Inleiding
Dit overzicht gaat in op diverse indicatoren en kengetallen. Met ingang van dit begrotingsjaar zijn deze gecategoriseerd in de herkenbare thema's van de Strategische Evaluatie Agenda (zie begroting XIV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en F Diergezondheidsfonds Rijksbegroting 2022 bijlage 5). Dit komt de samenhang tussen monitoring en evaluatieonderzoek ten goede. Indicatoren en kengetallen zijn meetbare grootheden die een belangrijke signalerende functie hebben. Kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. Indicatoren zijn vaker concreet gebonden aan de inzet van een beleidsmaatregel of doelen van beleid. Scores op indicatoren kunnen daarom aanleiding zijn om beleid bij te sturen. Om echter de daadwerkelijke effecten van het gevoerde beleid op de «scores» uit de indicatoren vast te kunnen stellen is nader evaluatieonderzoek nodig. De recent afgeronde evaluatieonderzoeken staan opgenomen in bijlage 3 Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.
Doelstelling: Versterken concurrentiekracht duurzame agroketens
Land | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 (raming) | Bron: |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Duitsland | 20.711 | 21.836 | 22.905 | 22.688 | 23.579 | 24.496 | 26.100 | 29.600 | Bron: WUR en CBS |
België | 8.581 | 9.119 | 10.099 | 10.254 | 10.779 | 10.708 | 12.300 | 14.500 | Bron: WUR en CBS |
Frankrijk | 6.714 | 7.001 | 7.747 | 7.665 | 7.726 | 7.571 | 8.700 | 10.400 | Bron: WUR en CBS |
Verenigd Koninkrijk | 8.269 | 8.321 | 8.576 | 8.591 | 8.658 | 8.524 | 8.400 | 9.500 | Bron: WUR en CBS |
Italië | 3.183 | 3.320 | 3.378 | 3.427 | 3.562 | 3.311 | 4.000 | 4.700 | Bron: WUR en CBS |
Overige landen | 33.926 | 35.202 | 37.357 | 37.771 | 40.319 | 41.129 | 44,9 | 53,6 | Bron: WUR en CBS |
Totaal landen | 81.384 | 84.800 | 90.062 | 90.396 | 94.623 | 95.739 | 104.400 | 122.300 | Bron: WUR en CBS |
Toelichting
1. Export van agrarische producten uit Nederland
Bovenstaande tabel toont de belangrijkste exportlanden (in waarde) van Nederland met betrekking tot agrarische producten en de totale (agrarische) exportwaarde van Nederland.
Doelstelling: Borgen van voedselveiligheid en voedselkwaliteit
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Raming 2021 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Realisatie 2022 | Streefwaarde | Planning | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nalevingsniveau HACCP-verplichting | 80% | apr-09 | 92% | 94% | 92% | 93% | 94% te bereiken in 2023 | 2021 | NVWA |
Kengetal | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | Meest recente jaar | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mate van vertrouwen consumenten in voedsel | Geen meting | Geen meting | 3.2 | 3.2 | Geen Meting | 3.34 | Geen meting | 2021 | NVWA Consumenten-monitor |
Toelichting
1. Voldoen controlevereisten HACCP
Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.
Voor de berekening van het nalevingspercentage HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points) is uitgegaan van de resultaten die tijdens volledige audits bij slachthuizen, wildbewerkingsinrichtingen, uitsnijderijen en koel- vrieshuizen, zijn beoordeeld door auditoren van de NVWA. Voor 2022 is het op deze wijze berekende nalevingspercentage voor HACCP uitgekomen op 92,8%
Het nalevingspercentage in 2021 was uitzonderlijk hoog terwijl dit percentage voor 2022 meer in lijn ligt met de voorgaande jaren. Hoewel er wel schommelingen zijn is er over de afgelopen 10 jaar wel een verbetering van het nalevingspercentage waar te nemen. Voor de komende jaren verwachten wij dan ook dat het nalevingspercentage zich verder zal verbeteren.
2. Vertrouwen consument in veiligheid voedsel
De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Deze meting vindt om de 2 jaar plaats. Voor de volgende monitor in 2023 wordt nagegaan of de vragenlijst en de berekening van het kengetal geactualiseerd moeten worden. Daarbij zal rekening gehouden worden met het feit dat de trend over de jaren heen gevolgd moet blijven kunnen worden.
De waarde van het kengetal van 2021 is aangepast en bijgesteld op basis van een herberekening. Vanaf 2019 representeert het kengetal namelijk niet het gemiddelde van een aantal vragen maar het antwoord op 1 algemene vraag: ‘Ik maak mij zorgen over de veiligheid van voedingsmiddelen.’ Dit is een negatief gestelde vraag. Het kengetal wordt berekend door de schaal = 6 – 2,66 [gemiddelde score op deze vraag].
Het kengetal 2021 geeft aan dat er een kleine stijging is van het vertrouwen (statistisch niet significant) ten opzichte van 2019. Consumentenmonitor voedselveiligheid 2021 | Rapport | NVWA
Doelstelling: Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel
Kengetal | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | Meest recente jaar | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Voedselverspilling (kiloton) | min: 1.781 max: 2.466 | min: 1.814 max: 2.509 | min: 1.649 max: 2.568 | min: 1.514 max: 2380 | Geen meting | Geen meting | Geen meting | 2019 | Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2019, WFBR, 2022 |
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | Meest recente jaar | Streefwaarde | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Afgeleide voedselverspilling in kiloton(absoluut) | 2.124 | 2.162 | 2.109 | 1.947 | Geen meting | Geen meting | Geen meting | 2.019 | 1081 (2030) | Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2019, WFBR, 2022 |
Afgeleide voedselverspilling in %(relatief) | 98 | 100 | 98 | 90 | Geen meting | Geen meting | Geen meting | 2019 | 50 | Monitor voedselverspilling update 2009 ‒ 2019, WFBR, 2022 |
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | Bron: | |
---|---|---|---|---|---|
Totale consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel (x€1.000.000.0000) | 4,9 | 7,6 | 8,5 | 9,5 | Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research |
Marktaandeel van bestedingen aan duurzaam voedsel in de totale bestedingen aan voedsel | 11% | 14% | 17% | 19% | Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research |
Toename bestedingen van consumenten aan duurzaam voedsel ten opzichte van het voorgaande jaar (groene tekst is toegevoegd, omdat anders de interpretatie van de cijfers onduidelijk is) | 7% | 18% | 7% | 12% | Monitor duurzaam voedsel, Wageningen University & Research |
Toelichting
1. Voedselverspilling (kiloton)
Er is sprake van voedselverspilling als voedsel dat voor menselijke consumptie bedoeld is, hier niet voor wordt gebruikt. De Monitor voedsel verspilling geeft de omvang van voedselresten in Nederland weer, gebaseerd op openbare cijfers. De totale hoeveelheid reststromen wordt uitgesplitst naar de bestemmingen voedselbank, veevoer, vergisten, composteren, verbranden en storten/lozen. De bestemmingen veevoer tot en met storten/lozen worden beschouwd als voedselverspilling. Per hoofd van de bevolking bedroeg de voedselverspilling in 2018 tussen de 96 en 149 kilogram, in totaal 1.649-2.568 kiloton. Een exact getal voor de hoeveelheid voedselverspilling binnen deze bandbreedte is niet te geven, omdat gegevens over afvalstromen per ketenschakel vooralsnog incompleet zijn en vaak niet bekend is welk aandeel voedsel heeft in een afvalstroom. Voor de monitor wordt gebruik gemaakt van cijfers uit geaggregeerde landelijke statistieken, waardoor de oorsprong en herkomst van reststromen niet altijd te achterhalen zijn. De experts hebben daarom aannames gedaan over de minimale en maximale hoeveelheid voedsel per afvalstroom.
2. Afgeleid voedselverspilling in kiloton
Nederland heeft zich gecommitteerd aan het realiseren van het Duurzame Ontwikkelingsdoel 12.3 van de Verenigde Naties (SDG 12.3). SDG 12.3 stelt dat in 2030 t.o.v. 2015 de hoeveelheid voedselverspilling gehalveerd dient te zijn. In de Monitor voedselverspilling wordt de omvang van de voedsel verspilling in Nederland niet als een absoluut getal weergegeven, maar aangeduid met een bandbreedte. De omvang van de voedselverspilling bedraagt tenminste de ondergrens van de bandbreedte (minimum) en ten hoogste de bovengrens van de bandbreedte (maximum). Hoewel het niet correct is om te stellen dat het ‘midden’ van de bandbreedte de hoeveelheid voedselverspilling aangeeft, is deze afgeleide voedselverspilling wel een indicatie van de ontwikkeling.
3. Duurzaam voedsel
De bovenstaande cijfers uit de Monitor Duurzaam Voedsel geven een overzicht van de consumentenbestedingen aan duurzaam voedsel. Duurzaam voedsel wordt in deze monitor gedefinieerd als voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om de in Nederland geconsumeerde producten in de belangrijkste afzetkanalen voor duurzaam voedsel: supermarkten, foodservice en speciaalzaken voor duurzame voeding in Nederland. De gegevens zijn gebaseerd op de omzet van producten die zijn voorzien van een duurzaamheidskeurmerk met onafhankelijke controle. De voedingsmiddelen kunnen daarmee door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam worden herkend. In de cijfers t/m 2018 was het mogelijk 70% van de uitgaven in supermarkten mee te nemen. Vanaf 2019 heeft er een aanpassing in de methodiek plaats gevonden, waardoor 100% van de uitgaven in supermarkten wordt meegenomen. Voor de cijfers over 2021 zijn ook de cijfers over 2020 opnieuw berekend. Het betreft aanpassingen door correcties of aanvullingen op de brondata.
Doelstelling: Verduurzaming productie en consumptie (d.m.v. kringlooplandbouw)
Plafond | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 (voorlopig) | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Landelijk | 504,4 miljoen kg | 512 | 503,5 | 490 | 489,4 | 471,0 | 465,5 | CBS |
Melkvee | 281,8 miljoen kg | 303,5 | 289,9 | 280 | 286,5 | 273,0 | 269,9 | CBS |
Varkens | 99,1 miljoen kg | 97,4 | 96,8 | 93,7 | 91,8 | 88,9 | 87,4 | CBS |
Pluimvee | 60,3 miljoen kg | 58,9 | 56,7 | 56 | 54,7 | 54,3 | 53,5 | CBS |
Plafond | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 (voorlopig) | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Landelijk | 172,9 miljoen kg | 169 | 162 | 156 | 150,7 | 148 | 148,2 | CBS |
Melkvee | 84,9 miljoen kg | 86,6 | 78,7 | 75,5 | 73,6 | 74,2 | 75,5 | CBS |
Varkens | 39,7 miljoen kg | 37,5 | 37,7 | 36,8 | 36,7 | 34,5 | 33,9 | CBS |
Pluimvee | 27,4 miljoen kg | 27,5 | 25,9 | 25,1 | 24,1 | 23,2 | 22,8 | CBS |
Bodemsoort | 2012-2015 | 2016-2019 | 2020 | 2021 | Streefwaarde | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|
Löss | 68 | 63 | 95* | 74 | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond | RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid |
Zand | 55 | 50 | 67 | 70 | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond | RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid |
Klei | 23 | 30 | 45 | 42 | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond | RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid |
Veen | 8 | 7 | 11 | 14 | gemiddeld <of=50 mg Nitraat/l uitspoeling uit wortelzone onder landbouwgrond | RIVM, Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid |
* Gecorrigeerd t.o.v. vorigjaarverslag op basis vandatabase actualisatie |
Indicator | Referentiewaarde | Peildatum | Realisatie 2020 | Raming 2020 | Streefwaarde | Planning | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Energie efficiency index VGI | 100 | 2005 | 76,1 | 73,9 | 70 | 2020 | RVO |
Indicator | 2013 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | Meest recente jaar | Streefwaarde 2030 | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totale CO2-emissie glastuinbouw | 7,5 Mton | 5,7 Mton | 5,7 Mton | 5,9 Mton | 6,1 Mton | 2020 | 4,3 ‒ 4,8 Mton2 | energiemonitor glastuinbouw WEcR |
Oogst-seizoenen | Kalenderjaren | Canada & VS | Zuid Amerika | Overig | Bron |
---|---|---|---|---|---|
2017/2018 | 2017 | 2.010 | 5.136 | 284 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2018/2019 | 2018 | 3.081 | 4.071 | 302 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2019/2020 | 2019 | 1.997 | 4.985 | 270 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2020/2021 | 2020 | 1.963 | 4.629 | 615 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2021/2022 | 2021 | 1.545 | 4.477 | 690 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
Oogst-seizoenen | Kalenderjaren | Canada & VS | Zuid Amerika | Overig | Bron |
---|---|---|---|---|---|
2017/2018 | 2017 | 127.782 | 173.140 | 42.453 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2018/2019 | 2018 | 127.932 | 189.745 | 43.180 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2019/2020 | 2019 | 102.838 | 191.071 | 42.968 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2020/2021 | 2020 | 121.107 | 186.566 | 47.697 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
2021/2022 | 2021 | 126.979 | 196.847 | 47.868 | Eurostat (2020)/ISTA Oil World Statistic (2020) |
Toelichting
1. en 2. Productie van dierlijke mest uitgedrukt in miljoen kg stikstof en fosfaat
Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te beschermen zijn er maxima gesteld aan de hoeveelheid mest, uitgedrukt in stikstof en fosfaat, die de Nederlandse veehouderij mag produceren. Sinds 2006 geldt er voor stikstof een nationaal plafond van 504,4 miljoen kilogram en voor fosfaat een nationaal plafond van 172,9 miljoen kilogram. Beide nationale plafonds zijn vertaald naar een sectoraal productieplafond voor melkvee, varkens, pluimvee, die sinds 1 januari 2020 zijn opgenomen in de Meststoffenwet. Voor de ‘overige’ dieren zijn geen aparte plafonds vastgesteld, maar het totaal moet onder de landelijke plafonds blijven. (Kamerstuk 33 037 nr. 370) De hoeveelheid geproduceerde mest is een indicator voor de mate waarin de Nederlandse veehouderij geopereerd heeft binnen de milieu technische grenzen die gesteld zijn. De excretie voor 2022 is voorlopig vastgesteld op basis van de monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest, vierde kwartaal 2022.
3. Gemiddelde nitraatconcentratie per liter in uitspoelend water onder landbouwbedrijven
Het mestbeleid is de implementatie van de EU-Nitraatrichtlijn, gericht op het terugdringen van uit- en afspoeling van nutriënten uit de landbouw tot op of onder het niveau van 50mg Nitraat/l, om verontreiniging van grond en oppervlaktewater te verminderen en te voorkomen. Elke lidstaat dient per vier jaar een actieprogramma te ontwikkelen dat moet leiden tot een nutriëntenuitspoeling op of onder het genoemde niveau. Het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn liep tot 2022. Effecten van actiepro gramma’s zijn eerst volledig zichtbaar vijf jaar na afloop van het programma. Het mestbeleid draagt ook bij aan het bereiken van de doelen van de Kader richtlijn Water van chemisch schoon en ecologisch gezond water.
4. Energie-efficiency VGI
Het MJA3-convenant voor VGI sectoren liep in 2020 af. De Energie efficiency index Voedings- en genotmiddelenindustrie geeft aan hoeveel energie bedrijven in een bepaald jaar bespaard hebben ten opzichte van het peiljaar, 2005. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen procesefficiëntie, ketene fficiëntie en duurzame energie. Dit betreft de definitieve vaststelling van de cijfers van 2020.
5. CO2 emissie glastuinbouw
In de jaarlijkse Energiemonitor Glastuinbouw van Wageningen Economic Research (WEcR) wordt o.a. de CO2-emissie van de glastuinbouw gepubliceerd. Dit geeft een overzicht van de ontwikkeling van de CO2-emissie van de sector. Cijfers over 2021 zijn nog niet beschikbaar. In de Kamerbrief (Kamerstuk 32 627 nr. 39) is opgenomen dat de inzet is om in 2030 indicatief tussen de 0,5 ‒ 1,0 Mton CO2-equivalenten (CO2 en methaan) extra te reduceren ten opzichte van de afspraken uit het Coalitieakkoord en Miljoenennota 2021. Het voorlopige restemissiedoelstelling voor de glastuinbouw in 2030 een bandbreedte kent van 4,3 tot 4,8 Mton CO2-equivalenten. Op basis van een nadere uitwerking van het instrumentarium uit het samenhangend pakket dat in de Kamerbrief wordt beschreven, wordt het restemissiedoel voor 2030, bij de Klimaatnota 2022 nader ingevuld. Hierbij is het uitgangspunt om te zorgen voor een balans tussen het restemissiedoel en het normerende, beprijzende en stimulerende instrumentarium.
Overeenkomstig het Convenant CO2 emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem glastuinbouw 2013 ‒ 2020 worden CO2-emissie cijfers van de Energiemonitor glastuinbouw van WEcR gebruikt. In de toekomst zullen de cijfers van de KEV worden gebruikt.
6. Indicator soja import Nederland
Indicatoren voor sojaverbruik NL (import/export) en specifiek die voor het aandeel duurzame soja daarbinnen kunnen betrouwbaar afgeleid worden van de monitor duurzame agrogrondstoffen, uitgevoerd door het CBS. De laatste agromonitor met gegevens over soja is van 2017 met gegevens over 2016. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een opdracht aan het CBS om deze monitor te updaten voor soja, palmolie en (tropisch) hout met gegevens over 2020 en zo mogelijk aangevuld met 2018 om ook eventuele trends te kunnen vaststellen.
Doelstelling: Bevorderen plantgezondheid
Raming 2022 | Realisatie 2022 |
---|---|
10 projecten | 18 projecten |
Toelichting
1. Aantal projecten toolbox kwekersrecht
Het kwekersrecht stimuleert bedrijven om nieuwe plantenrassen met verbeterde eigenschappen te ontwikkelen. Verbeterde plantenrassen zijn van groot belang om de landbouw duurzamer te maken (meer producti viteit, minder chemische middelen). Nederland is actief via het "PVP Development Program» (PVP-toolbox) waarin Nederlandse kennis en ervaringen met het ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van kwekersrecht wordt gedeeld met landen die kwekersrecht willen implemen teren of verder ontwikkelen. De projecten lopen uiteen van het geven van voorlichting, het trainen van technici of beleidsmakers tot het ontvangen van delegaties om laten zien hoe we een en ander hebben georganiseerd. Jaarlijks komen via o.a. landbouwattache’s voorstellen voor projecten binnen. Deze worden door een internationale stuurgroep beoordeeld en geprioriteerd.
Doelstelling: bevorderen diergezondheid
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Streefwaarde | Planning | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Mate van afname van antibioticagebruik in de dierhouderij | Antibiotica verkoop in 2009 | 2009 | 70,80% | Volgt in Sda rapportage 2023 | 70% reductie (ten opzichte van 2009) | Is nog niet bepaald | Sda rapportage 2022 |
Toelichting
1. Reductie antibiotica-gebruik in de dierhouderij
De bovenstaande indicator betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2022 is afhankelijk van de uitwerking van de in 2019 afgesproken sectorspecifieke reductiedoel stellingen (zie ook Kamerstuk 29 683, nr. 247). Het streven is om antibioticumgebruik verder te reduceren door middel van sectorspecifieke reductiedoelstellingen en een reductie van hooggebruikende bedrijven per 2024. De gerealiseerde reductie in 2021 was 70,8%.
Doelstelling: Zorgen voor de instandhouding van biodiversiteit
Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 |
---|---|---|---|---|---|
62.116 ha | 69.989 ha | 76.943 ha | 83.968 ha | 88.795 ha | 90.168 ha |
Toelichting
1. Oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal
Via het integreren van natuur in het landbouwbedrijf verbetert de kwaliteit van het ecosysteem, neemt de druk op het milieu af en ontstaan meer foerageer- en schuilplekken voor specifieke soorten. Om deze ontwikkeling te stimuleren, zet LNV een scala aan instrumenten in, waaronder het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De oppervlakte ANLB beheerd landbouwareaal is in 2022 toegenomen van 88.795 ha in 2021 naar 90.168 ha in 2022. De komende GLB-periode (2023-2027) wordt het ANLB versterkt en uitgebreid. Met de extra inzet is de doelstelling dat het ANLb groeit van ruim 100.000 ha naar 130.000 ha. Het budget zal hierdoor stapsgewijs groeien van € 100 mln. in 2023 naar € 120 mln. in 2025.
Via dit instrument sluiten provincies beheerpakketten af met collectieven van boeren voor op natuurwaarden gericht landbouwbeheer in (potentiële) leefgebieden van de betreffende soorten. Deze liggen buiten de bestaande natuurgebieden. Het kengetal »oppervlakte ANLb beheerd landbouwareaal» illustreert de ontwikkeling van het areaal agrarisch gebied waarin natuur en landbouw met elkaar verbonden worden.
Het kengetal geeft weer op hoeveel areaal de ecologische randvoorwaarden worden verbeterd voor (dier)soorten van internationaal belang. Of de populaties van die soorten daadwerkelijk toenemen, hangt van meer factoren af.
2. Uitbreiding bossen in Nederland
In 2021 bedroeg de oppervlakte bos3 363.801 hectare. Daarmee bestaat het landoppervlak van Nederland voor 11% uit bos. De oppervlakte bos in 2021 is beperkt gedaald ten opzichte van het bosareaal in 2017, ten tijden van de laatste inventarisatie. In 2017 bedroeg de oppervlakte bos nog 365.726 hectare. Net als in de voorgaande periode is het areaal bos teruggelopen doordat bos verdwenen is voor andere natuurtypen en er tijdelijke bossen op agrarische grond zijn teruggezet naar landbouwareaal. Voor het jaar 2022 zijn vooralsnog geen nieuwe cijfers beschikbaar. Vanaf 2021 wordt via de Bossenstrategie werk gemaakt van een stevige stijging van het bosareaal, waardoor in 2030 er 37.400 hectare bos bij moet zijn gekomen.
Figuur 1
3. Condities VHR-doelbereik landnatuur
Om de effecten van beleid te kunnen voorspellen gebruikt het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) het VHR-doelbereik, waarin modelmatig berekend wordt welk effect de stikstofdepositie, grondwaterstand, zuurgraad van de bodem en ruimtelijke condities (omvang en inrichting Natuurnetwerk Nederland) hebben op de staat van instandhouding.
Het getal van afgerond 56% voor 2020 betekent dat met de huidige condities er voor ongeveer 56% van de soorten een duurzame instandhouding kan worden bereikt. Deze indicator werd ook gebruikt in de eerste evaluatie van het Natuurpact (Kamerstuk 33 576, nr. 118).
In deze modelberekening zijn (meet)gegevens van provincies en het RIVM gebruikt over stikstofdepositie, natuurinrichting en -uitbreiding. Actuele bodem- en grondwatercondities zijn nog niet beschikbaar.
Figuur 2
4. Fauna in natuurgebieden op land en in agrarisch gebied
Kenmerkende soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders van natuurgebieden op land zijn sinds 1990 gemiddeld afgenomen. Er is een groot verschil tussen de ontwikkelingen in bossen en die in open natuur gebieden. In de bossen is de trend sinds 1990 stabiel, maar de laatste 12 jaar is een matige toename waar te nemen. In de open natuurgebieden is juist sprake van een afname van 50 procent.
Veel kenmerkende diersoorten van het agrarisch leefgebied nemen af.
Vooral broedvogels en dagvlinders gaan achteruit. Bij de zoogdieren houdt het aantal vooruitgaande, stabiele en achteruitgaande soorten elkaar in evenwicht.
De figuren geven de trend weer van de ontwikkelingen van soorten in respectievelijk natuurgebieden op land en in het agrarisch gebied.
Figuur 3
Figuur 4
Doelstelling: Streven naar een duurzame en economisch rendabele visserijsector
Omschrijving | Basis- of Referentie- waarde en jaar | Huidige waarde en jaar | Streefwaarde en jaar |
---|---|---|---|
Het percentage duurzaam bevist, van de door Nederlandse vissers gericht beviste bestanden. | Basiswaarde 2020 per vlootsegment: Pelagisch: 0,95 Grootschalige boomkor: 0,99 | De laatst bekende waarde is 2020 | 1 (of lager) |
Toelichting
1. Mate van duurzame bevissing
Voor het beoordelen of de Nederlandse vissersvloot afhankelijk is van overbeviste visbestanden en/of een biologisch risico vormt voor uitgeputte visbestanden wordt gebruik gemaakt van de duurzame oogst indicator. Indien deze indicator onder of gelijk is aan 1 is de oogst van het bestand in balans.
Doelstelling: Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Raming 2021 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Realisatie 2022 | Streefwaarde | Planning | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid | 8,6 | 2020 | 8,5 | 8,9 | 8,5 | 8,7 | 8 | 2020 | Wageningen Research | |
Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties | 93% | 2020 | 95% | 99% | >90% | 93% | >80% | 2020 | Wageningen Research |
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Huidige schatting 2021 | Streefwaarde | Planning | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Percentage innoverende agrarische bedrijven | 8% | 2017 | 9% | Nog niet bekend | n.v.t. | Nog niet bekend | 10% | 2025 | WEcR |
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Huidige schatting 2021 | Streefwaarde | Planning | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aandeel technologische landbouw goederen in de totale landbouwexport. | 9.5% | 2019 | 9,10% | 9,30% | 9,80% | 9,3% (geraamd) | 12% | 2021 | WEcR & CBS |
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Raming 2021 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Realisatie 2022 | Streefwaarde | Planning | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders gericht op kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen | 0 | 2020 | 4.200 | 4.200 | 4160 | 4160 | 14.460 | 2023 | RVO |
Indicator | Referentie-waarde | Peildatum | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Raming 2022 | Huidige schatting 2021 | Streefwaarde | Planning | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verhouding duurzame / totale investeringen | 25% | 2017 | 18% | Nog niet bekend | n.v.t. | 15-17% | 30% | 2025 | WEcR |
Toelichting
1. Klanttevredenheid uitgevoerd onderzoek WR en 2. Kennisbenutting uitgevoerd onderzoek WR
In 2015 zijn alle TO2-instituten (waaronder Wageningen Research (WR)) overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klant tevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabel tonen de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor het onderzoek dat WR uitvoert.
3. Percentage innoverende agrarische bedrijven
Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).
4. Aandeel technologische landbouwgoederen in de totale landbouwexport
Deze indicator geeft het technologisch aandeel (kennis en innovatie omgezet in goederen/diensten in de vorm van oa. Kassen- en machinebouw) van de aan de landbouw gerelateerde goederen weer in de totale landbouwexport van alle goederen.
5. Aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen
Deze indicator toont het aantal toegekende vouchers voor bedrijfsadviezen aan boeren en tuinders over bedrijfsspecifieke vragen en behoeften gericht op aandachtsgebieden binnen de kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen met tot doel om te komen tot bedrijfsaan passingen in de eigen landbouwpraktijk. Voorbeelden van aandachtsge bieden zijn ondermeer stikstofreductie, precisielandbouw, weerbare teelten, duurzaam bodembeheer, biodiversiteit, persoonlijke ontwikkeling van de ondernemer en de verduurzaming van zijn bedrijf, Boeren en tuinders die een voucher hebben toegekend gekregen ontvangen een bedrijfsadvies op maat door een onafhankelijke erkende bedrijfsadviseur.
6. Verhouding duurzame / totale investeringen
Deze indicator drukt het bedrag aan duurzame investeringen uit ten opzichte van het bedrag van de totale investeringen in de landbouw.
7. Impact Missiegedreven innovaties voor landbouw, water en voedsel
Voor monitoring en evaluatie van missiegedreven innovaties voor landbouw, water en voedsel geldt een groeimodel. In de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw Water Voedsel (KIA LWV) ligt de focus op de registratie van core-kpi’s van de publiek-private samenwerkingsprojecten (PPS-projecten), zoals type partners (grootbedrijf, mkb), hun financiële inbreng, de verhouding tussen publieke en private financiering en de mate waarin ze bijdragen aan de maatschappelijke opgaven of de verdere ontwikkeling van sleutel technologieën.
Eind 2023 vindt een eindrapportage plaats aan de Tweede Kamer van de huidige KIA LWV (2020-2023). Daarbij zal meer worden ingegaan op de output van de KIA, zoals succesvol afgeronde projecten, publicaties, nieuwe producten en diensten. Daarbij zal in kwalitatieve zin ook de inhoudelijke voortgang op de missiedoelen worden gerapporteerd. De Theories of Change die voor elk Meerjarig Maatschappelijk Innovatie Programma (MMIP) zijn opgesteld bieden hiervoor goede handvatten.
Inmiddels wordt ook gewerkt aan een monitoringsstrategie voor de nieuwe KIA LWV 2024-27. Daarbij nemen we niet alleen de PPS-projecten mee maar ook andere typen projecten aan de publieke kant, zoals beleidsondersteunend onderzoek, NWO-projecten, EU-projecten en projecten gericht op kennisvalorisatie. Naast de core-kpi’s zoals hierboven genoemd, zullen we de inhoudelijke voortgang op de missiedoelen monitoren aan de hand van de activiteitenverslagen per MMIP.
Ten slotte wordt bij de beoordeling van projectvoorstellen dit jaar voor het eerst ervaring opgedaan met de Impact Plan benadering naar het voorbeeld van NWO https://www.nwo.nl/impact-plan-benadering. Daarbij kan de bijdrage van een project aan de MMIP-doelen nog scherper worden bepaald.