Base description which applies to whole site

23 Veiligheidsregio’s en Politie

Algemene doelstelling

Een veilige samenleving met behulp van een goed functionerende politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.

Meerjarenperspectief

Het kabinet wil komen tot de vorming van nationale politie.

Door een wijziging van wetsvoorstel 30 880 is het kabinet voornemens nationale politie in juridische zin vorm te geven. De vorming van nationale politie is geen doel op zich, maar een van de manieren om Nederland veiliger te maken. De vorming van nationale politie moet aan de veiligheid bijdragen door de politieorganisatie effectiever en efficiënter in te richten. Door invoering van nationale politie wordt de bestuurlijke drukte verminderd en ontstaat er meer ruimte voor de professionaliteit van de politiemedewerkers. De vorming van de nationale politie krijgt dan ook gestalte in nauwe samenhang met het realiseren van de prioriteiten van de Minister van Veiligheid en Justitie: de buurt veilig voor bewoner en ondernemer, een offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit en het vergroten van de slagkracht voor professionals.

Met de nationale politie wordt het aantal spelers in de besturing en het bestuur van de politie overzichtelijk. Dit komt ten goede aan de daadkracht, flexibiliteit en uniformiteit in het optreden van de politie. Met een eenduidige governancestructuur kan er beter gestuurd worden op lokale en landelijke prioriteiten. De centralisatie van het beheer, waaronder de bedrijfsvoering, zal in belangrijke mate bijdragen aan het doelmatiger werken van de politieorganisatie. De informatie-uitwisseling tussen de korpsen en de ICT-structuur worden door centrale aansturing sterk verbeterd. Een Aanvalsprogramma Informatiehuishouding zal na de zomer aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Naast de komst van de nationale politie is een aantal maatregelen genomen om het presterend vermogen van de politie te vergroten. Denk hierbij aan het aanvalsplan vermindering bureaucratische lasten en de invoering van een frontoffice – backoffice structuur binnen de politie.

De nationale politie wordt een organisatie waarin de professionele ruimte van de medewerkers groot is en de administratieve lasten beperkt zijn. Een politiekorps waarvan de onderdelen goed met elkaar samenwerken, een korps dat functioneert als één eenheid.

De nationale politie wordt wettelijk geregeld via een Nota van Wijziging op de Politiewet die gelijktijdig met het voorstel voor een Invoerings- en Aanpassingswet bij de Tweede Kamer is ingediend. Tot de nieuwe wet een feit is, worden er geen onomkeerbare stappen gezet.

Omschrijving van de samenhang

Voor de samenleving is veiligheid een basisvoorwaarde. De politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening (GHOR) leveren een essentiële bijdrage aan het voorkomen en oplossen van veiligheidsproblemen, van zowel strafrechtelijke, openbare orde of hulpverlenende aard, soms ook in crisissituaties.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de verantwoordelijkheid om veiligheid te (helpen) bieden. De minister stelt daartoe kaders en normen, zet ontwikkelingen in gang en geeft ondersteuning. De eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven wordt gestimuleerd.

Bij de verantwoordelijkheid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het borgen van een kwalitatief hoogwaardig optreden van politie, brandweer en GHOR;

  • het via wet- en regelgeving zorgen voor beleidsuitvoering en standaardisering/normering;

  • het rechtvaardig verdelen van de rijksmiddelen;

  • het doelmatig en effectief beheer van de politieorganisatie;

  • het vaststellen van de hoofdlijnen van beleid ten aanzien van het beheer van en de taakuitvoering door de politie.

De nationale politie komt onder inhoudelijke verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie en zal bestaan uit 10 regionale eenheden, 1 of meer landelijke eenheden en 1 of meer ondersteunende diensten. De regionale korpsen, het Korps landelijke politiediensten (KLPD), de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN) en de Politieacademie gaan hierin op. Er komen tien regionale eenheden die overeenkomen met de grenzen van de tien arrondissementen van de te herziene gerechtelijke kaart. De korpschef is belast met de leiding en het beheer van de politie.

Externe factoren

Nadat de Nota van Wijziging op wetsvoorstel 30 880 van kracht is geworden, zijn de regioburgemeesters en de landelijk korpschef medebepalende spelers. Het gezag over de politie blijft ongewijzigd, burgemeesters en OM. Wat betreft het beheer zal de rol van de regionale korpsbeheerders beëindigd worden omdat het beheer bij de minister berust. Gemeenten en veiligheidsregio’s blijven belangrijke partners, met grote maatschappelijke opgaven.

Meetbare gegevens

Ten opzichte van de begroting 2011 zijn de indicatoren jeugdcriminaliteit, aantal verdachten van Politie naar OM en normering verdachtenratio geweld behorend tot de landelijke prioriteiten 2008–2011 van het voorgaand kabinet niet meer opgenomen. Daarnaast zijn de kengetallen ten aanzien van de brandweer verplaatst van algemene doelstelling naar operationele doelstelling 23.4.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
   

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Verplichtingen

0

5 840 978

5 764 420

5 747 841

5 736 234

5 561 318

5 231 089

                 

Waarvan garanties1

0

0

0

0

0

0

0

                 

Programma-uitgaven

0

5 533 528

5 466 020

5 432 741

5 361 734

5 265 018

5 231 089

                 

23.1 Bekostiging politie (boven)regionaal

0

4 332 553

4 323 876

4 320 865

4 289 117

4 267 352

4 233 333

Waarvan juridisch verplicht

 

4 115 312

4 107 682

4 104 822

4 074 661

4 053 984

4 021 666

 

23.1.1 Veiligheidsregio's en politie

0

4 332 553

4 323 876

4 320 865

4 289 117

4 267 352

4 233 333

23.2 Bekostiging politie landelijk

0

670 721

672 268

666 219

665 069

607 443

608 759

Waarvan juridisch verplicht

 

637 185

638 803

633 056

631 964

577 219

578 469

 

23.2.1 Veiligheidsregio's en politie

0

670 721

672 268

666 219

665 069

607 443

608 759

23.3 Kwaliteit politie en veiligheidsregio's

0

355 485

295 196

270 979

232 870

215 544

214 318

Waarvan juridisch verplicht

 

337 093

279 724

256 480

221 227

204 767

203 602

 

23.3.1 Veiligheidsregio's en politie

0

355 485

295 196

270 979

232 870

215 544

214 318

23.4 Bekostiging veiligheidsregio's

0

174 769

174 680

174 678

174 678

174 679

174 679

Waarvan juridisch verplicht

 

166 031

165 946

165 944

165 944

165 944

165 944

 

23.4.1 Veiligheidsregio's en politie

0

174 769

174 680

174 678

174 678

174 679

174 679

                 

Ontvangsten

0

403 014

750

500

500

500

500

Het niet-juridische verplichte deel van het budget op dit beleidsartikel is onder ander gereserveerd voor de bekostiging van het politie- en brandweerkorps BES en de FPU/FLO uitkeringen van politiepersoneel. Verder wordt uitvoering gegeven aan het versneld wegwerken van de dekkingsproblemen van C2000.

1

De garanties betreffen de garantstellingen die door het bestuursdepartement zijn afgegeven voor de politieregio’s voor het geïntegreerd middelenbeheer bij het Ministerie van Financiën. In totaal is voor circa € 2,2 miljard aan garanties afgegeven. Dit legt echter geen beslag op het beschikbare kasbudget.

Operationele doelstelling 23.1

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen op regionaal en bovenregionaal niveau.

Motivering

De politie is een belangrijke factor in het bieden van veiligheid en bescherming aan de burger. De politie houdt toezicht op straat en handhaaft de openbare orde, in het uiterste geval met inzet van geweldsmiddelen, geeft hulp aan burgers en spoort strafbare feiten op. Voor een goede uitvoering van dit diverse en omvangrijke takenpakket dient de politieorganisatie over voldoende middelen te kunnen beschikken. De Minister van Veiligheid en Justitie stelt hiertoe voor de politie een algemene en een aantal bijzondere bijdragen beschikbaar.

Tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet zijn de regionale colleges verantwoordelijk voor het vaststellen van het organisatieplan, de formatie(verdeling), de begroting, de jaarrekening, het beleidsplan en het jaarverslag.

Na de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet stellen de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie het beleidsplan van de regionale eenheid vast. Dit wordt gebaseerd op de lokale prioriteiten in de gemeenten (opgetekend in een integraal veiligheidsplan) en de landelijke prioriteiten van de minister. In het regionaal beleidsplan krijgen de door de minister vastgestelde landelijke prioriteiten een coherente doorvertaling.

De politie-inzet is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Voor wat betreft de openbare orde en hulpverlening is dat de burgemeester en voor de strafrechtelijke rechtshandhaving de officier van justitie. In de praktijk worden hierover in de lokale driehoek afspraken gemaakt.

Het is een maatschappelijke noodzaak dat de politieorganisatie een adequaat niveau van politiezorg in een regio garandeert en dat ook budgettair kan verantwoorden. Daarom houdt het Rijk toezicht op het financiële beheer van een politieregio.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende bijdragesoorten die de Minister van Veiligheid en Justitie ter beschikking staan om de politieorganisatie te kunnen voorzien van voldoende middelen.

TABEL 23.2 Bijdragesoorten

Algemene bijdragen*:

Bijzondere bijdragen:

Aanvullende bijdragen:

Algemeen budget

Bijdrage Artikel 3 Bfrp

Bijdrage Artikel 4 Bfrp

Specifiek budget

(Besluit Financiën Regionale

(Besluit Financiën Regionale

Compensaties

Politiekorpsen)

Politiekorpsen)

Asiel

   

De algemene bijdrage wordt verdeeld over de regiokorpsen via het Budgetverdeelsysteem (BVS).

Totaal is voor de politieorganisatie in 2012 € 4,256 miljard beschikbaar aan algemene en bijzondere bijdragen. De verdeling over de korpsen is in onderstaande grafiek weergegeven. Deze gegevens zijn gebaseerd op de junicirculaire 2011.

Budget x € 1 miljoen

Budget x € 1 miljoen

Preventief toezicht

Instrumenten

Preventief toezicht moet worden ingesteld wanneer de begroting van een regionaal politiekorps een tekort vertoont en het evenwicht in de drie daarop volgende jaren niet tot stand komt óf als de begroting op het oog sluitend is, maar na nadere bestudering blijkt dat er toch geen sprake van evenwicht is. Preventief toezicht kan leiden tot een aantal bezuinigingen bij het regionale politiekorps, maar ook tot de gedeeltelijke besteding van het eigen vermogen binnen de gestelde grenzen.

Repressief toezicht

De minister houdt toezicht op het financiële beheer van de regionale politiekorpsen. Uitgangspunt is dat de begroting in principe niet aan preventief toezicht onderworpen is. Dus zolang een regionaal politiekorps een evenwichtig en verantwoord financieel beleid voert, behoeft de begroting geen goedkeuring van de minister en kan worden volstaan met repressief toezicht.

Toekenning bijdragen

Voor het kunnen toekennen van de diverse bijdragen ontwikkelt en houdt de Minister van Veiligheid en Justitie adequate bekostigingsstelsels in stand. Daarnaast zorgt de minister voor het ontwikkelen en in stand houden van een systeem van monitoring, dat adequate sturingsinformatie oplevert. De bekostiging van de nieuwe regionale eenheden zal plaatsvinden aan de hand van een budgetverdeelsystematiek. De landelijke eenheden worden met een lump-sum bedrag, passend bij hun taakuitvoering, bekostigd.

Meetbare gegevens

Kengetallen (x € 1 miljoen)

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Waarde 2013

Waarde 2014

Waarde 2015

Algemene bijdrage aan regionale politiekorpsen

3 634

3 616

3 873

3 839

3 832

3 832

Bijzondere bijdragen aan regionale politiekorpsen

343

540

383

379

338

289

Bron: Junicirculaire 2011

Operationele doelstelling 23.2

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op landelijk niveau.

Motivering

De Minister van Veiligheid en Justitie realiseert samen met de politiekorpsen, de politievakorganisaties, de politieberaden en de Politieacademie een verhoging van de professionaliteit van de politie. Dit wordt bereikt door te investeren in voldoende, gekwalificeerd en gemotiveerd personeel. Daarnaast wordt uit oogpunt van doelmatigheid, effectiviteit, kwaliteit en gemeenschappelijk functioneren van de politie een aantal bedrijfsvoeringstaken op landelijk niveau (o.a. bij het KLPD) georganiseerd.

Politieacademie

Instrumenten

  • Er wordt een wetswijziging ingediend om de Politieacademie in het politiebestel te brengen. De Politieacademie gaat beheersmatig op in de nationale politieorganisatie. De onafhankelijke kwaliteit van het politieonderwijs zal worden gewaarborgd door een aparte rechtspersoon Politieacademie die tot taak krijgt het waarborgen en verzorgen van het politieonderwijs alsmede een kennis- en onderzoekstaak.

  • De politieacademie voert de centrale regie over de werving en selectie van aspiranten die jaarlijks moeten instromen om de operationele sterkte op niveau te houden.

  • De gemiddelde jaarlijkse instroom in de periode 2012 tot en met 2015 bedraagt op basis van de huidige prognose circa 2 100 aspiranten. Bij het invullen van de instroom wordt in overleg met de regionale korpsen rekening gehouden met de gewenste kwalitatieve versterking van de politie.

  • Op basis van de uitkomsten van een business case worden alle onderwijsactiviteiten die nu in de politiekorpsen en bij de Politieacademie worden uitgevoerd georganiseerd vanuit het perspectief dat de politie één landelijke organisatie vormt.

  • Het vakmanschap bij de politie wordt vergroot door de ontwikkeling van nieuwe opleidingen op basis van herijkte beroepsprofielen.

  • Voor zittende politieambtenaren wordt onderzocht hoe de flexibiliteit van het politieonderwijs kan worden vergroot zodat zij zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun ontwikkeling en bijscholing.

  • De duur van de opleiding niveau 3 voor de politie wordt beperkt met behoud van kwaliteit.

  • Om de instroom van vrijwillige politieambtenaren te stimuleren wordt de opleiding beter aan deze doelgroep aangepast.

  • Op basis van rapportages van de Inspectie OOV worden maatregelen in het onderwijs doorgevoerd die leiden tot kwaliteitsverbetering.

  • In het kader van het Actieprogramma Bureaucratie wordt het aantal functiegerichte applicaties (verplichte certificeringen) in het politieonderwijs met 25% teruggebracht.

  • De samenwerking met het regulier onderwijs wordt versterkt door te sturen op uitbreiding van het aantal onderwijsinstellingen dat doorlopende leerlijnen met het politieonderwijs verzorgt. Hierdoor wordt efficiency bereikt doordat het politieonderwijs in kortere tijd kan worden doorlopen.

  • De onderzoeksfunctie voor de Nationale Politie wordt zodanig gestructureerd dat vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd.

Korps landelijke politiediensten (KLPD)

Met de bekostiging van het KLPD stelt de Minister van Veiligheid en Justitie dit onderdeel in staat om de politietaken op een adequaat niveau uit te voeren. Voor specifieke informatie over het KLPD wordt verwezen naar de toelichting in het hoofdstuk baten-lastendiensten van deze begroting.

Meetbare gegevens

Deze operationele doelstelling betreft met name de bekostiging van de Politieacademie en het KLPD. Deze organisaties hebben een grote mate van vrijheid om beleid vorm te geven en uit te voeren. Dit maakt het niet zinvol om bij deze operationele doelstelling aparte meetbare gegevens op te nemen. Bij de algemene doelstelling zijn meetbare gegevens opgenomen over het functioneren van politie Nederland, het beleid onder deze operationele doelstelling draagt hieraan bij.

Operationele doelstelling 23.3

Verhogen van het prestatievermogen en de professionaliteit van de politieorganisatie.

Motivering

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie (doelmatigheid en doeltreffendheid) vraagt om permanente aandacht. De Minister van Veiligheid en Justitie ondersteunt dit met maatregelen en randvoorwaarden die bijdragen aan een hogere veiligheid in Nederland. Op grond van de Rijkswet politie en de Veiligheidswet BES is de Minister van Veiligheid en Justitie korpsbeheerder van het politie- en brandweerkorps op de BES-eilanden.

Instrumenten

De landelijke prioriteiten voor de politie 2011–2014 (TK, 2010–2011, 29 628, nr. 237).

De 10 landelijke prioriteiten kunnen als volgt op hoofdlijnen met bijbehorende indicatoren worden samengevat.

Cluster I: De buurt veilig voor bewoner en ondernemer

  • 1. Aanpak van tenminste de helft van de criminele jeugdbendes

    Conform de brief aan de Tweede Kamer (TK 29 628, nr. 237) was de doelstelling de aanpak van tenminste de helft van de criminele jeugdbendes.

    Bij brief 5690980, nr. 11 is deze landelijke prioriteit herijkt. De minister heeft medio 2011 afgesproken met de lokale partners binnen twee jaar alle 89 criminele jeugdbendes, die op dit moment in beeld zijn, aan te pakken.

    De aanpak van overlastgevende en hinderlijke bendes in gemeenten heeft in de afgelopen jaren zijn vruchten afgeworpen. Deze bestaande, lokale aanpak wordt geïntensiveerd voortgezet. Onder regie van de gemeenten wordt in de lokale driehoek bepaald welke problematische jeugdbende de hoogste prioriteit krijgt en waarop een (met name bestuurlijke) groepsaanpak wordt opgesteld met het accent op preventie en «zorg». Jaarlijks wordt ook een standaardrapportage over problematische jeugdbendes opgesteld. Het programma gaat de gemeenten de komende twee jaar ondersteunen in het versterken van deze regierol.

    Daarnaast zal de politie een bijdrage leveren aan de integrale aanpak zoals geformuleerd in het integraal veiligheidsplan.

  • 2. Aanpak delicten met een hoge impact op het slachtoffer: overvallen, straatroof, inbraken en geweld

    De high impact wordt een prioriteit met specifiek aandacht voor overvallen, straatroof, inbraken en geweld. Dit wordt verwerkt in een in 2011 ontwikkelde verdachtenratio high impact.

  • 3. Veiligheid op straat

    Per gemeente wordt een gebiedsscan Criminaliteit en Overlast opgemaakt. De frequentie van het opmaken van deze scan wordt bepaald door het politiekorps in afstemming met de gemeente. De politie levert de gebiedsscan op aan de gemeente voorzien van een advies ten behoeve van het integraal veiligheidsplan van de gemeente.

  • 4. Aanpak dierenmishandeling: 500 politiemedewerkers dierenpolitie

    In het Regeerakkoord is opgenomen dat er 500 gecertificeerde politiemedewerkers dierenpolitie komen en dat er een alarmnummer komt voor dieren in nood. Ultimo 2011 zijn de eerste 125 fte dierenpolitie volledig operationeel. In 2012 zal het meldnummer 144 operationeel zijn bij de politie. Daarnaast wordt in oktober 2011 een samenwerkingsconvenant getekend tussen de Ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Veiligheid en Justitie en de handhavingsorganisaties.

Cluster II: Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit

  • 5. Versterking integrale aanpak cybercrime/kinderporno

    De landelijke afspraken worden uitgewerkt in de landelijke programma’s met daarbij een implementatieplan. Het landelijk programma rapporteert jaarlijks over deze prioriteit.

  • 6. Intensievere opsporing en hardere aanpak van Criminele Samenwerkings Verbanden (CSV)

    Intensiveren opsporing en hardere aanpak van CSV’s op vooral de thema’s mensenhandel, productie/in- en uitvoer van drugs, witwassen en zware milieucriminaliteit zal in 2012 een extra impuls krijgen. Er is sprake van verdubbeling van het aantal aangepakte CSV’s. Hierbij is het uitgangspunt dat de integrale en financiële aanpak wordt gehanteerd. In 2011 zijn er indicatoren uitgewerkt, het aantal aangepakte CSV’s en het aantal aangehouden verdachten gekoppeld aan CSV’s, van deze landelijke prioriteit met betrekking tot de specifieke aandachtsgebieden. In de eerste voortgangsrapportage van 2012 zal de Tweede Kamer hierover worden gerapporteerd. Hiermee wordt bijgedragen aan het realiseren van de doelstelling in het programma afpakken (ketenafspraak).

Cluster III: Slagkracht voor onze professionals

  • 7. Verbetering intake en afhandeling aangifte in kwantitatieve als kwalitatieve zin

    Verbetering afhandeling aangiften door standaardisering en vereenvoudiging aangifteproces. De Minister van Veiligheid en Justitie komt met richtlijnen om te verzekeren dat burgers overal snel en eenvoudig aangifte kunnen doen en tijdig informatie ontvangen wat er met hun aangifte gebeurt. Het terugmelden aan aangevers zal plaatsvinden volgens een uniforme systematiek. Daarom heeft de politie in 2011 de «multichannel aanpak» aangifte ontwikkeld. Dit houdt onder meer de ontwikkeling in van een landelijke, uniforme standaard en uitbreiding van internetaangifte en het uitontwikkelen en landelijk uitrollen van een 3D loket in 2012. Het landelijk programma rapport jaarlijks over deze prioriteit.

  • 8. Aanvalsplan bureaucratie politie: daling van administratieve lasten met 25%

    De uitvoering van het aanvalsplan «Minder regels, meer op straat» vindt plaats voor en door de politie onder de regie van de Minister van Veiligheid en Justitie. Begin 2011 is het aanvalsplan bureaucratie politie naar de Tweede Kamer gezonden. De Minister van Veiligheid en Justitie wil met dit plan bewerkstelligen dat in deze kabinetsperiode het vakmanschap van de politie wordt versterkt en de administratieve lasten van de politie met 25% worden verminderd. Daarnaast wordt in 2012 landelijk het concept Frontoffice – Backoffice verder geïmplementeerd en dit is als ontwerpeis opgenomen in de opdracht van de kwartiermaker nationale politie. In het Frontoffice Backoffice (FoBo) concept nemen administratieve ondersteuners veel werk uit handen van agenten. Zij kunnen hierdoor meer tijd aan het werk op straat besteden en zij gaan beter geïnformeerd naar meldingen toe. FoBo wordt een inrichtingseis voor de nationale politie. Voorts wordt, in overleg met de politievakbonden, in 2012 de flexibilisering van het arbeidstijdenregime (verder) vormgegeven, met het oog op stroomlijning van de bedrijfsvoering (roosterplanning, capaciteitsmanagement, etc.) van de politie.

  • 9. Verbetering heterdaadkracht

    Aanhoudingen op heterdaad – door politie of burgers – zijn de beste garantie voor een snelle, zichtbare en doeltreffende reactie in de strafrechtketen. Het doel is het aantal aangehouden verdachten te vergroten door een snellere afdoening te realiseren. De doorontwikkeling van de heterdaadratio wordt landelijk opgepakt.

Cluster IV Aanpak (faciliteerders) illegaliteit en criminele vreemdelingen

  • 10. Het controleren, identificeren en overdragen van criminele (illegale) vreemdelingen aan de strafrechtketen, conform de werkwijze Vreemdelingen in de Strafrechtketen (VRIS) en aan de vreemdelingenketen ter fine van uitzetting.

    In de brief van 2 mei 2011 (TK 29 628, nr. 256) is deze prioriteit als volgt uitgewerkt:

    • a. van de in de PSH-V geregistreerde identiteitsonderzoeken voldoet 90% in 2014 aan de afgesproken kwaliteitseisen;

    • b. alle naar het OM verzonden pv’s met een niet-Nederlander als verdachte worden voorzien van een vreemdelingennummer.

    Tevens wordt verwezen naar artikel 13.7.

Naast de 10 landelijke prioriteiten worden er ook activiteiten ontwikkeld op het gebied van:

Burgernet

De landelijke uitrol van Burgernet verloopt boven verwachting. Eind 2012 zijn 750 000 deelnemers en 250 gemeenten aangesloten. Het belangrijkste doel van Burgernet blijft de versterking van de directe opsporing. Daarbij zijn enerzijds zoveel mogelijk deelnemers nodig en moet anderzijds de inzet van deelnemers maximaal effectief zijn. Dit wordt in 2012 bereikt door (nog) meer bekendheid te geven aan Burgernet, door de relatie tussen gemeenten, politie en burgers te versterken zodat zij (gecoördineerd) gaan samenwerken aan veiligheid en door het aantal deelnemende gemeenten verder te vergroten.

Havank

Het vernieuwde geautomatiseerde vingerafdrukkensysteem Havank is sinds 2010 in gebruik. Het biedt de politie betere zoekmogelijkheden, onder andere op handpalmen. In 2011 wordt gewerkt aan de uitwisseling van vingerafdrukken met andere Europese landen in het kader van het verdrag van Prüm, aan het digitaal «rollen» van vingerafdrukken en aan de koppeling met Progris (identificatiesysteem in de strafrechtketen).

Veiligheid Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Veiligheid en Justitie is per 10 oktober 2010 korpsbeheerder van het politie- en brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De uitgaven worden bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De jaarlijkse vastgestelde begroting van het ministerie vormt telkens de wettelijke grondslag voor de bekostiging van beide korpsen.

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie- en brandweerorganisatie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba gebeurt door de versterking van en investeren in de kwaliteit van het personeel (opleiding en bijscholing) evenals het wegwerken van het achterstallig onderhoud (inclusief vervangingsinvesteringen) op het terrein van onder andere de huisvesting, infrastructuur, (persoonlijke) uitrusting en materieel. Indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van expertise en ondersteuning van de Nederlandse ketenorganisaties.

Bewapening en uitrusting politie

De bewapening en uitrusting van de politie worden altijd bezien in relatie tot een proportioneel geweldgebruik. Hierbinnen past een verdergaande ontwikkeling op het gebied van de zogenaamde «less lethal» wapens. Daarnaast worden bestaande wapens, waaronder het huidige dienstpistool, vervangen.

Operationele sterkte van de politie

Het Kabinet heeft ten aanzien van de sterkte van de Nederlandse politie drie doelstellingen:

  • 1. het handhaven van de betaalbare operationele sterkte op 49 500 fte in deze kabinetsperiode;

  • 2. het oplossen van financiële problematiek bij de korpsen door het in evenwicht brengen van geld en sterkte op korpsniveau;

  • 3. het beter verdelen van de sterkte over Nederland, zodat de sterkte daar is, waar zich het werk voordoet.

De gemiddelde jaarlijkse instroom in de periode 2012 tot en met 2015 bedraagt op basis van de huidige prognose circa 2100 aspiranten. Er wordt naar gestreefd vanaf 2012 meerjarig een zo stabiel mogelijke instroom van nieuw personeel bij de politie te realiseren. Bij het invullen van de instroom wordt in overleg met de regionale korpsen rekening gehouden met de gewenste kwalitatieve versterking van de politie.

Niet operationele sterkte

De vorming van nationale politie zal de effectiviteit en efficiency van de politie moeten verhogen. Uitgangspunt hierbij is dat de kosten van de overhead in mensen en middelen met circa 25% worden teruggedrongen als gevolg van onder andere de bundeling van (bedrijfsvoerings) taken bij de vorming van nationale politie. Recent uitgevoerde studies en business cases naar de bedrijfsvoering bij de politie geven aan dat deze reductie realistisch is. De vorming van de nationale politie zal dan ook, zoals Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 880, nr. 11 52 opgenomen in het regeerakkoord, leiden tot besparingen van € 30 mln. in 2013, € 50 mln. in 2014, € 80 mln. in 2015 (in totaal € 160 mln. in deze kabinetsperiode) en oplopen tot € 230 mln. structureel in latere jaren.

Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie

Eind 2011 loopt de huidige «CAO» Politie af. Voor 2012 zijn de belangrijkste thema’s op het gebied van arbeidsvoorwaarden de werkgelegenheid, de inzetbaarheid van de politie en het verhogen van de professionele weerbaarheid.

Integriteit

Na invoering van nationale politie zal landelijke regie dienen plaats te vinden betreffende aanwijzing en (gedeeltelijke) uitvoering van veiligheidsonderzoeken in het kader van Wet Veiligheidsonderzoeken en van betrouwbaarheidsonderzoeken in het kader van de nog in te voeren Wet Verruiming screening (aanpassing artikel 50 politiewet 1993). Nader onderzoek zal uitwijzen op welke plaats deze activiteiten dienen te worden georganiseerd, in de 10 regionale eenheden of als onderdeel van het Politiedienstencentrum. Na de inwerkingtreding van de nieuwe politiewet zal, ongeacht of de Wet Verruiming screening dan al is ingevoerd, implementatie van de uitvoering betrouwbaarheidonderzoeken bij de regionale eenheden c.q. bij het Politiedienstencentrum in gang worden gezet.

Uitvoering plan van aanpak ICT politie

In het najaar van 2011 zal het Aanvalsprogramma informatiehuishouding 2011–2014 naar de Tweede Kamer worden gezonden. Met de uitvoering daarvan wordt in het najaar van 2011 voortvarend begonnen.

Vernieuwing techniek

Om de continuïteit van (informatie)systemen op lange termijn te verzekeren en de vernieuwing van systemen mogelijk te maken worden de bestaande bovenregionale en landelijke computercentra vervangen door één landelijk computercentrum en de bestaande computercentra afgebouwd. Daarnaast moeten de organisatie en processen van het beheer worden heringericht. De bestaande systemen worden, indien haalbaar, wenselijk en/of noodzakelijk verhuisd naar het landelijke computercentrum. De focus van 2012 is het inrichten van het landelijke computercentrum en de bijbehorende beheerorganisatie.

Vernieuwing functionaliteit

De focus van 2012 is de verbetering en vernieuwing van de Basisvoorzieningen Handhaving en Opsporing. Naast het continue verbeteren van deze basisvoorzieningen om het gebruiksgemak te verhogen en de invoerlast te verlagen moeten beide basisvoorzieningen worden vernieuwd. De roadmap voor de vernieuwing wordt vooral bepaald door de technische levensduur van de bestaande basisvoorzieningen. Activiteiten die in 2012 moeten plaatsvinden zijn het formuleren van functionele en technische eisen en het voorbereiden van een Europese aanbesteding.

Borging continuïteit

Om de continuïteit van (informatie)systemen op korte termijn te kunnen verzekeren zijn vorig jaar de door het Korpsbeheerdersberaad geïnitieerde interventies voor het stabiliseren van de bedrijfszekerheid van de computercentra en het verbeteren van het beheer ervan afgerond. Aangezien de inrichting van één landelijk computercentrum en de verhuizing van de systemen veel tijd zal vergen, moet ook de continuïteit op middellange termijn worden verzekerd. Hiervoor worden de bestaande systemen verbeterd, onderhouden of afgestoten en de bestaande organisatie en processen van het beheer verder verbeterd.

Inrichting organisatie

De focus van 2012 ligt op het voorbereiden van de overgang van de bestaande ICT-functies van de korpsen, de CIO-office en de VtsPN in de nationale politie. Daarnaast moet de standaardisatie van de werkprocessen van de politie worden gestart met het oog op de vernieuwing van de basisvoorzieningen. Zonder deze standaardisatie kunnen de informatie-uitwisseling en ICT-ondersteuning niet adequaat worden verbeterd.

Verbetertrajecten C2000

In 2012 wordt in samenwerking met het veld verder uitvoering gegeven aan de verbetertrajecten voor het C2000 netwerk, op basis van de aanbevelingen van de Expertgroep C2000 (TK 25 124, nr. 64). Deze trajecten betreffen het versneld wegwerken van de dekkingsproblemen in Dekkings Issues Prioritering Procedure lijst (DIPP-lijst), het verbeteren van het gebruik van C2000 en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen rijk en het veld bij het strategisch beheer van het netwerk.

Nieuw meldkamerorganisatie

In 2012 krijgt de nieuwe meldkamerorganisatie vorm door opschaling (minder locaties), standaardisatie van werkprocessenen het uniform regelen van de uitwijkfunctie voor meldkamer. Ook wordt een nieuw werkconcept ingevoerd op basis van een visievoorstel dat na de zomer 2011 aan de Minister van Veiligheid en Justitie wordt aangeboden. Dit moet leiden tot een kwaliteitsverbetering en tot een besparing in het meldkamerproces.

Tabel 23.3 Indicatoren
 

Nulwaarde

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Streefwaarde 2014

Streefwaarde 2015

Uitvoering plan van aanpak ICT politie: Vermindering aantal verzorgingsgebieden1

7

 

7

7

5

1

Verhoging aantal direct inzetbare uren politiewerk2

0

 

1 000 fte

3 000 fte

5 000 fte

 

Heterdaadratio met 25% omhoog in 20143

n.n.b.

 

5%

15%

25%

 

Vrijwillige ambtenaren van politie (executief, volontair en administratief-technisch)4

2 406 (2010)

2 500

3 125

3 750

4 375

5 000

1

Verzorgingsgebieden zijn computercentra van vtsPN die ICT-diensten verlenen aan de korpsen. Er zijn zes regionale verzorgingsgebieden en één verzorgingsgebied Land (t.b.v. alle korpsen). In 2015 dienen deze zes regionale verzorgingsgebieden en het landelijk verzorgingsgebied over te zijn gegaan naar één centraal verzorgingsgebied.

2

Uitgangspunt is operationele sterkte van 49 500 met een gemiddelde administratieve last van 43%. Hiervan moet 25% gereduceerd worden. Dit resulteert in een productieviteitswinst equivalent aan 1 000 fte’s in 2012 die bereikt wordt door uitvoering van het actieprogramma bureaucratie. (Het getal van 43% wordt dit najaar nog gevalideerd in aanvullend onderzoek).

3

De startpositie moet nog worden bepaald, hierover zijn nog geen cijfers bekend.

4

Om vrijwilligheid bij de politie te bevorderen worden de volgende maatregelen getroffen: initiële opleidingen verkorten zodat ze beter passen bij de taakuitvoering en opleidingen voor hogere niveaus ontwikkelen en aanbieden om de gelegenheid en stimulans te bieden om zich te verbreden en verdiepen in politievak; een landelijk uniform beleid voor de inzet van vrijwilligers tot stand brengen binnen de (nationale) politie; de rechtspositie wordt gemoderniseerd, onder andere het mogelijk maken van vergelijkbare vergoedingen als het vrijwillige executief personeel voor het vrijwillige administratief technische personeel na de invoering van de politiewet; er wordt een intensieve en permanente wervingscampagne ontworpen en gestart voor vrijwilligers bij de politie.

Tabel 23.4 Indicatoren
   

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2012

1.

Gerealiseerde sterkte korpsen1

48 062

49 597

49 745

49 500

49 500

2.

Tijdige afhandeling incidenten binnen

         
 

C2000 infrastructuur2

96%

97,7%

97,4%

95–98%

95–98%

3.

Beschikbaarheid systeem C20002

>99,9%

99,8%

99,9%

98%

98%

4.

Radiodekking C2002

>97,4%

97,4%

97,4%

95%

95%

5.

Aantal opgeleide agenten Dierenpolitie3

     

125

125

1

In 2009 is met de Kamer een nieuwe definitie operationele sterkte afgesproken (TK 29 628, nr. 160). In deze begroting wordt via deze definitie gerapporteerd. Tevens is een nieuwe sterkteafspraak gemaakt met het Parlement van 49 500 fte operationele sterkte.

2

Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN).

3

Landelijke prioriteiten politie (TK 29 628, nr. 237).

Toelichting:

Ten opzichte van de begroting 2011 is een aantal indicatoren niet meer opgenomen, te weten:

  • Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen korpsleiding

  • Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen in schalen 15 en 16, niet zijnde korpsleiding

  • Percentage allochtonen in personeelsbestand bij korpsen en politieondersteunende organisaties.

  • Aantal extra wijkagenten in fte.

  • Aantal extra forensisch assistenten in fte.

In het Regeerakkoord is bepaald dat diversiteitbeleid wordt gestopt en niet meer gemonitored wordt. De overige onderwerpen behoren niet meer tot de speerpunten van het huidige kabinet.

Operationele doelstelling 23. 4

Vergroten bestuurlijke en operationele slagkracht veiligheidsregio’s en deze regio’s voorzien in middelen die nodig zijn voor een adequate taakuitvoering door veiligheidsregio’s.

Motivering

De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is per 1 oktober 2010 inwerking getreden. De wet bepaalt dat samenwerkingsverbanden van gemeenten onder één regionale, bestuurlijke regie vallen. Dit biedt betere mogelijkheden voor een effectieve organisatie en aanpak van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hiermee worden burgers beter beschermd tegen risico’s en kan een betere hulpverlening worden geboden bij branden, rampen en crises.

Het vergroten van de bestuurlijke en operationele slagkracht van de veiligheidsregio’s vraagt permanente aandacht. De regio’s bevinden zich in een complexe omgeving waarin de ontwikkelingen elkaar in een hoog tempo opvolgen. De Minister van Veiligheid en Justitie ondersteunt de veiligheidsregio’s met een aantal maatregelen en randvoorwaarden die bijdragen aan het vergroten van de slagkracht van de professionals bij veiligheidsregio’s, brandweer en GHOR. In 2012 betreft dit onder andere de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en de verplichte regionalisering van de gemeentelijke brandweerorganisatie.

Instrumenten

Verhogen van het prestatievermogen van de brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie. Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening.

Multidisciplinaire samenwerking

De politie is een cruciale partner van de veiligheidsregio’s bij de voorbereiding en bestrijding van rampen en crises. De Minister van Veiligheid en Justitie zal erop toezien dat de komst van de nationale politie op geen enkele manier afbreuk zal doen aan de werking van de Wet veiligheidsregio’s en dat de politie haar bijdrage aan de (opgebouwde) multidisciplinaire samenwerking blijft leveren. Hiertoe monitort de minister in 2012, na inwerkingtreding van de Wet nationale politie, de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en de regionale eenheden van de nationale politie.

Oprichting Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)

In 2012 wordt het IFV opgericht, een instituut van en voor de veiligheidsregio's, dat de regio's zal ondersteunen op materieel, personeel en organisatorisch gebied. In dit instituut, bestuurd door de 25 voorzitters van de veiligheidsregio's, worden taken op het gebied van brandweeronderwijs en examinering, kennis en expertiseontwikkeling, waaronder documentenbeheer, en het beheer van landelijk rampenbestrijdingsmaterieel ondergebracht. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) (inclusief de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding) en het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) gaan onder meer op in het IFV. Daarnaast zal het instituut de bovenregionale samenwerking vorm geven en stimuleren door in opdracht van de veiligheidsregio's gemeenschappelijke taken uit te voeren.

Het verhogen van het prestatievermogen van de brandweer

Door het regionaliseren van alle gemeentelijke brandweerorganisaties wordt invulling gegeven aan de Motie Hennis-Plasschaert (TK 32 500 VI, nr. 23). Dit wordt, gelijk met de oprichting van het IFV per 1 januari 2012, in de Wet veiligheidsregio's aangepast.

In samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) en de Vakvereniging Brandweervrijwilligers (VBV) wordt onderzocht hoe vrijwilligheid binnen de brandweer kan worden behouden. Ook ondersteunt het Ministerie van Veiligheid en Justitie diverse onderzoeken die een bijdrage kunnen leveren aan het presterend vermogen van de brandweer. Alles is gericht om de inzet van de brandweer te optimaliseren, zoveel mogelijk aangepast op de huidige risico's en situatie.

Geneeskundige hulpverlening (GHOR)

In het Besluit veiligheidsregio’s zijn de eisen met betrekking tot de geneeskundige hulpverlening over onder andere procedures, inzet, onderhoud en oefenen waarover afspraken met de zorginstellingen moeten worden gemaakt. In tegenstelling tot de brandweer zijn nog geen inhoudelijke eisen gesteld. In 2012 wordt onderzocht of uitbreiding van het aantal kwaliteitseisen kan bijdragen aan een verbeterde geneeskundige hulpverlening.

Met de wijziging van de Wet publieke gezondheid worden de organisaties van de GGD en GHOR vanaf 2012 aangestuurd door één directeur publieke gezondheid. Daarnaast treedt de tijdelijke Wet ambulancezorg in werking. Hiermee wordt de ambulancezorg op de schaal van de veiligheidsregio’s georganiseerd. De wet voorziet dat de regionale ambulancevoorziening afspraken moet maken met de veiligheidsregio over hun inzet bij de geneeskundige hulpverlening.

Vitale sectoren

De Minister van Veiligheid en Justitie stimuleert, in samenwerking met het Veiligheidsberaad, de veiligheidsregio’s, de vitale sectoren en politie om afspraken te maken over samenwerking tijdens een crisis en de voorbereiding daarop. 2012 staat in het teken van de implementatie van reeds afgesloten convenanten op het gebied van drinkwater, gas, elektra, telecom, spoor en Rijkswaterstaat. Het ministerie bewaakt de voortgang en stelt gelden ter beschikking om de implementatie te bevorderen. In 2012 wordt onderzocht in hoeverre uitbreiding naar andere sectoren wenselijk en haalbaar is.

Evaluatie Wet veiligheidsregio’s

In 2012 wordt de Wet veiligheidsregio’s geëvalueerd. Doel van deze evaluatie is om na te gaan hoe de wet in de praktijk werkt. De Inspectie OOV levert eind 2012 een nieuwe «Staat van de rampenbestrijding» op. Hierin wordt gerapporteerd of de regio’s voldoen aan enkele eisen in de Wet veiligheidsregio’s. Het gaat hierbij onder andere om voertuigbezetting, opkomsttijden, bovenregionale samenwerking, risicoprofiel en regionale crisisplannen. De bevindingen van de Inspectie OOV zullen worden betrokken bij de evaluatie van de wet.

Brede DoelUitkering Rampenbestrijding (BDUR)

Met een bijdrage op grond van het Besluit Veiligheidsregio’s worden de veiligheidsregio’s mede in staat gesteld uitvoering te geven aan het beleid met betrekking tot brandweer, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Tabel 23.5 kengetallen
 

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Meldingen brand

49 700

47 300

45 300

47 100

Meldingen hulpverlening

40 000

49 400

43 900

41 800

Doden bij brand

80

68

97

57

Gewonden bij brand

1 073

843

874

1 018

Reddingen bij brand

586

576

880

609

Vrijwillig operationeel personeel

21 644

21 429

21 417

21 587

Waarvan vrouwen

1 188

1 300

1 300

1 300

Beroeps operationeel personeel

5 440

5 424

5 468

5 522

Waarvan vrouwen

313

307

300

300

Niet operationeel personeel1

3 396

3 271

3 582

3 921

1

Niet operationeel personeel is personeel met een functie op het terrein van pro-actie en/of preventie en personeel in een ondersteunende functie. Bron: CBS

Toelichting

Brandweer en GHOR zijn lokaal georganiseerde, gefinancierde (via het Gemeentefonds) en bestuurde taken. De veiligheidsregio’s worden in beperkte mate additioneel door het Ministerie van Veiligheid en Justitie gefinancierd. Van het eenzijdige formuleren van outputindicatoren door het Rijk kan daarom geen sprake zijn. Daarbij heeft het terrein van de fysieke veiligheid een hoog abstractieniveau en het is daarmee moeilijk «SMART» te formuleren.

Een jaar na invoering van de Wet Veiligheidsregio’s, te weten 1-10-2011 dienen alle regio’s aan de wettelijke eisen te voldoen. Derhalve zijn de indicatoren van aantal regio’s dat voldoet aan de wettelijke verplichting conform de Ontwerpwet Veiligheidsregio’s zoals opgenomen in de begroting 2011, komen te vervallen.

Tabel 23.6 Meetgegevens
 

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Geregionaliseerde brandweer

14

25

25

Toelichting

Het aantal veiligheidsregio’s waar alle gemeenten die daarvan deel uitmaken het besluit hebben genomen de gemeentelijke brandweer op te heffen en de door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer de taken uitvoert die zijn genoemd in artikel 25, eerste lid, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s. Per 1 januari 2011 was dit aantal 14. Dit aantal is voortgekomen uit besluitvorming op vrijwillige basis. Thans is het wetsvoorstel met betrekking tot de verplichte regionalisering in voorbereiding. De verwachting is dat deze op 1 januari 2012 in werking zal treden. Binnen drie maanden na inwerkingtreden moeten de gemeentebesturen van alle gemeenten, die nog over een gemeentelijke brandweer beschikken, het besluit hebben genomen deze op te heffen, waarna de taken worden overgedragen aan de veiligheidsregio.

Licence