Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
A. Algemene toelichting beleidsartikel
Omschrijving
Nederland heeft belang bij een duurzame leefomgeving wereldwijd. Milieu en duurzaamheid zijn daarom essentiële componenten van effectief Nederlands buitenlands beleid. Als internationale speler heeft Nederland zowel nationaal als internationaal verantwoordelijkheden om bij te dragen aan oplossingen voor vraagstukken betreffende klimaatverandering, energievoorziening, waterschaarste, milieudegradatie en behoud van biodiversiteit. Door milieudiplomatie (bilateraal en multilateraal) en concrete programma’s wordt invulling gegeven aan internationale milieu governance én worden landen ondersteund om goed milieubeleid te ontwikkelen en toe te passen. Daarbij geeft Nederland invulling aan de internationale milieuverdragen voortkomend uit UNCED (Rio de Janeiro, 1992), het biodiversiteitsverdrag (CBD), het klimaatverdrag (UNFCCC) en het verwoestijningsverdrag (UNCCD).
Veel armen zijn in hoge mate afhankelijk van hun natuurlijke leefomgeving. Deze leefomgeving staat onder grote druk van – onder andere – bevolkingsgroei en commerciële exploitatie (houtkap, mijnbouw). Nederlands beleid richt zich op een verantwoord en rechtvaardig gebruik van natuurlijke hulpbronnen met als doel deze leefomgeving te beschermen (MDG 7). Daarnaast ontbreekt het ongeveer 20 procent van de wereldbevolking nog steeds aan schoon drinkwater en 50 procent heeft geen toegang tot sanitaire voorzieningen. Nederland draagt bij aan MDG 7c door in 2015 in totaal 50 miljoen mensen van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen te voorzien.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor de interdepartementale coördinatie van het internationale milieubeleid, voor het beleid betreffende armoedebestrijding en heeft de gedelegeerde verantwoordelijkheid voor de interdepartementale afstemming van Nederlandse milieu standpunten richting EU.
Externe factoren
• De internationale financieel-economische crisis en beperkingen aan de beschikbaarheid van middelen.
• De rol van de EU in het bepalen van Europees milieubeleid in Europa, en namens de Europese Unie, op mondiaal niveau.
• Toenemende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen, waardoor de druk op het milieu en daarmee de noodzaak van internationale afspraken toeneemt.
• De effecten van klimaatverandering op onze leefomgeving.
B. Operationele doelstellingen
Operationele doelstelling 6.1
Bescherming en duurzaam gebruik van milieu in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden
Beoogde beleidseffecten
• De aantasting van het milieu wordt wereldwijd teruggedrongen en er wordt bijgedragen aan herstel van bos en instandhouding van biodiversiteit (MDG 7).
• Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen (waaronder bossen) wordt ondersteund door internationale verdragen dienaangaande uit te voeren.
• Effectieve internationale samenwerking om klimaatuitdagingen te lijf te gaan.
• De uitstoot van broeikasgassen – vooral kooldioxide – wordt teruggedrongen teneinde klimaatverandering te beperken (mitigatie).
• Kwetsbare landen zijn beter in staat de gevolgen van klimaatverandering te adresseren (adaptatie).
Te realiseren prestaties
• In 2011 is bijgedragen aan een duurzaam gebruik en behoud van mondiaal belangrijke ecosystemen (MDG7) door verduurzaming van handelsketens van hout, soja, palmolie en vis, onder andere in de context van het Interdepartementale Beleidsprogramma Biodiversiteit (BB). Ook is begonnen met de implementatie van de uitkomsten van de 10e Conferentie van de Convention on Biological Diversity (CBD) .
• Voor duurzaam bosbeheer is bijgedragen aan het praktisch toepasbaar maken van het principe van Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation (REDD) zodat tenminste 10 ontwikkelingslanden gereed zijn hieraan deel te nemen. Om de handel in illegaal gekapt hout tegen te gaan wordt ondersteuning gegeven aan de uitvoering van het actieplan van de EU betreffende Forest Law Enforcement Governance and Trade (FLEGT). In 2011 treden steeds meer landen toe, in navolging van Ghana, de Republiek Congo en Kameroen.
• Ervaringen met en kennis over verduurzaming van productie van en handel in biomassa voor energiedoeleinden zijn ingebracht in de beleidsdiscussie en -evaluatie in Nederland en Europa. In Indonesië en Mozambique is de productie verder verduurzaamd door kennisdeling, verbeterde landallocatie, duurzaamheidscriteria en certificering.
• Partnerlanden waaronder Bangladesh, Bolivia, Colombia, Ghana, Indonesië en Vietnam hebben mede dankzij Nederlandse financiële en technische ondersteuning voortgang geboekt om klimaatrisico’s in hun nationale ontwikkelingsplannen en budgetten te integreren.
• In 2011 zal de doelstelling om in 2015 10 miljoen mensen toegang te geven tot duurzame energie voortijdig worden behaald.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
Via programma’s en sectorale begrotingssteun wordt verbeterd milieubeleid in partnerlanden nagestreefd. Voor het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud is jaarlijks EUR 68 miljoen beschikbaar. In het kader van Reducing Emissions from Deforestation and Degradation (REDD) worden activiteiten ondersteund van de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank. REDD resulteert in verminderde CO2-uitstoot door het vermijden van ontbossing en bosdegradatie. In 2011 zal met LNV en VROM worden samengewerkt aan coherent beleid voor armoedebestrijding, certificering, duurzaam landgebruik, ecosysteemdiensten en biodiversiteit.
Nederland speelt een actieve rol in de klimaatonderhandelingen, zowel in EU kader als in de UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). In de onderhandelingen over de opvolger van het Kyoto protocol ligt naast mitigatie de nadruk op adaptatie en financiering. Nederland zet zich in om de daarmee gepaarde additionele kosten te financieren zoals in het Bali Actie Plan (2007) is vastgelegd, namelijk door mondiaal nieuwe en additionele financiering (zowel publiek als privaat). Samen met DfID wordt, via het Climate and Development Network, capaciteit in ontwikkelingslanden opgebouwd voor nationaal klimaatbeleid.
Voor de periode 2008–2013 is in totaal EUR 500 miljoen beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energie, waarvan EUR 310 miljoen als korte termijn klimaatfinanciering. In 2011 draait het Promoting Renewable Energy Programme op volle toeren met directe investeringen in hernieuwbare energie voor armen. Daartoe wordt EUR 123 miljoen geïnvesteerd in efficiënt gebruik van hernieuwbare energiebronnen, zoals windenergie, waterkracht, biomassa, zonne-energie en aardwarmte in onder andere Indonesië en sub-Sahara Afrika. Belangrijke partners hiervoor zijn de Wereldbank, het Bundesministirium für Zusammenarbeit (BMZ), het Britse Department for International Development (DfID) en het Belgische DGOS (DG ontwikkelingssamenwerking). Ook het bedrijfsleven in Nederland (Philips, Nuon) en in ontwikkelingslanden blijft betrokken. In het Grote Merengebied en Indonesië worden bilaterale hernieuwbare energie programma’s uitgevoerd met onder andere NGO’s zoals SNV, HIVOS en GVEP als uitvoerders.
Voor verduurzaming van biomassa voor energiedoeleinden wordt gewerkt aan de internationale verankering van duurzaamheidsafspraken en de monitoring van macro-effecten. Nederland werkt op dit terrein samen met partnerlanden als Indonesië en Mozambique en grote producentenlanden als Brazilië en Maleisië. Ontwikkelingslanden worden ondersteund om biobrandstoffen op een duurzame wijze te verbouwen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken coördineert de Nederlandse inzet voor internationaal milieu- en klimaatbeleid in internationale fora, zoals voor het biodiversiteitsverdrag, het klimaatverdrag en de Global Environment Facility (GEF). In bilaterale en multilaterale contacten wordt het belang van een geïntegreerde benadering van klimaatbeleid en een duurzaam beheer van ecosystemen voor stabiliteit en conflictpreventie benadrukt.
In 2011 zullen vijf additionele operationele programma’s in partnerlanden van start gaan binnen een overeenkomst met NWO. Deze programma’s zullen resulteren in lokale kennis en de inzichten verdiepen over de relatie milieu, waterbeheer en conflict. Deze zullen voor conflictpreventie en -beheersing worden gebruikt.
De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat uit programma’s ter ondersteuning van: klimaat, energie en milieutechnologie (EUR 226 miljoen); biodiversiteit en bossen (EUR 38 miljoen) en integraal waterbeheer (EUR 26 miljoen). Daarnaast valt hier de Nederland bijdrage onder aan de GEF (EUR 24 miljoen); UNEP (EUR 9 miljoen) en het partnershipprogramma FAO (EUR 5 miljoen).
Operationele doelstelling 6.2
Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen
Beoogde beleidseffecten
• Door Nederlandse inspanningen hebben in 2015 50 miljoen mensen duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen (MDG 7c).
• Het aantal landen dat de MDG 7c doelstelling niet zal halen – de off-track landen – daalt.
• In een aantal partnerlanden is de capaciteit voor klimaatadaptatie door duurzaam waterbeheer vergroot.
Te realiseren prestaties
• Verdere realisatie van de 50 miljoen doelstelling drinkwater en sanitatie: gedurende 2011 zullen drie miljoen mensen in ontwikkelingslanden toegang hebben gekregen tot drinkwater en sanitatie. Nieuwe programma’s om additioneel twee miljoen mensen toegang te geven tot water en sanitatie worden in 2011 gestart.
• In de pilotlanden Benin en Indonesië is in de beleidsdialoog het recht op water en sanitatie bij de voorbereiding en goedkeuring van plannen en begrotingen voor de watersector benadrukt. Ook is training gegeven aan verantwoordelijke organisaties in de publieke sector, aan gebruikerorganisaties en het maatschappelijk middenveld.
• Het door Nederland en het VK geïnitieerde Sanitation and Water for All is verder geoperationaliseerd als instrument voor donorcoördinatie en mutual accountability op het gebied van drinkwater en sanitatie. Het initiatief heeft in 2011 bijgedragen aan extra investeringen door overheden, donoren en internationale organisaties in off-track landen13. In 2011 staat een High Level bijeenkomst gepland.
• Vijf partnerlanden (Bangladesh, Egypte, Indonesië, Mozambique en Vietnam) zijn door het interdepartementale programma Water Mondiaal ondersteund bij kennisverwerving over klimaatadaptatie in de watersector en het beheer van de delta’s in deze landen.
Instrumenten/activiteiten en financiële inzet
De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstelling zijn beleidsdialogen, beleidsbeïnvloeding, kennisontwikkeling, de inzet van middelen en verdere capaciteitsopbouw.
De erkenning van het recht op water en sanitatie en het belang van goed waterbestuur zal Nederland in 2011 aan de orde blijven stellen in de beleids- en politieke dialoog met zowel overheden van partnerlanden, andere donoren, (internationale) NGO’s als met relevante multilaterale organisaties. Inspanningen hier vereisen een lange adem. Strategische partners daarbij zijn het Global Water Partnership, UNESCO-IHE,IRC, gespecialiseerde NGO’s (zoals Transparancy International en Both Ends), gelijkgezinde donoren (zoals DfID), UNICEF en de ontwikkelingsbanken. Verder wordt steeds intensiever samengewerkt met private partijen, zoals drinkwaterbedrijven.
De realisatie van de 50 miljoen doelstelling voor drinkwater en sanitatie in 2015 vindt plaats door ondersteuning van bilaterale programma’s in partnerlanden, multilaterale organisaties zoals UNICEF, UN-HABITAT, de Wereldbank en de African Development Bank en de Asian Development Bank, en particuliere organisaties zoals Wateraid, Simavi en Aqua4All. Daarnaast wordt samengewerkt met internationale organisaties op het gebied van planning en monitoring, zoals het Water and Sanitation Program en het Joint Monitoring Program, en met internationale belangenbehartigingsorganisaties als de UN Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation (UNSGAB). Ook zal specifiek de inzet van de Nederlandse watersector verder worden gestimuleerd.
Nederland zal in de periode 2009–2015 met vijf landen met grote delta’s, te weten Bangladesh, Egypte, Indonesië, Mozambique en Vietnam samenwerken bij kennis- , beleids- en capaciteitsontwikkeling op het gebied van waterbeheer en klimaatadaptatie. Prioriteit zal worden gegeven aan adaptatiestrategieën voor groepen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Partners hierbij zijn de ministeries van V&W, EZ, LNV en VROM.
Voor verbeterd waterbeheer en -bestuur in specifieke partnerlanden en stroomgebieden wordt samengewerkt met kennisinstellingen (zoals UNESCO-IHE en IRC), betrokken basin-organisaties (zoals het Nile Basin Initiative en de Mekong River Commission), gespecialiseerde internationale organisaties als Global Water Partnership het Water and Sanitation Program van de Wereldbank, vakministeries (vooral V&W) en andere donoren. Financiële ondersteuning van de basin-organisaties richt zich vooral op capaciteitsontwikkeling. De beleidsdialoog met deze organisaties en donoren is gericht op het versterken van de link tussen waterbeheer en armoedebestrijding en het benutten van grensoverschrijdend waterbeheer voor conflictpreventie, regionale samenwerking en ontwikkeling.
De financiële inzet onder deze operationele doelstelling bestaat vooral uit programma’s in de sector drinkwater en sanitatie (EUR 75 miljoen) en in de watersector (EUR 43 miljoen).
C: Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen in EUR 1 000 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 328 973 | 434 315 | 125 465 | 171 568 | 111 788 | 111 788 | 111 788 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 386 616 | 328 848 | 511 742 | 461 159 | 446 049 | 405 049 | 405 049 | |
6.1 | Milieu en water | 255 987 | 220 786 | 381 985 | 334 096 | 319 986 | 278 986 | 278 986 |
Juridisch verplicht | 49% | 52% | 15% | 15% | 15% | |||
Overig verplicht | 50% | 46% | 82% | 82% | 82% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 1% | 2% | 3% | 3% | 3% | |||
6.2 | Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen | 130 629 | 108 062 | 129 757 | 127 063 | 126 063 | 126 063 | 126 063 |
Juridisch verplicht | 82% | 82% | 82% | 82% | 82% | |||
Overig verplicht | 14% | 12% | 10% | 10% | 10% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 4% | 6% | 8% | 8% | 8% |
D: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid
Titel van het evaluatieonderzoek | Jaar van afronding | Operationele doelstelling | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
08 | 09 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | ||
Beleidsdoorlichtingen | |||||||||
Beleidsevaluatie sector steun milieu en water1 | X | 6.1 6.2 | |||||||
Beleidsdoorlichting hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerking1 | X | 6.1 | |||||||
Duurzame toegang tot veilig drinkwater en elementaire sanitaire voorzieningen1 | X | 6.2 | |||||||
Effectenonderzoek | |||||||||
Impactevaluatie energieactiviteiten in Burkina Faso en Senegal1 | X | 6.1 | |||||||
Impactevaluatie energieactiviteiten in Ethiopië, Indonesië en Rwanda1 | X | 6.1 | |||||||
Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Jemen1 | X | 6.2 | |||||||
Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Egypte1 | X | 6.2 | |||||||
Impactevaluatie water en sanitaire voorzieningen in Benin en Mozambique1 | X | 6.2 | |||||||
Overig evaluatieonderzoek | |||||||||
Netherlands Climate Assistance Programme (NCAP) | X | 6.1 | |||||||
Programma Energizing Development (GTZ) | X | 6.1 | |||||||
Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR)1 | X | 6.1 | |||||||
Evaluatie Rio-verdragen | X | 6.1 | |||||||
Evaluatie Interdepartementaal Beleidsprogramma Biodiversiteit | X | 6.1 | |||||||
Evaluatie internationale waterinstellingen (multi-donor) | X | 6.2 |