A. Algemene doelstelling
Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen. In het bijzonder bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, politiek belangrijke investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid en publiek- private investeringen in Nederland. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor:
-
• een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;
-
• het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van grote publieke investeringsprojecten van politiek belang die in samenwerking met de markt worden verwezenlijkt, zodat vakdepartementen in staat worden gesteld hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit te realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn Design-Build-Finance-Maintain-(Operate) [DBFM(O)] projecten, bedrijfsvoerings- en duurzaamheidsprojecten, en projecten waarbij exclusieve rechten in de markt worden gezet;
-
• het overkoepelende DBFM(O) beleid en de regie van het systeem dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;
-
• het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen;
-
• het beheren van de Illiquid Asset Back-up Facility binnen de contractvoorwaarden;
-
• zwaarwegende en/of principiële beslissingen (o.a. exitstrategie en beloningsbeleid) van, alsmede het houden van toezicht op NL Financial Investments (NLFI).
De Minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:
-
• bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet en als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de onderneming;
-
• de gedragsregels uit de Corporate Governance Code;
-
• bedrijfseconomische, juridische en corporate governance-expertise en kennis en kunde op het gebied van projectfinanciering en risicomanagement;
-
• structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;
-
• overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de relevante publieke belangen worden geborgd;
-
• besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, in het bijzonder artikel 6: huur-, huurkoop- en lease-overeenkomsten, zoals DBFM(O) en andere langjarige complexe projecten, mogen pas worden gesloten na overeenstemming met de Minister van Financiën;
-
• PPS-code: de beheercode voor goede bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek-private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten;
-
• wet Stichting Administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI).
Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek en Comptabiliteitswet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).
C. Beleidswijzigingen
Na de zomer van 2013 zal de Minister van Financiën de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2013 presenteren. In de Nota wordt onder meer uiteengezet welke toegevoegde waarde het kabinet ziet in het staatsaandeelhouderschap bij de borging van publieke belangen. Daarnaast wordt beschreven op welke wijze de Staat als aandeelhouder zijn rol invult op het gebied van strategie, doelmatigheid en rendement, vermogenspositie, investeringen, benoemingen en beloningsbeleid. De Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2013 is ook een kabinetsreactie op het IBO Staatsdeelnemingen dat maart 2013 naar de Kamer is gestuurd 17. In dat kader gaat de nota onder meer in op de rolverdeling tussen de Staat als aandeelhouder en de Staat als beleidsmaker.
Begin 2013 zijn beide Kamers geïnformeerd over het voornemen de aandelen die de Staat der Nederlanden indirect houdt in URENCO Ltd. te vervreemden, onder de randvoorwaarde dat de publieke belangen inzake non-proliferatie, veiligheid en leveringszekerheid geborgd zijn 18. Om aan het voornemen tot verkoop, en de borging van de publieke belangen die daarbij een rol spelen verder invulling te geven, worden intensieve besprekingen gevoerd tussen de verdragsstaten bij het Verdrag van Almelo en de aandeelhouders in URENCO. De Kamer zal naar verwachting na de zomer 2013 worden geïnformeerd over het resultaat van de besprekingen.
In het regeerakkoord is afgesproken dat het aanbieden van gokspelen geen kerntaak van de overheid is. Daarom wordt Holland Casino onder voorwaarden verkocht. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Financiën werken aan voorstellen voor een gemoderniseerde inrichting en -ordening van de kansspelmarkten. Gelijktijdig wordt in beeld gebracht wat dit betekent voor de betrokken staatsdeelnemingen.
D1. Budgettaire gevolgen van beleid
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 68.581 | 14.737.037 | 303.866 | 281.366 | 229.367 | 185.367 | 141.367 |
waarvan garantieverplichting: | |||||||
Garanties en vrijwaringen (FCI, NS, WST en TenneT) | – 13.600 | ||||||
Regeling BF | – 387 | ||||||
Garantie SNS | 5.000.000 | ||||||
Garantie DNB | 5.700.000 | ||||||
Uitgaven | 2.993.758 | 5.793.624 | 1.652.866 | 1.589.366 | 1.356.367 | 1.167.367 | 943.367 |
waarvan juridisch verplicht | 100% | ||||||
Vermogensverschaffing | |||||||
Kapitaaluitbreiding TenneT | 300.000 | ||||||
Kapitaalinjectie SNS | 2.700.000 | ||||||
Bijdrage aan RWT | |||||||
NLFI (voorheen STAK) | 5.250 | 5.310 | 5.052 | 5.052 | 5.052 | 5.052 | 5.052 |
Lening | |||||||
Management fee IABF | 33.206 | 26.000 | 24.000 | 21.000 | 18.000 | 15.000 | 12.000 |
Funding fee IABF | 2.644.371 | 1.939.000 | 1.614.000 | 1.554.000 | 1.324.000 | 1.138.000 | 917.000 |
Overbruggingskrediet SNS | 1.100.000 | ||||||
Garantie | |||||||
Regeling BF | 0 | 600 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Dotatie begrotingsreserve TenneT | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 |
Uitbetalingen garanties en vrijwaringen verkoop deelnemingen | 600 | ||||||
Opdrachten | |||||||
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen | 6.131 | 17.314 | 4.914 | 4.414 | 4.415 | 4.415 | 4.415 |
Ontvangsten | 5.131.796 | 6.586.681 | 4.864.748 | 4.050.438 | 2.496.397 | 2.192.397 | 1.884.397 |
Vermogensonttrekking | |||||||
Opbrengst onttrekking vermogenstitels | 12.441 | ||||||
Dividend staatsdeelnemingen | 312.510 | 560.876 | 397.497 | 444.897 | 425.297 | 425.297 | 425.297 |
Winstafdracht DNB | 749.494 | 1.974.772 | 1.166.000 | 789.000 | 620.000 | 506.000 | 422.000 |
waarvan Griekse inkomsten ANFA | 43.881 | 45.000 | 45.000 | 45.000 | 45.000 | 33.000 | |
Waarvan Griekse inkomsten SMP | 163.852 | 138.000 | 104.000 | 74.000 | 59.000 | 50.000 | |
Afdrachten Holland Casino | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | |||
Afdrachten Staatsloterij | 100.000 | 88.000 | 96.000 | 90.000 | 90.000 | 90.000 | 90.000 |
Opbrengst verkoop vermogenstitels | 38 | 132.000 | |||||
Dividend financiële instellingen | 121.302 | 394.000 | 400.000 | ||||
Rijksbijdrage Landwinning Havenbedrijf Rotterdam | 295.482 | ||||||
Bijdrage aan RWT | |||||||
NLFI (voorheen STAK) | 2.419 | 4.153 | 4.300 | 4.300 | 4.300 | 4.300 | 4.300 |
Leningen | |||||||
Verwachte portefeuille ontvangsten IABF | 2.433.653 | 1.764.000 | 1.459.000 | 1.418.000 | 1.211.000 | 1.044.000 | 844.000 |
Garantie fee IABF | 73.054 | 58.000 | 52.000 | 46.000 | 39.000 | 33.000 | 26.000 |
Additionele fee IABF | 46.350 | 37.000 | 34.000 | 30.000 | 23.000 | 18.000 | 13.000 |
Additionele garantie fee IABF | 109.713 | 88.000 | 79.000 | 69.000 | 58.000 | 50.000 | 40.000 |
Verhandelbaarheidsfee IABF | 14.807 | 18.000 | 15.000 | 13.000 | 11.000 | 7.000 | 5.000 |
Rente SNS krediet | 6.765 | 6.596 | |||||
Aflossing kapitaalversterkingen ING, Aegon en SNS REAAL | 750.000 | 750.000 | 750.000 | 750.000 | |||
Couponbetaling en/of boetebetaling kapitaalversterking ING, Aegon en SNS REAAL | 375.000 | 375.000 | 375.000 | 375.000 | |||
Renteontvangsten Mandatory Convertible Note | |||||||
Garantie | |||||||
Regeling BF | 210 | 278 | |||||
Premie-ontvangsten garantie Tennet | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 | 4.800 |
Premie-inkomsten Capital Relief Instrument | |||||||
Premie-inkomsten counter indemnity | 25.555 | 25.555 | 25.555 | 6.441 | |||
Opdrachten | |||||||
Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen | 450 | 10.000 |
D2. Budgetflexibiliteit
Bijdrage aan RWT
Betreft een bijdrage aan NLFI, dit is voor 100% juridisch verplicht op basis van de door Minister van Financiën goedgekeurde begroting van NLFI en artikel 7 Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. De begroting NLFI van het aankomende jaar wordt telkens voor het einde van het lopende jaar vastgesteld en ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd. De verplichting loopt zolang NLFI kosten maakt bij de uitvoering van haar wettelijke taak.
Lening
Dit instrument betreft grotendeels de Funding Fee van het IABF. Deze is verplicht op basis van een overeenkomst met ING. De back-upfaciliteit heeft in principe een looptijd tot 2048. De Staat en ING kunnen de back-upfaciliteit onder voorwaarden eerder beëindigen.
Garantie
Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met TenneT. De verplichting loopt door tot 2020/2021.
Opdrachten
Dit budget is grotendeels juridisch verplicht op basis van contracten met adviseurs omtrent het beheer van de staatsdeelnemingen. Deze verplichting loopt tot eind 2014.
E. Toelichting op de instrumenten
Vermogensverschaffing
Op 1 februari 2013 heeft de staat SNS REAAL genationaliseerd. Na de nationalisatie heeft er een totale herkapitalisatie van SNS REAAL plaatsgevonden. Onderdeel van de herkapitalisatie is een kapitaalinjectie van de Staat van in totaal € 2,2 mld. (€ 1,9 mld. voor SNS Bank en € 300 mln. voor de Holding SNS REAAL). Daarnaast zal er een kapitaalinjectie van € 0,5 mld. aan eigen vermogen plaatsvinden voor de oprichting van de vastgoedbeheerorganisatie. Door de herkapitalisatie kunnen de operationele kosten bij oprichting worden betaald. Het eigen vermogen dient tevens als een buffer voor onverwachte ontwikkelingen.
Vermogensonttrekking
De geraamde bedragen zien op de reguliere staatsdeelnemingen zoals Holland Casino, de NS, Schiphol en de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, ASR, RFS en SNS REAAL). Er wordt nog onderzocht wat het precieze budgettaire effect van het niet meer rijden van de Fyra is op het dividend van de NS.
Bijdrage aan RWT
De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) – een rechtspersoon met een wettelijke taak – is in juli 2011 opgericht. De nettokosten om uitvoering te geven aan deze wettelijke taak zijn € 0,9 mln. over 2014.
Leningen
IABF
De back-up faciliteit is een constructie gedefinieerd rond kasstromen. In de transactie was initieel sprake van vier kasstromen. De Staat heeft 80% van het risico op de Alt-A portefeuille van ING overgenomen en ontvangt van ING 80% van alle kasstromen die binnenkomen op de portefeuille. Daarnaast ontvangt de Staat een garantiefee. Voor 20% van de portefeuille is het risico op de balans van ING gebleven. De Staat betaalt een funding fee en een management fee aan ING. In oktober 2009 is een additionele betaling overeengekomen tussen de Staat en ING, waardoor twee extra kasstromen zijn toegevoegd. De extra betalingen komen overeen met een verhoging van de garantiefee met 0,826 procentpunt en een verlaging van de rentecomponent van de funding fee met 0,5 procentpunt. De management fee en de (extra) garantie fee worden jaarlijks berekend over de resterende omvang van de portefeuille. De overige kasstromen zijn maandelijkse betalingen. De verhandelbaarheidsfee is een zevende kasstroom. Het betreft een vergoeding die de Staat van ING ontvangt voor het omzetten van een deel van de kasstromen naar een verhandelbare lening die in de repo kan worden gebruikt (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 371, nr. 362). Iedere dollar die in 2014 wordt ontvangen wordt naar verwachting gebruikt om de verplichting aan ING versneld af te bouwen.
Overbruggingskrediet SNS
Door de onteigening van de effecten en vermogensbestanddelen van SNS REAAL zal de onderneming na nationalisatie, naar inschatting van DNB, de eerste tijd moeilijk aan financiering kunnen komen. Om de liquiditeitsbehoefte van de holding op te kunnen vangen heeft de Staat een overbruggingskrediet van € 1,1 mld. verstrekt. Dit krediet wordt gebruikt om senior schuld en interne leningen af te lossen. Deze lening zal worden terugbetaald indien de verzekeraar is verkocht of zoveel eerder als dat SNS REAAL in staat is gebleken zelf in de financiering te kunnen voorzien. Over het overbruggingskrediet ontvangt de Staat een rente van euribor + 110 basispunten (+1,1%). Deze vergoeding is marktconform en ligt hoger dan de rentekosten waartegen de Staat zelf leent.
Garanties
Onder het instrument garanties staan de regeling Bijzondere Financiering, de garantie aan de Stichting Beheer Doelgelden en de contragarantie die is verstrekt aan ABN AMRO in het kader van de verkoop van HBU aan Deutsche Bank.
Voor het beheer van de laatste distressed assets die voortkomen uit de BF-regeling wordt door NIBC een beheersvergoeding gerekend alsmede een vergoeding voor de kosten van de jaarlijkse externe accountantscontrole.
De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden tegen een marktconforme vergoeding 19. Op basis hiervan verkreeg TenneT Holding de financiering voor de overname van Transpower. De jaarlijkse, marktconforme premie die de Staat ontvangt, wordt afgestort in een begrotingsreserve.
Er zijn wederzijdse aansprakelijkheden ontstaan door de afsplitsing van HBU (Newbank) uit het oude ABN AMRO, nu RBS N.V. genaamd. Indien RBS N.V. niet meer aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen, kunnen crediteuren onder specifieke voorwaarden tot maximaal € 950 mln. claimen bij HBU. Hiervoor heeft ABN AMRO een vrijwaring afgegeven aan de kopende partij Deutsche Bank. Aangezien ABN AMRO het risico van uitbetaling niet zelf kan lopen, is er een contragarantie door de Staat afgegeven. Voor deze garantie ontvangt de Staat een premie van € 25,6 mln. op jaarbasis.
Zoals in de Kamerbrief 20 over de nationalisatie van SNS REAAL is opgenomen zal de Staat een garantie verstrekken op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie. Het gaat hierbij om een garantie van circa € 5 mld. De financiering van de vastgoedbeheerorganisatie wordt initieel verstrekt door SNS Bank. De bank loopt hiermee nog steeds een risico op de portefeuille; als verliezen verder oplopen bestaat het risico dat de vastgoedbeheerorganisatie deze financiering niet terug kan betalen. De staatsgarantie vangt dit risico op. Voor de garantie op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie zal de Staat een garantiepremie ontvangen. De hoogte van deze premie moet nog worden vastgesteld, maar zal eveneens marktconform zijn. De vastgoedbeheerorganisatie zal vermoedelijk geen dividend uitkeren.
Opdrachten
Met de nationalisatie van SNS REAAL en de daarop volgende herstructurering en afsplitsing van Property Finance zijn omvangrijke advieskosten gemoeid, nu geschat op € 10 mln. Deze kosten zullen worden doorbelast aan SNS REAAL.
Meetbare gegevens staatsdeelnemingen
De Staat is aandeelhouder vanwege de met haar deelnemingen gemoeide publieke belangen. De publieke belangen dienen dan ook centraal te staan in de strategie en de investeringen van deze ondernemingen. Niettemin stuurt de Staat als aandeelhouder haar deelnemingen op zakelijke wijze aan, opdat de ondernemingen financieel zelfstandig kunnen blijven en eigenstandig de voor het publieke belang noodzakelijke investeringen kunnen doen. De nieuwe nota deelnemingenbeleid 2013 gaat hier verder op in.
De publieke belangen die de deelnemingen dienen te bevorderen zijn veelal geborgd via wet- en regelgeving. De verantwoordelijkheid voor borging van die belangen ligt bij het vakdepartement, dat doorgaans ook de instrumenten heeft om die publieke belangen te toetsen dan wel af te dwingen, zoals concessies en vergunningen. De onderstaande indicatoren zien op aspecten van financieel belang en corporate governance en liggen daarom binnen de directe invloedssfeer van de Staat als aandeelhouder. De meetbare indicator rendement is gewijzigd ten opzichte van vorig jaar. Het streven is om in 2013 en 2014, in overleg met de deelnemingen, ondernemingspecifieke minimum streefrendementen vast te stellen, die zijn afgestemd op activiteiten en risico’s van het desbetreffende bedrijf en/of de sector waarin deze opereert. De streefrendementen zullen daarna worden gevolgd en periodiek worden herijkt. Indien de specifieke rendementseis bij een deelneming nog niet is vastgesteld dan geldt de staande portefeuillebrede rendementseis van 8% als norm.
De Minister beoogt jaarlijks de effecten van zijn aandeelhouderschap in de reguliere staatsdeelnemingen te kunnen meten. Hiervoor zijn de volgende meetbare indicatoren en streefwaarden opgenomen:
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Percentage deelnemingen dat de Corporate Governance Code «comply-or-explain» toepast | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
Percentage van deelnemingen dat minimaal een C-rating heeft conform de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI) | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
Percentage van deelnemingen met dividend pay-out ratio 2van ten minste 40% | 33% | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% |
Percentage van deelnemingen waar de specifieke minimum rendementseis (RoE) wordt gehaald | n.v.t. | 70% | 80% | 80% | 80% | 80% | 80% |
Meetbare gegevens publiek private samenwerking
Bij publiek private investeringen is het van belang dat gekozen wordt voor de meest doelmatige uitvoeringsvorm. Het aantal goed uitgevoerde PPC’s 21 is een indicator die aangeeft in hoeverre deze keuze op de juiste manier wordt afgewogen. Het uitvoeren van een PPC geeft zicht op de voor- en nadelen van verschillende vormen waarin een groot overheidsproject kan worden uitgevoerd: in een publieke of private variant of in andere (meng)vormen. Het gebruik van de PPC is voorgeschreven in het kader van het Rijksbrede DBFM(O) beleid en wordt aanbevolen voor bedrijfsvoeringsprojecten zoals ICT-projecten van het Rijk. De Minister van Financiën houdt toezicht op het gebruik van de PPC. In onderstaande tabel zijn de PPC’s voor DBFM(O) weergegeven:
Indicator | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage van projecten binnen het Rijk (infrastructuur, Rijkshuisvesting) waar een PPC voor is uitgevoerd zoals afspraken voorschrijven | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
Percentage PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarvoor «comply-or-explain» is toegepast | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
Percentage PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarbij gekozen is voor DBFM(O) | 67% | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% |
Bron: Vakdepartementen; vakdepartementen geven aan als ze een PPC hebben uitgevoerd en wat de uitkomst is. Op basis van deze informatie komt de tabel tot stand. De voortgang en prestaties op het gebied van DBFM(O) worden uitvoeriger beschreven in de tweejaarlijkse DBFM(O) voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.