Niet-beleidsartikel 97 Algemeen
97.1 Algemene doelstelling
In dit niet-beleidsartikel worden de ministeriebrede uitgaven geraamd die niet specifiek zijn toe te rekenen aan een van de doelstellingen in de voorgaande beleidsartikelen.
97.2 Budgettaire gevolgen van beleid
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 71 604 | 40 108 | 27 122 | 25 621 | 34 311 | 33 398 | 33 227 |
Uitgaven | 56 406 | 46 108 | 33 122 | 31 621 | 34 311 | 33 398 | 33 227 |
1. Internationale samenwerking | 19 055 | 7 536 | 7 769 | 6 914 | 6 188 | 5 761 | 5 761 |
2. Verzameluitkering VWS | 1 444 | 1 014 | 308 | 308 | 308 | 308 | 308 |
3. Strategisch onderzoek RIVM | 35 907 | 37 558 | 25 045 | 24 399 | 27 815 | 27 329 | 27 158 |
Ontvangsten | 60 | 33 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
97.3 Operationele doelstellingen
97.3.1 Internationale samenwerking
Bij internationale samenwerking gaat het erom dat een gemeenschappelijke benadering meerwaarde biedt boven een nationale aanpak. De nadruk moet liggen op grensoverschrijdende problemen en er moet concrete meerwaarde zijn vanuit de missie van het Ministerie van VWS. VWS kiest ervoor om goed samen te werken met andere landen en multilaterale organisaties bij het vormgeven van onze internationale ambities.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor afstemming van internationale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport. Op specifieke gebieden wordt hiertoe nadrukkelijk samengewerkt met andere ministeries. Vooral de samenwerking met de Ministeries van Buitenlandse Zaken (WHO en drugs), Veiligheid en Justitie (drugs), Economische zaken, Landbouw en Innovatie (geneesmiddelenbeleid en voedselveiligheid) en Sociale Zaken en werkgelegenheid (EU) is hierbij van belang.
Instrumenten en activiteiten
Internationale samenwerking kent een breed scala aan instrumenten en activiteiten:
Samenwerking op Europees en mondiaal niveau
Het Ministerie van VWS vertegenwoordigt Nederland voor de voor volksgezondheid, welzijn en sport relevante onderwerpen bij internationale organisaties als de Europese Unie, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Raad van Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Verenigde Naties (VN). Contacten met een beperkt aantal voor het Ministerie van VWS belangrijke landen worden gestimuleerd en de noodzakelijke reguliere contacten met de andere landen worden behartigd.
Nieuw Partnerschap met de World Health Organization (WHO)
Nederland heeft in 2010 een hernieuwd partnerschapverdrag afgesloten met de WHO. Hiermee is een bedrag van € 6 miljoen gemoeid. Het partnerschapprogramma vergroot de Nederlandse invloed binnen de WHO. Via het partnerschapprogramma worden ook de contacten tussen de WHO en aan VWS gelieerde organisaties bevorderd.
Internationale samenwerking
Op het gebied van internationale samenwerking is toenemende aandacht voor internationale publieke goederen. Dit geldt zeker ook voor gezondheid. Besmettelijke ziekten stoppen niet bij grenzen en tekorten aan gezondheidswerkers hebben een mondiale dimensie. Er wordt samengewerkt met andere lidstaten en binnen multilaterale organisaties om de verspreiding van ziekten te beperken en om te komen tot de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins ter bestrijding en voorkoming van deze ziekten. Samenwerking blijft ook nodig voor de verdere implementatie van de WHO-gedragscode uit 2010 voor werving van gezondheidspersoneel uit ontwikkelingslanden. Internationale solidariteit is juist bij internationale publieke goederen van belang. Waar mogelijk wordt aansluiting gezocht bij de bredere aanpak van internationale samenwerking en ontwikkelingshulp.
Grensoverschrijdende gezondheidzorg
Binnen Europa gaan steeds meer burgers de grens over voor hun gezondheidszorg. Vooral in grensstreken kan de dichtstbijzijnde zorgaanbieder zich in het buitenland bevinden. Zowel in EU-verband als via bilaterale programma’s met Duitsland en België, wordt hieraan invulling gegeven.
Internationaal personeels- en detacheringsbeleid
Om internationaal goed samen te kunnen werken, plaatst en detacheert het Ministerie van VWS medewerkers in het buitenland en bij multilaterale organisaties.
97.3.2 Verzameluitkering VWS
De verzameluitkering is een bijzondere vorm van een specifieke uitkering. Alle specifieke uitkeringen van een departement kleiner of gelijk € 10 miljoen moeten in de verzameluitkering worden opgenomen.
De verzameluitkering van het Ministerie van VWS voor 2012 bevat de uitkering van bestuurskosten aan de drie grootstedelijke regio’s en een bijdrage aan de pilots intersectorale zorg. Het bestaande programma voor topsportevenementen en -accommodaties kan ook voor de verzameluitkering in aanmerking komen. Het betreft een programma waarmee vooral subsidies worden verleend aan sportbonden voor de organisatie van een topsportevenement. Daarnaast kan het programma talentontwikkeling (het onderdeel Centra voor Topsport en Onderwijs) voor de verzameluitkering in aanmerking komen. Incidenteel vindt er een uitkering aan een medeoverheid plaats in het kader van deze programma's.
Deze uitkeringen zullen dan bij suppletoire begroting aan de verzameluitkering worden toegevoegd. Ook eventuele andere uitkeringen aan medeoverheden kleiner of gelijk aan € 10 miljoen kunnen aan de verzameluitkering worden toegevoegd.
97.3.3 Strategisch onderzoek RIVM
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een baten-lastendienst van het Ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de Ministeries van VWS, EL&I, SZW en IenM. Daarnaast voert het RIVM ook strategisch onderzoek uit. Dit is onderzoek om de expertise te ontwikkelen die nodig is voor de continuïteit van het instituut. Zo kan het RIVM zijn toekomstige taken voor de opdrachtgevers adequaat uitvoeren, op zowel de middellange als de lange termijn. Het strategisch onderzoek richt zich enerzijds op lacunes in actuele kennis en anderzijds op nieuwe ontwikkelingen.
De Wet op het RIVM vormt de wettelijke basis voor het strategisch onderzoek dat dit instituut uitvoert. Deze wet bepaalt dat de directeur-generaal RIVM jaarlijks een programma van onderzoek opstelt. Hierin beschrijft hij welke inzichten het instituut moet verwerven om zijn taken adequaat te kunnen uitvoeren. Dit programma is openbaar. Met deze wettelijke bepaling laat de wetgever zien dat het RIVM professioneel zelfstandig is. In het licht van de betekenis van het strategisch onderzoek voor de toekomstige kennispositie van het RIVM is het budget voor het strategisch onderzoek belegd bij de secretaris-generaal van VWS, als «eigenaar» van de baten-lastendienst RIVM. Om deze reden staan deze middelen verantwoord op dit niet-beleidsartikel.
Het strategisch onderzoek is op dit moment ondergebracht in twee separate onderzoeksbudgetten, het Strategisch Onderzoek RIVM (SOR) en het Strategisch Vaccin Onderzoeksprogramma (SVOP). Laatstgenoemd budget viel tot dusver onder de verantwoordelijkheid van het NVI. Met de overkomst van de publieke delen van het NVI is dit budget onder het strategisch onderzoek van het RIVM geschaard. In de loop van 2011 zal worden bekeken op welke manier deze budgetten op termijn zullen worden geïntegreerd tot één strategisch onderzoeksprogramma. Dit betekent uiteindelijk een procesmatige en inhoudelijke integratie van de twee programma's.
Voor SOR geldt dat in 2011 een nieuwe vierjaarcyclus 2011–2014 is gestart met zes nieuwe speerpunten en 54 nieuwe projecten. In 2012 zal een beperkt aantal (6–8) nieuwe projecten starten. De speerpunten dekken de kennisdomeinen af, waarop het RIVM zijn kennis en kunde moet vernieuwen of intact moet houden. Twintig projecten uit de cyclus 2007–2010 lopen nog door in 2012. Alle projecten worden jaarlijks geëvalueerd en door de Commissie van Toezicht gevolgd om de kennispositie van het instituut te garanderen.
Het SVOP is specifiek gericht op de wetenschap van vaccinatie, voorheen ondergebracht als taak bij het Nederlands Vaccin Instituut. Het SVOP is erop gericht om kennis van de sterk veranderende branche en wetenschap op het gebied van vaccins en vaccinatie te handhaven en waar nodig te versterken. Daarbij staat het verwerven van inzichten die nodig zijn om de publieke vaccintaak adequaat uit te kunnen blijven voeren centraal. Het SVOP wordt regelmatig bijgesteld en begin 2011 is de ronde 2011–2014 van start gegaan met 10 nieuwe projecten. Deze projecten lopen door in 2012, eventueel zullen in 2012 nog één of twee nieuwe projecten starten.
Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven
98.1 Algemene doelstelling
In dit niet-beleidsartikel worden de apparaatsuitgaven van het moederdepartement begroot.
98.2 Budgettaire gevolgen van beleid
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 243 988 | 243 946 | 227 923 | 222 511 | 213 959 | 210 061 | 206 390 |
Apparaatsuitgaven | 237 833 | 244 591 | 228 503 | 222 584 | 214 012 | 210 061 | 206 390 |
1. Apparaatsuitgaven kerndepartement | 153 183 | 161 266 | 153 832 | 149 297 | 142 347 | 139 682 | 136 927 |
Personeel kerndepartement | 93 848 | 93 561 | 93 147 | 91 658 | 89 284 | ||
Materieel kerndepartement | 59 984 | 55 736 | 49 200 | 48 024 | 47 643 | ||
2. Apparaatsuitgaven inspecties | 63 997 | 67 104 | 62 591 | 61 407 | 60 016 | 59 116 | 58 258 |
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) | 57 318 | 61 166 | 56 637 | 55 553 | 54 262 | 53 492 | 52 660 |
Inspectie Jeugdzorg (IJZ) | 6 679 | 5 938 | 5 954 | 5 854 | 5 754 | 5 624 | 5 598 |
3. Apparaatsuitgaven SCP en raden | 20 653 | 16 221 | 12 080 | 11 880 | 11 649 | 11 263 | 11 205 |
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) | 11 958 | 8 958 | 5 950 | 5 855 | 5 764 | 5 478 | 5 451 |
Gezondheidsraad (GR) | 5 730 | 4 435 | 3 260 | 3 205 | 3 135 | 3 075 | 3 055 |
Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) | 2 965 | 2 828 | 2 870 | 2 820 | 2 750 | 2 710 | 2 699 |
Ontvangsten | 13 935 | 14 828 | 5 703 | 5 715 | 5 727 | 5 736 | 5 739 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
98.3 Toelichting Apparaatsuitgaven
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal apparaat moederdepartement | 237 833 | 244 591 | 228 503 | 222 584 | 214 012 | 210 061 | 206 390 |
– Kernministerie | 153 183 | 161 266 | 153 832 | 149 297 | 142 347 | 139 682 | 136 927 |
– Inspecties | 63 997 | 67 104 | 62 591 | 61 407 | 60 016 | 59 116 | 58 258 |
– SCP en raden | 20 653 | 16 221 | 12 080 | 11 880 | 11 649 | 11 263 | 11 205 |
Baten-lastendiensten | 495 897 | ||||||
ZBO’s en RWT’s | 405 133 |
In bovenstaande tabel worden de apparaatsuitgaven en -kosten van het Ministerie van VWS weergegeven. De cijfers baten-lastendiensten en ZBO’s en RWT’s zijn niet te consolideren met de cijfers van het moederdepartement, omdat het zowel uitgaven als kosten betreft.
Omschrijving | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | Structureel |
---|---|---|---|---|---|
Kleinere overheid: Taakstelling Rijk, baten-lastendiensten en uitvoerende ZBO’s | |||||
Efficiencykorting personeel en materieel (generieke deel): | |||||
– Regeer- en Gedoogakkoord | 0 | 7 | 16 | 25 | 30 |
– Begroting 2011 | 12 | 12 | 12 | 12 | 12 |
– Andere taakstellingen | 3 | 8 | 11 | 12 | 10 |
Totaal | 15 | 27 | 39 | 49 | 52 |
De taakstelling Rijk, agentschappen en uitvoerende ZBO’s uit het Regeer- en Gedoogakkoord omvat voor VWS een generieke korting: een taakstelling van afgerond 4,5% (netto) in 2015 op personeel en materieel. De taakstelling loopt op tot een bedrag van € 30 miljoen.
Daarnaast is bij de begrotingsvoorbereiding 2011 door het vorige kabinet een eerste aanzet van deze taakstelling opgenomen die voor VWS neerkwam op bijna € 12 miljoen. Inclusief overige personele en materiële problematiek (vooral omdat de taakstelling bedrijfsvoering uit de begrotingsvoorbereiding 2010 binnen VWS nog niet geheel was ingevuld) komt de totale opgave voor personeel en materieel bij VWS uit op bijna € 52 miljoen structureel.
Invulling taakstelling
De taakstelling is voor zowel het kerndepartement als de baten-lastendiensten en de ZBO’s toebedeeld aan de verschillende onderdelen. Een evenredige verdeling volgens de grondslagen van de taakstelling uit het Regeerakkoord is hierbij het uitgangspunt geweest.
Binnen het kerndepartement (inclusief inspecties, raden en het SCP) wordt de taakstelling ingevuld langs een drietal sporen, te weten een algemene korting op de apparaatskostenbudgetten van 6%, het terugdringen van de inhuur externen tot het niveau van 10% (conform de motie-Roemer) en een ombuiging op de specifieke materiële budgetten.
De taakstelling is voor wat betreft de baten-lastendiensten en ZBO’s toegedeeld aan de onderdelen die binnen VWS verantwoordelijk zijn voor de aansturing van deze diensten. Uitgangspunt is dat de generieke korting als efficiencytaakstelling wordt doorvertaald naar de betreffende baten-lastendiensten en ZBO’s met inachtneming van de specifieke situatie van die diensten.
Omschrijving | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | Structureel |
---|---|---|---|---|---|
Kerndepartement, inspecties, SCP en raden | 6 | 12 | 17 | 21 | 22 |
Baten-lastendiensten | 4 | 6 | 10 | 12 | 13 |
ZBO’s | 5 | 9 | 13 | 16 | 17 |
Totaal | 15 | 27 | 39 | 49 | 52 |
Relatie met kabinetsprogramma Compacte Rijksdienst
Bij de verdere invulling van deze taakstellingen dient de concernbrede visie op de bedrijfsvoering als uitgangspunt. Concernbrede organisatie van de bedrijfsvoering en aansluiting bij rijksbrede initiatieven zijn hierbij de kernbegrippen. Daarmee heeft de invulling van deze taakstellingen uiteraard een relatie met de projecten uit het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst. Voor de projecten die vallen binnen de verdere uitbouw van de rijksbrede infrastructuur bedrijfsvoering en de concentratie van de bedrijfsvoering van de Haagse kerndepartementen geldt dat VWS bij de meeste lopende initiatieven is aangehaakt. Voor de projecten die vallen onder de ontdubbeling van de uitvoering en voor het project «Beleidsuitvoering minder arbeidsintensief» geldt dat de rijksbrede visie wordt onderschreven en dat VWS meekijkt bij de verdere uitwerking en waar mogelijk zal aanhaken.
98.3.1 Apparaatsuitgaven kerndepartement
Onder deze doelstelling worden de personele en materiële uitgaven geraamd voor personeel en materieel die nodig zijn om het kernministerie te doen functioneren.
De personele uitgaven kernministerie bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kernministerie inclusief de inhuur van externen van zowel primaire – als ondersteunende processen. Het ambtelijk personeel betreft de algemene leiding van het departement, de beleidsdirecties en de stafdirecties.
De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen. Dit omvat onder andere huisvesting, ICT, opleidingen en communicatie.
Omschrijving | Bedrag apparaatsuitgaven | Beleidsartikel |
---|---|---|
DG Volksgezondheid | 16 302 | 41 en 46 |
DG Curatieve zorg | 12 824 | 42 |
DG Langdurige zorg | 13 466 | 43 |
DG Jeugd en Maatschappelijke zorg | 10 285 | 44, 45 en 47 |
Totaal beleid | 52 877 | |
(plaatsvervangend) Secretaris Generaal | 100 955 | 98 |
Totaal apparaatsuitgaven kernministerie | 153 832 |
Bedrijfsvoering
Algemeen
In 2012 stapt VWS over op een nieuw en gedeeld financieel administratiesysteem samen met de Ministeries van Financiën en SZW. Daarnaast zal per 1-1-2012 de facilitaire dienstverlening overgedragen worden aan de rijksleverancier FM Haaglanden en wordt vanaf dezelfde datum de dienstverlening rond inkoop afgenomen van de Haagse Inkoopsamenwerking (HIS). Ook participeert VWS in de projecten van het programma Compacte Rijksdienst, onder andere rond de bundeling van subsidiebeheer en uitbesteding van incassotaken aan het CJIB.
Subsidiebeheer
In 2011 heeft VWS een verbeterplan opgesteld voor het subsidiebeheer. De uitvoering van het plan ligt op schema, een groot deel van de activiteiten is uitgevoerd. Het resultaat van deze activiteiten is in 2011 al zichtbaar. Het is van belang om de verbetering vast te houden.
In 2012 werkt VWS daarom verder aan verbetering van het subsidiebeheer aan de hand van het met de Algemene Rekenkamer afgestemde verbeterplan. De in 2011 uitgevoerde activiteiten op het gebied van interne controle en verscherpt toezicht worden gecontinueerd. Zo gaat VWS verder met het periodiek uitvoeren van kwaliteitscontroles, met het handhaven van de tijdige verstrekking van besluiten en met het creëren van leereffecten in het subsidieproces.
Het jaar 2012 is het eerste jaar waarin de nieuwe Kaderregeling VWS Subsidies op de instellingssubsidies van kracht is. Per 1 juli 2011 vallen de projectsubsidies al onder de regeling. In het subsidiebeheer ligt het accent op de beheersmaatregelen die nodig zijn om de subsidietaakstelling goed uit te voeren. Er is een ondergrens van € 125 000,– voor subsidies ingesteld.
Inhuur externen
In 2012 geldt voor VWS de comply or explain norm van maximaal 10% inhuur externen. VWS heeft in 2011 maatregelen genomen om de inhuur door het kerndepartement in overeenstemming met deze norm te brengen. Ook bij de baten-lastendiensten wordt de inhuur afgebouwd met behoud van een flexibele schil. In 2012 gaat de aandacht uit naar het in de jaarplannen vastleggen van plafonds voor inhuur en het scherp sturen daaarop.
98.3.2 Inspecties
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)
Minder gezondheidsschade voor burgers, patiënten en cliënten door betere naleving door ondertoezichtstaanden. Dat is de missie van de IGZ.
De IGZ is een handhavingsorganisatie die toezicht houdt op de volksgezondheid en gezondheidszorg en overtredingen van wet- en regelgeving opspoort. Zij opereert tussen politiek, professie en publiek. Zij is van de overheid en werkt aan veilige, effectieve en patiëntgerichte zorg vóór burgers via zorgaanbieders. Vanuit haar wettelijke taakopdracht, verantwoordelijkheden en bevoegdheden draagt ze bij aan bescherming van de volksgezondheid en bevordering van een verantwoorde gezondheidszorg. Veilige zorg is een belangrijke component daarvan. Door te waken over de kwaliteit van zorg maakt de IGZ zich sterk voor een gerechtvaardigd vertrouwen van de zorgconsument in de kwaliteit van zorg.
De visie van de IGZ is: hoe beter de naleving, des te beter de risicobeheersing, des te minder gezondheidsschade, des te rechtvaardiger het vertrouwen van de burger in de zorg. Daarbij onderzoekt, oordeelt en intervenieert de IGZ deskundig, doortastend en duidelijk, opereert onafhankelijk van politieke kleur of heersend zorgstelsel, wordt uitgegaan van geverifieerd vertrouwen in ondertoezichtstaanden en hanteert de IGZ als uitgangspunt: high trust, high penalty.
De IGZ hanteert verschillende handhavingsmethoden. Reguliere inspecties vinden plaats op basis van een risico-inschatting. Met dit risico-indicatorentoezicht prioriteert de IGZ haar handhavingsactiviteiten op basis van onder andere kwaliteitsindicatoren. Daarnaast hanteert de IGZ het incidententoezicht dat is gebaseerd op meldingen en andere signalen, waarbij snel ingegrepen kan worden in een zorginstelling. Een derde vorm van toezicht is het thematoezicht, waarbij de IGZ aan de hand van bepaalde (zorg)thema’s gerichte aandacht van veld en beleid vraagt. Een vierde methode is het systeemtoezicht. De focus ligt hierbij op de organisatorische/bestuurlijke rollen en verantwoordelijkheden voor de borging van de kwaliteit. Ten slotte zet de IGZ in op betere opsporing. Via de methode opsporing zoekt de IGZ op basis van strafrechtelijke informatie, openbare informatie en meldingen naar bevestiging van vermoedens van strafbare feiten gepleegd door een zorgverlener.
Naast de bovengenoemde handhavingsmethoden werkt de IGZ momenteel instrumenten uit die zijn verwoord in het Regeer- en Gedoogakkoord. Het gaat bijvoorbeeld om het meer toepassen van onaangekondigde inspecties, door onder andere het gebruik van een «mystery guest». Met het «meldpunt ouderenmishandeling» maakt de IGZ optimaal gebruik van het burgerperspectief bij signalering van misstanden in de zorg voor (kwetsbare) ouderen.
Met ondersteuning van de ambities en de extra middelen uit het Regeer- en Gedoogakkoord gaat de IGZ haar handhavingstaak verder verbeteren. Dit door vertrouwen te geven aan zorginstellingen die de kwaliteit en veiligheid goed op orde hebben, maar ook sneller en steviger in te grijpen bij zorgverleners waar de kwaliteit en veiligheid van de geleverde de zorg onvoldoende is.
Eind 2011 publiceert de IGZ haar nieuwe meerjarenbeleidsplan voor de periode 2012–2015. Hierin staan de ambities van de IGZ nader uitgewerkt in doelen, activiteiten en benodigde formatie. Het in het laatste kwartaal 2011 uit te brengen jaarwerkplan geeft aan met welke activiteiten de IGZ haar doelen in 2012 wil realiseren.
Domein | Inspectieprogramma |
---|---|
Volksgezondheid | 1. Gezondheidsbevordering |
2. Gezondheidsbescherming | |
Curatieve Gezondheidszorg | 3. Eerstelijnsgezondheidszorg |
4. Specialistische somatische zorg | |
9. Geestelijke gezondheidszorg | |
Verpleging en Chronische zorg | 5. Gehandicaptenzorg |
6. Ouderenzorg | |
7. Zorg thuis | |
Geneesmiddelen en Medische technologie | 8. Geneesmiddelen |
10. Medische technologie. |
Jaarlijks geeft de IGZ in de Staat van de Gezondheidszorg (SGZ) haar visie op een actueel thema dat de gezondheidszorg in de volle breedte raakt. In 2012 onderzoekt de IGZ de effectiviteit en verbetermogelijkheden van preventie in de cure en care.
Inspectie Jeugdzorg (IJZ)
De Inspectie Jeugdzorg is verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de jeugdzorg en werkt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De inspectie verzamelt informatie over de kwaliteit van de jeugdzorg, vormt zich een oordeel en grijpt zo nodig in. Daarnaast kijkt de inspectie of het beleid voor de jeugdzorg in de praktijk goed werkt. Daarover adviseert de inspectie gevraagd en ongevraagd de betreffende instellingen en verantwoordelijke overheden.
De Inspectie Jeugdzorg wil met haar onderzoeken bijdragen aan:
-
• Het behouden en bevorderen van de kwaliteit van de jeugdzorg;
-
• Het versterken van de positie van jongeren en hun ouders of verzorgers (de cliënten);
-
• De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het beleid.
De Inspectie Jeugdzorg houdt op grond van een viertal wetten 13 toezicht op de volgende organisaties:
-
• Bureaus jeugdzorg;
-
• Jeugdzorgaanbieders;
-
• Justitiële jeugdinrichtingen;
-
• Vergunninghouders voor interlandelijke adoptie;
-
• Opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen;
-
• Raad voor de Kinderbescherming;
-
• Schippersinternaten.
98.3.3 Apparaatsuitgaven SCP en raden
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)
Het Sociaal en Cultureel Planbureau is een interdepartementaal, wetenschappelijk instituut, opgericht bij Koninklijk Besluit op 30 maart 1973. Het SCP verricht zelfstandig onderzoek en rapporteert – gevraagd en ongevraagd – aan de regering, de Eerste – en Tweede Kamer, ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. De belangrijkste taken van het SCP zijn:
-
• Het beschrijven van de situatie op sociaal en cultureel terrein in Nederland en de te verwachte ontwikkelingen;
-
• Het bijdragen aan verantwoorde keuzen van doeleinden en middelen in het sociaal en cultureel beleid en het ontwikkelen van alternatieven;
-
• Het beoordelen van het gevoerde beleid, speciaal het interdepartementale beleid.
Het SCP verricht daartoe sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de leefsituatie en de opvattingen van de burger, evenals naar het (overheids)beleid dat daarop van invloed is. Het werk van het SCP omvat de terreinen van nagenoeg alle ministeries. Eens per jaar geeft het SCP een overzicht van de voorgenomen activiteiten in een werkprogramma. Het werkprogramma wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl).
Aantal rapporten | Uren in 2012 | Kosten in 2012 (bedragen x € 1 000) | |
---|---|---|---|
1. Wetenschappelijk onderzoek | 50 | 47 098 | 4 239 |
2. Kennisverspreiding | – | 5 233 | 471 |
3. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling | 8 | 10 023 | 1 088 |
Totaal | 58 | 62 354 | 5 798 |
Toelichting
1. Wetenschappelijk onderzoek
Het onderzoeksprogramma van het SCP staat in het teken van het ondersteunen van het beleid van de overheid, waar dat gericht is op het behoud en de verhoging van het welzijn en het welbevinden van de Nederlandse burger en samenleving. Veel van de door het SCP in 2012 uit te voeren projecten vloeien voort uit eerder gemaakte afspraken of verkregen opdrachten.
In oneven jaren brengt het SCP «De Sociale Staat van Nederland» uit (een brede inventarisatie van de levensomstandigheden van de Nederlandse bevolking), in even jaren een meer thematisch Sociaal Cultureel Rapport.
Er zijn langjarige afspraken over de opstelling van bijvoorbeeld het Jaarrapport Integratie, de Armoedemonitor, de Monitor Discriminatie op de Arbeidsmarkt op grond van etnische herkomst, de Emancipatiemonitor, «De Sociale Staat van het Platteland», «Het Cultureel Draagvlak» en de ontwikkeling van ramingsmodellen voor de vraag naar jeugdzorg en langdurige zorg. Veel van het SCP-onderzoek is gebaseerd op door het CBS verzamelde en ter beschikking gestelde gegevens. Daarnaast laat het SCP zelf ook enkele grote surveys uitvoeren: het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (gebruik van voorzieningen in de publieke sector), de Survey Integratie Minderheden, het Tijdsbestedingsonderzoek en het onderzoek Culturele Veranderingen (opvattingen en houdingen). Ook in 2012 zal het SCP ten behoeve van het kabinet rapporteren over de uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek naar zorgen en maatschappelijke kwesties die leven onder de bevolking en van belang zijn voor de politiek (Continu Onderzoek Burgerperspectieven).
2. Kennisverspreiding
Vele SCP-medewerkers hebben contacten met of maken deel uit van voor het SCP relevante wetenschappelijke of maatschappelijke organisaties, of hebben vanwege hun SCP-werk of -expertise een adviserende rol in allerlei gremia. Kennisverspreiding via publicaties of presentaties zijn een belangrijk onderdeel van het werk.
Een kerntaak van het SCP is het adviseren van departementen en andere overheidsinstanties op basis van de beschikbare kennis en inzichten. De positionering van het bureau binnen de rijksoverheid maakt het mogelijk deel te nemen aan het commissie- en advieswerk binnen de overheid (onderraden en voorportalen). Afgezien van deze vorm van indirecte advisering brengt het bureau ook met regelmaat adviezen uit aan (beleidsdirecties van) departementen. Deze advisering kan zeer uiteenlopend van karakter zijn, bijvoorbeeld via participatie in de kenniskamers van verschillende ministeries.
3. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is de adviesraad van het kabinet en de Staten-Generaal voor de sociale verhoudingen in Nederland (Wet op de RMO, Staatsblad 103, 4 maart 1997). Vanaf 1 april 2010 is het secretariaat van de RMO ondergebracht bij het SCP.
De wetgever heeft de RMO de taak gegeven te adviseren over «de hoofdlijnen van beleid inzake de gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen voor zover deze van invloed zijn op de participatie van burgers in en de stabiliteit van de samenleving». De RMO adviseert zowel gevraagd als ongevraagd over de hoofdlijnen van beleid (www.adviesorgaan-rmo.nl). Naast strategische adviezen voor de middellange termijn, publiceert de Raad ook briefadviezen over actuele vraagstukken.
Thema’s die de RMO voor 2012 op zijn agenda heeft staan (deels doorlopend vanuit 2011), betreffen:
-
• Internet en publiek debat;
-
• Veerkracht en stabiliteit;
-
• Angst en onbehagen;
-
• De toekomst van de solidariteit;
-
• Waakvlambegeleiding en kwetsbare gezinnen;
-
• Randstad en periferie.
De RMO houdt ruimte vrij voor adviesvragen vanuit het kabinet of de Eerste en de Tweede Kamer.
Gezondheidsraad (GR)
De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan en heeft als taak de regering en het parlement van advies te dienen over de stand van kennis ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid.
Het werkterrein van de Gezondheidsraad omvat thans de volgende onderwerpen: preventie, gezondheidszorg, voeding, leefomgeving, arbeidsomstandigheden, health technology assessment, gezondheids(zorg)onderzoek, medische technologieontwikkeling en kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit. In september stelt de minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast (www.gezondheidsraad.nl).
De Gezondheidsraad heeft samen met de Hoge Gezondheidsraad van België een Europees netwerk opgericht van vergelijkbare organisaties: EuSANH (European Science Advisory Network for Health). Vanuit dit netwerk wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit en efficiency van de wetenschappelijke advisering op nationaal en op Europees niveau.
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg is een onafhankelijk adviesorgaan voor het kabinet en de Staten-Generaal. Het adviesdomein van de RVZ is VWS-breed en omvat dus de curatieve zorg, de langdurige zorg, de publieke gezondheid en de maatschappelijke ondersteuning. Het kabinet stelt in de zomer van 2011 het definitieve werkprogramma 2012 van de RVZ vast (www.rvz.net).
Thema’s in het werkprogramma voor 2012 zijn:
-
• Samenhang geestelijke gezondheidszorg en forensische psychiatrie;
-
• Goede zorg;
-
• Solidariteit en gelijkheid in het perspectief van de houdbaarheid van het stelsel;
-
• De poortwachtersrol.
Het Centrum voor ethiek en gezondheid (CEG) is een samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de RVZ. Het secretariaat van het CEG is bij de RVZ ondergebracht. Het CEG publiceert elk jaar signalementen over ethische thema’s (www.ceg.nl).
De volgende onderwerpen staan voor 2012 op de rol:
-
• Betutteling of zorgen voor?;
-
• Morele aspecten van beeldvorming over gezondheid en gezondheidschade.
Overleg tussen GR en RVZ over en gezamenlijk signalement in 2012 zal nog plaatsvinden. Ook heeft het CEG een verwijs- en informatiefunctie. Volgens afspraak met de GR neemt de RVZ deze functie voor zijn rekening.
Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en onvoorzien
99.1 Algemene doelstelling
Dit niet-beleidsartikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.
99.2 Budgettaire gevolgen van beleid
99.2.1 Begrotingsuitgaven
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 0 | – 43 393 | – 44 332 | – 39 836 | – 58 597 | – 40 522 | – 37 603 |
Uitgaven | 0 | – 46 749 | – 55 162 | – 39 836 | – 58 597 | – 40 522 | – 37 603 |
1. Loonbijstelling | 0 | – 447 | – 414 | – 810 | – 1 283 | – 2 191 | – 2 916 |
2. Prijsbijstelling | 0 | 26 127 | – 10 987 | – 8 364 | – 8 326 | – 8 335 | – 8 167 |
3. Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4. Taakstelling | 0 | – 72 429 | – 43 761 | – 30 662 | – 48 988 | – 29 996 | – 26 520 |
Ontvangsten | 0 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
99.2.2 Premiegefinancierde zorguitgaven
Op dit artikel zijn verschillende bedragen opgenomen die nog niet aan de afzonderlijke beleidsartikelen zijn toegedeeld. Daarbij gaat het vooral om de loon- en prijsbijstelling voor 2012 en latere jaren, gereserveerde bedragen voor bouw en de volumegroei vanaf het jaar 2016.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Nominaal en onvoorzien | 0,0 | 62,2 | 1 624,6 | 3 359,7 | 5 843,8 | 6 951,0 | 11 381,6 |
Totaal | 0,0 | 62,2 | 1 624,6 | 3 359,7 | 5 843,8 | 6 951,0 | 11 381,6 |