Procentuele verdeling uitgaven 2012 per operationele doelstelling
A. Algemene Doelstelling
De kern van ontwikkeling ligt in de mogelijkheden en kansen die mensen, mannen én vrouwen, krijgen om zich te ontplooien en bij te dragen aan de sociale en economische ontwikkeling van hun land. Een sterk maatschappelijk middenveld geeft een stem aan groepen uit de samenleving en zorgt voor het nodige tegenwicht voor de overheid.
B. Rol en verantwoordelijkheid
Faciliterende rol
-
• De minister stelt voldoende financiële en personele middelen beschikbaar voor het realiseren van de operationele doelstellingen en is aanspreekbaar op effectieve en doelmatige inzet van die middelen.
Stimulerende rol
-
• Internationaal versterken van het politiek draagvlak voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, leefstijl of religie, zowel in donorlanden als in ontvangende landen.
Beleidstheorie
Van de acht Millenniumdoelen hebben er vijf betrekking op gezondheid, HIV/Aids, onderwijs en gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. In het nieuwe beleid is meer focus aangebracht en geeft Nederland prioriteit aan die Millennium Development Goals waarop een relatief grote achterstand is en waar Nederland specifieke meerwaarde heeft. Vanuit deze overwegingen is gekozen voor het speerpunt seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief HIV/Aids. Er rust in veel landen een taboe op seksualiteit en dat belemmert voortgang op het terrein van SRGR en HIV preventie. Oppositie tegen reproductieve en seksuele rechten is groot en groeit, veelal religieus geïnspireerd. Wereldwijd bestaan legio taboes over zelfbeschikkingsrecht van vrouwen over hun eigen lichaam, over seksueel gedrag van jongeren maar ook over veilige abortus. Dit leidt tot stigma en discriminatie, en tot gevangenisstraffen voor vrouwen die hun zwangerschap hebben afgebroken en voor hun hulpverleners. Daarnaast leiden stigma, discriminatie en criminalisering van LGBT 33, sekswerkers en injecterende druggebruikers («key populations») tot uitsluiting van deze mensen en verdere verspreiding van de aidsepidemie. Seksueel geweld tegen vrouwen, jongeren en seksuele minderheden blijft te vaak ongestraft. Nederland geeft specifieke aandacht aan mensenrechten gerelateerd aan seksualiteit en voortplanting. Deze inzet is ook gericht op jongeren zodat zij betere kennis verwerven over seksualiteit, zwangerschap en HIV en zelf keuzes kunnen maken bij het aangaan van seksuele relaties, veilig vrijen en het gebruik van anticonceptie. Ook wordt ingezet op betere toegang tot en keuze uit kwalitatief goede anticonceptie, mannen- en vrouwencondooms, medicijnen, vaccins en andere medische middelen voor reproductieve gezondheid en HIV preventie. Een belangrijk aandachtspunt is het optimaliseren van complementaire publieke en private dienstverlening voor seksuele en reproductieve gezondheid inclusief veilige abortus en HIV/Aids. 34 Op deze manier wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het verminderen van moedersterfte.
Onderwijs en onderzoek
Basisonderwijs is niet benoemd als een van de speerpunten in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. De keuze voor de speerpunten is gemaakt op basis van de meerwaarde van de Nederlandse deskundigheid die Nederland ontwikkelingslanden op bepaalde terreinen kan bieden. De meerwaarde op terreinen als voedselzekerheid en water blijkt groter dan op basisonderwijs. Het Nederlandse onderwijskundig onderzoek wordt internationaal hoog gewaardeerd. Tegelijkertijd is het zo dat de Nederlandse onderwijsexpertise voornamelijk is gericht op de oplossing van onderwijsvraagstukken in een Nederlandse of westerse setting. Er is op dit moment geen center of excellence op het terrein van onderwijs in OS-landen in Nederland. Voor de thans gekozen speerpunten zullen Nederlandse kennisinstituten die zich wel expliciet bezig houden met de specifieke problematiek van ontwikkelingslanden zoveel mogelijk benut worden. Ze krijgen de gelegenheid zich aan de nieuwe speerpunten aan te passen.
De inzet op basis- en beroepsonderwijs in fragiele staten wordt voorgezet. De resterende onderwijsprogramma’s, waaronder die voor hoger onderwijs, worden zoveel mogelijk omgevormd naar onderwijs en training die de vier speerpunten van het OS-beleid ondersteunen.
Genderongelijkheid is een maatschappelijke kwestie en de politiek dient een leidende rol te spelen om verbetering te realiseren. Vrouwen kunnen daar zelf een katalyserende rol bij spelen wanneer zij zich bewust zijn van hun rechten en kansen en wanneer zij de capaciteiten hebben om deze op te eisen. Het is daarom van groot belang dat vrouwen en mannen uit de lokale gemeenschap vanaf het begin bij besluitvorming worden betrokken. Lokale (vrouwen)organisaties spelen een belangrijke rol in het creëren van maatschappelijk draagvlak onder zowel vrouwen als mannen. Zij hebben toegang tot de wortels van de samenleving en staan aan de basis van duurzame initiatieven op het gebied van de creatie en verdeling van welvaart, van vrede en stabiliteit en van mensenrechten voor iedereen.
Nederland ondersteunt lokaal ingezette processen die bijdragen aan veranderingen gericht op verschillende niveaus: institutioneel (zoals nieuwe wetgeving en betere arbeidsvoorwaarden), cultureel (zoals politiek leiderschap van vrouwen) en individueel (zoals kennis van vrouwen over hun rechten, toegang tot onderwijs, gezondheid en werk). Daarnaast is Nederland internationaal actief om te komen tot betere standaarden en betere naleving daarvan om mondiaal gelijke rechten en kansen te bevorderen.
Sterkere maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden zijn nodig die volwaardig en zelfstandig gesprekspartner zijn bij een beleidsdialoog ten aanzien van alle aspecten van armoedebestrijding en duurzame sociale en economische ontwikkeling. Maatschappelijke organisaties kunnen indien nodig overheid en markt tegenwicht bieden en aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Een sterk en divers maatschappelijk middenveld is essentieel voor een vitale samenleving en daarmee voor ontwikkeling.
C. Beleidswijzigingen
-
• Bij gezondheid zal meer dan voorheen de focus op SRGR inclusief HIV/Aids liggen met nadruk op preventie en mensenrechten. De inzet op het terrein van algemene gezondheid wordt vooral ondersteunend aan deze prioriteit met als doel dat het gezondheidssysteem maximaal resultaten op dit thema kan behalen.
-
• Het accent in het onderwijs- en onderzoeksbeleid verschuift naar activiteiten die bijdragen aan de vier beleidsspeerpunten. Er is minder geld beschikbaar voor algemeen basisonderwijs in (bilaterale) partnerlanden en voor het Education for All – Fast Track Initiative (FTI). Een aantal activiteiten wordt geheel afgebouwd, zoals basisonderwijs in de partnerlanden waaruit Nederland zich terugtrekt en het SII-programma voor Samenwerking tussen Internationale (hoger onderwijs) Instituten 35.
-
• De inzet op beroepsonderwijs ten dienste van de speerpunten wordt voortgezet of mogelijk vergroot. Binnen de onderwijsprogramma's blijft er speciale aandacht bestaan voor het inhalen van achterstanden door meisjes/jonge vrouwen 36.
-
• Centrale onderwijsactiviteiten ter ondersteuning van een specifiek speerpunt, zoals het programma ten behoeve van fragiele staten, zijn ondergebracht onder het betreffende beleidsartikel.
D. Operationele Doelstellingen
Operationele doelstelling 5.1
Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten.
Financiële instrumenten
Hoger onderwijs.
-
• EUR 75 miljoen voor de hoger onderwijsprogramma’s: het Netherlands Fellowship Programma (NFP) en het Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education (NICHE). NICHE richt zich op de versterking van de capaciteit, en verbetering van kwaliteit en relevantie, van hoger (beroeps)onderwijs in de vier prioritaire sectoren in de partnerlanden. Het NFP verleent studiebeurzen aan mid-career professionals uit 60 ontwikkelingslanden om hun capaciteiten te vergroten en bij te dragen aan de ontwikkeling van de organisaties waar zij werkzaam zijn. Ook het NFP zal zich meer gaan richten op de vier prioritaire sectoren. In zowel NFP als NICHE is een belangrijke rol weggelegd voor Nederlandse kennisinstellingen. NICHE is in 2012 operationeel in tenminste negen partnerlanden, waaronder twee fragiele staten (Jemen en Zuid-Soedan).
Beroepsonderwijs:
-
• Naast de NICHE-activiteiten op het gebied van beroepsonderwijs zullen ook in bilaterale partnerlanden nieuwe en waar mogelijk innovatieve onderwijsactiviteiten op het gebied van voedselzekerheid en water worden opgezet. In de aanloop naar 2013 wordt een verkenning gedaan naar het aantal landen en de aard van de partnerschappen. Voor intensivering van beroepsonderwijs is (afgezien van NICHE) EUR 2 miljoen beschikbaar.
Basisonderwijs:
-
• Nederland blijft zowel donor (EUR 30 miljoen) als medebestuurder bij het Education for All - Fast Track Initiative. Nederland zal als bestuurslid blijven aansturen op meer aandacht voor fragiele staten en gender. In 2012 worden naar verwachting 42 landen (waarvan 8 nieuw door FTI ondersteund bij de verbetering van hun onderwijsbeleid. Daarvan zijn 14 staten fragiel (waaronder 3 nieuwe landen).
-
• Overige centrale programma's voor basisonderwijs die niet specifiek op de speerpunten zijn gericht, worden afgebouwd. In de partnerlanden wordt de onderwijssteun omgebogen ter ondersteuning van de beleidsprioriteiten of afgebouwd. Steun aan basisonderwijs in de exit-landen wordt de komende jaren op verantwoorde wijze afgebouwd.
Onderzoek:
-
• EUR 20 miljoen is beschikbaar voor het Programma Onderzoek & Innovatie, dat zich sterker zal richten op de beleidsprioriteiten. EUR 2,1 miljoen hiervan is bestemd voor academisch beleidsonderzoek en kennisplatforms op relevante ontwikkelingsterreinen. Een nieuwe algemene bijdrage aan de Consultative Group for International Agricultural Research (CGIAR) is voorzien.
-
• EUR 1,6 miljoen is beschikbaar voor de bevordering van de interactie tussen het ministerie en de externe kenniswereld. Een substantieel deel van dit bedrag is vastgelegd in lopende IS Academie-trajecten.
Operationele doelstelling 5.2
Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden
Financiële instrumenten
De totale financiële inzet bij deze operationele doelstelling die via Nederlandse maatschappelijke organisaties geleverd wordt bedraagt EUR 472 miljoen. Daarnaast gaat directe financiering van zuidelijke maatschappelijke organisaties vanuit het bilaterale kanaal in de toekomst onder deze operationele doelstelling vallen.
Onder de bijdragen aan Nederlandse maatschappelijke organisaties vallen:
-
• EUR 382 miljoen aan twintig allianties van Nederlandse maatschappelijke organisaties binnen het Medefinancieringsstelsel II (2011–2015). MFS II richt zich op de versterking van maatschappelijke organisaties in het Zuiden zodat zij een volwaardige en zelfstandige gesprekspartner kunnen zijn van de (lokale) overheid over duurzame ontwikkeling. Maatschappelijke organisaties fungeren in een samenleving als countervailing power. Een sterk en divers maatschappelijk middenveld is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Door versterking van het maatschappelijk middenveld in het Zuiden levert MFS II tevens een bijdrage aan armoedebestrijding, het realiseren van de (prioritaire) beleidsthema’s en meer specifiek aan het behalen van diverse thematische doelstellingen (inclusief capaciteitsopbouw voor versterking van het maatschappelijk middenveld).
-
• EUR 65 miljoen aan SNV dat zich door middel van capaciteitsontwikkeling van ngo’s, private sector en lokale overheden in ontwikkelingslanden richt op armoedebestrijding en het verbeteren van lokaal bestuur.
-
• EUR 12 miljoen aan PSO met het doel de capaciteit van het maatschappelijk middenveld in het Zuiden te bevorderen door de kwaliteit en de effectiviteit van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties te versterken.
-
• EUR 13 miljoen aan het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) dat capaciteitsopbouw van vakbonden in ontwikkelingslanden ondersteunt teneinde arbeids- en vakbondsrechten te bevorderen als bijdrage aan duurzame armoedebestrijding.
Beleidsinstrumenten
-
• Coördinatie van MFS II op stelselniveau en monitoring van MFS II organisaties. De monitoringprotocollen van de MFS II-allianties zullen monitoring en rapportage door deze allianties op MFS II-resultaatgebieden mogelijk maken.
-
• De in het MFS II verankerde afstemming en samenwerking tussen ambassades en Nederlandse maatschappelijke organisaties én tussen Nederlandse maatschappelijke organisaties onderling om meer synergie en toegenomen doelmatigheid van hulpinspanningen te bereiken via het maatschappelijke kanaal.
Operationele doelstelling 5.3
Gelijke rechten en kansen voor vrouwen.
Financiële instrumenten
De bijdragen aan gendermainstreaming van het algemene beleid zijn onderdeel van de respectievelijke operationele doelstellingen. Onder deze operationele doelstelling zijn de bijdragen aan specifieke genderinitiatieven samengebracht. Conform het amendement Hachchi (32500 V, nr.17) is het beschikbare bedrag in 2011 verhoogd naar EUR 42 miljoen (waarvan ca. EUR 3 miljoen is overgeheveld vanwege de bundeling van de uitgaven ten behoeve van het maatschappelijk middenveld onder OD 5.2). De meerjarige financiële inzet is hiermee in lijn gebracht.
-
• De nadruk ligt op het leveren van bijdragen aan internationale maatschappelijke initiatieven op het gebied van gelijke rechten en kansen: Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) en afronding MDG3 fonds. EUR 20 miljoen zal worden besteed aan maatschappelijke initiatieven op het gebied van bestrijding van geweld tegen vrouwen, actieve deelname van vrouwen aan processen van vrede, veiligheid en wederopbouw, vergroting van economische zelfredzaamheid en de toename van het aandeel vrouwen in politiek en bestuur.
-
• Via bilaterale programma’s wordt EUR 13 miljoen besteed aan activiteiten van overheid en maatschappelijk veld om lokaal duurzame stappen te zetten op institutioneel en sociaal cultureel vlak. Een zwaartepunt ligt op de bestrijding van geweld tegen vrouwen.
-
• Multilateraal draagt Nederland bij aan de verdere versterking en institutionele opbouw van UN Women (EUR 6 miljoen), inclusief de bijdrage aan het UN Trust Fund to Eliminate Violence Against Women)
Operationele Doelstelling 5.4
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS
De totale financiële inzet bij deze Operationele Doelstelling bedraagt ongeveer EUR 337 miljoen. Van dit bedrag gaat EUR 113 miljoen naar SRGR, EUR 113 miljoen naar HIV/Aids en EUR 111 miljoen naar gezondheid algemeen ter ondersteuning van SRGR en HIV/Aids.
Bijdrage OD 5.4 in miljoen euro's
Bijdragen aan internationale organisaties (EUR 216 miljoen)
Internationale organisaties zijn van belang voor internationale beleidsontwikkeling, het ontwikkelen van internationale normen en standaarden op basis van onderzoek en hun technische rol ter ondersteuning van landen om nationaal beleid te ontwikkelen. Internationale NGO’s zijn belangrijke spelers voor zowel SRGR en HIV/Aids dienstverlening als belangrijke pleitbezorgers van de SRGR en HIV/Aids agenda. Multidonorfondsen dienen voor schaalvergroting en efficiëntie.
-
• EUR 71 miljoen gaat naar UNFPA (waarvan 35 miljoen voor het Global Programme for Reproductive Health Commodity Security) Hierdoor draagt NL bij aan het inlopen van de achterstand op MDG 5. Het aantal landen dat intensieve meerjarige ondersteuning krijgt van het GP-RHCS neemt toe van 11 naar 13. Het eerste van de 11 ondersteunde landen is in 2012 in staat om zonder intensieve steun de logistiek, planning en management zelf uit te voeren. Het aantal donoren van het GP-RHCS neemt toe met twee.
-
• EUR 20 miljoen gaat naar UNAIDS Ter ondersteuning van de adviserende rol van UNAIDS ten behoeve van nationaal beleid.
-
• EUR 16 miljoen gaat naar de WHO t.b.v. het uitoefenen van haar normerende en standaard zettende rol als wel technische ondersteuning van landen bij beleidsvorming en onderzoek op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid. Dit is inclusief EUR 6 miljoen contributie aan WHO/PAHO.
-
• EUR 55 miljoen gaat naar het GFATM als bijdrage aan mondiale lopende programma's ter bestrijding van HIV/Aids, TB en malaria. Indien de bestaande programma's worden gecontinueerd, worden in 2015 naar verwachting 4.4 miljoen Hiv-geïnfecteerden met ARVs behandeld, 3,9 miljoen TB-patiënten behandeld en zijn 110 miljoen bed netten in gebruik. UNFPA, UNAIDS en WHO leveren technische assistentie voor het opstellen van financieringsaanvragen bij het GFATM.
-
• EUR 25 miljoen gaat naar de Global Alliance for Vaccination and Immunization (GAVI) en het International Finance Facility for Immunization (IFFim). In 2012 worden via GAVI 39 miljoen kinderen gevaccineerd, waardoor 607 000 kinderlevens worden gered. Ook worden een aantal nieuwe en te weinig gebruikte vaccins in 28 landen geïntroduceerd en worden immunisatie- en gezondheidssystemen versterkt.
-
• EUR 20 miljoen gaat naar publiek private partnerschappen voor productontwikkeling (nieuwe vaccins, microbiciden, nieuwe voorbehoedsmiddelen en medicijnen).
-
• Een budget van EUR 10 miljoen is beschikbaar voor internationale NGO’s zoals International Planned Parenthood Federation (IPPF, jongeren en seksualiteit programma’s), IPAS (voorwaarden scheppend voor veilige abortus), Population Services International (PSI, social markering van voorbehoedsmiddelen) en International HIV/Aids Alliance (IHAA, harm reduction programma’s).
Bilaterale programma’s (EUR 88 miljoen)
-
• De inzet in partnerlanden is enerzijds gericht op een effectieve dienstverlening voor SRGR en HIV/Aids en anderzijds om randvoorwaarden voor effectief beleid zoals wetgeving, naleving van mensenrechten en pleitbezorging te realiseren. Van het totaal bedrag is ongeveer 20 miljoen voor HIV/Aids programma’s, inclusief het regionale programma in Zuidelijk Afrika, 38 miljoen voor Gezondheid ter ondersteuning van SRGR en HIV/Aids en 30 miljoen voor SRGR specifieke programma’s.
Speciale Programma’s tbv «Key Populations», onderzoek en andere ondersteunende en innovatieve activiteiten (EUR 52 miljoen)
-
• Op basis van de Nederlandse meerwaarde op het terrein van HIV preventie voor en rechten van «Key populations» wordt onder andere een aantal NGO’s gefinancierd om dergelijke programma’s uit te voeren in landen waar de aidsepidemie wordt gedreven door juist deze «key populations» (EUR 7 miljoen). Het Health Insurance Fund (EUR 20 miljoen) heeft een innovatief karakter om te werken aan alternatieven voor meer duurzame financiering van de gezondheidszorg.
Beleidsinstrumenten
-
• Het mandaat van de Aids-ambassadeur wordt uitgebreid tot Ambassadeur voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/Aids. Zij zal in internationale fora het Nederlands beleid uitdragen en bruggen slaan om meer politiek draagvlak te creëren voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen.
-
• Diplomatie voor SRGR inclusief HIV/Aids krijgt ook vorm in onze partnerlanden en via de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de VN. Inzet zal zijn om het internationale beleid voor SRGR en Aids aan te scherpen vanuit de mensenrechtenbenadering en met meer aandacht voor preventie.
E. Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen in EUR 1 000 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 2 652 374 | 533 045 | 1 110 031 | 411 462 | 309 425 | 502 468 | 502 468 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 1 492 076 | 1 283 531 | 1 088 142 | 1 062 948 | 1 068 001 | 1 052 266 | 1 052 266 | |
5.1 | Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten | 433 049 | 334 069 | 238 656 | 212 400 | 189 796 | 173 896 | 173 896 |
Juridisch verplicht | 18% | 64% | 34% | 17% | 17% | |||
Overig verplicht | 81% | 31% | 57% | 74% | 74% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 1% | 5% | 9% | 9% | 9% | |||
5.2 | Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden | 591 055 | 539 700 | 473 788 | 454 000 | 448 000 | 448 000 | 448 000 |
Juridisch verplicht | 97% | 100% | 100% | 96% | 96% | |||
Overig verplicht | 3% | 0% | 0% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0% | 0% | 4% | 4% | |||
5.3 | Gelijke rechten en kansen voor vrouwen | 40 151 | 39 322 | 39 000 | 39 000 | 39 000 | 39 000 | 39 000 |
Juridisch verplicht | 91% | 89% | 86% | 81% | 81% | |||
Overig verplicht | 0% | 7% | 4% | 0% | 0% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 9% | 4% | 10% | 19% | 19% | |||
5.4 | Seksuele en reproductieve gezondheiden rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS | 427 821 | 370 440 | 336 698 | 357 548 | 391 205 | 391 370 | 391 370 |
Juridisch verplicht | 67% | 53% | 44% | 36% | 36% | |||
Overig verplicht | 33% | 46% | 56% | 61% | 61% | |||
Beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 1% | 0% | 3% | 3% |