2.1.1 Samenvatting
Het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van het financieringsbeleid, waaronder ook het kasbeheer van het Rijk. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de rentekosten en de staatsschuld in 2011 en op de belangrijkste mutaties sinds ontwerpbegroting 2010. Daarna wordt stilgestaan bij de beleidsartikelen voor 2011.
De omvang van de staatsschuld ultimo 2011 bedraagt naar verwachting circa € 350 mld., ofwel 57% van het BBP. De staatsschuld die in deze begroting behandeld wordt is exclusief het deel wat betrekking heeft op de Illiquid Assets Back-up Facility met ING (IABF). Dit deel wordt verantwoord op hoofdstuk IXB. De raming voor de rentekosten in 2011 bedraagt € 11,3 mld. Dit komt overeen met ongeveer 1,8% BBP. Tabel 1 geeft een overzicht van de gerealiseerde respectievelijk verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar, alsmede de daarbij behorende meerjarige rentekosten. Daarnaast is tevens de interne schuldverhouding met aan de schatkist gelieerde instellingen opgenomen.
2009 | 2010 | 2011 | |
---|---|---|---|
EMU-schuld | 348 | 382 | 406 |
Staatsschuld conform EMU-definitie | 298 | 331 | 350 |
Staatsschuld excl IABF | 282 | 317 | 338 |
Schuldverhouding met ABN AMRO 1 | – 7,8 | – 4,6 | – 3,8 |
Interne schuldverhouding 2 | – 9,2 | – 17,6 | – 18,6 |
Rentekosten staatsschuld (artikel 1) | 9,7 | 10,2 | 11,4 |
Rentekosten schulverhouding ABN AMRO1 | – 0,7 | – 0,2 | – 0,1 |
Rentekosten interne schuldverhoudingen (artikel 2) | – 0,3 | – 0,5 | – 0,3 |
Rentekosten AOW-spaarfonds | 1,6 | 1,8 | 1,9 |
Rentekosten totaal | 10,3 | 11,3 | 12,9 |
In tabel 2 worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2010 weergegeven. De operationele doelstellingen die ten grondslag liggen aan de beleidsmatige mutaties worden toegelicht in paragraaf 2.2.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | art. | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2010 1 | 12 335 | 13 543 | 14 766 | 15 848 | 16 675 | ||
Mutaties: | 1 | ||||||
Renteswaps | 252 | 112 | 41 | 74 | 267 | 1 | |
Bijstelling kapitaalmarktberoep | 16 | – 96 | – 474 | – 1 116 | – 1 952 | 1 | |
Bijstelling rekenrente | – 666 | – 22 | 164 | 684 | 1 262 | 1 | |
Effect van schulduitgifte | – 503 | – 629 | – 623 | – 451 | – 220 | 1 | |
Bijstelling rente interne schuldverhoudingen | – 133 | 69 | 108 | 146 | 294 | 2 | |
Stand ontwerpbegroting 20111 | 11 301 | 12 977 | 13 982 | 15 185 | 16 327 | 17 000 |
De rentekosten over de staatsschuld liggen voor een groot deel vast. Dit komt omdat deze kosten grotendeels het gevolg zijn van de tekortontwikkeling in het verleden en de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid.
Mutaties in de kosten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van swaps afgesloten in de periode na verschijnen van de vorige begroting. In de tweede plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het saldo. Als de nieuwe saldoraming tegenvalt ten opzichte van de vorige raming dan stijgen de rentekosten, als de saldoraming meevalt, dalen de rentekosten. In de derde plaats leiden bijstellingen in de rekenrente tot mutaties in de rentekosten. In de vierde plaats ontstaan er mutaties als gevolg van nieuwe uitgiftes. Als de rente op de uitgiftes afwijkt van de rekenrente wordt de raming aangepast. Tot slot zijn de rentekosten behorend bij de interne schuldverhouding met de aan de schatkist gelieerde instellingen van belang. Wijziging van de schuldverhouding of rentestanden leidt tot mutaties in de rentekosten.
2.1.2 Beleidsagenda
Artikel 1: Financiering Staatsschuld
De doelstelling schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting is vanaf 2008 vormgegeven met een 7-jaars gecentreerde portefeuille als benchmark. De feitelijke financiering wijkt af van de benchmark, omdat leningen van verschillende looptijden worden uitgegeven (korter dan één jaar op de geldmarkt en 3, 5, 10 en 30 jaar op de kapitaalmarkt). Met behulp van renteswaps wordt het renterisico naar 7 jaar gebracht. Jaarlijks wordt achteraf nagegaan in hoeverre de gerealiseerde portefeuille de benchmark heeft benaderd.
In principe wordt het kader van het risicomanagement elke vier jaar geëvalueerd. Vanwege het aantreden van een nieuw kabinet en de aanzienlijk gewijzigde begrotingssituatie wordt al in 2010 aan de evaluatie begonnen. De nieuwe minister van Financiën kan dan over het nieuwe risicokader besluiten.
Artikel 2. Kasbeheer
Schatkistbankieren draagt bij aan een efficiënt en risico-arm beheer van publieke middelen. De ambitie is om ook in 2011 net als in andere jaren nieuwe deelnemers te werven. De verwachting is dat de toegepaste aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting 1 een positief effect zullen hebben.
Wezenlijk onderdeel van het kasbeheer vormt het betalingsverkeer. Door middel van aanbestedingen worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs/kwaliteitsverhouding aan te bieden.
Op dit moment vindt de aanbesteding van het betalingsverkeer van de belastingdienst plaats. Afhankelijk van wie de aanbesteding wint wordt in 2011 mogelijk overgestapt naar een nieuwe bankrelatie.