A: Algemene Doelstelling
Het bestrijden van structurele armoede en het bevorderen van duurzame economische groei en zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden.
Duurzame economische groei en een overheid die deze groei mogelijk maakt en doeltreffend armoedebeleid voert, leiden tot zelfredzaamheid. Meewegen van ontwikkelingsbelangen in nationale en internationale beleidsvoering – beleidscoherentie voor ontwikkeling – voorkomt negatieve gevolgen van niet-hulpbeleid op ontwikkeling. Hiermee worden ontwikkelingslanden op termijn minder afhankelijk van hulp.
B: Rol en verantwoordelijkheid
De minister heeft een financierende rol:
-
– De minister financiert diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling en armoedevermindering, uitgevoerd door multilaterale instellingen, internationale organisaties, lokale overheden, centrale programma uitvoerders, via ambassades of via publiek-private partnerschappen.
-
– Daarnaast vindt niet-geoormerkte financiering plaats van verschillende multilaterale instellingen die een sleutelrol spelen bij de aanpak van armoedebestrijding vraagstukken.
De minister heeft een regisserende rol:
-
– De regisserende rol van de minister komt tot uiting in het coördineren van verschillende initiatieven op het gebied van private sector ontwikkeling, voedselzekerheid en armoedebeleid.
-
– In multilateraal verband speelt de minister een effectieve rol in het debat over grotere effectiviteit en hervorming van armoedebestrijding en over onder andere innovatieve financiering, marktontwikkeling en markttoegang.
-
– Daarnaast speelt de minister een centrale rol in het ontsluiten van de Nederlandse kennis en kunde op gebied van voedselzekerheid, bijvoorbeeld door het stimuleren van samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector.
De minister heeft een stimulerende rol:
-
– Op gebied van voedselzekerheid wordt ingezet via intensieve samenwerking en een mix van doelgerichte activiteiten en instrumenten (bilateraal, multilateraal, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de private sector). De totale inzet op het gebied van private sector ontwikkeling is via de steun aan diverse nationale en internationale programma’s die het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden stimuleren. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het ministerie van EL&I.
-
– Op het gebied van armoedebestrijding bestaat de stimulerende rol van de minister ook uit het bevorderen van effectief, resultaatgericht en transparant armoedebeleid, zodat belastinggelden verantwoord worden besteed en samenwerking met private en maatschappelijke partners beter gefundeerd.
C: Beleidswijzigingen
-
• Voor alle bedrijfsleven instrumenten wordt gewerkt binnen een geformaliseerd Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-kader, gebaseerd op de hernieuwde OESO richtlijnen. Bij uitwerking wordt het proportionaliteitsbeginsel toegepast en zal erop worden toegezien dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven beperkt blijven.
-
• Tevens worden instrumenten meer resultaatgericht ingericht, gemonitord en geëvalueerd, zodat hun ontwikkelingsimpact duidelijker wordt.
-
• Bevordering van nauwere samenwerking tussen publieke en private partijen in de uitvoering van ontwikkelingsprogramma’s.
-
• Aanscherping van doelen en indicatoren voor beleidscoherentie voor ontwikkeling en betere monitoring en evaluatie van de gevolgen van coherentiebeleid voor individuele partnerlanden.
D1: Budgettaire gevolgen van beleid
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 772 054 | 1 592 662 | 764 287 | 673 937 | 508 602 | 568 776 | 867 482 | ||||
Uitgaven: | |||||||||||
Programma-uitgaven totaal | 829 593 | 790 734 | 938 979 | 1 033 877 | 1 100 414 | 1 135 529 | 1 434 235 | ||||
waarvan juridisch verplicht | 95% | ||||||||||
4.1 | Voedselzekerheid | 0 | 242 033 | 303 105 | 396 612 | 436 295 | 436 295 | 436 295 | |||
Bilateraal | Bijdragenovereenkomst | Landenprogramma's | 113 992 | 144 347 | 152 670 | 152 670 | 152 670 | ||||
Multilateraal | 33 600 | 35 800 | 35 800 | 35 800 | 35 800 | ||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties | waarvan IFDC/CGIAR/IFPRI | 33 600 | |||||||||
Maatschappelijk | Subsidie | NUFFIC | 15 000 | 30 000 | 30 000 | 30 000 | 30 000 | ||||
Bedrijfsleven | 140 513 | 186 465 | 217 825 | 217 825 | 217 825 | ||||||
Subsidie | waarvan Agriterra | 12 310 | |||||||||
waarvan IDH | 25 195 | ||||||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties | waarvan IFC/FMO | 46 390 | |||||||||
waarvan PPP via Agentschap NL,IDH | 44 048 | ||||||||||
4.2 | Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden | 451 717 | 195 596 | 269 236 | 226 278 | 232 076 | 267 191 | 565 897 | |||
Bilateraal | Bijdragenovereenkomst | Landenprogramma's | 50 474 | 24 288 | 24 195 | 24 195 | 24 195 | ||||
waarvan macrosteun | 33 000 | ||||||||||
Multilateraal | 277 601 | 294 370 | 283 960 | 283 960 | 283 960 | ||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties | waarvan WB/Afdb | 44 402 | |||||||||
waarvan UNDP | 55 500 | ||||||||||
waarvan UNCEF | 34 000 | ||||||||||
waarvan multilatere banken en fondsen | 119 139 | ||||||||||
niet kanaalgerelateerd | 13 178 | 12 878 | 12 166 | 12 166 | 12 166 | ||||||
Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen in BNP en/of toerekeningen | – 72 017 | – 105 258 | – 88 245 | – 53 130 | 245 576 | ||||||
4.3 | Private sector ontwikkeling | 372 037 | 346 295 | 359 678 | 404 027 | 425 733 | 425 733 | 425 733 | |||
Bilateraal | Bijdragenovereenkomst | Landenprogramma's | 58 366 | 56 995 | 39 825 | 39 825 | 39 825 | ||||
Multilateraal | 60 560 | 65 218 | 64 822 | 64 822 | 64 822 | ||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties | waarvan WB/WTO/WHO | 16 649 | |||||||||
waarvan WB/WTO/WHO | 18 182 | ||||||||||
waarvan WB/IFC/FMO/AfDB | 11 514 | ||||||||||
waarvan PIDG | 12 743 | ||||||||||
Maatschappelijk | Overig | Diversen | 24 450 | 18 986 | 24 614 | 24 614 | 24 614 | ||||
Bedrijfsleven | 216 302 | 262 828 | 296 472 | 296 472 | 296 472 | ||||||
Subsidie | waarvan FMO | 26 484 | |||||||||
waarvan PUM | 12 540 | ||||||||||
Bijdragen ZBO | waarvan ORIO via Agentschap NL | 66 200 | |||||||||
waarvan PSI via Agentschap NL | 79 043 | ||||||||||
Bijdragen baten-lasten dienst | waarvan CBI | 25 026 | |||||||||
4.4 | Effectieve Nederlandse handels- en investeringsbevordering | 5 839 | 6 810 | 6 960 | 6 960 | 6 310 | 6 310 | 6 310 | |||
niet kanaalgerelateerd | Bijdragen aan (mede)overheden | NBSO (via EL&I) | 6 960 | 6 960 | 6 310 | 6 310 | 6 310 | ||||
Ontvangsten | 34 523 | 25 336 | 57 363 | 55 539 | 48 941 | 44 499 | 46 161 | ||||
4.20 | Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen | 34 523 | 25 336 | 57 363 | 55 539 | 48 941 | 44 499 | 46 161 |
Schematisch is de verdeling van de kanalen als volgt:
Artikel 4
D2: Budgetflexibiliteit
Voor het artikelonderdeel voedselzekerheid zijn de bijdragen aan kennisinstituten en ten behoeve van het onderzoek op voedselzekerheid voor het grootste deel nog niet juridisch verplicht. Ook de geplande uitgaven voor landrechten, remote sensing en markttoegang kent nog een deel wat nog niet is overeengekomen met een contractpartij. De bijdrage aan het artikelonderdeel effectief armoedebeleid in ontwikkelingslanden is volledig juridisch verplicht. Voor het onderdeel private sectorontwikkeling is het merendeel juridisch verplicht als gevolg van de overeengekomen bijdragen voor ORIO, PSI, PUM, FMO en CBI.
E: Artikelonderdelen
4.1: Voedselzekerheid
Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.
Nederland maakt zich sterk voor een toename van duurzaam geproduceerd voedsel en voor verbetering van de toegang tot voedsel van voldoende kwaliteit. Met investeringen in de efficiëntie van markten en verbetering van het ondernemingsklimaat worden kansen en mogelijkheden van de private sector vergroot om bij te dragen aan de vergroting van voedselzekerheid6.
De financiële instrumenten zijn met name gericht op:
-
– Bijdragen aan landenspecifieke programma’s en via multilaterale programma’s als Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP) en International Fund for Agricultural Development (IFAD) ter verhoging van duurzame voedselproductie in de partnerlanden. Deze initiatieven richten zich op verhoging van land- en arbeidsproductiviteit met efficiënt gebruik en duurzaam beheer van schaarse hulpbronnen als land, water, nutriënten, biodiversiteit en energie.
-
– Bijdragen via multi- en bilaterale kanalen (onder andere UNICEF en GAIN) ter verbetering van de toegang tot voldoende kwalitatief voedsel . In Indonesië vindt bijvoorbeeld diversificatie in voeding plaats via steun aan duurzame visserij en visteelt en vinden kleine boeren beter aansluiting op de markt voor melkproducten.
-
– Bevordering van efficiëntie van markten, bijvoorbeeld via steun aan 2SCALE. Dit programma verhoogt de beschikbaarheid van voedsel op lokale en regionale markten in acht partnerlanden door handelsbarrières weg te nemen en markttransparantie te vergroten. Ook de bilaterale programma’s zijn hier op gericht. Bijvoorbeeld in Mozambique, waar de handel wordt gestimuleerd door te investeren in de Beira Agricultural Growth Corridor.
-
– Verbetering van het (rurale) ondernemingsklimaat via een mix van doelgerichte activiteiten en instrumenten. Met FMO’s MASSIF+, een ontwikkelingsfonds voor de financiële sector, wordt het aanbod van krediet en financiële diensten voor boeren, producentenorganisaties en het micro, midden- en kleinbedrijf (MMKB) in de agro-food sector en/of in rurale gebieden vergroot. Er wordt geïnvesteerd in versterking van land governance via onder andere de International Land Coalition, maar ook via het bilaterale kanaal. Verbetering van het naleven van wetgeving en rechtsgelijkheid wordt nagestreefd in bijvoorbeeld Rwanda, waar wordt ingezet op landadministratie, en in Mozambique, waar lokale gemeenschappen worden geholpen om hun recht op landgebruik beter te beschermen. Kennis en vaardigheden voor rurale ontwikkeling wordt bewerkstelligd door verbetering van beroepsonderwijs relevant voor het vergroten van voedselzekerheid via het publiek private partnerschap Learn4Work en post-secondaire skills development programma’s als Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions (NICHE) en Netherlands Fellowship Programme (NFP). Boeren- en boerinnenorganisaties worden versterkt via Agriterra (Programma Ondersteuning Producentenorganisaties-POP), AgriProFocus en Agricord.
-
– Alle vier hiervoor genoemde pijlers van het voedselzekerheidsbeleid worden ondersteund door een kennisagenda. Er wordt geïnvesteerd in kennisdeling en onderzoek door kennisinstellingen ter ondersteuning van voedselzekerheid in de bilaterale ambassadeprogramma’s en ten behoeve van een beter begrip van de mondiale uitdagingen op voedselzekerheid en private sector ontwikkeling. Daarnaast wordt internationaal landbouwonderzoek gesteund via de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR).
4.2: Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden
Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart. Nederland richt zich op het bereiken van zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden met behulp van het beleid op de vier speerpunten en via bilaterale en multilaterale ondersteuning van het creëren van optimale omstandigheden voor duurzame economische groei. Met name het doorsnijdende thema goed bestuur is hierbij van belang.
De financiële instrumenten zijn met name gericht op:
-
– Bijdragen aan de begroting van de Internationale Financiële Instellingen via middelenaanvulling, kapitaalverhogingen en specifieke programma’s of trustfondsen ter bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden over een breed spectrum aan sectoren, o.a. op terrein van economische en sociale sectoren.
-
– Compensatie van de Wereldbank (IDA) en regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichting geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte een sterker eigen armoedebeleid te voeren.
-
– Nederland ondersteunt een aantal multilaterale systeemorganisaties die, behalve dat zij direct werkzaam zijn op het terrein van armoedebestrijding, ook van groot belang zijn voor het effectief functioneren van het multilaterale kanaal en het versterken van armoedebeleid in ontwikkelingslanden. Het betreft de Wereldbank, UNDP en UNICEF.
-
– Nederland draagt via het Partnerschapsprogramma met de ILO bij aan het bevorderen van de sociale rechtvaardigheid, het creëren van kansen op de arbeidsmarkt en verbetering van economische en werkomstandigheden, alsook het bevorderen van de sociale dialoog in ontwikkelingslanden.
-
– Het Nederlandse multilaterale assistent-deskundigen programma draagt bij aan capaciteitsopbouw van deskundigen in ontwikkelingslanden en aan het versterken van de invloed van ontwikkelingslanden in internationale organisaties.
-
– Ter versterking van Domestic resource mobilisation wordt met het ministerie van Financiën/ Belastingdienst en multilaterale organisaties (IMF) ingezet op capaciteitsopbouw van belastingdiensten in partnerlanden. In internationaal verband blijft tegengaan van belastingontwijking- en ontduiking uit ontwikkelingslanden van belang. Met Financiën wordt aan het OESO «tax inspectors without borders» initiatief bijgedragen.
-
– Toegang tot schaarse Internationale Publieke Goederen (IPG’s)- essentieel voor effectief armoedebeleid -vraagt om internationale samenwerking, waarbij (belangen van) arme ontwikkelingslanden bij onderhandelingen over internationale spelregels meetellen.
-
– In nauwe samenwerking met betrokken departementen werkt BZ aan uitvoering en monitoring van de praktische beleidsagenda7 voor versterking van de ontwikkelingsdimensie van vijf prioritaire IPG’s. Vanaf 2013 zal de regering het parlement elke twee jaar informeren over de voortgang.
4.3 Private sector ontwikkeling
Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart. Nederland draagt bij aan ontwikkeling van de private sector die leidt tot duurzame economische groei en die bijdraagt aan verbetering van de uitgangspositie van de armen.
De financiële instrumenten zijn met name gericht op:
-
– Verbetering van wet- en regelgeving via multi- en bilaterale kanalen (o.a. Wereldbank).
-
– Toename van de rechtszekerheid, een effectief en transparant belastingstelsel en actieve bestrijding van corruptie leiden onder andere tot een beter investeringsklimaat, hetgeen tot uiting komt in verbeterde scores op de indicatoren van de Doing Business Index en Corruption Perception Index.
-
– Toegang tot en gebruik van ontwikkelingsrelevante en betrouwbare infrastructuur leidt tot grotere economische bedrijvigheid. Hier wordt onder andere aan bijgedragen door programma’s als Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) en Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties (ORET), het Infrastructure Development Fund (IDF) van de FMO en Private Infrastructure Development Group (PIDG).
-
– Met bijvoorbeeld het FOM-MASSIF programma wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de financiële sector in ontwikkelingslanden. Verbeterde toegang tot bijvoorbeeld kredieten en verzekeringen vergroot de mogelijkheden om economische initiatieven te ontplooien.
-
– Opbouw van kennis en capaciteit bij het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden leidt onder andere tot toename van ondernemerschap en gekwalificeerd personeel, toename van het aantal bedrijven en toename van de overheidsinkomsten door middel van belastingafdrachten. Hieraan wordt onder andere bijgedragen door middel van het PSI programma.
-
– Verbeterde toegang van bedrijven in ontwikkelingslanden tot nationale, regionale en internationale markten leidt tot meer handel. Onder andere de inzet van het CBI is hierop gericht.
4.4 Ondersteuning Nederlandse handels- en investeringsbevordering
Dit artikelonderdeel draagt primair bij aan de pijler welvaart.
Het financiële instrument is gericht op:
-
– Het ondersteunen van Nederlandse bedrijven bij het betreden van kansrijke markten, via steun aan Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) en Netherlands Agricultural Business Support Offices (NABSO’s).
De middelen voor de financiering van de NBSO’s worden per 1 januari 2013 overgedragen aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De hoogte van het over te dragen bedrag wordt nog vastgesteld en per voorjaarsnota 2013 verwerkt.