Base description which applies to whole site

2.2 De beleidsartikelen

2.2.1 Financiering staatsschuld
2.2.1.1 Algemene beleidsdoelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het risicobeleid is gebaseerd op een zo efficiënt mogelijke financiering van de staatsschuld. Efficiënt wil zeggen tegen zo laag mogelijke rentekosten, gegeven een aanvaardbaar renterisico voor de begroting. Op basis van onderzoek 2 wordt vanaf 2008 gewerkt met een 7-jaars gecentreerde portefeuille als benchmark. De feitelijk gerealiseerde portefeuille wijkt af van de benchmark omdat de werkelijke financiering een combinatie is van uitgifte van schuldpapier van verschillende looptijden en het gebruik van renteswaps.

Jaarlijks wordt achteraf nagegaan in welke mate het Agentschap erin slaagt de benchmark te benaderen. Het gaat dan om zowel de kosten als het risico van de benchmark. Hierover wordt ex-post gerapporteerd.

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is eindverantwoordelijk voor schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

Externe factoren

Fluctuaties in het renteniveau bepalen mede de rentelasten en het risico op mogelijke mee- of tegenvallers daarin. Met het risico- en financieringsbeleid wordt geprobeerd de kosten en het risico te beperken.

Daarnaast kunnen als gevolg van het algemene budgettaire beleid en de conjunctuur, via het begrotingssaldo, veranderingen optreden in de financieringsbehoefte van de Staat. Door een deel van de schuld te financieren op de geldmarkt wordt een buffer aangebracht waarmee onverwachte wijzigingen in de financieringsbehoefte worden opgevangen.

2.2.1.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3: Budgettaire gevolgen van beleid art.1 Financiering staatsschuld (x € 1 mln.) 1
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Totaal Uitgaven

44 980

33 572

39 305

41 202

41 295

29 682

42 797

        

Totaal Programma-uitgaven

44 959

33 548

39 282

41 179

41 272

29 660

42 775

        

Totaal Rentelasten

10 114

10 215

11 426

12 287

13 764

15 175

16 089

Rentelasten vaste schuld

8 842

9 599

9 685

10 322

11 353

12 291

12 968

Rentelasten vlottende schuld

1 271

615

1 740

1 965

2 411

2 885

3 121

Uitgaven voortijdige beëindiging

1

0

0

0

0

0

0

        

Aflossing vaste schuld

34 845

23 333

27 856

28 892

27 509

14 484

26 685

Mutatie vlottende schuld

0

0

0

0

0

0

0

        

Totaal Apparaatuitgaven

21

24

24

23

22

22

22

Apparaatuitgaven

6

7

6

6

5

5

5

Overige kosten schulduitgifte

15

17

17

17

17

17

17

        

Totaal Ontvangsten

60 532

56 793

50 867

47 650

43 858

30 254

43 107

        

Totaal Programma-ontvangsten

60 532

56 793

50 867

47 650

43 858

30 254

43 107

        

Totaal Rentebaten schuld

1 109

222

79

110

499

909

1 195

Rentebaten vaste schuld

0

0

0

25

400

800

1 081

Rentebaten vlottende schuld

1 109

222

79

86

99

109

114

Ontvangsten voortijdige beëindiging

0

0

0

0

0

0

0

        

Uitgifte vaste schuld

48 097

52 002

50 788

47 540

43 359

29 345

41 912

Mutatie vlottende schuld

11 325

4 570

0

0

0

0

0

1

Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid

De totale uitgaven en totale ontvangsten zijn opgebouwd uit vier onderdelen. Ten eerste worden rentelasten en rentebaten verantwoord. Ten tweede zijn de aflossing en uitgifte vaste schuld in de tabel opgenomen. Als derde onderdeel is de mutatie vlottende schuld opgenomen. De vierde post betreft de apparaatuitgaven

Rentelasten en rentebaten

Binnen de rentelasten wordt een onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar), de rentelasten vlottende schuld (korter dan een jaar) en uitgaven voortijdige beëindiging.

De grootste post binnen de rentelasten wordt gevormd door de rentelasten over de vaste schuld. Hieronder vallen ook rentekosten vanwege renteswaps. De wijze waarop de raming tot stand komt, wordt verder toegelicht in de verdiepingsbijlage.

De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van schatkistpapier (DTC’s), Commercial Paper (CP’s) en rentelasten vanwege overige kortlopende schulden.

De rentebaten vaste schuld bestaan volledig uit baten samenhangend met renteswaps. De Staat maakt gebruik van deze swaps sinds 2001. Nieuwe swapcontracten en wijzigingen in de raming voor de korte rente kunnen leiden tot een wijziging in deze baten.

De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo. Ook de rentebaten over de tijdelijk overgenomen schulden van ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) vallen onder deze rubriek.

Aflossingen en uitgifte vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt.

De raming van de uitgifte vaste schuld is een voorlopige raming, die gebaseerd is op de raming van de aflossingen en de raming van het tekort op kasbasis. Er wordt verondersteld dat de afgeloste schuld weer opnieuw wordt uitgegeven en dat daarnaast extra uitgifte van vaste schuld plaatsvindt om het kastekort te financieren. In werkelijkheid zal de uitgifte van vaste schuld afwijken van de som van de aflossingen en het tekort, omdat de uit te geven hoeveelheid vaste schuld wordt verkleind of vergroot door de hoeveelheid kortlopende schuld te laten toe- of afnemen. Dit leidt tot een mutatie in de vlottende schuld.

Op het moment dat het financieringsplan staatsschuld 2011 wordt gepubliceerd (december 2010) wordt de raming van de uitgifte vaste schuld voor 2011 definitief vastgesteld.

Apparaatuitgaven

De apparaatuitgaven bestaan uit de personele en materiële kosten van het Agentschap van het ministerie van Financiën. Het betreft onder meer kosten voor het beheer van de staatsschuld, kosten die samenhangen met de uitgifte van schuld (vooral provisies voor banken die DSL’s afnemen), kosten voor het betalingsverkeer en de kosten van het schatkistbankieren.

Grafiek 1: Budgetflexibiliteit art. 1 Financiering staatsschuld

Grafiek 1: Budgetflexibiliteit art. 1 Financiering staatsschuld

Toelichting

Voor de begroting IXA Nationale Schuld is de budgetflexibiliteit zeer gering, omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld. De verplichtingen die opgenomen zijn in de begroting IXA Nationale Schuld zijn daarom op grond van de Comptabiliteitswet 2001 gelijk gesteld aan de uitgaven.

De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de operationele doelstelling bestaan uit renteontvangsten en rentebetalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en kapitaalmarkt.

2.2.1.3 Operationele doelstelling

Operationele doelstelling

Benaderen van de resultaten van de benchmark door zo efficiënt mogelijk te voorzien in de financieringsbehoefte van de Staat.

Motivering

Om van jaar tot jaar binnen het risicokader zo efficiënt mogelijk te voorzien in de financieringsbehoefte van de Staat en zo de benchmark zo goed mogelijk te benaderen.

Instrumenten

Voor het realiseren van de algemene doelstelling, schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico, kan de Staat een aantal instrumenten inzetten, zoals:

  • uitgifte van leningen op de kapitaalmarkt: DSL’s;

  • uitgifte van leningen op de geldmarkt: DTC’s;

  • uitgifte van commercial paper (CP);

  • geldmarktdeposito’s;

  • renteswaps;

  • inkoop van leningen op de kapitaalmarkt.

Elk jaar wordt in het financieringsplan vastgesteld wat de optimale inzet van instrumenten is. Op de kapitaalmarkt wordt uitgegeven in leningen met looptijden van 3 tot circa 30 jaar. Het aantal nieuwe leningen is onder meer afhankelijk van de financieringsbehoefte. Meestal worden 2 of 3 nieuwe leningen per jaar uitgegeven. Het heropenen van bestaande leningen behoort eveneens tot de mogelijkheden. Door de inzet van renteswaps kan het renterisico in de portefeuille als gevolg van uitgifte van kapitaalmarktleningen worden bijgestuurd in de richting van de benchmark.

Bij de schuldfinanciering spelen overwegingen ten aanzien van de markt – die indirect bijdragen aan reputatie en lagere kosten – een belangrijke rol.

  • Vanuit liquiditeitsoverwegingen is het belangrijk om leningen in voldoende omvang uit te geven;

  • Een strip- en destripfaciliteit en ook een repofaciliteit dragen bij aan verhandelbaarheid en liquiditeit van staatsleningen;

  • Daarnaast is jaarlijkse uitgifte van een nieuwe eurolening in het 10-jaars segment wenselijk om een volledige rentecurve tot 10 jaar te handhaven;

  • Een transparant en consistent uitgiftebeleid wordt door de markt op prijs gesteld;

  • Voor de plaatsing van leningen op de markt en het onderhouden van de markt voor staatsleningen wordt nauw samengewerkt met banken (Primary Dealers en Single Market Specialists);

  • Door road-shows, presentaties, persberichten en publicaties (o.a. jaarbericht en kwartaalbericht) worden beleggers geïnformeerd (transparant en tijdig);

  • Actuele informatie wordt geplaatst op de in mei 2010 geheel vernieuwde website .

Na afloop van elk jaar wordt de prestatie van het Agentschap gespiegeld aan de benchmark. De rendementen waartegen in theorie in enig jaar gefinancierd moet worden zijn gebaseerd op de marktrendementen in dat jaar. Kosten voor de benchmark zijn daarom niet ex-ante vast te stellen.

2.2.1.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

     

Effectenonderzoek ex post

     

Overig evaluatieonderzoek

Risicomanagement

OD

2010

2011

 
2.2.2 Kasbeheer
2.2.2.1 Algemene Beleidsdoelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om publieke middelen doelmatig te beheren en daarbij financiële risico’s te voorkomen. Dit wordt nader toegelicht in de eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 (Kamerstuk: 28 035, nr. A).

Verantwoordelijkheid

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en geldstromen.

Succesfactoren

De bekendheid met de voordelen van geïntegreerd middelenbeheer bij daarvoor in aanmerking komende instellingen. De kwaliteit van de met het bankwezen afgesloten contracten ter afhandeling van het betalingsverkeer van de rijksoverheid.

2.2.2.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4: Budgettaire gevolgen van beleid art. 2 Kasbeheer (x € 1 mln.) 1
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Totaal Uitgaven

17 996

12 589

4 121

5 759

8 883

9 724

10 314

        

Totaal Programma-uitgaven

17 996

12 589

4 121

5 759

8 883

9 724

10 314

        

Rentelasten³

1 821

1 841

2 062

2 273

2 529

2 814

3 100

Verstrekte leningen

7 616

1 930

818

772

823

791

786

Mutaties in rekening-courant en deposito’s 2

8 558

8 818

1 241

2 714

5 531

6 120

6 428

Uitgaven bij voortijdige beëindiging

0

0

0

0

0

0

0

        

Totaal Apparaatuitgaven

1

0

0

0

0

0

0

        

Totaal Ontvangsten

6 981

2 939

1 525

1 524

1 512

3 024

1 863

        

Totaal Programmaontvangsten

6 981

2 939

1 525

1 524

1 512

3 024

1 863

        

Rentebaten

525

470

450

486

627

770

1 011

Ontvangen aflossingen

6 455

2 389

1 076

1 039

884

2 254

852

Mutaties in rekening-courant en deposito’s2

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

1

81

0

0

0

0

0

1

Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

2

De posten uitgaven mutaties in rekening-courant en deposito's en ontvangsten mutaties in rekening-courant en deposito's zijn gesaldeerd weergegeven.

Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit vier onderdelen:

  • (1) rentelasten en rentebaten;

  • (2) verstrekte leningen en ontvangen aflossingen;

  • (3) mutaties in rekening-courant en deposito’s;

  • (4) uitgaven en ontvangsten bij voortijdige beëindiging.

Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen aan baten-lastendiensten, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) en sociale fondsen over de bij het Rijk aangehouden middelen. Daarnaast maakt ook de rentevergoeding aan het AOW spaarfonds deel uit van de rentelasten, hoewel dit uitsluitend de interne boekhouding van het Rijk betreft. De rentebaten bestaan uit renteontvangsten over verstrekte leningen en roodstanden op de rekening courant. Leningen, aflossingen, rekening-courantsaldi en deposito’s bepalen de schuldverhouding van het Rijk met de deelnemers aan het geïntegreerd middelenbeheer (baten-lastendiensten, RWT’s en de sociale fondsen).

In de loop van begrotingsjaar 2010 zijn de apparaatuitgaven overgebracht naar artikel 1.

Verstrekte leningen en aflossingen

Bij de baten-lastendiensten zal naar verwachting de komende jaren elk jaar het bedrag dat aan nieuwe leningen wordt verstrekt lager zijn dan het bedrag dat op lopende leningen wordt afgelost. Hierdoor neemt het bedrag aan uitstaande leningen af. Bij de RWT’s neemt in 2010 het uitstaande bedrag naar verwachting af vanwege vervroegde aflossingen van Prorail. Vanaf 2011 overtreft bij de RWTs het bedrag aan nieuwe leningen het bedrag dat wordt afgelost.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s

Deelnemers aan het schatkistbankieren kunnen via een rekening-couranttegoed of deposito hun middelen aanhouden in de schatkist. Een daling van het rekening-courantsaldo of van de aangehouden deposito’s vormt een uitgave voor het Rijk, omdat minder middelen in de schatkist worden aangehouden. Andersom geldt dat een stijging van het saldo rekeningcourant of van de aangehouden deposito’s als ontvangst telt; er worden immers meer middelen in de schatkist aangehouden. Het verwachte verloop van de mutaties voor de komende jaren wordt volledig verklaard door de geraamde ontwikkeling van de rekening-courantsaldi van de sociale fondsen. De komende jaren zullen de rekening-courantsaldi van de sociale fondsen dalen, hetgeen leidt tot uitgaven voor het Rijk.

Rentelasten en rentebaten

De saldi op de rekening-courant en deposito bepalen samen met de rentetarieven de rente-uitgaven in het kader van het geïntegreerd middelenbeheer. De rentelasten zullen de komende jaren nagenoeg geheel bestaan uit de berekende rentevergoeding over het AOW spaarfonds. Door de jaarlijkse inbreng wordt de omvang van het AOW spaarfonds groter, hetgeen zorgt voor oplopende rentelasten voor de komende jaren.

De rentebaten worden bepaald door de stand van de uitstaande leningen, eventuele roodstand op de rekening courant tegoeden en de rentetarieven. De rentebaten zullen de komende jaren naar verwachting toenemen door onder meer oplopende roodstand van de sociale fondsen op hun rekening-courant.

Grafiek 2: Budgetflexibiliteit art. 2 Kasbeheer

Grafiek 2: Budgetflexibiliteit art. 2 Kasbeheer

Toelichting

De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot operationele doelstelling 1 bestaan uit rente-ontvangsten over aan baten-lastendiensten en RWT’s verstrekte leningen respectievelijk uit rentebetalingen over door baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen aangehouden rekening-couranttegoeden en deposito’s. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot operationele doelstelling 2 bestaan uit door banken in rekening gebrachte kosten voor het betalingsverkeer van het centrale kasbeheer.

2.2.2.3 Operationele doelstellingen
2.2.2.3.1 Operationele doelstelling 1

Operationele Doelstelling

Het kasbeheer van de rijksoverheid en de aan haar gelieerde instellingen doelmatig inrichten.

Motivering

Om publieke middelen risicoloos en met zo laag mogelijke rentelasten te beheren.

  • De verplichting tot het in de schatkist aanhouden van de middelen van Rijk, baten-lastendiensten, sociale fondsen en RWT’s;

  • Het via centrale financiering voorzien in de leenbehoefte van aan geïntegreerd middelenbeheer deelnemende instellingen;

  • Het begeleiden en adviseren van de deelnemende instellingen.

  • Het benaderen van instellingen die op vrijwillige basis hun gelden mogen aanhouden in de schatkist met de daarbij behorende faciliteiten.

Instrumenten

  • Toename aantal deelnemers;

  • Budgettair voordeel publieke sector (effect voor de Staat en voor de RWT’s)

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Toename RWT’s

23

25

25

25

25

25

25

        

Voordeel publieke sector (door deelname RWT’s)

       

– jaarlijks

121

140

100

90

90

80

60

– cumulatief

601

741

841

931

981

1 101

1 161

Het aantal deelnemers

In 2009 heeft er een beleidsevaluatie van het schatkistbankieren plaatsgevonden. Hieruit volgt een aantal aanbevelingen met als doel de bekendheid en de aantrekkelijkheid van het schatkistbankieren te verbeteren om zo het aantal deelnemers te vergroten. Het aantal potentiële deelnemers dat in aanmerking komt voor het schatkistbankieren wordt vergroot doordat ook kleinere instellingen kunnen deelnemen, en door te kijken naar een aantal categorieën deelnemers dat tot op heden was uitgezonderd. Ook is een aantal voorwaarden voor deelname aan schatkistbankieren versoepeld. Daarnaast zal de naamsbekendheid worden verbeterd door het regelmatig informeren van de potentiële deelnemers over de voordelen van het schatkistbankieren onder andere door middel van een nieuwsbrief.

Verwacht wordt dat het aantal deelnemers jaarlijks met circa 25 toeneemt.

Schatkistbankieren geeft gunstige budgettaire effecten voor de gehele overheid. Het budgettaire voordeel voor de gehele overheid loopt de komende jaren terug. Dit is te verklaren door de naar verwachting teruglopende leenbehoefte bij de deelnemers aan het schatkistbankieren.

Er is een effect voor de Staat en voor de deelnemers. Hieronder worden de effecten en de hieraan ten grondslag liggende veronderstellingen besproken.

Budgettair voordeel voor de Staat

Door het aanhouden van de middelen hoeft de Staat extern minder te lenen en bespaart zij rentekosten. Hier staat weliswaar een rentevergoeding voor het aanhouden van de middelen tegenover, maar per saldo is er voordeel. De middelen worden aangehouden in rekening-courant en kortlopende deposito’s terwijl de staatsschuld grotendeels uit langlopende leningen bestaat. Doordat de lange rente meestal hoger is dan de korte rente resulteren er baten voor de Staat. Tegenover het rentevoordeel staat een renterisico. Wanneer de korte rente stijgt tot boven de lange rente waartegen in het verleden leningen zijn opgenomen en verstrekt, kan er een financieel nadeel optreden. De rente-uitgaven vanwege het aanhouden van middelen worden dan hoger dan de rente-inkomsten als gevolg van het verstrekken van leningen en de uitgespaarde rentelasten door de lagere externe financieringsbehoefte.

Voordelen voor de RWT’s

Het financiële voordeel voor deelnemers wordt bepaald door de verschillen tussen tarieven gehanteerd door de Staat en private banken. De meeste tarieven van het schatkistbankieren sluiten aan bij de tarieven waartegen de Staat zichzelf financiert; alleen op kortlopende deposito’s wordt een hoger tarief vergoed, namelijk Euribor. Het voordeel voor deelnemers is niet eenduidig vast te stellen, omdat deze sterk bepaald worden door de situatie op de financiële markten alsmede de individuele situatie van een instelling. Tevens is van belang of er sprake is van overtollige middelen dan wel een leenbehoefte bij de deelnemende instelling.

Leenbehoefte bij RWT’s

Vanwege de hoogst mogelijke kredietwaardigheid als AAA partij zijn de leentarieven van het schatkistbankieren in de regel gunstiger dan de tarieven van private banken. Vanwege haar risicoprofiel kan de Staat tegen zeer aantrekkelijke tarieven geld aantrekken. Deelnemers aan het geïntegreerd middelenbeheer profiteren van deze lage tarieven omdat deze worden doorgegeven door de Staat.

Liquide middelen van RWT’s

Liquide middelen kunnen worden aangehouden in deposito of via rekening-couranttegoed. Hoewel de vergoedingen op deposito’s zijn vastgesteld op interbancaire niveaus, blijken deze op dit moment niet concurrerend te zijn met de tarieven van private banken. Voor een deposito geldt dat, door de huidige situatie op de financiële markten, veel private banken hierop hogere vergoedingen bieden. Op een rekening-couranttegoed wordt in de regel wel voordeel behaald aangezien veel private banken hier geen vergoeding voor geven.

Het schatkistbankieren biedt echter nog andere wezenlijke, niet-financiële voordelen voor RWT’s en andere deelnemers. Ten eerste lopen instellingen het geringst mogelijke risico op hun uitzettingen. Ten tweede is er voor instellingen – onder daarvoor geldende voorwaarden – altijd krediet beschikbaar zowel in de vorm van rekening courant als via leningen. Ten derde zorgt de mogelijkheid tot schatkistbankieren voor een aanzienlijke verbetering van de inkoopmacht van potentiële deelnemers bij commerciële banken. Ten vierde vereenvoudigt deelname aan schatkistbankieren de treasury-functie bij deelnemers omdat bij het uitzetten van middelen niet langer kredietrisicomanagement hoeft te worden gevoerd.

2.2.2.3.2 Operationele doelstelling 2

Operationele Doelstelling

Het betalingsverkeer van het Rijk betrouwbaar en efficiënt afwikkelen.

Motivering

Om de kwaliteit van de dienstverlening bij het uitvoeren van het betalingsverkeer van het Rijk en de aanvaardbaarheid van de daaraan verbonden kosten te waarborgen.

  • Contracten met commerciële banken;

  • Verlenging dan wel vernieuwing (via een Europese aanbesteding) van lopende contracten.

Instrumenten

Meetbare gegevens

Gemiddeld stukstarief van de binnenlandse betalingen van de rijksoverheid;

Prestatie-indicator

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Gemiddeld stukstarief:

       

– absoluut (in eurocenten)

3,0

2,9

2,9

2,8

2,7

2,7

2,7

Voor het betalingsverkeer van departementen is in 2009 een contract gesloten met Royal Bank of Scotland. Dit contract wordt in 2012 geëvalueerd en kan dan eventueel in 2013 worden verlengd. Het nieuwe contract met Royal Bank of Scotland zal naar verwachting een gering effect op de prestatie-indicator hebben, omdat het om een beperkt deel van het totale betalingsverkeer van de Rijksoverheid gaat.

Het betalingsverkeer van de Belastingdienst wordt in 2010 opnieuw aanbesteed. Er wordt verwacht dat door deze aanbesteding het betalingsverkeer van de Rijksoverheid voordeliger zal worden. De eventuele overgang naar een nieuwe bank wordt gefaseerd en zal eind 2010 aanvangen. Vanaf 2011 zal naar verwachting een effect op de prestatie-indicator zichtbaar worden.

2.2.2.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Onderzoek onderwerp

AD of OD 1

Start

Afgerond

Vindplaats

Evaluatie betalingsverkeer departementen 2

OD

2012

2013

 
     

Aanbesteding buitenlands betalingsverkeer van het ministerie van Buitenlandse Zaken

OD

2011

2012

 
     

Aanbesteding betalingsverkeer Belastingdienst

OD

2009

2010

 
1

AD = Algemene Doelstelling; OD = Operationele Doelstelling

2

Bij deze bankcontracten is het betalingsverkeer van de Belastingdienst en het buitenlands betalingsverkeer van het ministerie van Buitenlandse Zaken uitgesloten. Daar zijn aparte aanbestedingen voor.

Het buitenlandse betalingsverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt in 2011 opnieuw aanbesteed, omdat het lopende contract met ABN AMRO in 2012 afloopt.

2

Zie het rapport Risicomanagement van de staatsschuld, Agentschap van het ministerie van Financiën, september 2007.

Licence