Base description which applies to whole site

AGENTSCHAP SZW

Algemeen

Het Agentschap SZW voert (subsidie)regelingen uit op het terrein van het sociaaleconomische beleid, in het bijzonder op het gebied van Werk en Inkomen. Onderstaand een opsomming van de subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert. Tenzij anders vermeld zijn directies binnen het Ministerie van SZW opdrachtgever van de regelingen.

De kernactiviteit van het Agentschap SZW is de uitvoering van Europese subsidieregelingen.

Het Europees Sociaal Fonds (ESF) verbetert de kansen van mensen op de arbeidsmarkt. De huidige ESF-programmaperiode 2007–2013 loopt tot en met 2015, met afrondende werkzaamheden in de jaren daarna. In deze programmaperiode staan de volgende groepen centraal:

  • Werklozen met achterstand op de arbeidsmarkt (ouderen, langdurig werklozen, arbeidsongeschikten, gevangenen);

  • Leerlingen aan een Praktijkschool of school voor Voortgezet Speciaal Onderwijs;

  • Laagopgeleide werknemers die moeilijk kunnen doorstromen naar een betere of andere baan;

  • Werkgevers (zij kunnen ESF-subsidie krijgen voor sociale innovatie om hun personeel slimmer en beter in te zetten);

  • Jongeren (voor projecten om hen aan het werk te helpen en te houden).

In 2014 zijn de eerste tijdvakken van de ESF programmaperiode 2014–2020 opengesteld. De uitvoering van de nieuwe periode loopt in ieder geval tot en met 2022. Subsidie wordt verstrekt aan projecten met de volgende thema’s:

  • Actieve inclusie: re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;

  • Actief en gezond ouder worden: het bevorderen van duurzame arbeidsinzet van werkenden.

Als onderdeel van ESF 2014–2020 worden ook projecten gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB). De regeling EFMB wordt ingezet om de sociale participatie van kwetsbare ouderen (met een laag besteedbaar inkomen) te stimuleren.

Het Europees Globalisatiefonds (EGF) is een andere Europese subsidieregeling die het Agentschap SZW uitvoert. Bedrijven en sectoren die zijn getroffen door grote veranderingen in de wereldhandelspatronen of als gevolg van de wereldwijde economische financiële crisis, kunnen bij massaontslag gebruikmaken van geld uit het EGF. Dit fonds helpt werknemers met scholing, hulp bij het vinden van een nieuwe baan of steun bij het opzetten van een eigen bedrijf. De programmaperioden en de verwachte looptijd zijn ongeveer hetzelfde als bij ESF.

In opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voert het Agentschap SZW met ingang van 2014 de subsidieregelingen van de Europese Migratie- en VeiligheidsFondsen (EMVF) uit. Net als bij ESF is de uitvoering opgedeeld in programmaperioden en is de verwachte looptijd van deze activiteiten tot 2022.

De projecten van de lopende programmaperiode 2007–2013 worden door het Agentschap SZW afgerond. In deze periode worden projectactiviteiten uit vier afzonderlijke fondsen gefinancierd:

  • Europees buitengrenzenfonds (EBF): beheer van de buitengrenzen van de EU;

  • Europees integratiefonds (EIF): de integratie van mensen van buiten de EU;

  • Europees terugkeerfonds (ETF): terugkeer van asielzoekers, uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale migranten;

  • Het Europees vluchtelingenfonds (EVF): projecten inzake opvang en integratie van asielzoekers en vluchtelingen.

In de nieuwe begrotingsperiode (2014–2020) bestaan de Europese migratie- en veiligheidsfondsen uit het Asiel- en Migratiefonds (AMF) en het fonds voor de Interne Veiligheid (ISF). De huidige vier migratiefondsen verdwijnen.

Daarnaast voert het Agentschap SZW enkele Nationale Regelingen uit:

  • Regeling sectorgewijze opleidingen /sectorplannen (RCSP). Looptijd: 1 oktober 2013 tot en met 2017;

  • Kinderopvang: Versterking taal- en interactievaardigheden. Looptijd: eind 2014 tot en met 2018;

  • Regeling Tegemoetkoming Adoptiekosten (RTA) voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Looptijd: 1 oktober 2013 tot en met 2016.

Eind 2013 is de uitvoering van de regeling sectorgewijze opleidingen /sectorplannen (RCSP) gestart. Werkgevers- en werknemersorganisaties krijgen een financiële bijdrage van de overheid als zij gezamenlijke plannen maken om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Een betere werking van de arbeidsmarkt, het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid staan centraal.

De regeling Kinderopvang Versterking taal- en interactievaardigheden heeft ten doel om de taal- en interactieve vaardigheden van gastouders en medewerkers in de kinderopvang te verbeteren. Naar verwachting zal het eerste aanvraagtijdvak medio december 2014 worden opengesteld.

De Regeling Tegemoetkoming Adoptiekosten (RTA) biedt adoptieouders die interlandelijk een kind hebben geadopteerd, onder voorwaarden een eenmalige tegemoetkoming in de kosten.

Tabel 3.1 Begroting van baten en lasten Agentschap SZW voor het jaar 2015 (x € 1.000)
     

Realisatie

2013 1

Raming

2014 2

Begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Opbrengst moederdepartement 3

19.914

18.878

19.128

14.300

12.400

11.000

10.400

Opbrengst overige departementen

615

2.696

3.030

2.600

2.500

2.500

2.000

Opbrengst derden

Rentebaten

5

Vrijval voorzieningen

117

Bijzondere baten

Totaal Baten

20.651

21.574

22.158

16.900

14.900

13.500

12.400

                   

Lasten

             
 

Apparaatskosten

             
   

Personele kosten

11.077

12.860

15.454

12.150

10.475

9.250

8.650

     

waarvan eigen personeel

8.469

10.360

10.907

10.650

9.475

8.500

8.150

     

waarvan externe inhuur

2.608

2.500

4.547

1.500

1.000

750

500

   

Materiële kosten

8.686

7.320

5.354

3.900

3.925

3.950

3.450

     

waarvan apparaat ICT

1.869

1.800

1.700

1.600

1.500

1.400

1.300

     

waarvan bijdrage aan SSO's

583

600

700

600

500

400

300

Rentelasten

Afschrijvingskosten

             
   

Materieel

16

3

   

Immaterieel

958

2.136

1.350

850

500

300

300

Overige lasten

Totaal Lasten

20.737

22.319

22.158

16.900

14.900

13.500

12.400

                   

Saldo van baten en lasten

– 86

– 745

1

Slotwet 2013.

2

Eerste suppletoire begroting Voorjaarsnota 2014.

3

Het verschil met de in tabel 98.1 genoemde Bijdrage aan AG SZW wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat in die tabel de bijdragen uit rekeningen buiten begrotingsverband, ter cofinanciering van de uitvoeringskosten van Europese regelingen, niet zijn opgenomen.

Uitgangspunten

Toelichting bij de begroting van baten en lasten

De meerjarenbegroting van het Agentschap SZW wordt bepaald door de ontwikkeling van de orderportefeuille. In de begroting wordt alleen rekening gehouden met de omzet en de te maken kosten voor de subsidieregelingen waarvoor formeel opdracht is gegeven. Er wordt geen rekening gehouden met mogelijke nieuwe opdrachten.

Ten tijde van het opstellen van de begroting is er voor het komend jaar nog onvoldoende zicht op de werkvoorraad voortvloeiend uit de uitvoering van de lopende opdrachten. De schattingen in de begroting zijn dan ook globaal.

In het najaar vindt het overleg met de opdrachtgevers plaats over de te verrichten activiteiten in het komend jaar. Op basis daarvan worden voor het komend jaar de uurtarieven (integrale kostprijs) berekend en worden offertes uitgebracht aan de opdrachtgevers. In de eerste suppletoire begroting 2015 (Voorjaarsnota) wordt de begroting aangepast naar de verwachtingen op basis van de uitgebrachte offertes.

Baten

De opbrengsten moederdepartement en overige departementen betreft de omzet van de subsidieregelingen die voor het moederdepartement respectievelijk overige departementen worden uitgevoerd.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee het aantal activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten.

Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats (via mantelcontracten van het Rijk of van SZW).

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële activa. Tot en met 2014 worden de investeringen in immateriële vaste activa – die voortvloeien uit specifieke wensen van de opdrachtgevers – in het jaar van investering voor 100% afgeschreven en in rekening gebracht aan de opdrachtgevers. Met ingang van de begroting 2015 is ervan uitgegaan dat deze investeringen over meerdere jaren worden afgeschreven en ook in dit ritme aan de opdrachtgevers worden doorberekend.

Saldo van baten en lasten

Het verwachte negatieve resultaat over 2014 is het gevolg van het besluit van de eigenaar van het Agentschap SZW om de opdrachtgevers een tariefsverlaging te geven vanuit het eigen vermogen van het Agentschap SZW. Bij de tariefsberekening 2014 werd uitgegaan van een verlies van € 0,9 miljoen.

Het saldo van baten en lasten wordt in het daarop volgend jaar verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar. Door het negatieve saldo van de baten en lasten in de afgelopen jaren daalt het eigen vermogen van het Agentschap SZW onder het maximaal toegestane niveau (de 5%-norm: 5% van het driejarig gemiddelde van de totale baten).

Tabel 3.2 Overzicht doelmatigheidsindicatoren Agentschap SZW 2015
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Generieke doelmatigheidsindicatoren

             
               

Uurtarieven

             

Integraal uurtarief (voorcalculatorisch)(€)

89,58

90,93

89,80

93,00

94,00

95,00

96,00

Index reëel uurtarief (gecorrigeerd voor inflatie)

100,0

99,5

96,4

97,8

97,0

96,1

95,2

Omzet per fte:

             

Totale omzet in € 1.000

20.528

21.574

22.157

16.900

14.900

13.500

12.400

fte-totaal

133

146

189

160

140

125

115

Omzet per fte (€)

154.344

147.767

117.233

105.625

106.429

108.000

107.826

Productiviteit:

             

Declarabiliteit (gedeclareerde/beschikbare uren)(%)

72

73

74

75

75

75

75

Ziekteverzuim (totaal incl.langdurig) (%)

1,9

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

               

Kwalitatieve indicatoren

             
               

Klanttevredenheid: algemeen oordeel enquête

nb

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

Beroepsprocedures:

             

% beschikkingen die leiden tot beroepsprocedure

0,3

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

% beroepsprocedures geheel of deels gegrond

11

15

15

15

15

15

15

Tijdigheid beschikken en betalen:

             

% tijdige beschikkingen

92

94

95

95

95

95

95

% tijdige betalingen

99

99

95

95

95

95

95

               

Specifieke indicatoren

             
               

Kosten subsidieproces in % vd subsidie/kosten per project (gemiddelde van de regelingen)

             

• Europese subsidieregelingen

1,8

1,3

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

• Nationale subsidieregelingen

             

° RUS-variant 1: One Touch (direct vaststellen)

14,1

13,1

13,1

13,1

13,1

° RUS-variant 1: One Touch (ambtshalve vaststellen)

nb

nb

17,7

17,5

17,5

° RUS-variant 3: Presteren en inzicht in kosten

nb

0,1

0,2

0,2

0,2

nb = niet beschikbaar.

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

De voorcalculatorische uurtarieven zijn integrale kostprijzen (alle kosten / facturabele uren). De uurtarieven vormen de basis voor de facturering aan de opdrachtgevers. De volgende ontwikkelingen hebben invloed op de uurtarieven:

  • Aangezien geen rekening gehouden wordt met de uitvoering van eventuele nieuwe subsidieregelingen, is – door het beëindigen van regelingen – een dalende omzet te zien. Minder bedrijfsdrukte leidt tot minder facturabele uren en (door de vaste kosten) tot hogere tarieven;

  • Tot en met 2014 zijn de voorcalculatorische uurtarieven gematigd door inzet van eigen vermogen dat boven de 5%- norm uitgaat. Vanaf 2015 wordt dit niet meer gedaan;

  • Voor 2015 en later worden enkele subsidieregelingen / ESF-acties voorbereid die minder complex van aard zijn en door lager geschoold personeel kunnen worden uitgevoerd. Dit heeft kortstondig een matigende invloed op het gemiddelde uurtarief.

In de berekening van de reële indexcijfers van de uurtarieven is het effect van de jaarlijkse algemene prijsstijgingen geëlimineerd (vanaf 2014: conform meerjarenraming CPB 2%).

De indicator uitvoeringskosten in verhouding tot de gemiddelde subsidie of de totale subsidiabele kosten per project wordt berekend voor de Europese subsidieregelingen en de Nationale subsidieregelingen. De niet aan afzonderlijke projecten toe te rekenen activiteiten en materiële kosten worden in deze berekening niet meegenomen.

De uitvoeringskosten van de Europese subsidieregelingen zijn absoluut gezien hoger vanwege de eisen die de Europese Commissie stelt aan de projectkosten en de controle ervan. De gemiddelde projectomvang van de Europese subsidieregelingen betreft de totale subsidiabele kosten.

Voor de Nationale subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert, worden de uitvoeringskosten inzichtelijk gemaakt per uitvoeringsvariant die in het Rijksbreed geldende Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) wordt onderscheiden. De subsidie van de regelingen onder variant One Touch is lump sum: de gemiddelde projectomvang is berekend op basis van de verleende subsidie. Voor de variant Presteren en inzicht in kosten betreft de gemiddelde projectomvang de totale subsidiabele kosten. De uitvoering van nationale subsidieregelingen van de Ministeries van OCW, SZW en VWS wordt vanaf 2016 bij de Dienst Uitvoering Subsidies geconcentreerd. Dit betekent dat vanaf 2016 er geen nieuwe nationale subsidieregelingen bijkomen en de indicator uitsluitend betrekking heeft op de afronding van lopende subsidieregelingen. Bij deze indicator is daarom vanaf 2018 «-» ingevuld.

Licence