Artikel
Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
Rol en verantwoordelijkheid
De minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld 2013.
Normbedragen ho | Normbedragen mbo/bol | ||||
---|---|---|---|---|---|
Uitwonend | Thuiswonend | Uitwonend | Thuiswonend | ||
Basisbeurs | € 272,46 | € 97,85 | Basisbeurs | € 251,76 | € 77,15 |
Aanvullende beurs | € 250,33 | € 229,94 | Aanvullende beurs | € 336,83 | € 316,44 |
Maximaal leenbedrag | € 290,50 | € 290,50 | Maximaal leenbedrag | € 168,05 | € 168,05 |
Collegegeldkrediet | € 147,58 | € 147,58 | Collegegeldkrediet | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | € 960,87 | € 765,87 | Totaal | € 756,64 | € 561,64 |
peildatum 1 januari 2013
Beleidswijzigingen
In het Regeerakkoord is afgesproken om de basisbeurs voor studenten in het hoger onderwijs onder te brengen in het sociaal leenstelsel vanaf 2014/2015. Fiscale weglek wordt daarbij voorkomen. Het sociaal leenstelsel voor de masterfase wordt per 1 september 2014 ingevoerd. De basisbeurs voor de bachelorfase wordt een jaar langer behouden. Het sociaal leenstelsel voor de bachelorfase wordt per 1 september 2015 ingevoerd. Het totale maandbudget waarover een student kan beschikken blijft hetzelfde; de aanvullende beurs voor studenten met minder draagkrachtige ouders blijft bestaan en het overige deel van het normbedrag kan worden geleend. Daarnaast is de minister voornemens de terugbetaaltermijn te verlengen van 15 naar 20 jaar en is de mogelijkheid gecreëerd om voor meerjarige masteropleidingen met een maatschappelijk belang in tekortsectoren een deel van de studieschuld kwijt te schelden bij het behalen van het diploma. De toegankelijkheid van het onderwijs blijft daarmee gewaarborgd.
Tegelijk met het leenstelsel in de masterfase worden ook een aantal vereenvoudigingen in het beleid doorgevoerd. Daardoor wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de vorming van een efficiëntere overheid. Een eenvoudig stelsel is ook een voorwaarde om de afspraak uit het Regeerakkoord te realiseren om aanvullend op de eerdere besparingen binnen de rijksdienst nog eens een taakstelling op de apparaatskosten door te voeren. De vernieuwing van de ICT-systemen en bedrijfsprocessen bij DUO draagt hieraan bij (Programma Vernieuwing Studiefinanciering).
In het Regeerakkoord is aangekondigd dat de huidige reisvoorziening wordt vervangen door een alternatief vervoersarrangement.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 3.807.055 | 4.089.572 | 4.231.184 | 4.390.805 | 4.103.730 | 4.120.071 | 4.120.221 | ||
Totale uitgaven1 | 3.807.055 | 4.089.572 | 4.231.184 | 4.390.805 | 4.103.730 | 4.120.071 | 4.120.221 | ||
Waarvan juridisch verplicht (%) | 100% | ||||||||
Inkomensoverdrachten | 2.270.346 | 2.478.417 | 2.520.379 | 2.499.496 | 1.735.125 | 1.570.304 | 1.408.075 | ||
• | Basisbeurs | 1.176.404 | 1.214.932 | 1.251.781 | 1.135.169 | 814.148 | 634.300 | 466.653 | |
– | Gift (R) | 915.853 | 1.023.050 | 1.068.758 | 1.118.642 | 1.163.216 | 1.185.573 | 1.204.098 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 260.551 | 191.881 | 183.023 | 16.527 | – 349.068 | – 551.273 | – 737.445 | |
• | Aanvullende beurs | 612.222 | 628.380 | 649.635 | 646.879 | 653.388 | 663.012 | 666.561 | |
– | Gift (R) | 499.865 | 528.054 | 552.321 | 571.675 | 586.058 | 605.102 | 615.864 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 112.357 | 100.327 | 97.315 | 75.204 | 67.329 | 57.910 | 50.698 | |
• | Reisvoorziening | 292.937 | 520.292 | 505.002 | 671.541 | 704.317 | 686.205 | 671.783 | |
– | Bijdrage aan vervoersbedrijven (R) | 539.319 | 720.015 | 724.883 | 865.032 | 417.073 | 426.673 | 436.502 | |
– | Gift (R) | 497.253 | 565.680 | 569.207 | 611.791 | 638.685 | 629.842 | 614.222 | |
– | Prestatiebeurs (R) | – 743.635 | – 765.403 | – 789.088 | – 805.282 | – 351.441 | – 370.310 | – 378.942 | |
• | Overige uitgaven | 188.783 | 114.813 | 113.961 | 45.907 | – 436.728 | – 413.213 | – 396.922 | |
– | Overige uitgaven relevant (R) | 98.457 | 115.040 | 112.446 | 104.954 | 122.222 | 132.263 | 135.881 | |
– | Overige uitgaven niet-relevant (NR) | 90.326 | – 227 | 1.515 | – 59.047 | – 558.950 | – 545.476 | – 532.803 | |
Leningen | 1.423.416 | 1.506.072 | 1.614.861 | 1.796.490 | 2.286.609 | 2.478.154 | 2.644.306 | ||
– | Rentedragende lening (NR) | 1.300.675 | 1.358.658 | 1.435.020 | 1.589.950 | 2.057.358 | 2.228.111 | 2.378.942 | |
– | Collegegeldkrediet (NR) | 122.741 | 147.414 | 179.841 | 206.540 | 229.251 | 250.043 | 265.364 | |
Bijdrage aan agentschappen | 113.293 | 105.083 | 95.944 | 94.819 | 81.996 | 71.613 | 67.840 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs (R) | 113.293 | 105.083 | 95.944 | 94.819 | 81.996 | 71.613 | 67.840 | |
Ontvangsten | 694.980 | 726.296 | 766.271 | 813.761 | 867.969 | 926.743 | 989.168 | ||
– | Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R) | 234.426 | 241.288 | 265.030 | 287.224 | 313.749 | 344.019 | 377.590 | |
– | Kortlopende vorderingen (R) | 76.206 | 72.911 | 57.050 | 56.465 | 56.465 | 56.072 | 55.698 | |
| – | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 384.348 | 412.097 | 444.191 | 470.072 | 497.755 | 526.652 | 555.880 |
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
relevante uitgaven: | 1.920.405 | 2.291.519 | 2.334.471 | 2.561.631 | 2.657.809 | 2.680.756 | 2.695.466 |
niet-relevante uitgaven: | 1.886.650 | 1.798.053 | 1.896.713 | 1.829.174 | 1.445.921 | 1.439.315 | 1.424.755 |
relevante ontvangsten: | 310.632 | 314.199 | 322.080 | 343.689 | 370.214 | 400.091 | 433.288 |
niet-relevante ontvangsten: | 384.348 | 412.097 | 444.191 | 470.072 | 497.755 | 526.652 | 555.880 |
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en rentedragende leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen.
Inkomensoverdrachten
Toelichting op de instrumenten
Basisbeurs
Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten in het hoger onderwijs en deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten.
Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het verwijderen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.
Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en studenten in het ho hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het instrument basisbeurs waarborgt de algemene doelstelling door het wegnemen van financiële belemmeringen voor studerenden in het ho en de bol. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studerenden met basisbeurs | 629.184 | 640.400 | 647.500 | 621.500 | 521.990 | 466.600 | 415.100 |
bol | 223.172 | 230.100 | 236.700 | 242.800 | 249.290 | 256.000 | 259.700 |
hbo | 271.003 | 275.100 | 276.000 | 261.100 | 198.800 | 161.000 | 122.300 |
wo | 135.009 | 135.200 | 134.800 | 117.600 | 73.900 | 49.600 | 33.100 |
Alleen (nul)lening | 101.745 | 102.700 | 103.700 | 110.100 | 133.400 | 149.900 | 164.800 |
bol | 4.632 | 4.800 | 4.900 | 5.000 | 5.100 | 5.300 | 5.400 |
hbo | 44.706 | 45.400 | 45.500 | 48.600 | 63.200 | 73.800 | 84.400 |
wo | 52.407 | 52.500 | 53.300 | 56.500 | 65.100 | 70.800 | 75.000 |
Totaal | 730.929 | 743.100 | 751.200 | 731.600 | 655.390 | 616.500 | 579.900 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze gegevens geven een indicatie van het gebruik van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering.
Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (maximale duur is verbruikt), maar nog wel recht heeft op een lening en de reisvoorziening.
In de gegevens zijn de aantallen studerenden die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen opgenomen. Ter indicatie: in 2012 betrof dit circa 8.400 studenten in het ho en 550 in de bol.
De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zogenaamde 3 uit 6-zaak in 2012 (Commissie-Nederland C-542/09) heeft ertoe geleid dat het 3 uit 6-woonplaatsvereiste niet meer gesteld wordt aan (kinderen van) migrerende werknemers. De 3 uit 6-eis houdt in dat studenten, om aanspraak te maken op meeneembare studiefinanciering, 3 van de 6 jaren voorafgaand aan inschrijving bij de buitenlandse instelling in Nederland moeten hebben gewoond.
Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat het niet het streven is van de overheid dat zoveel mogelijk studerenden gebruik maken van de basisbeurs. Indien studerenden op een andere wijze hun studie kunnen financieren is de toegankelijkheid van het onderwijs ook gewaarborgd.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 107.888 | 115.031 | 124.049 | 120.195 | 123.225 | 125.909 | 126.381 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 172.979 | 188.797 | 202.489 | 217.175 | 232.926 | 249.819 | 259.355 |
ho direct gift (ho met diploma) | 4.947 | 5.042 | 5.058 | 5.027 | 5.046 | 5.074 | 5.114 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 630.039 | 714.181 | 737.162 | 776.245 | 802.019 | 804.772 | 813.249 |
Totaal | 915.853 | 1.023.050 | 1.068.758 | 1.118.642 | 1.163.216 | 1.185.573 | 1.204.098 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 222.518 | 232.093 | 237.675 | 243.499 | 250.070 | 257.321 | 261.986 |
bol omzettingen | – 172.979 | – 188.797 | – 202.489 | – 234.059 | – 253.687 | – 271.176 | – 281.097 |
ho toekenningen | 884.531 | 910.956 | 934.286 | 832.550 | 507.510 | 313.802 | 142.049 |
ho omzettingen | – 673.520 | – 762.371 | – 786.449 | – 825.463 | – 852.961 | – 851.221 | – 860.383 |
Totaal | 260.551 | 191.881 | 183.023 | 16.527 | – 349.068 | – 551.273 | – 737.445 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deze maatregel stelt studerenden in staat om aan het begin van de studie zonder al te grote financiële consequenties een betere studiekeuze te maken. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol | 103.469 | 106.700 | 109.400 | 112.800 | 115.600 | 118.700 | 120.500 |
hbo | 81.821 | 83.100 | 83.300 | 81.600 | 82.100 | 82.700 | 83.600 |
wo | 26.133 | 26.200 | 26.300 | 25.800 | 25.900 | 26.200 | 26.500 |
Totaal | 211.423 | 216.000 | 219.000 | 220.200 | 223.600 | 227.600 | 230.600 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
Het aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. Uit de vergelijking van deze gegevens met de aantallen basisbeurs uit tabel 11.4 blijkt dat in 2014 ongeveer 34% van de studerenden met een basisbeurs een aanvullende beurs ontvangt. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 215.324 | 223.289 | 229.847 | 233.716 | 234.373 | 235.181 | 230.675 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 110.902 | 119.188 | 126.109 | 131.949 | 137.246 | 146.588 | 155.100 |
ho direct gift (ho met diploma) | 35.026 | 35.789 | 36.252 | 36.289 | 36.843 | 37.450 | 38.192 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 138.613 | 149.787 | 160.112 | 169.721 | 177.596 | 185.883 | 191.897 |
Totaal | 499.865 | 528.054 | 552.321 | 571.675 | 586.058 | 605.102 | 615.864 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 145.487 | 150.196 | 153.980 | 157.853 | 161.794 | 166.151 | 168.640 |
bol omzettingen | – 110.902 | – 119.188 | – 126.109 | – 142.099 | – 149.703 | – 159.380 | – 168.083 |
ho toekenningen | 233.066 | 238.365 | 250.394 | 250.775 | 254.690 | 259.094 | 264.360 |
ho omzettingen | – 155.293 | – 169.046 | – 180.950 | – 191.326 | – 199.452 | – 207.956 | – 214.219 |
Totaal | 112.357 | 100.327 | 97.315 | 75.204 | 67.329 | 57.910 | 50.698 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Deze is naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend). De aanvullende beurs is vanaf 2010 met € 22 per jaar verhoogd (prijspeil 2009) conform een wetswijziging betreffende het collegegeld.
Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht | 656.510 | 632.600 | 639.800 | 644.000 | 655.200 | 663.900 | 669.600 |
bol | 194.599 | 204.800 | 210.200 | 212.600 | 216.600 | 218.400 | 221.600 |
ho | 461.911 | 427.800 | 429.600 | 431.400 | 438.600 | 445.500 | 448.000 |
Aantal RBS | 18.964 | 19.200 | 19.400 | 19.200 | 19.400 | 19.600 | 19.800 |
bol | 2.609 | 2.700 | 2.800 | 2.800 | 2.900 | 3.000 | 3.000 |
ho | 16.355 | 16.500 | 16.600 | 16.400 | 16.500 | 16.600 | 16.800 |
Totaal | 675.474 | 651.800 | 659.200 | 663.200 | 674.600 | 683.500 | 689.400 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).
Voltijdstudenten in het hoger onderwijs kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en één uitloopjaar. Meerderjarige deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en drie uitloopjaren. De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
In het Regeerakkoord is aangekondigd dat de huidige reisvoorziening wordt vervangen door een alternatief vervoersarrangement.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Betaling aan vervoersbedrijven | 539.319 | 720.015 | 724.883 | 865.032 | 417.073 | 426.673 | 436.502 |
bol prestatiebeurs | – 200.378 | – 223.394 | – 233.848 | – 244.281 | – 115.442 | – 127.590 | – 126.973 |
bol omzettingen | 129.672 | 145.803 | 160.829 | 174.372 | 189.882 | 191.842 | 181.160 |
ho prestatiebeurs | – 543.257 | – 542.008 | – 555.240 | – 561.001 | – 236.000 | – 242.720 | – 251.969 |
ho omzettingen | 343.873 | 394.095 | 381.947 | 410.604 | 421.274 | 409.678 | 403.898 |
RBS en overig | 23.707 | 25.781 | 26.431 | 26.816 | 27.529 | 28.322 | 29.164 |
Totaal reisvoorziening | 292.937 | 520.292 | 505.002 | 671.541 | 704.317 | 686.205 | 671.783 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
De toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven reisvoorziening is voor een groot deel vergelijkbaar met die op de uitgaven basisbeurs.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentedragende lening | 1.212.789 | 1.266.644 | 1.339.231 | 1.448.835 | 1.903.675 | 2.076.243 | 2.224.200 |
Omzettingen Prestatiebeurs naar RL | 87.886 | 92.014 | 95.790 | 141.115 | 153.683 | 151.868 | 154.742 |
Collegegeldkrediet | 122.741 | 147.414 | 179.841 | 206.540 | 229.251 | 250.043 | 265.364 |
Totaal | 1.423.416 | 1.506.072 | 1.614.861 | 1.796.490 | 2.286.609 | 2.478.154 | 2.644.306 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het begrotingstekort/EMU-saldo, zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
De terugbetaaltermijn wordt in het kader van het sociaal leenstelsel verlengd van 15 naar 20 jaar om de maandelijkse terugbetaallast van studieschulden te verlagen. Daarnaast kunnen debiteuren met vijf zogenoemde jokerjaren de terugbetaling aan bijzondere omstandigheden aanpassen.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdsom (NR) | 384.348 | 412.097 | 444.191 | 470.072 | 497.755 | 526.652 | 555.880 |
Relevante rentedragende lening | 5.522 | 4.277 | 3.182 | 2.367 | 1.761 | 1.310 | 974 |
Rente ontvangsten | 223.817 | 232.054 | 257.223 | 280.541 | 307.961 | 338.952 | 373.109 |
Renteloos voorschot | 5.088 | 4.957 | 4.625 | 4.316 | 4.027 | 3.758 | 3.506 |
Totaal ontvangsten | 618.774 | 653.385 | 709.221 | 757.296 | 811.504 | 870.671 | 933.470 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is. Deze ontvangsten zijn aflopend.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Achterstallig Lager Recht (ALR) | 48.074 | 46.958 | 46.958 | 46.958 | 46.958 | 46.958 | 46.958 |
Reisvergoeding | 16.944 | 16.944 | 1.519 | 1.348 | 1.348 | 1.348 | 1.348 |
Overig | 11.188 | 9.008 | 8.573 | 8.159 | 8.159 | 7.766 | 7.392 |
Totaal Kortlopende vorderingen | 76.206 | 72.911 | 57.050 | 56.465 | 56.465 | 56.072 | 55.698 |
Bron 2012: realisatiegegevens DUO; Bron 2013 – 2018: ramingsmodel SF
Toelichting:
De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.
Bijdragen aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Budgetflexibilteit
Alle programmamiddelen zijn meerjarig 100% verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000 . Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. DUO-uitgaven zijn niet 100% verplicht maar zijn nodig voor uitvoering van de Wet.
Artikel