Hieronder volgen de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de stand van de begroting 2011 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken na de tweede suppletoire wetswijziging, gevolgd door een toelichting per mutatie. Alleen de beleidsrelevante mutaties zijn toegelicht.
Artikel | Mutatie | |
---|---|---|
2 | Regionale stabiliteit en crisisbeheersing | – 29,1 |
4 | Armoedebestrijding | 141,2 |
4 | Verhoogde economische groei en verminderde armoede | – 67,7 |
5 | Reproductieve gezondheid | – 7,9 |
6 | Duurzaam waterbeheer, veilig drinkwater en sanitatie | 18,3 |
Artikel 2
De verlaging met EUR 29,1 miljoen is een saldo. Enerzijds is er een extra uitgave vanuit het Stabiliteitsfonds ten behoeve van het ANA Trustfund. Anderzijds is er minder uitgegeven binnen de wederopbouwprogramma’s. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat geplande activiteiten om verschillende redenen niet zijn doorgegaan. Daarnaast is de opstart van de Midden-Amerika faciliteit doorgeschoven naar 2012. Ook ging het programma van de VNG in Noord-Afrika voor een lager bedrag van start dan eerder gepland. Ook zijn er tegenvallers op lopende projecten vanwege niet ontvangen rapportages of liquiditeitsaanvragen. Tot slot is er minder uitgegeven in Sudan als gevolg van vertragingen in het programma. Nieuwe verplichtingen zijn afgehouden in het kader van de exit voor het noorden van Sudan. Op het gebied van vredesopbouw is er ten slotte een verlaging vanwege het opschorten van hulp aan de overheid in Jemen.
Artikel 4
De verhoging van EUR 141,2 miljoen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting betreft een saldo. Deze wordt veroorzaakt door aanpassingen in de betalingsritmes van de contributie aan UNIDO en betalingen aan de Wereldbank/IDA voor het Multilateral Debt Relief Initiative en het Heavily Indebted Poor Countries Initiative. Tenslotte is deze mutatie in belangrijke mate het gevolg van het parkeerkarakter van dit artikel. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP-cijfers) en aanpassingen in de toerekeningen (o.a. EKI en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen.
Artikel 4
De verlaging met EUR 67,7 miljoen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting is een saldo. De verlaging wordt mede veroorzaakt door vertraagde betalingen aan de Faciliteit Opkomende Markten, het FMO-fonds MASSIF en het Global Agriculture and Food Security Program. De lagere uitgaven binnen het thema Financiële sector worden verklaard doordat een aantal programma’s geen doorgang vond. De lagere uitgaven binnen het Medefinancieringsstelsel (MFS) en Thematische Medefinancieringsstelsel (TMF) zijn een gevolg van lager uitgevallen liquiditeitsbehoeften dan gepland bij de uitvoerders. Op het thema Kennis en vaardigheden worden de lagere uitgaven veroorzaakt door een vertraagde uitvoering van de Transitiefaciliteit door Agentschap NL. Daartegenover staan hogere uitgaven voor het vergroten van ondernemerschap en duurzame ontwikkeling (Programma Uitgezonden Managers) als gevolg van een grotere liquiditeitsbehoefte voor bestaande activiteiten. Tevens is er een verhoging vanwege een eerder dan verwachte liquiditeitsaanvraag van de Private Infrastructure Development Group. Het Minst Ontwikkelde Landen fonds kent daarnaast versnelde uitgaven.
Artikel 5
De lagere uitgave van EUR 7,9 miljoen op dit sub-artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door een lagere liquiditeitsbehoefte van activiteiten binnen het landenprogramma in Zambia en een vertraging van een aantal centraal gefinancierde activiteiten op het terrein van reproductieve gezondheid.
Artikel 6
Er heeft een versnelling plaatsgevonden in het centrale drinkwater en sanitatie programma; het UNICEF Water, Sanitation and Health Programma (WASH) kent een succesvol verloop waardoor een grotere liquiditeitsbehoefte ontstond. Daarnaast is een eerste betaling aan de Water Financing Facility van de Asian Development bank gedaan.