Begroting agentschap 2015
2013 Stand Slotwet | 2014 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014) | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | |||||||
Omzet moederdepartement | 78.926 | 56.812 | 51.021 | ||||
Omzet overige departementen | 8.487 | 6.000 | |||||
Omzet derden | 15.372 | 6.601 | 5.700 | ||||
Rentebaten | 57 | 50 | |||||
Vrijval voorzieningen | 370 | 12.000 | |||||
Bijzondere baten | 75 | ||||||
Totaal baten | 103.287 | 69.463 | 68.721 | ||||
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | 95.821 | 87.157 | 68.721 | ||||
Personele kosten | 64.927 | 61.467 | 48.392 | ||||
– waarvan eigen personeel | 63.165 | 60.467 | 48.392 | ||||
– waarvan externe inhuur | 1.762 | 1.000 | |||||
Materiële kosten | 30.894 | 25.690 | 20.329 | ||||
– waarvan apparaat ICT | 59 | 70 | 50 | ||||
– waarvan bijdrage aan SSO's | 9.524 | 13.976 | 13.726 | ||||
Rentelasten | 164 | 56 | |||||
Afschrijvingskosten | |||||||
Materieel | 908 | 1.000 | |||||
– waarvan apparaat ICT | |||||||
Immaterieel | 419 | 250 | |||||
Overige kosten | |||||||
– dotaties voorzieningen | 5.499 | ||||||
– bijzondere lasten | |||||||
Totaal lasten | 102.811 | 88.463 | 68.721 | ||||
Saldo van baten en lasten | 476 | – 19.000 | 0 |
Toelichting
Het kabinet Rutte I heeft besloten dat het natuurbeleid wordt gedecentraliseerd van rijk naar provincies. Dit besluit heeft gevolgen voor Dienst Landelijk Gebied (DLG), dat als landelijke rijksdienst projecten uitvoert in het landelijk gebied voor zowel Rijk als provincies. De provincies hebben namelijk in 2013 in het kader van de decentralisatie besloten het provinciale aandeel in DLG uit de landelijke dienst te halen. Als gevolg hiervan heeft de Staatsecretaris op 11 oktober 2013 moeten besluiten dat DLG wordt opgesplitst in een rijksdeel en provinciaal deel. In de eerste helft van 2015 gaan 400 fte over naar de provincies; vanaf de datum van overgang voert DLG geen bedrijfsactiviteiten meer uit. Omdat er in de eerste maanden van 2015 nog wel sprake is van bedrijfsactiviteiten, moet DLG nog een begroting indienen. Direct na beëindiging van de activiteiten zal gestart worden met het opstellen van de jaarrekening 2015 over de actieve periode en de bijbehorende accountantscontrole. Aansluitend hierop zal de slotbalans worden opgesteld.
De rijksopdracht DLG zal na de feitelijke opsplitsing organisatorisch worden ondergebracht bij RVO. De taken, expertise en competenties die na 2014 behouden moeten blijven voor de uitvoering van de rijksopdracht hebben in 2015 een omvang van 132 fte. Met ingang van de feitelijke opsplitsing gaat er jaarlijks structureel € 41 mln naar het provinciefonds voor de financiering van de 400 fte die overgaan naar provincies. In 2015 zal dit een lager bedrag zijn omdat de 400 fte pas in de loop van 2015 overgaan.
Na de opsplitsing van DLG zijn er in 2015 nog afrondingsactiviteiten om DLG in 2015 als dienst te beëindigen. De belangrijkste activiteiten zijn het opstellen van de jaarrekening en de slotbalans, het sluiten van de administratie en het afronden van diverse facilitaire zaken. Voor deze afrondingsfase in 2015 zijn ca. 20 DLG-medewerkers met specifieke kennis nodig. De kosten die hiermee samenhangen zijn in deze begroting opgenomen.
Baten
Omzet moederdepartement
EZ heeft in 2015 € 41 mln beschikbaar voor de opdrachten vanuit de provincies. Dit bedrag correspondeert met de 400 fte provinciaal aandeel in DLG. Voor het uitvoeren van de rijksopdracht heeft EZ in 2015 € 10 mln beschikbaar, die mede nodig is voor de financiering van de 132 fte die deze opdracht uitvoert.
Omzet derden
De bijdrage derden betreffen bijdragen van de provincies, ZBO’s en overige.
Rentebaten
DLG voorziet geen rentebaten in zijn begroting.
Vrijval voorzieningen
De vrijval voorzieningen hangt samen met het aanwenden van de reorganisatievoorziening voor kosten die voortvloeien uit de opsplitsing van DLG.
Bijzondere baten
DLG voorziet geen bijzondere baten in zijn begroting.
Lasten
Personele kosten
De personele kosten zijn gebaseerd op 700 fte die DLG op 1-1-2015 nog in dienst verwacht te hebben. De gemiddelde loonsom per fte ligt op circa € 69.000.
Materiële kosten
De materiële kosten zijn voor 2015 gebaseerd op de 700 fte van DLG. De kosten voor de Shared Service organisaties (SSO’s) van € 13,7 mln hebben betrekking op het beheer van ICT, de huurkosten voor huisvesting en het Personeelservice Center.
Rentelasten
DLG voorziet geen rentelasten in zijn begroting.
Dotaties aan voorzieningen
DLG voorziet geen dotaties aan voorzieningen in zijn begroting.
Bijzondere lasten
DLG voorziet geen bijzondere lasten in zijn begroting.
Saldo van baten en lasten
Voor heel 2014 werd bij 1e suppletoire begroting 2014 een negatief saldo van baten en lasten van € 19 mln verwacht. Het beschikbare eigen vermogen van DLG is voldoende om het verlies op te vangen. Voor 2015 wordt een saldo van baten en lasten van nul begroot.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015
2013 Stand Slotwet | 2014 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014) | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen | 24.793 | 41.140 | 41.487 | ||||
2. | Totaal operationele kasstroom | 3.915 | 1.250 | 0 | ||||
–/– totaal investeringen | 108 | 0 | ||||||
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 234 | 0 | ||||||
3. | Totaal investeringskasstroom | 126 | 0 | 0 | ||||
–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | ||||||||
+/+ eenmalige storting door moederdepartement | 15.000 | 0 | 0 | |||||
–/– aflossingen op leningen | 2.695 | 903 | 0 | |||||
+/+ beroep op leenfaciliteit | 0 | 0 | ||||||
4. | Totaal financieringskasstroom | 12.305 | – 903 | 0 | ||||
5. | Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 41.139 | 41.487 | 41.487 |
Toelichting
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.
Investeringskasstroom
DLG voorziet geen investeringen in zijn begroting.
Financieringskasstroom
DLG verwacht voor 2015 geen beroep op de leenfaciliteit te zullen doen.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
2013 Slotwet | 2014 Vastgestelde begroting | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kostprijzen per product (groep) | |||||||
Tarieven | |||||||
Tarieven/uur | € 110,31 | € 108,50 | € 108,50 | ||||
Index in reële termen t.o.v. 2014 (2014= 100) | 100 | 99,4 | |||||
Fte | |||||||
Fte-totaal (excl. externe inhuur) | 963 | 820 | 700 | ||||
Personeelskosten per fte | 68.600 | 68.000 | 69.000 | ||||
Verhoudingen direct/ indirect (excl. externe inhuur) | 76/24 | 76/24 | |||||
Saldo van baten en lasten | |||||||
Saldo van baten en lasten (% van totale baten) | 0,5% | 0,0% | – 21,2% | ||||
Kwaliteit | |||||||
Klanttevredenheid | – | 7,1 | – |
Toelichting
-
• Tarieven: de referentie voor de index is het uurtarief 2014 (€ 108,50). De reële tariefontwikkeling is de absolute tariefontwikkeling, gecorrigeerd voor autonome loon- en prijsontwikkeling (op basis van CPB-indexcijfers voor prijs (IMOC) en loonvoet sector overheid. De tarieven voor 2015 dalen dan reëel ten opzichte van 2014;
-
• FTE-totaal (exclusief externe inhuur): geeft het aantal fte weer dat DLG ultimo boekjaar (t) in dienst heeft;
-
• Personeelskosten per fte: de salariskosten per fte;
-
• Verhouding direct/indirect (exclusief externe inhuur): dit geeft de verhouding aan tussen de medewerkers uit het primair proces en de medewerkers van de staf en ondersteuning van DLG;
-
• Saldo van baten en lasten (%): geeft de verhouding (in %) weer van de totale lasten gedeeld door de totale baten per boekjaar (t);
-
• Klanttevredenheid: de klanttevredenheid wordt eenmaal per twee jaar door een onafhankelijk bureau gemeten onder opdrachtgevers en stakeholders van DLG.