In deze rapportage wordt verslag gedaan van de concrete inspanningen en resultaten van de afgelopen tijd op de diverse terreinen van energiebesparing en energie-onderzoek
A: Meerjarenafspraken (MJA's) energiebesparing
Ten opzichte van 1997 is de energie-eficiency in 1998 met 2,7% verbeterd. Dit is een aanmerkelijke verbetering van het resultaat in 1997 (2% t.o.v. 1996). De economische ontwikkeling en de herstructurering in enkele bedrijfstakken (industriële natwasserijen en zuivel) hebben daaraan bijgedragen. In sectoren die afhankelijk zijn van export, was de ontwikkeling in 1998 minder gunstig door de crisis in Azië en Rusland. Enkele – kleinere – sectoren blijven achter bij de doelstelling, terwijl andere een flinke inhaalslag maken. Het algemene beeld blijft dat de doelstelling van de MJA's bereikt zal worden.
In oktober 1999 zijn nieuwe MJA's afgesloten met de Nederlandse Spoorwegen, de supermarkten en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel. Per 1 januari 2000 zijn de MJA's met de Volwassenen- en Beroepseducatie, de Intramurale Gezondheidszorg, KLM en Schiphol afgelopen. Er wordt gesproken over verlenging c.q. deelname aan het convenant benchmarking.
Een groot aantal MJA's loopt de komende jaren af. De voorbereidingen voor de tweede generatie MJA's zijn in 1999 voortgezet. De nieuwe MJA's zullen kwantitatieve afspraken over verbetering van de procesefficiency bevatten en zullen een verplichting tot energiezorg betekenen. Daarnaast wordt gestreefd naar kwalitatieve en kwantitatieve afspraken over de zogenaamde nieuwe thema's.
Overleg met het bevoegd gezag voor de Wet Milieubeheer en vertegenwoordigers van doelgroepen is gaande, terwijl op branche-niveau reeds meerjarenplannen worden opgesteld. Individuele bedrijven werken aan energiebesparingsplannen op basis van een inventarisatie van besparingsopties. Deze voorbereidingen zullen naar verwachting op korte termijn leiden tot een nieuwe generatie MJA's.
Aangezien het overgrote deel van de energie-intensieve bedrijven deelnemen aan het Convenant Benchmarking zal de omvang van het energieverbruik dat onder MJA2 valt aanzienlijk geringer zijn dan bij de eerste generatie MJA's.
Nieuwe thema's zijn besparingsopties die buiten het primaire industriële productieproces liggen. Te noemen zijn energiezuinig productontwerp, duurzame bedrijventerreinen, grondstofbesparing/ketenbeheer en dematerialisatie, optimalisatie van transport en logistiek en duurzame energie. Deze thema's moeten een belangrijke bijdrage leveren aan verdere energiebesparing in de komende jaren. Met name op het gebied van duurzame bedrijventerreinen en duurzame energie worden momenteel al veel activiteiten ontwikkeld. Voor andere thema's zijn of worden verkennende studies uitgevoerd, is overleg met het bedrijfsleven gaande en worden interdepartementale initiatieven ontplooid. De nieuwe thema's zullen onderdeel zijn van de tweede generatie MJA's.
Het Convenant Benchmarking is op 6 juli 1999 ondertekend door vertegenwoordigers van de energie-intensieve industrie, IPO en de ministeries van VROM en EZ. Het proces is inmiddels goed op gang gekomen. Medio 2000 zijn meer dan 180 industriële inrichtingen tot het convenant toegetreden. Daarmee wordt ca. 80 procent van het potentieel energiegebruik van BM bedrijven in de industrie gedekt. Toetreding van de elektriciteitssector wordt najaar 2000 verwacht.
Eind 1999 is in samenwerking met het ministerie van VROM de nieuwe circulaire «Energie in de milieuvergunning» uitgebracht. Deze circulaire is een hulpmiddel voor het bevoegd gezag en geeft aan hoe kan worden omgegaan met energiebesparing in het kader van de Wet milieubeheer.
In het kader van de verruimde reikwijdte van de Wet Milieubeheer worden bestaande AMvB's herzien, waarin ook voorschriften voor energiebesparings kunnen worden opgenomen. Overleg met IPO en VNG is gaande over de afstemming van de tweede generatie MJA's met de Wet Milieubeheer en de integrale milieutaakstellingen die diverse sectoren op zich hebben genomen.
Begin 2000 is het project «Intensivering Ondersteuning Bevoegd gezag» (PIOB) gestart. Dit project, waarvoor de komende 4 jaar f 30 miljoen beschikbaar is, beoogt de kwaliteit van energievoorschriften in milieuvergunningen te verbeteren en een adequate rol van het bevoegd gezag bij het Benchmark-convenant en de tweede generatie MJA's te bevorderen.
In IPO-verband worden momenteel cursussen ontwikkeld en deskundigen aangetrokken. De VNG heeft in samenwerking met InfoMil een projectplan opgesteld voor een groot aantal activiteiten zoals opleidingen, «training on the job» en informatievoorziening. Afspraken met provincies en gemeenten over activiteiten in het kader van PIOB zullen worden geformaliseerd in het klimaatconvenant dat eind dit jaar in het kader van het bestuursakkoord nieuwe stijl (BANS) zal worden ondertekend.
In april 1999 is naar aanleiding van de Nota Milieu en Economie en de Energiebesparingsnota, het programma Duurzame Bedrijventerreinen van start gegaan. Dit programma, waarvoor f 30 miljoen beschikbaar is, loopt tot en met 2003. Naast energiebesparing spelen ook waterbesparing, ruimtebesparing, afvalvermindering e.d. een rol. In 1999 is een groot aantal projecten gestart met ondersteuning van Novem. Daarnaast worden regionale platforms en een monitoring-systematiek opgezet en worden de energiebesparingseffecten van samenwerking op bedrijventerreinen onderzocht.
In het kader van de stroomlijning van het subsidie-instrumentarium worden enkele deelprogramma's voor industriële energiebesparing gebundeld.
Het betreft hier:
• het tenderprogramma «Netto» (voorheen «News») . Dit programma is gericht op stimulering van technieken voor energie conversie en momenteel in uitvoering bij Senter
• het tenderprogramma «Tendem» (voorheen «Tieb»). Dit Novem-programma is gericht op stimulering van demonstratie- en marktintroductieprojecten. De uitvoering is in handen van Novem
• het programma «Spirit» (voorheen «Mint»). Dit Novem meerjarenprogramma is gericht op stimulering van de ontwikkeling en toepassing van nieuwe energiebesparingstechnieken in de industrie.
Voorts zijn de subsidiefaciliteiten van het deelprogramma «Industriesectoren» (Novem) bij de bundeling betrokken.
De bestaande programma's zullen worden afgebouwd en worden vervangen door een tenderregeling die begin 2001 operationeel zal zijn. De transparantie van overheidsfaciliteiten voor energiebesparing in de industrie zal daarmee aanmerkelijk verbeteren aangezien zowel budgetten als uitvoering geconcentreerd worden.
De realisatie van projecten die gesubsidieerd zijn vanuit het CO2-reductieplan leiden tot een structurele reductie van 2,4 Mton CO2 per jaar. Daarmee is een subsidiebedrag gemoeid van f 445,2 miljoen en een totaal investeringsbedrag van f 2 miljard. Bij een deel van deze projecten zal na 2008 meer CO2-reductie worden bereikt.
In het afgelopen jaar is duidelijk geworden dat er voldoende potentieel is voor grote investeringsprojecten. Naarmate overheid, het bedrijfsleven en het projectbureau meer ervaring met de regelingen opdoen worden de regelingen kosteneffectiever. De gemiddelde bijdrage van de overheid per bespaarde Kton CO2 neemt af.
B: Normstelling en regelgeving
Aanscherping Energie Prestatie Norm (EPN)
Per 1 januari 2000 is de EPN aangescherpt voor zowel de woningbouw als de utiliteitsbouw. Door EZ en VROM is een onderzoekstraject ingezet voor de woningbouw en de utiliteitsbouw naar de gevolgen van verdere aanscherping van de EPN. Alle aspecten zoals technieken, kosten, maar ook milieu, gezondheid etc. worden in dit traject onderzocht. Het doel is eventueel verdere aanscherping van de EPN in 2002. Door de internalisering valt dit onderwerp vanaf nu onder verantwoordelijkheid van VROM.
Optimale Energie Infrastructuur (OEI)/ Energie Prestatie op Lokatie (EPL)
EZ en VROM voeren het project Optimale Energie Infrastructuur (OEI) uit, in overleg met gemeenten, energiebedrijven en overige betrokkenen. Inmiddels is er een kabinetsvoorstel voor een AmvB op basis van de energiewetten gericht op de mogelijkheid voor gemeenten om voor de aanleg van nieuwe energie infrastructuur een openbare procedure uit te schrijven (AmvB Besluit Aanleg Energie Infrastructuur). De energie-efficiency en de inzet van duurzame energie kan voor een locatie worden uitgedrukt in een rapportcijfer rekeninghoudend met lokaal specifieke omstandigheden.
In dit kader is inmiddels 2 jaar ervaring opgedaan met de Energie Prestatie op Lokatie (EPL). Dit vrijwillig instrument maakt het mogelijk om de energieambitie van nieuwbouw locaties te vergelijken (EPL-monitor). Onderzocht wordt momenteel of de EPL tezijnertijd als mantelnorm de EPN kan vervangen. Ook wordt er voor de bestaande bouw een EPL ontwikkeld, gebruikmakend van de rekenmethodiek voor het EnergiePrestatieAdvies (EPA). Door de internalisering valt dit onderwerp vanaf nu onder verantwoordelijkheid van VROM.
Gedurende het ontwikkelingstraject is er voor gekozen om met een EnergiePrestatieAdvies (EPA) van start te gaan in de plaats van een Energie Prestatie Keuring. Het EPA woningbouw is een vrijblijvend advies voor bestaande woningen (bouwvergunning verleend voor 1-1-1998) dat aangeeft welke energiebesparende maatregelen het beste kunnen worden getroffen. Het EPA is onderdeel van de regeling Energiepremies en is per 1-1-2000 van start gaan. Bovendien, als minimaal één van de geadviseerde maatregelen die voorkomt op de Energiepremielijst wordt uitgevoerd, wordt het EPA vergoed (f 350) en krijgt men een bonus van 25% op de Energiepremie voor de toegepaste maatregel(en). De ontwikkeling van het EPA utiliteitsbouw is nog in volle gang doordat er later mee gestart is. Door de internalisering valt dit onderwerp vanaf nu onder verantwoordelijkheid van VROM.
Om een energiebesparingsbeleid te voeren dat gericht is op het aankoopmoment van apparaten, moeten consumenten geïnformeerd zijn over het energiegebruik van apparaten en de aanwezige alternatieven. Energie-etiketten vervullen deze functie. Op EU-niveau is zo'n etiket al verplicht voor witgoed. Voor lampen zal dit per 1 januari 2001 gaan gelden. Voor een aantal apparaten (koel- en vriesapparatuur, wasmachines) is de tijd rijp voor een aanscherping van de labelklassen. Op EU-niveau zijn hiervoor studies in voorbereiding. EZ streeft er naar deze aanscherping zo snel mogelijk door te laten voeren.
Op EU-niveau is met de Amerikaanse Environmental Protection Agency overeengekomen dat het vrijwillige «Energy Star»-kwaliteitslabel voor kantoorapparatuur ook in de EU wordt gehanteerd. Nederland heeft hierbij bedongen dat lidstaten de vrijheid hebben om strengere labels te voeren, zoals het GEA-label (Group of Efficient Appliances).
Als uitvoeringsmaatregel van een EU-richtlijn zal voor nieuwe personenauto's een etiketteringsysteem met het brandstofverbruik worden ingevoerd in de eerste helft van 2001. Later dat jaar vormt dit systeem de basis voor een fiscale stimulering van de aanschaf van relatief zuinige personenauto's.
C: Fiscale stimuleringsinstrumenten
De Energie-investeringsaftrekregeling (EIA) is op 1 januari 1997 in werking getreden. Sinds die tijd is het totaal gemelde bedrag van energiezuinige bedrijfsmiddelen en duurzame energietoepassingen flink gestegen, evenals het aantal meldingen. Was het totaal gemelde investeringsbedrag in 1997 nog ca. 950 mln gulden, in 1999 werd ca. 1,3 miljard gulden aan energie-investeringen gemeld. Ook het aantal meldingen is fors gestegen van ca. 10 000 in 1997 tot meer dan 17 000 in 1999. Het MKB weet zeer goed gebruik te maken van de EIA; ca. 90% van de meldingen is afkomstig van bedrijven kleiner dan 100 werknemers.
Inhoudelijk is de EIA in het begin van 1999 verbreed. Door een generiekere aanpak is ook de energiezuinige, innovatieve nieuwbouw van processen voor EIA-stimulering in aanmerking gekomen. Tevens vallen besparingen van fossiele energiedragers zoals aardgas, olie of steenkool die ingezet worden als grondstof onder de EIA mits ze voldoen aan de gestelde energieprestatie-eisen.
De subsidieregeling Energievoorzieningen in de non profit- en bijzondere sectoren (EINP) is het zusje van de EIA voor die sectoren die geen vennootschapsbelasting betalen. De EINP gaat uit van dezelfde grondslagen en dezelfde Energielijst als de EIA. Het subsidiepercentage is zoveel mogelijk gelijk aan het netto voordeel van de EIA. De EINP is per 1 juli 1997 van kracht geworden. In 1997 was het toegezegde subsidiebedrag f 2,5 miljoen. In 1998 was het toegezegde subsidiebedrag f 29,6 miljoen. In 1999 werd f 36 miljoen subsidie toegekend. Hiermee was een bedrag van f 229 miljoen aan energiezuinige investeringen gemoeid.
Stimuleringsprogramma Energieonderzoek
In 2000 zullen naar verwachting de eerste projecten voor het Stimuleringsprogramma Energieonderzoek van NWO en Novem van start gaan. Dit door EZ en OCW gefinancierde programma stimuleert universitair energieonderzoek en richt zich op het integreren van bèta en gamma-onderzoek.
ElektroMagnetische VermogensTechniek
ElektroMagnetische VermogensTechniek (EMVT) is een zich snel ontwikkelende combinatie van technologieën. Het betreft elektro-techniek, mechatronica, informatica en meet- en regeltechniek.
Elektriciteit wordt een steeds belangrijkere energiedrager. Het gebruik van elektriciteit is de afgelopen 20 jaar sneller toegenomen dan het overige energiegebruik. EMVT biedt kansen voor nieuwe industriële bedrijvigheid in Nederland. Momenteel loopt er een voorstudie naar een Innovatiegericht Onderzoek Programma (IOP) op het gebied van EMVT. In het najaar van 2000 zal mede naar aanleiding van de uitkomst van de voorstudie een besluit worden genomen over het al dan niet opstarten van een IOP EMVT.
Nieuwe gasvormige en vloeibare energiedragers
Het Novem-programma Nieuwe Gasvormige en Vloeibare Energiedragers (GAVE) heeft eind 1999 een inventarisatiefase afgesloten. Bekeken is welke ketens van gasvormige en vloeibare energiedragers kunnen bijdragen aan een duurzame energievoorziening en de reductie van CO2-uitstoot. In december 1999 heeft Novem hierover advies uitgebracht aan de ministeries EZ en VROM. Deze hebben aan GAVE een aanvulling gevraagd. In 2000 zal Novem deze aanvullingen opleveren. Vervolgens zullen EZ en VROM een besluit nemen over het vervolg van het GAVE-programma.