Base description which applies to whole site

3.5. Specifieke uitkeringen

3.5.1. Inleiding

Het Onderhoudsrapport specifieke Uitkeringen (OSU) bevat een overzicht van de specifieke uitkeringen en van de daarmee gemoeide bedragen. Het OSU wordt op grond van artikel 20 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) jaarlijks aan de Tweede Kamer aangeboden en heeft als doel inzicht te geven in het stelsel van specifieke uitkeringen en in het onderhoud van het stelsel.

3.5.2. Terugblik

De conclusie in het OSU 2011 is dat in 2011 opnieuw voortgang is geboekt in het terugdringen van het aantal specifieke uitkeringen: ten opzichte van een jaar eerder is dit aantal met 13 verder afgenomen tot 75.

In 2010 heeft de Tweede Kamer het voorstel tot wijziging van de Wet Fonds Economische Structuurversterking (FES) controversieel verklaard. Hierdoor heeft de voorgenomen omzetting van de uit het FES bekostigde specifieke uitkeringen naar decentralisatie-uitkeringen geen doorgang gevonden. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen is opgenomen dat de belegde ruimte van het FES wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds of de departementale begrotingen. De niet belegde ruimte wordt toegevoegd aan de algemene middelen. Hierdoor lopen bestaande specifieke uitkeringen die zijn bekostigd uit het FES af en ontstaan er hieruit geen nieuwe specifieke uitkeringen.

Specifieke uitkeringen worden op grond van artikel 17a Fvw verantwoord via het principe van Single information Single audit (SiSa). Met ingang van de SiSa-verantwoording 2010 is voor alle specifieke uitkeringen het stelsel van baten en lasten ingevoerd. Het kas-verplichtingenstelsel is niet langer van toepassing voor de verantwoording van specifieke uitkeringen. Hiermee wordt voorkomen dat extracomptabele administraties met afwijkende waarderingsregels en aanvullende controles bij medeoverheden nodig zijn ten behoeve van de aansluiting op de Rijksadministratie. Voor alle specifieke uitkeringen geldt een, in lijn met het Besluit Begroting en Verantwoording, eenduidige definitie van het begrip besteding, dat gekoppeld is aan het moment van een prestatie of verlies. Het nieuwe stelsel geldt voor alle huidige en nieuwe specifieke uitkeringen, ongeacht de aard (openeinde, declaratie, project etc.), looptijd en verstrekker van de specifieke uitkering.

3.5.3. Vooruitblik

In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen is overeengekomen het aantal specifieke uitkeringen verder te verminderen. Hieraan zijn geen kwantitatieve doelstellingen verbonden. In lijn met het door het kabinet geformuleerde principe «Je gaat erover of niet» beperken Rijk en medeoverheden zich tot hun kerntaken. Het Rijk kiest waar mogelijk voor een stelselverantwoordelijkheid. Daarbij ligt bekostiging via de fondsen of eigen inkomsten voor de hand. In beginsel geldt dat alleen bij een verantwoordelijkheid van het Rijk of de provincie voor de rechtmatige uitvoering door een individuele provincie of gemeente een specifieke uitkering past. Door toepassing van dit uitgangspunt zal het aantal specifieke uitkeringen verder afnemen.

De vakministers zijn primair verantwoordelijk voor een passende bekostiging. Hierover vindt cf. artikelen 2 en 18 Fvw tijdig overleg plaats met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën (Fv-beheerders).

3.5.4. Specifieke uitkeringen in cijfers

Tabel 3.5.1. geeft inzicht in het aantal specifieke uitkeringen. Het overzicht betreft de periode 2006–2011 en omvat niet alleen de specifieke uitkeringen aan gemeenten, maar ook die aan provincies en gemeenschappelijke regelingen (Wgr/Wgr+).

Tabel 3.5.1. Aantal specifieke uitkeringen per departement (2006–2011)1

Ministerie

2006

2007

2008

2009

20102

20112 (oud)3

20112 (nieuw)3

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

13

12

6

6

3

3

4

Economische Zaken

10

10

8

7/2

6/6

4/6

-

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

8/7

Financiën

1

1

1

Immigratie en Asiel

3

Infrastructuur en Milieu

11/20

Jeugd en Gezin

6

5

4

3

Justitie

9

10

4

5

4

3

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

8

4

4

3/1

4/1

4/1

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

28

21

14

10/4

4/2

2/2

2/2

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

19

22

10

9

7

7

7

Veiligheid en Justitie

3

Verkeer en Waterstaat

9

10

8

6/6

7/4

4/3

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

15

18

9

7

5

5

8

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

24

26

19

13/14

9/16

7/17

Wonen, Wijken en Integratie

12

11

6

4

Totaal

136

134

101

82/27

59/29

46/29

46/29

Bron: Onderhoudsrapportage Specifieke Uitkeringen 2011

1

Niet meegeteld zijn de uitkeringen waarvoor via SiSa 2010 een laatste verantwoording wordt aangeleverd in 2011 alsook verzameluitkeringen van ministeries die nog niet in gebruik zijn.

2

Aantal «reguliere» specifieke uitkeringen / aantal uitkeringen uit FES-gelden.

3

Voor 2011 is ter vergelijking het aantal specifieke uitkeringen vermeld naar ongewijzigde departementale indeling (oud) en huidige departementale indeling (nieuw).

Sinds 2007 zijn specifieke uitkeringen beëindigd, opgenomen in bestaande brede doeluitkeringen, omgezet in decentralisatie-uitkeringen of opgegaan in de verzameluitkering. Nieuwe specifieke uitkeringen zijn beperkt ontstaan, bijvoorbeeld omdat zij uit FES-middelen zijn gefinancierd of omdat de Tweede Kamer dit wenselijk achtte. Per saldo is het aantal specifieke uitkeringen tussen 2007 en 2011 afgenomen van 134 naar 75. Hiervan zijn er 29 gefinancierd uit FES middelen.

De ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschap en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn overeengekomen om uit pragmatische overwegingen de uitkeringen uit rijkscultuurfondsen en de uitkeringen in de sfeer van de onderwijsbekostiging op dit moment te behandelen als subsidies (d.w.z. niet vallend onder artikel 15a Fvw). Het betreft ongeveer dertigtal regelingen, die aldus niet zijn opgenomen in bovenstaande tabel.

Tabel 3.5.2. geeft per ministerie inzicht in het aandeel van specifieke uitkeringen aan gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen (Wgr/Wgr+) in de totale begroting van departementen.

Tabel 3.5.2. Aandeel specifieke uitkeringen per departement 2011 (x € miljoen)1

Ministerie

Uitgaven

Specifieke uitkeringen

 

totaal

bedrag

%

Algemene Zaken

69

0,0

0,0

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

6 260

133,2

2,1

Buitenlandse Zaken

11 792

0,0

0,0

Defensie

8 459

0,0

0,0

Economische Zaken

3 055

124,2

4,1

Financiën

9 525

0,0

0,0

Jeugd en Gezin

6 780

1 504,0

22,2

Justitie

5 991

10,0

0,2

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2 627

721,1

27,4

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

36 780

301,3

0,8

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

25 881

8 237,0

31,8

Verkeer en Waterstaat

9 085

2 092,0

23,0

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

16 302

45,2

0,3

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

1 068

203,8

19,1

Wonen, Wijken en Integratie

3 148

10,8

0,3

Totaal

146 822

13 383

9,1

Bron: Onderhoudsrapportage Specifieke Uitkeringen 2011 en Miljoenennota 2011

1

Omdat de uitgaven van de departementen volgens de nieuwe indeling nog niet bekend zijn, wordt hier de oude departementale indeling weergegeven.

Het aandeel van specifieke uitkeringen verschilt van departement tot departement. Enkele departementen verstrekken in het geheel geen middelen aan de decentrale overheden. Bij andere departementen, te weten VROM, VenW, LNV, SZW en JenG gaat tussen de 19% en 32% van de uitgaven in de vorm van specifieke uitkeringen naar de medeoverheden.

De verdeling over gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen (Wgr/Wgr+) is € 9 130 miljoen respectievelijk € 2 478 miljoen en € 1 753 miljoen (van € 21 miljoen is de verdeling nog onbekend).

Licence