specifieke uitkeringen hier verantwoord (Deil-Vught en Randweg Eindhoven).

Bijdragen aan internationale organisaties

De uitgaven (Action Track Resilient Infrastructure ) van het ministerie van IenW met betrekking tot (inter-)nationale organisaties op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken zijn hier verantwoord.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

Uitgaven voor incidentele werkzaamheden voor ZBO en RWT’s komen ten laste van deze post. Het gaat met name om RDW uitgaven in het kader van een Europese verordening over aerodynamische voorzieningen.

2 Veiligheid

Opdrachten

Onder opdrachten vallen brede verkeersveiligheidsonderwerpen op het gebied van gedrag en voertuig. Gedurende het jaar 2021 zijn onder andere opdrachten verstrekt in het kader van beleidsuitwerking voor kwetsbare en onervaren bestuurders, zoals beginners, ouderen en fietsers. Verder zijn voorlichtingscampagnes uitgevoerd op het gebied van afleiding, drankgebruik achter het stuur en fietsverlichting. Daarnaast is een aantal structurele bijdragen op dit artikelonderdeel verantwoord, bijvoorbeeld de betaling aan de gezondheidsraad voor geschiktheidseisen aan bestuurders.

Subsidies

In 2021 zijn subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Team Alert, kennisnetwerk Startakkoord Strategisch Plan (SPV) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en ten behoeve van ambulancedata.

Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uit heeft uitgevoerd in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage is capaciteit hiervoor bij RWS ingezet.

Bijdragen aan internationale organisaties

In 2021 is de contributiebijdrage aan de Europese NCAP (New Car Assesment Programme) voldaan. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken, wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

Ingevolge de Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT die per 1 januari 2017 is herzien. Vanaf 2017 vindt voor de vorderingenonderzoeken (medisch en rijvaardigheid) nog een gedeeltelijke vergoeding plaats (Kamerstukken II 2016–2017, 29 398, nr. 529). Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger waarbij het vorderingenonderzoek moet plaatsvinden. Incidentele werkzaamheden voor ZBO en RWT’s komen eveneens ten laste van deze post.

3 Slimme en Duurzame mobiliteit

Algemeen

Dit artikelonderdeel is geïntroduceerd bij de Ontwerpbegroting 2021 (en verwerkt in tweede suppletoire begroting 2020) en bevat voornamelijk de budgetten voor duurzame mobiliteit (met name Klimaatakkoord-middelen) en de activiteiten voor intelligente transportsystemen. Hiertoe zijn budgetten op 14.01 die betrekking hebben op slimme en duurzame mobiliteit overgeheveld naar het nieuwe artikelonderdeel 14.03 Slimme en duurzame mobiliteit.

Opdrachten

Het ministerie van IenW heeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten gegeven in het kader van de beleidsterreinen duurzame mobiliteit en opdrachten betreffende diverse onderzoeken. De uitgaven voor de diverse programma’s bestonden o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, meerjarenprogramma MIRT, Intelligente Transport Systemen (ITS) en uitgaven voor Smart Mobility en voor innovatie.

Subsidies

De uitgaven hadden betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid, waaronder de subsidie Fietsersbond en een incidentele subsidie aan Stichting Wandelnet, het Fietsplatform en de Dutch Cycling Embassy, Coalitie Anders Reizen (CAR) en Liquefied Natural Gas (LNG) subsidieregeling.

Ook hadden de uitgaven betrekking op subsidies voor aanschaf elektrisch vervoer voor nieuwe en gebruikte auto’s en emissieloze bedrijsauto,s alsmede in het kader van subsidieregeling voor projecten die gericht zijn op technologie- en innovatieontwikkeling in de pre-commerciële fase (DKTI). De projecten moeten bijdragen aan minder uitstoot van CO2, NOx, fijnstof en geluid in de sector mobiliteit en transport.

Bijdragen aan agentschappen

Het betreft hier werkzaamheden die door RWS zijn uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op het beleidsterrein duurzame mobiliteit. Een deel van de beleidsuitvoering is uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de RVO (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden). Ook zijn opdrachten verstrekt in het kader van het register voor biobrandstoffen.

Bijdragen aan medeoverheden

Op dit onderdeel zijn specifieke uitkeringen verantwoord aan provincies en gemeenten voor o.a. Mobility as a Service (MaaS), Slim Duurzaam Veilig (SDV), en Beter Benutten.

Bijdragen aan internationale organisaties

De uitgaven op het gebied van duurzame mobiliteit van het ministerie van IenW met betrekking tot (inter-)nationale organisaties op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken zijn hier verantwoord.

9 Ontvangsten

Hierop worden de ontvangsten verantwoord die IenW ontvangt van de Stichting Buisleidingstraat en de bestuurlijke boetes van de ILT.

Tabel 21 Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   
  

2021

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.821.378

 

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

130.875

 

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

2.952.253

Waarvan

  

12.01

Verkeersmanagement

4.589

12.02

Beheer onderhoud en vervanging

844.645

12.03

Aanleg

634.467

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

733.664

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

734.888

12.07

Investeringsruimte

0

Tabel 22 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   
  

2021

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

60.312

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

 
 

Totale uitgaven op artikel 17.08 ZuidasDok

60.312

Waarvan

  

17.08.01

ZuidasDok

60.312

Tabel 23 Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   
  

2021

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikelonderdeel20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

 
 

Totale uitgaven op artikelonderdeel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld modaliteit

0

Waarvan

  

20.05.01

Investeringsruimte Hoofdwegennet

0

Licence