Base description which applies to whole site

6. RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK

Het jaar 2016 zal het startpunt vormen van de geleidelijke invoering van het nieuwe procesrecht in civiele en bestuurszaken, zoals dat is neergelegd in de wetsvoorstellen Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI). De nieuwe wijze van procederen kenmerkt zich niet alleen door kortere termijnen en meer regie door de rechter, maar ook door een digitalisering van de procesvoering. Een ander onderdeel van KEI is de versterking van het toezicht door de rechter-commissaris in insolventiezaken (WSNP en faillissementen) en door de kantonrechter op beschermingsbewind, curatele en mentorschap.

Een betere dienstverlening aan de samenleving bieden door snelle, eenvoudige en digitale procedures, dat is het doel van KEI. Een bijkomend effect van KEI is dat de Rechtspraak efficiënter kan gaan werken, wat leidt tot kostenbesparing.

Maatschappelijke baten

De inschatting is dat de maatschappelijke baten als gevolg van KEI jaarlijks circa € 270 mln. bedragen als gevolg van een efficiëntere inzet van kapitaal. Dominant element hierbij is de verkorting van de doorlooptijden die een versnelling van economische processen en een betere benutting van kapitaal tot gevolg heeft. Dit kan worden becijferd op circa € 225 mln. Verder mogen besparingen worden verwacht als gevolg van lagere deurwaarderkosten en kosten voor ketenpartners en advocatuur circa (€ 35 mln.) en tijdbesparing bij burgers en bewindsvoerders (circa € 10 mln.).

Besparingen bij de Rechtspraak

Ten gevolge van KEI zullen de totale jaarlijkse kosten van de rechtspraak vanaf 2018 per saldo afnemen. De besparingen – die zich later voordoen dan in eerste instantie verwacht – lopen op van € 11 mln. in 2018 tot € 54 mln. in 2020. De IT-kosten nemen weliswaar toe maar de kosten van met name administratief personeel en «papier» (kopieer- en frankeerkosten) en huisvesting nemen uiteindelijk sterker af.

Investeringen door de Rechtspraak

Om deze maatschappelijke baten en rechtspraakbesparingen mogelijk te maken moeten investeringen worden gedaan in de periode 2013–2020. Het gaat dan zowel om IT-investeringen als om investeringen ten behoeve van de implementatie. Zo is bijvoorbeeld een aanzienlijke investering nodig om de zittingszalen aan te passen tot «digitale zittingszalen», waar zaken ter zitting digitaal behandeld kunnen worden.

Het is duidelijk dat deze invoering een majeure operatie voor de gerechten betekent, die neerkomt op een forse reorganisatie. In zijn wetgevingsadvies van 28 januari 2015 heeft de Raad de meerjarige kosten van deze operatie nader inzichtelijk gemaakt.

In het licht van hetgeen in het rapport van de visitatiecommissie is opgemerkt over de spankracht van de organisatie en de noodzaak om voldoende middelen uit te trekken om dergelijke grote vernieuwingen te begeleiden heeft de Raad er op aangedrongen de Rechtspraak de benodigde financiële armslag te geven om deze operatie succesvol te kunnen voltooien. Dat betreft de financiering van de extra KEI-kosten en de aantallen te verwachten rechtszaken. Uiteraard moet daarbij worden uitgegaan van prijzen die voldoende ruimte laten voor een aanvaardbaar kwaliteitsniveau. Om de zorgelijke ontwikkeling van de werkdruk bij de gerechten en het effect dat dit heeft op de kwaliteit van de rechtspraak tegen te gaan, zijn professionele standaarden ontwikkeld, die voor Raad en gerechten het voornaamste kompas vormen voor het realiseren van een verantwoord kwaliteitsniveau.

Het programma Kwaliteit en Innovatie vormt de spil waar het gaat om de uitvoering van de Agenda van de Rechtspraak 2015–2018, waarin de prioriteiten voor deze jaren zijn neergelegd: snelle, toegankelijke en deskundige rechtspraak. Het resultaat moet zijn een grotere tevredenheid onder rechtzoekenden en professionals over de duidelijkheid van procedures, doorlooptijden van procedures en begrijpelijkheid van uitspraken van rechters en de toegankelijkheid van rechtspraak in het algemeen.

Gevolgen wijziging rijkshuisvestingsstelsel 2016

Het stelsel van de financiering van de rijkshuisvesting wordt per 2016 op een nieuwe leest geschoeid. Dit zal consequenties hebben voor de Rechtspraak. De regering heeft nog geen besluit genomen over de wijze waarop de stelselwijziging voor specialties concreet wordt vormgegeven.

Tabel 6.1 Meerjarige begroting van baten en lasten (x € 1.000)
 

realisatie

           
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Bijdrage Ministerie van VenJ1

988.448

997.158

934.045

865.816

855.141

859.225

868.870

Overige bijdrage van Ministerie van VenJ

31.508

31.500

31.500

31.500

31.500

31.500

31.500

Overige opbrengsten

8.264

8.200

8.200

8.200

8.200

8.200

8.200

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

bijdrage meer/minder werk

– 5.749

 

14.582

9.916

     
               

Totaal baten

1.022.471

1.036.859

988.327

915.432

894.841

898.925

908.570

               

Lasten

             

Personele kosten

769.552

789.442

757.458

675.419

658.198

659.915

667.343

Materiele kosten

229.615

235.550

226.006

201.528

196.390

196.902

199.118

Afschrijvingskosten

22.451

29.704

31.189

32.748

34.386

36.105

36.105

Rentekosten

2.001

1.941

1.941

1.941

1.941

1.941

1.941

Gerechtskosten

4.001

3.705

3.733

3.796

3.926

4.062

4.062

               

Totale lasten

1.027.620

1.060.342

1.020.327

915.432

894.841

898.925

908.570

               

Resultaat

– 5.149

– 23.483

– 32.000

       
1

incl. bijdrage uit de egalisatierekening in 2015

Baten

Bijdrage Ministerie van Veiligheid en Justitie

De bijdrage bestaat uit een productiegerelateerde bijdrage, een bijdrage voor gerechtskosten en een bijdrage voor overige taken. Daarnaast bevat de bijdrage middelen voor taken die niet voortvloeien uit de Wet op de rechterlijke organisatie zoals tuchtrecht en de commissies van toezicht voor het gevangeniswezen.

Overige bijdragen van het Ministerie van VenJ en overige opbrengsten

Deze posten betreffen bijdragen van het Openbaar Ministerie voor Spirit en SSR en bijdragen aan de Rechtspraak van andere departementen.

Bijdrage meer- en minderwerk

De bijdrage meer- en minderwerk (egalisatierekening van de Rechtspraak) betreft het saldo van meer- en minder-productie ten opzichte van de productie zoals wordt gefinancierd door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het meer- en minderwerk wordt afgerekend tegen 70% van de afgesproken productgroepprijzen. De instroomontwikkelingen blijken mede als gevolg van de economische crisis uiterst moeilijk voorspelbaar. Deze onzekerheid, alsmede de financiële mogelijkheden van het Kabinet, heeft ertoe geleid dat de uit de VenJ-begroting gefinancierde productie met ingang van 2015 lager is dan de nu geraamde capaciteitsbehoeften volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens.

De Rechtspraak wil al wat mogelijk is doen door eigen middelen (egalisatierekening en eigen vermogen) in te zetten. Voor het jaar 2015 wordt uit de egalisatierekening een bedrag van € 33 mln. toegevoegd aan de productiegerelateerde bijdrage. Daarmee resteert er een bedrag van ca. € 24 mln. in de egalisatierekening voor verrekening van meer- en minderproductie in de jaren 2016 en 2017.

Lasten

Personele kosten

Ten opzichte van 2014 zullen de personele kosten in 2015 en 2016 toenemen omdat de Rechtspraak een hogere instroom zal verwerken.

Materiële kosten

De materiële kosten nemen evenredig toe met de personele kosten.

Tabel 6.2 Afschrijvingstermijn materiële vaste activa

materiële vaste activa

afschrijvingstermijn

Hard- en software

3 jaar

Vervoersmiddelen, inventaris, meubilair kort en kantoormachines

5 jaar

Audio- en visuele middelen en stoffering

8 jaar

Verbouwingen, installaties, bekabeling en meubilair lang

10 jaar

De afschrijvingskosten van de Rechtspraak zijn berekend door de totale afschrijvingskosten op de activa in een jaar te verminderen met de verwachte vrijval in dat jaar van de balanspost «Vooruitontvangen bedragen OM». De post «Vooruitontvangen bedragen OM» betreft de eerder door het OM verstrekte bijdrage in de aanschaf van activa die gemeenschappelijk worden gebruikt door OM én ZM. Met deze bijdrage in de aanschaf heeft het OM destijds zijn deel van de afschrijvingskosten voldaan. In 2014 bedroeg de bijdrage van het OM € 1.134.000, in 2015 is dit naar verwachting € 607.000, in 2016 naar verwachting € 478.000 en in 2017–2020 zal deze gemiddeld € 260.000 per jaar bedragen.

Rentekosten

Voor de financiering van materiële vaste activa sluit de Rechtspraak leningen af bij het Ministerie van Financiën. Voor de berekening van deze kosten wordt rekening gehouden met de door Financiën afgegeven rentepercentages. Dit rentepercentage bedraagt gemiddeld 0,5%.

Gerechtskosten

Het gaat hier om de kosten die het gerecht in civiele- en bestuurszaken maakt gedurende of als gevolg van een aan de rechter voorgelegde zaak zoals advertentiekosten bij faillissementen, tolken en vertalers en deskundigen.

Bijdrage Ministerie van Veiligheid en Justitie

In de onderstaande tabel is de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie gespecificeerd.

Tabel 6.3 Opbouw bijdrage Ministerie van Veiligheid en Justitie (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Productiegerelateerde bijdrage

952.346

889.544

821.262

810.448

814.392

824.040

             

Bijdrage voor gerechtskosten

3.705

3.733

3.796

3.926

4.062

4.062

             

Bijdrage voor overige uitgaven

           

Bijzondere kamers rechtspraak

8.037

8.039

8.037

8.039

8.039

8.039

College van Beroep v/h bedrijfsleven

6.448

6.450

6.448

6.449

6.450

6.450

Megazaken

17.282

17.285

17.281

17.285

17.287

17.285

             

Bijdrage Niet-BFR 2005 taken

           

Tuchtrecht

2.803

2.803

2.803

2.804

2.804

2.804

Cie. van toezicht

6.139

6.141

6.139

6.140

6.141

6.140

overige

398

50

50

50

50

50

             

Bijdrage Ministerie van VenJ

997.158

934.045

865.816

855.141

859.225

868.870

De productiegerelateerde bijdrage is het meest omvangrijke deel van de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze bijdrage komt tot stand door de productieafspraken tussen Raad en Minister te vermenigvuldigen met de afgesproken prijzen. In onderstaande tabel zijn de gefinancierde productieaantallen opgenomen.

Tabel 6.4 Productieaantallen (absolute aantallen)
 

realisatie

           
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

1.752.433

1.775.023

1.714.834

1.606.224

1.608.523

1.638.417

1.680.413

               

Gerechtshoven

             

Civiel

15.393

15.311

14.223

12.823

12.474

12.535

12.708

Straf

38.329

39.225

38.531

38.517

38.508

38.463

38.407

Belasting

5.613

5.014

4.693

4.149

4.022

3.990

3.995

               

Rechtbanken

             

Civiel

298.448

309.395

298.186

267.772

261.844

261.597

262.878

Straf

178.479

184.182

174.032

173.300

172.331

171.331

170.348

Bestuur (excl. Vreemdelingenkamers)

49.495

50.641

50.083

45.153

43.365

43.773

45.084

Bestuur (Vreemdelingenkamers)

29.746

36.630

34.920

34.700

34.700

34.700

34.700

Kanton

1.101.611

1.099.922

1.066.311

999.150

1.011.362

1.042.206

1.082.190

Belasting

28.346

26.904

26.173

23.615

23.211

23.316

23.637

               

Bijzondere colleges

             

Centrale Raad van Beroep

6.973

7.800

7.682

7.046

6.707

6.506

6.466

Productgroepprijzen 2014–2016

In de tabel hierna zijn de prijzen opgenomen die de Raad voor de rechtspraak en het Ministerie van Veiligheid en Justitie overeengekomen zijn voor de periode 2014–2016. In de jaren 2014, 2015 en 2016 ontvangt de Rechtspraak een tijdelijke tegemoetkoming van € 26,5 mln. per jaar om de balans tussen werkdruk en kwaliteit te bewaren, voor frictiekosten en voor investeringen in het programma Kwaliteit en Innovatie.

Tabel 6.5 Overzicht prijzen per productgroep (x € 1,–)

Productgroep

2015

2016

Rechtbanken

   

Rechtbank Civiel

801,54

769,92

Rechtbank Bestuur

2.205,39

2.126,20

Rechtbank Straf

1.028,23

991,45

Rechtbank Kanton

156,31

151,27

Rechtbank VK

998,62

969,50

Rechtbank Belasting

1.131,08

1.096,71

     

Hoven

   

Hof Civiel

3.871,31

3.714,00

Hof Straf

1.551,96

1.496,98

Hof Belasting

3.649,80

3.527,78

     

Centrale Raad van beroep

3.450,32

3.316,15

Prijzen zijn gebaseerd op loon- en prijsniveau 2014. Prijzen worden jaarlijks geïndexeerd.

Tabel 6.6 Ontwikkeling eigen vermogen (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Eigen vermogen per 1–1

28.632

23.483

0

– 32.000

– 32.000

– 32.000

– 32.000

Resultaat

– 5.149

– 23.483

– 32.000

       

Eigen vermogen per 31–12

23.483

0

– 32.000

– 32.000

– 32.000

– 32.000

– 32.000

De geraamde capaciteitsbehoeften volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens wordt na 2016 niet volledig gefinancierd. Als gevolg daarvan zal in de komende jaren het eigen vermogen van de Rechtspraak worden ingezet, in aanvulling op de inzet van de egalisatierekening. Daarnaast zijn extra kosten in 2015/2020 voorzien voor de ontwikkeling en implementatie van het programma Kwaliteit en Innovatie33. Hierdoor wordt door de Raad een negatief resultaat van de Rechtspraak voorzien voor de komende jaren.

Doorlooptijden

In onderstaande tabel wordt de realisatie weergegeven ten opzichte van de norm voor 2012.

Tabel 6.7 Doorlooptijden rechtszaken
     

realisatie

 

norm

2012

2013

2014

Civiel- handelszaken rechtbanken

         

Handelszaken met verweer – norm 1

90%

≤ 2 jaar

84%

81%

86%

Handelszaken met verweer – norm 2

70%

≤ 1 jaar

54%

55%

60%

Handelszaken zonder verweer (verstek)

90%

≤ 6 wkn.

78%

77%

79%

Beëindigde faillissementen

90%

≤ 3 jaar

81%

81%

79%

Handelsrekesten (vooral insolventie)

90%

≤ 3 mnd.

83%

81%

83%

Kort gedingen / vovo's (inclusief familierecht)

95%

≤ 3 mnd.

93%

93%

92%

           

Civiel- familiezaken rechtbanken

         

Scheidingszaken totaal (exclusief vovo's)

95%

≤ 1 jaar

94%

94%

93%

– waarvan op gemeenschappelijk verzoek

95%

≤ 2 mnd.

91%

90%

90%

Alimentatiezaken, bijstandsverhaal

90%

≤ 1 jaar

93%

93%

92%

Omgang- en gezagzaken

85%

≤ 1 jaar

83%

83%

83%

Jeugdbeschermingszaken kinderrechter

90%

≤ 3 mnd.

91%

90%

90%

– waarvan eerste verzoeken tot OTS

80%

≤ 3 wkn.

80%

72%

71%

           

Bestuursrechtelijke zaken rechtbanken

         

Reguliere bestuurszaken, bodemzaken – norm 1

90%

≤ 1 jaar

81%

84%

85%

Reguliere bestuurszaken, bodemzaken – norm 2

70%

≤ 9 mnd.

68%

68%

70%

Voorlopige voorzieningen bestuur regulier

90%

≤ 3 mnd.

92%

95%

95%

Vreemdelingenzaken, bodemzaken

90%

≤ 9 mnd.

80%

81%

88%

Belastingzaken lokaal, bodemzaken

90%

≤ 9 mnd.

57%

62%

62%

Rijksbelastingzaken, bodemzaken – norm 1

90%

≤ 18 mnd.

80%

86%

76%

Rijksbelastingzaken, bodemzaken – norm 2

70%

≤ 1 jaar

63%

67%

60%

           

Kantonzaken

         

Handelszaken met verweer – norm 1

90%

≤ 1 jaar

95%

94%

95%

Handelszaken met verweer – norm 2

75%

≤ 6 mnd.

80%

75%

77%

Arbeidsontbindingen op tegenspraak

95%

≤ 3 mnd.

97%

96%

95%

Handelsrekesten, niet-arbeidszaken

95%

≤ 6 mnd.

88%

87%

86%

Handelszaken zonder verweer (verstek)

90%

≤ 6 wkn.

97%

97%

98%

Geregelde arbeidsontbindingen

90%

≤ 15 dgn.

87%

79%

87%

Kort gedingen / vovo's

95%

≤ 3 mnd.

97%

97%

97%

Overtredingszaken

85%

≤ 1 mnd.

90%

86%

89%

Mulderzaken

80%

≤ 3 mnd.

84%

66%

63%

           

Strafzaken rechtbanken

         

Strafzaken MK (= meervoudig behandeld)

90%

≤ 6 mnd.

82%

78%

81%

Politierechterzaken (incl. economische)

90%

≤ 5 wkn.

88%

87%

87%

Strafzaken bij de kinderrechter (enkelvoudig)

85%

≤ 5 wkn.

82%

77%

83%

Raadkamerzaken m.b.t. voorlopige hechtenis

100%

≤ 2 wkn.

100%

99%

99%

Raadkamerzaken niet voorlopige hechtenis

85%

≤ 4 mnd.

85%

72%

78%

Uitwerken strafzaken (EK+MK) ivm hoger beroep, jeugd

100%

≤ 4 wkn.

nog niet meetbaar

Uitwerken strafzaken (EK+MK) ivm hoger beroep, niet jeugd

100%

≤ 16 wkn.

nog niet meetbaar

– waarvan gedetineerdenzaken

100%

≤ 3 mnd.

nog niet meetbaar

       

Civiel – handelszaken hoven

         

Handelszaken dagvaardingen – norm 1

80%

≤ 2 jaar

80%

80%

80%

Handelszaken dagvaardingen – norm 2

70%

≤ 1 jaar

46%

46%

48%

Isolventierekesten

90%

≤ 2 mnd.

51%

31%

57%

Handelsrekesten, niet insolventie

90%

≤ 6 mnd.

56%

52%

49%

           

Civiel – familiezaken hoven

         

Familierekesten

90%

≤ 1 jaar

91%

91%

92%

– waarvan Jeugdbeschermingszaken

90%

≤ 4 mnd.

89%

85%

83%

           

Belastingzaken hoven

         

Belastingzaken – norm 1

90%

≤ 18 mnd.

73%

76%

75%

Belastingzaken – norm 2

70%

≤ 1 jaar

44%

44%

53%

           

Strafzaken hoven

         

Meervoudige Kamer-zaken

85%

≤ 9 mnd.

59%

63%

67%

EK-strafzaken, niet kantonappellen

85%

≤ 6 mnd.

22%

24%

41%

EK-strafzaken, kantonappellen

85%

≤ 6 mnd.

49%

42%

43%

Raadkamer m.b.t. Voorlopige Hechtenis

90%

≤ 2 wkn.

50%

56%

63%

Raadkamer niet m.b.t. Voorlopige Hechtenis

80%

≤ 4 mnd.

36%

46%

50%

Klachten niet vervolgen (12 Sv)

85%

≤ 6 mnd.

46%

34%

35%

Uitwerken (MK) strafzaak i.v.m. cassatie

100%

≤ 6 mnd.

64%

70%

70%

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen, mutaties in eventuele voorzieningen en in mutaties in het netto werkkapitaal.

Tabel 6.8 Kasstroomoverzicht (x € 1.000,–)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Rekening courant RHB 1 januari

173.782

174.080

183.943

137.361

127.445

127.445

127.445

               

Totaal operationele kasstroom

20.252

38.152

– 16.879

21.273

32.748

34.386

36.105

               

Totaal investeringen

– 25.294

– 40.000

– 40.000

– 40.000

– 40.000

– 40.000

– 40.000

Totaal boekwaarde desinvesteringen

492

           

Totaal investeringskasstroom

– 24.802

– 40.000

– 40.000

– 40.000

– 40.000

– 40.000

– 40.000

               

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

             

Eenmalige storting door moederdepartement

             

Aflossingen op leningen

– 22.660

– 28.289

– 29.704

– 31.189

– 32.748

– 34.386

– 36.105

Beroep op de leenfaciliteit

27.508

40.000

40.000

40.000

40.000

40.000

40.000

Totaal financieringskasstroom

4.848

11.711

10.296

8.811

7.252

5.614

3.895

               

Rekening courant RHB 31 december*

174.080

183.943

137.361

127.445

127.445

127.445

127.445

               

*incl. rekening-courantstand egalisatierekening

57.844

24.498

9.916

0

0

0

0

Investeringen

Om de kapitaalgoederenvoorraad op peil te kunnen houden is jaarlijks een vervangingsinvestering van € 40 mln. nodig. Daarnaast is rekening gehouden met de relatief beperkte, noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen.

Tabel 6.9 Investeringen (x € 1.000,–)

omschrijving

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Hard- en software

20.292

20.095

20.048

16.417

14.963

14.963

Vervoersmiddelen, inventaris, meubilair kort en kantoormachines

1.571

1.971

1.971

2.571

2.571

2.571

Audio- en visuele middelen en stoffering

3.943

3.543

3.543

2.943

2.814

2.814

Verbouwingen, installaties en meubilair lang

14.194

14.391

14.438

18.069

19.652

19.652

Totaal

40.000

40.000

40.000

40.000

40.000

40.000

Investeringen verdeeld naar vervanging en uitbreiding

           

Vervanging

33.454

32.961

30.841

30.711

30.684

30.684

Uitbreiding

6.546

7.039

9.159

9.289

9.316

9.316

33

Zie ook jaarplan Rechtspraak 2015 (TK 29 279 VI, nr. 228)

Licence