AGENTSCHAP SZW
Realisatie 20091 | Raming 20102 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 12 026 | 13 264 | 16 561 | 14 572 | 14 300 | 12 289 | 12 289 |
Opbrengst overige departementen | 1 268 | 1 378 | 1 100 | 979 | 578 | 375 | 375 |
Opbrengst derden | – | – | – | – | – | – | – |
Rentebaten | 24 | 10 | 30 | 30 | 30 | 30 | 30 |
Vrijval Voorzieningen | – | – | – | – | – | – | – |
Baten out of pocket | 4 369 | 3 606 | 3 800 | 3 300 | 3 000 | 1 300 | 1 300 |
Exploitatiebijdrage | 890 | – | – | – | – | – | – |
Onttrekking aan bestemmingsreserve | 452 | 1 532 | – | – | – | – | – |
Totaal baten | 19 029 | 19 790 | 21 491 | 18 881 | 17 908 | 13 994 | 13 994 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
– personele kosten | 14 344 | 11 502 | 13 945 | 12 109 | 11 631 | 9 446 | 9 446 |
– materiële kosten | 4 186 | 8 068 | 7 326 | 6 592 | 6 097 | 4 368 | 4 368 |
Rentelasten | 30 | 30 | 30 | 30 | 30 | 30 | |
Afschrijvingskosten | |||||||
– Materieel | 46 | 55 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 |
– Immaterieel | 125 | 135 | 140 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Overige kosten | |||||||
– Dotaties voorzieningen | 23 | – | – | – | – | – | – |
– Bijzondere lasten | – | – | – | – | – | – | – |
Totaal Lasten | 18 724 | 19 790 | 21 491 | 18 881 | 17 908 | 13 994 | 13 994 |
Saldo van baten en lasten | 305 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Algemeen
Het Agentschap SZW voert (subsidie)regelingen uit op het terrein van het sociaal-economische beleid, in het bijzonder op het gebied van Werk en Inkomen. Het gaat hierbij om internationale en nationale (subsidie)regelingen. De programmaperiode van de Europese regeling loopt tot en met 2013 met afrondende werkzaamheden in de jaren daarna. De omvang van de organisatie is na 2013 afhankelijk van een eventuele nieuwe programmaperiode. Een nieuwe programmaperiode is nog ongewis. Hiermee is rekening gehouden in de meerjarencijfers door 2014 lineair door te trekken naar 2015. In bovenstaande begroting is nog geen rekening gehouden met eventueel nieuw te acquireren subsidieregelingen.
De kernactiviteiten van het Agentschap SZW worden gevormd door de uitvoering van de Europese subsidieregelingen. In maart 2010 is de eindafrekening van de subsidieregelingen ESF en Equal van de programmaperiode 2000–2006 aan de Europese Commissie gezonden.
De uitvoering van een aantal nationale regelingen zal in de komende jaren worden afgerond. Momenteel worden voorbereidingen getroffen om de uitvoering van enkele nieuwe opdrachten op te starten.
Baten
Opbrengsten moederdepartement
De opbrengst van het moederdepartement betreft grotendeels de uitvoering van de Europese subsidies te weten ESF doelstelling 2 2007–2013. Daarnaast worden in opdracht van het moederministerie diverse andere regelingen uitgevoerd met variërende looptijden. De uitvoering van ESF doelstelling 2 2007–2013 kent in 2011 een piek in de werkzaamheden.
Opbrengst overige departementen
Agentschap SZW voert de volgende subsidieregelingen in opdracht van andere departementen uit:
– regeling Kinderopvang in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW);
– bekostiging van de Wet Inburgering (Nieuwkomers) in opdracht van het Ministerie VROM (WWI);
– tijdelijke stimuleringsregeling Inburgering op de Werkvloer in opdracht van het Ministerie VROM (WWI);
– helpdesk Inburgering in opdracht van het Ministerie van VROM;
– regeling Tegemoetkoming in de Adoptiekosten van het Ministerie van Justitie.
Rentebaten
De rentebaten worden ontvangen over de liquide middelen op de Rekening Courant bij het Ministerie van Financiën.
Baten out of pocket
De baten out of pocket betreffen specifieke wensen van de opdrachtgevers waarvan de werkelijke kosten afzonderlijk in rekening worden gebracht bij de opdrachtgevers. De kosten betreffen hoofdzakelijk communicatie- en ICT-kosten; gedurende de periode 2010 – 2014 is er ook sprake van kosten voor uitbesteding van taken.
Onttrekking bestemmingsreserve
Het Agentschap SZW beschikt met instemming van het Ministerie van Financiën (in 2007 verleend) over een geoormerkte bestemmingsreserve. De kosten voortvloeiend uit de krimp van het takenpakket van het Agentschap SZW worden hieruit opgevangen.
Lasten
Personele kosten
De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee het aantal activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats (via mantelcontracten SZW).
Materiële kosten
De materiële kosten bestaan uit personeelsgebonden kosten (reis-, verblijf- en opleidingskosten), huisvestingskosten, automatiseringskosten, kantoorkosten en de kosten van voorlichting & communicatie en advies & onderzoek. De out of pocketkosten (waaronder ook de uitbesteding van taken) maken onderdeel uit van deze post.
Rentelasten
De rentelasten hebben voornamelijk betrekking op de betalingen van toegekende wettelijke renten.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten betreffen de kosten van afschrijving van materiële en immateriële activa, zoals hardware en software.
Bijzondere lasten
Het Agentschap SZW verwacht geen bijzondere lasten te realiseren.
Saldo van baten en lasten
Het saldo van baten en lasten zal in het jaar van ontstaan opgenomen worden in het onverdeelde resultaat. In het jaar daarop wordt het resultaat verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.
Realisatie 20091 | Raming 20102 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito) | 4 208 | 3 965 | 2 583 | 2 623 | 2 623 | 2 673 | 2 723 |
2 | Totaal operationele kasstroom | – 255 | – 1 282 | 190 | 150 | 150 | 150 | 150 |
3a | – /– totaal investeringen | – 3 | – 100 | – 150 | – 150 | – 100 | – 100 | – 100 |
3b | +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 15 | – | – | – | – | – | – |
3 | Totaal investeringskasstroom | 12 | – 100 | – 150 | – 150 | – 100 | – 100 | – 100 |
4a | – /– eenmalige uitkering aan moederdepartement | – | – | – | – | – | – | – |
4b | +/+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – | – | – | – | – | – |
4c | –/– aflossingen op leningen | – | – | – | – | – | – | – |
4d | +/+ beroep op leenfaciliteit | – | – | – | – | – | – | – |
4 | Totaal financieringskasstroom | – | – | – | – | – | – | – |
5 | Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) | 3 965 | 2 583 | 2 623 | 2 623 | 2 673 | 2 723 | 2 773 |
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal.
Investeringskasstroom
De investeringskasstroom wordt bepaald door de geschatte investeringen in materiële en immateriële activa. Kleinschalige investeringen (op het gebied van hard- en software) worden uit eigen vermogen gefinancierd.
2011 | 2012 | 2013 | 20141 | 20151 | |
---|---|---|---|---|---|
Tarieven/uur: | |||||
– Voorcalculatorisch integraal uurtarief (gemiddeld) | € 87,86 | € 85,88 | € 85,84 | € 91,80 | € 91,80 |
– Index ten opzichte van 2010 (2010 = 100) | 98,2 | 96,0 | 95,9 | 102,6 | 102,6 |
Omzet per produktgroep (pxq) ( x 1 000) | |||||
– Totale omzet (excl.OOP) | € 17 661 | € 15 551 | € 14 878 | € 12 664 | € 12 664 |
– Omzet Europese: nationale regelingen (1) | 85 : 15 | 86 : 14 | 90 : 10 | 89 : 11 | 89 : 11 |
– Omzet productenregelingen: urenregelingen (2) | 90 : 10 | 90 : 10 | 90 : 10 | 90 : 10 | 90 : 10 |
FTE-totaal: | |||||
– FTE-totaal (excl. externe inhuur) | 157 | 149 | 142 | 110 | 110 |
Omzet per fte: | |||||
– omzet per FTE inclusief externe inhuur | € 97 083 | € 94 823 | € 94 764 | € 101 312 | € 101 312 |
Saldo van baten en lasten (%) (3) | |||||
– saldo van baten en lasten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– saldo van baten en lasten als % van de totale baten | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
Productiviteit: | |||||
– declarabiliteit = gedeclareerde uren (direct)/beschikbare uren | 75% | 75% | 75% | 75% | 75% |
Ziekteverzuimpercentage: | |||||
– Ziekteverzuimpercentage (totaal incl.langdurig) | 4,9% | 4,9% | 4,9% | 4,9% | 4,9% |
Uitvoeringskosten per opdracht: (4) | |||||
Europees: ESF-2 2007–2013 (obv offerte 2010) | |||||
– uitvoeringskosten/gemiddelde projectsubsidie | 4,7% | 4,5% | 4,5% | 4,5% | 4,5% |
Nationaal: Kinderopvang (obv offerte 2010) (5) | |||||
– uitvoeringskosten/gemiddelde projectsubsidie | 6,7% | nvt | nvt | nvt | nvt |
Toelichting financiële indicatoren
(1) De uitvoering van de subsidieregeling ESF-2 2007–2013 is een gewaarborgde opdracht tot en met 2014. De inhoud van de programmaperiode 2014–2020 is nog onzeker.
De nationale opdrachten die het Agentschap SZW uitvoert, zijn doorgaans kortlopend. In de begroting is uitgegaan van de opdrachten die met zekerheid door het Agentschap SZW worden uitgevoerd. Er wordt voorzichtigheidshalve niet vooruitgelopen op prospecten of lopende onderhandelingen.
(2) Productenregelingen: uitvoeringskosten = gerealiseerde producten x afgesproken productprijs.
Urenregelingen: uitvoeringskosten = werkelijk bestede uren x uurtarief.
Het streven is om elke opdracht als productregeling uit te voeren. Uitzonderingen zijn opdrachten waarbij geen sprake is van concrete producten en nieuwe regelingen waarbij nog onvoldoende ervaringsgegevens beschikbaar zijn om een productprijs te berekenen.
(3) Het Agentschap SZW heeft geen winststreven. In de begroting is het saldo van baten en lasten nihil.
(4) De hoogte van de uitvoeringskosten per project wordt met name bepaald door de subsidie-vereisten die de opdrachtgever stelt. Bovendien speelt de gemiddelde projectsubsidie een rol. De benodigde behandeltijd stijgt niet evenredig met de projectomvang.
(5) De subsidieregeling Kinderopvang is, zoals de meeste nationale regelingen, kortlopend. Deze regeling loopt vanaf 2011 af. Desondanks zijn de uitvoeringskosten van Kinderopvang als indicator opgenomen omdat dit momenteel de enige nationale productenregeling is die met zekerheid nog in 2011 wordt uitgevoerd.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|
– Klanttevredenheid: (1) | |||||
totaalwaardering onderzoek | 6,90 | 7,00 | 7,10 | 7,20 | 7,20 |
– Telefonische bereikbaarheid: (2) | |||||
% oproepen dat leidt tot contact | 92% | 95% | 99% | 99% | 99% |
% van contact binnen 15 seconden | 60% | 65% | 70% | 75% | 75% |
– Uitkomsten bezwaar- en beroepsprocedures: (3) | |||||
% bezwaarprocedures geheel gegrond | 7% | 5% | 5% | 5% | 5% |
% bezwaarprocedures deels gegrond | 16% | 15% | 15% | 15% | 15% |
% beroepsprocedures geheel of deels gegrond | 25% | 22% | 20% | 20% | 20% |
– Aanvragen/einddeclaraties via internet: | |||||
Europese regelingen | 95% | 95% | 95% | 95% | 95% |
Nationale regelingen | 50% | 60% | 75% | 90% | 90% |
– Doorlooptijd beschikkingen: | |||||
% tijdige beschikkingen | 99% | 99% | 99% | 99% | 99% |
Aantal dwangsommen betaald | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bedrag dwangsommen betaald | € 0 | € 0 | € 0 | € 0 | € 0 |
– Doorlooptijd betalingen: | |||||
% tijdige betalingen | 99% | 99% | 99% | 99% | 99% |
Aantal malen wettelijke rente betaald | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bedrag wettelijke rente betaald | € 0 | € 0 | € 0 | € 0 | € 0 |
Toelichting doelmatigheidsindicatoren
(1) De gemiddelde tevredenheid van de klanten is in 2010 gemeten en bedroeg 6,75. Streven is om in 2014 uit te komen op een score die hoger is dan het gemiddelde van de benchmark (7,12). Het is niet zeker of dit klanttevredenheidsonderzoek jaarlijks zal worden uitgevoerd.
(2) In 2009 is een onderzoek naar de telefonische bereikbaarheid uitgevoerd. De gemeten bereikbaarheid voor de opgenomen indicatoren bedroeg 92% respectievelijk 60%. Streven is om de telefonische bereikbaarheid de komende jaren te verhogen.
(3) De bezwaar- en beroepsprocedures worden door directie WBJA van het Ministerie van SZW uitgevoerd. De resultaten van de procedures zijn ontleend aan de rapportages van WBJA. Voor beroeps- en hoger beroep procedures is geen onderscheid te maken tussen geheel of gedeeltelijk gegrondverklaringen. Het Agentschap SZW hecht meer waarde aan de uitkomsten van de beroepsprocedures als indicator voor de kwaliteit van het subsidieverleningsproces dan aan bezwaarprocedures. Bij de bezwaarprocedures kunnen door de aanvragers namelijk nieuwe feiten en/of omstandigheden worden aangedragen. De gegrondverklaringen in bezwaar geven dus niet in alle gevallen een oordeel over de kwaliteit van het subsidieverleningsproces.
INSPECTIE WERK EN INKOMEN
Realisatie 20091 | Raming 20102 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 16 600 | 14 065 | 10 530 | 10 650 | 10 675 | 10 675 | 10 675 |
Opbrengst overige departementen | – | – | – | – | – | – | – |
Opbrengst derden | – | – | – | – | – | – | – |
Rentebaten | 112 | 70 | 35 | 30 | 25 | 20 | 15 |
Vrijval voorziening | 337 | – | – | – | – | – | – |
Exploitatiebijdrage | 5 636 | – | – | – | – | – | – |
Totaal baten | 22 685 | 14 135 | 10 565 | 10 680 | 10 700 | 10 695 | 10 690 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
– personele kosten | 12 960 | 9 715 | 8 300 | 8 300 | 8 300 | 8 300 | 8 300 |
– materiële kosten | 3 790 | 2 280 | 2 150 | 2 150 | 2 150 | 2 150 | 2 150 |
Rentelasten | 28 | 10 | – | – | – | – | – |
Afschrijvingskosten | |||||||
– Materieel | 52 | 45 | 40 | 25 | 25 | 25 | 20 |
– Immaterieel | 25 | 75 | 75 | 75 | 75 | 50 | – |
Overige kosten | |||||||
– Dotaties voorzieningen | 5 828 | – | – | – | – | – | – |
– Bijzondere lasten | – | – | – | – | – | – | – |
Totaal Lasten | 22 683 | 12 125 | 10 565 | 10 550 | 10 550 | 10 525 | 10 470 |
Saldo van baten en lasten | 2 | 2 010 | – | 130 | 150 | 170 | 220 |
Algemeen
De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) draagt door haar toezicht bij aan het doeltreffend functioneren van het stelsel van werk en inkomen. IWI is de onafhankelijke toezichthouder voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het doel van het toezicht van IWI is: onafhankelijk inzicht bieden in de effectiviteit van de uitvoeringspraktijk in samenhang met het beleid op het terrein van werk en inkomen. IWI houdt systeemgericht toezicht. De focus ligt meer op de werking en opbrengsten van het stelsel dan op het functioneren van de afzonderlijke uitvoeringsorganisaties.
Het toezicht van IWI is signalerend: de inspectie heeft geen interventiemogelijkheden. IWI rapporteert over haar toezichtonderzoeken aan de bewindslieden van SZW. Het is aan hen en de uitvoeringsorganisaties om er gevolgen aan te verbinden voor verbetering van de uitvoering en/of het beleid.
In de begrotingen 2011 tot en met 2015 is rekening gehouden met een formatie van 83,7 fte. In de raming 2010 werd nog rekening gehouden met een formatie van 120,6 fte. De afname is het gevolg van de reorganisatie van IWI per 1 maart 2010, waarbij enkele IWI-taken (totaal 29,3 fte) zijn overgeheveld naar andere onderdelen van het departement, alsmede een reductie in de formatie als gevolg van een wijziging in de taken van IWI.
IWI bestaat uit 4 programma-afdelingen (Participatie, Informatieprocessen, Dienstbare overheid en Inkomenszekerheid) en een stafeenheid en wordt geleid door de directeur IWI. IWI maakt samen met de drie directies van de AI en de SIOD onderdeel uit van de Inspectie SZW in oprichting. De inspecteur-generaal SZW staat aan het hoofd van de Inspectie SZW in oprichting.
Baten
Opbrengst moederdepartement
IWI heeft een jaarplan 2011 opgesteld met een uitwerking van de toezichtsactiviteiten in programma’s. IWI levert daarnaast expertise en verricht onderzoek op verzoek van bewindslieden of beleidsdirecties. Binnen de programma’s worden diverse onderzoeken uitgevoerd uitmondend in nota’s van bevindingen. De nota’s van bevindingen zijn de basis voor de twee programmarapportages per programma.
Eind 2010 zal het jaarplan van IWI worden uitgewerkt in de Tarievennota 2011, waarbij per onderzoek de kostprijs zal worden aangegeven (geplande uren maal tarief). De realisatie van de Tarievennota is de basis voor de opbrengsten van IWI. De doorbelasting van de geleverde producten van IWI aan het moederdepartement geschiedt op basis van de ingeplande uren ad 78 456 uur tegen het gecalculeerde uurtarief van € 134,22 per uur. Dit leidt in 2011 tot een opbrengst van € 10 530 000.
Rentebaten
De rentebaten hebben betrekking op de rekening courant en de depositorekeningen bij het Ministerie van Financiën.
Lasten
Apparaatskosten
Personele kosten
Zoals eerder aangegeven zijn de personeelskosten voor 2011 gebaseerd op een formatie van 83,7 fte. Voor de inhuur van personeel en deskundigen is een begrotingspost opgenomen conform de SZW-norm voor inhuur. Daarnaast zijn bedragen opgenomen voor rechtspositionele regelingen, opleidingen en overige personeelskosten.
Materiële kosten
De materiële kosten bestaan uit de kosten voor automatisering/ICT, huisvestingskosten en bureaukosten. Voor zover deze kosten gerelateerd zijn aan de omvang van de personele formatie zijn deze in vergelijking met de voorgaande begroting neerwaarts bijgesteld. Met ingang van 2011 huurt IWI alleen nog de 1e etage in het Rijkskantoor Beatrixpark.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten betreffen de kosten van afschrijving van materiële en immateriële activa, zoals meubilair, hardware en software. De afschrijvingstermijnen zijn afhankelijk van de economische levensduur van de activaposten 3, 5 of 8 jaar.
Saldo van baten en lasten
De begroting 2011 sluit exact. De daarop volgende jaren ontstaat er een klein positief resultaat, oplopend tot ruim € 0,2 miljoen in 2015. De resultaten kunnen nog beïnvloed worden door noodzakelijke dotaties aan de reorganisatie voorziening 2009. Dit doet zich voor als gedetacheerde medewerkers in tegenstelling tot de verwachting geen vaste aanstelling krijgen bij de inlenende organisatie en bij IWI terugkeren en in het geval dat boventallige medewerkers geen andere werkomgeving vinden.
Realisatie 20091 | Raming 20102 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Rekening courant RHB 1 januari (incl. deposito) | 12 685 | 15 193 | 12 616 | 8 359 | 7 939 | 7 742 | 7 592 |
2 | Totaal operationele kasstroom | –/– 2 231 | –/– 2 240 | –/– 4 257 | –/– 420 | –/– 197 | –/– 150 | –/– 3 |
–/– totaal investeringen | –/– 378 | – | – | – | – | – | – | |
3b | +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 7 | – | – | – | – | – | – |
3 | Totaal investeringskasstroom | –/– 371 | – | – | – | – | – | – |
4a | –/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | –/– 526 | –/– 337 | – | – | – | – | – |
4b | +/+ eenmalige storting door moederdepartement | 5 636 | – | – | – | – | – | – |
4c | –/– aflossingen op leningen | – | – | – | – | – | – | – |
4d | +/+ beroep op leenfaciliteit | – | – | – | – | – | – | – |
4 | Totaal financieringskasstroom | 5 110 | –/– 337 | – | – | – | – | – |
5 | Rekening courant RHB 31 december (incl. deposito) | 15 193 | 12 616 | 8 359 | 7 939 | 7 742 | 7 592 | 7 589 |
Toelichting bij het kasstroomoverzicht
De operationele kasstroom betreft de mutaties in de voorzieningen, de afschrijvingen en het saldo van baten en lasten. Voor 2011 is de operationele kasstroom –/– € 4 257 000 (respectievelijk mutatie voorzieningen –/– € 4 372 000 + afschrijvingen € 115 000, het saldo baten en lasten 2011 is begroot op nihil). De mutatie in de operationele kasstroom van 2011 ten opzichte van 2010 wordt voornamelijk veroorzaakt door het geraamde positieve saldo van baten en lasten in 2010 en het ontbreken daarvan in 2011. Bij huidig inzicht zullen de uitgaven uit de voorzieningen vanaf 2012 afnemen.
IWI verwacht de komende jaren geen investeringen te hoeven doen in materiële en immateriële activa.
Omschrijving generiek deel | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|
Tarieven/uur | 134,22 | 133,71 | 132,05 | 132,05 | 132,05 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) | 83,7 | 83,7 | 83,7 | 83,7 | 83,7 |
Saldo van baten en lasten (%) | – | 1,22 | 1,41 | 1,59 | 2,06 |
Kwaliteitsindicator 1: Tijdigheid afronding projecten | 60 | 70 | 80 | 80 | 80 |
Verklarende variabelen: | |||||
Declarabiliteit toezichtmedewerkers (%) | 68 | 69 | 70 | 70 | 70 |
Inhuur extern (in % van loonsom inclusief inhuur) | 8 | 8 | 8 | 8 | 8 |
Overhead (in % van totale formatie) | 20 | 20 | 20 | 20 | 20 |
Toelichting doelmatigheidsindicatoren
De belangrijkste producten van IWI zijn de programmarapportages over de werking van het stelsel van werk en inkomen. Jaarlijks worden per programma twee rapportages uitgebracht. Als basis voor deze rapportages worden de resultaten van circa drie samenhangende onderzoeken gebruikt. De omvang van deze onderzoeken kan zeer verschillend zijn waardoor het niet mogelijk is om een standaard kostprijs per product (groep) en een omzet per productgroep te hanteren.
Uitgaande van de declarabiliteitsnorm van 68% voor toezichtmedewerkers en projectsecretarissen, 50% voor programmamanagers en 18% voor stafmedewerkers komt het uurtarief voor 2011 op € 134,22. De komende jaren daalt het tarief licht.
IWI is in per 1 maart 2010 gereorganiseerd. De nieuwe formatie is 83,7 fte. De werkelijke bezetting is vooralsnog hoger. De boventallige medewerkers zullen worden begeleid naar nieuw werk op vaste basis of middels detachering met uitzicht op een vaste aanstelling. De kosten van de boventallige medewerkers worden gefinancierd uit een reorganisatievoorziening.
In de tabel is één kwaliteitsindicator opgenomen. In de jaarrekening 2009 was daarnaast de ontwikkeling van het aantal rapporten opgenomen. Deze laatste is niet meer relevant omdat het uitgangspunt van de inspectie is om jaarlijks per programma twee programmarapportages (totaal 8) uit te brengen.
IWI stuurt op een tijdige afronding van haar producten, maar stemt het moment van uitbrengen ook af op de actualiteit. De afgelopen jaren liep ongeveer de helft van de producten om uiteen lopende redenen vertraging op. Ook hier geldt dat een gestelde norm haalbaar moet zijn. De komende jaren zal het normpercentage tijdigheid afronding projecten omhoog gaan van 60% in 2011 tot 70% in 2012 en 80% vanaf 2013.
Bovendien werkt IWI aan verbetering van de producten zelf. Veel medewerkers hebben een basiscursus onderzoeksvaardigheden gevolgd. Daarop aansluitend hebben 15 medewerkers de mastercourse «Toezichtonderzoek in de sociale zekerheid» afgerond. Binnenkort start een tweede groep aan deze opleiding. IWI tracht daarnaast de kwaliteit en effectiviteit van haar producten verder te verbeteren door het bespreken van haar werkprogramma met de stakeholders, het organiseren van feedback bijeenkomsten en interne kenniskringen die bij elk onderzoek adviseren over opzet, analyse en conclusies. Deze activiteiten laten zich niet meten in indicatoren.
De specifieke doelmatigheidsindicatoren zijn ontwikkeld voor subsidie-, inspectie- en ICT-baten-lastendiensten. IWI is een baten-lastendienst die onderzoek verricht. De aard van de werkzaamheden van IWI maakt het niet mogelijk deze doelmatigheidsindicatoren te gebruiken. Daarentegen heeft IWI enkele verklarende variabelen in tabel 4.7 opgenomen.
De norm voor direct productieve uren (declarabiliteit) voor toezichtmedewerkers voor 2011 is gesteld op 68% (in de begroting 2010 was een declarabiliteit van 65% opgenomen). Mede als gevolg van de reorganisatie per 1 maart 2010 blijft de directe productiviteit in 2010 onder de norm. IWI heeft naar aanleiding van deze constatering een traject in gang gezet om de directe productiviteit van haar medewerkers te verbeteren. Aangezien een norm haalbaar moet zijn is er in de begroting 2011 voor gekozen om de oorspronkelijke norm voor 2011 op een lager percentage, te weten 68%, vast te stellen. Hierbij is onder meer rekening gehouden met enkele personeelsbijeenkomsten in het kader van de vorming van de SZW-inspectie en de doorloop van de mastercourse «Toezichtonderzoek in de sociale zekerheid» in het kader van de verdere professionalisering van de toezichtmedewerkers. Deze activiteiten hebben een neerwaarts effect op de declarabiliteit van medewerkers. In 2012 wordt de norm verhoogd naar 69% en vanaf 2013 naar 70%.