Base description which applies to whole site

2.1 Overzicht belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties

In onderstaande tabel worden de belangrijkste suppletoire mutaties ten opzichte van de stand begroting 2020 voor het jaar 2020 weergegeven.

Deze mutaties worden hieronder nader toegelicht.

Tabel 2 Belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties 2020 (Eerste suppletoire begroting)(bedragen x € 1.000)
 

Artikelnr.

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Vastgestelde begroting 2020

 

43.005.112

1.364.345

Belangrijkste suppletoire mutaties

   

1

Leerlingen- en studentenontwikkeling

diverse

‒ 2.442

3.499

2

Tegenvaller nieuwkomers

1, 3

47.753

 

3

Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling

91

1.162.613

 

4

Eindejaarsmarge 2019

91

117.792

 

5

Middelen Aanvullende Post

diverse

10.277

 

6

Dekking tegenvallers

diverse

‒ 128.585

 

7

Kasschuiven

diverse

199.601

 

8

Niet-kaderrelevante mutaties

11, 12, 91

‒ 156.479

53.357

9

Rente studiefinanciering

11

 

‒ 30.314

10

Overige mutaties

diverse

‒ 5.872

12.346

Stand 1e suppletoire begroting 2020

Totaal

44.249.770

1.403.233

Toelichting

1. Leerlingen- en studentenontwikkeling

De Referentieraming is de jaarlijkse raming van leerlingen- en studentenaantallen. Uit de Referentieraming 2020 blijkt dat het aantal leerlingen en studenten per saldo aanzienlijk hoger is dan de in de begroting 2020 verwerkte aantallen. Dit komt onder andere doordat het CBS in haar bevolkingsprognose een hoger migratiesaldo raamt. Mede als gevolg hiervan is in 2020 een tegenvaller van € 10,1 miljoen te zien op de begroting, die oploopt naar € 416,8 miljoen euro in 2025. In 2020 valt de tegenvaller bijna geheel in het primair onderwijs (po). In de latere jaren zijn het vooral het hoger beroepsonderwijs (hbo), het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het po die aanzienlijke tegenvallers laten zien.

Op de raming van de uitgaven voor studiefinanciering doet zich per saldo een meevaller voor van € 16,1 miljoen in 2020. Door de prestatiebeurstechniek in de studiefinanciering worden de hogere studentenaantallen pas later zichtbaar in tegenvallers. In latere jaren is een tegenvaller te zien oplopend tot € 31,1 miljoen in 2025.

De per saldo meevaller op de leerlingen- en studentenraming en studiefinancieringsraming in 2020 wordt ingezet om de tegenvaller op de nieuwkomersregelingen in het uitvoeringsjaar te dekken. In de jaren daarna worden de tegenvallers op de OCW-ramingen en nieuwkomersregelingen (zie punt 2) van in totaal € 510 miljoen structureel voor circa € 450 miljoen generaal gecompenseerd. OCW dekt structureel circa € 60 miljoen van de tegenvaller specifiek op de niet-bekostigingsbudgetten op de eigen begroting (zie hiervoor punt 6). Hierdoor kunnen de onderwijsinstellingen volledig en structureel gecompenseerd worden voor de groei in leerlingen en studenten ten opzichte van de raming in het vorige jaar.

In Tabel 3 zijn de mutaties als gevolg van de nieuwe Referentieraming en de studiefinancieringsraming te zien. De bedragen voor de studiefinancieringsraming zijn een saldo van uitgaven en ontvangstenmutaties. Voor 2020 telt de uitgavenmeevaller van € 12,6 miljoen en de ontvangstenmeevaller van € 3,5 miljoen op tot een meevaller van € 16,1 miljoen.

Tabel 3 Leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1

Primair onderwijs

10.076

18.747

43.353

69.410

90.539

95.701

3

Voortgezet onderwijs

‒ 260

6.813

15.192

32.331

49.070

67.354

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

316

61.983

66.929

84.050

100.734

115.102

6

Hoger beroepsonderwijs

0

87.249

103.184

121.389

133.265

140.692

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

23.344

15.785

11.788

5.573

‒ 2.054

11,12,13

Studiefinanciering (relevant)

‒ 16.073

15.980

‒ 4.284

8.502

22.193

31.138

Totaal leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering

‒ 5.941

214.116

240.159

327.470

401.374

447.933

2. Tegenvaller nieuwkomers

Op de aanvullende bekostigingsregelingen voor nieuwkomers in het po en vo blijkt een hogere realisatie dan verwacht. De realisatie zal ook de komende jaren naar verwachting hoger zijn, zo blijkt ook uit de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS. Er ontstaat hierdoor een tegenvaller op deze regelingen van € 47,8 miljoen in 2020, oplopend tot een tegenvaller van € 62,4 miljoen in 2025. De totale tegenvaller (inclusief de OCW-ramingen van punt 1) van € 510 miljoen is voor circa € 450 miljoen generaal gecompenseerd. OCW dekt structureel circa € 60 miljoen van de tegenvaller specifiek op de niet-bekostigingsbudgetten op de eigen begroting (zie hiervoor punt 6). In tabel 4 is een uitsplitsing naar po en vo te zien van de tegenvaller op de nieuwkomersregelingen.

Tabel 4 Tegenvaller nieuwkomers (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

2025

1

Primair onderwijs

21.086

21.086

21.086

21.086

21.086

21.086

3

Voortgezet onderwijs

26.667

34.894

41.309

41.309

41.309

41.309

Totaal tegenvaller nieuwkomers

47.753

55.980

62.395

62.395

62.395

62.395

3. Doorverdeling loon- en prijsontwikkeling

Het Kabinet besluit dit jaar opnieuw loon- en prijsontwikkeling (lpo) uit te keren over de departementale begrotingen, ter compensatie van stijgende lonen en prijzen. In Tabel 5 is de verdeling van de lpo over de artikelen te zien. De lpo-tranche 2020 die OCW uitkeert bedraagt in 2020 € 1.133,7 miljoen. Een deel van de lpo wordt ingehouden ter dekking van de tegenvallers als gevolg van de Referentieraming en de nieuwkomersregelingen. Dit wordt verder toegelicht onder punt 6. De uitgekeerde lpo in Tabel 5 en de ingehouden lpo in Tabel 8 tellen op tot het bedrag in Tabel 2 bij «Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling».

Tabel 5 Uitgekeerde relevante loon- en prijsontwikkeling tranche 2020 (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

1

Primair onderwijs

375.417

374.294

371.937

369.209

367.571

3

Voortgezet onderwijs

275.800

272.823

270.710

269.875

269.344

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

130.795

128.620

121.285

133.415

126.320

6

Hoger beroepsonderwijs

101.071

103.357

104.435

103.909

104.359

7

Wetenschappelijk onderwijs

145.547

148.820

151.534

153.167

155.061

8

Internationaal beleid

159

136

133

133

134

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

1.311

1.196

1.220

1.178

1.178

11

Studiefinanciering

20.393

14.996

25.770

26.068

26.347

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.313

1.283

1.264

1.237

1.213

13

Lesgelden

364

367

367

367

368

14

Cultuur

24.936

24.942

24.652

24.966

24.966

15

Media

15.012

14.844

15.213

15.292

15.363

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

32.740

32.463

32.356

32.342

32.323

25

Emancipatie

331

325

328

355

355

91

Nog onverdeeld

0

0

0

0

0

95

Apparaat Kerndepartement

8.463

8.716

8.681

8.680

8.557

Totaal

1.133.652

1.127.182

1.129.885

1.140.193

1.133.459

4. Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge betreft het deel van de OCW-begroting dat in 2019 per saldo niet tot besteding is gekomen en bedraagt € 117,8 miljoen. Dit bedrag wordt in 2020 weer toegevoegd aan de begroting. Hiervan wordt € 23,7 miljoen ingezet voor overlopende verplichtingen die in 2019 waren gepland maar pas in 2020 tot betaling komen. Het resterende bedrag van € 94,1 miljoen wordt ingezet ter dekking van de tegenvallers op de OCW-ramingen en nieuwkomersregelingen in 2021 en verder (zie hiervoor punt 6).

5. Middelen Aanvullende Post

Er worden middelen van de Aanvullende Post overgeboekt naar de begroting van OCW. Het betreft:

G33 Aanpak werkdruk primair onderwijs

Voor de aanpak van werkdruk in het primair onderwijs is de volgende tranche overgemaakt van de Aanvullende Post naar de OCW-begroting. Het gaat om € 40,5 miljoen in 2023 en € 56 miljoen in 2024. Deze middelen zijn middels een kasschuif naar voren gehaald. Hierdoor is er in schooljaar 2020/2021 en schooljaar 2021/2022 €382 miljoen beschikbaar aan werkdrukmiddelen. De nieuwe reeks wordt in Tabel 6 weergegeven. Deze reeks is inclusief het laatste restant dat nog op de Aanvullende Post staat (te weten € 40,5 miljoen in 2024 en structureel € 96,5 miljoen per 2025). Deze middelen worden afhankelijk van de evaluatie in 2020 ook ingezet voor de aanpak van werkdruk in het po.

Tabel 6 De nieuwe en oude reeks van uitgaven voor de aanpak van werkdruk in het primair onderwijs, per schooljaar (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2019-2020

2020-2021

2021-2022

2022-2023

2023-2024

2024-2025

1

Oude reeks

333.500

333.500

333.500

333.500

430.000

430.000

1

Nieuwe reeks

333.500

381.750

381.750

333.500

335.000

430.000

Krimp middelen voortgezet onderwijs commissie Dijkgraaf

Om scholen in het vo, die de komende jaren met substantiële krimp te maken zullen hebben, te ondersteunen bij de overgangsproblematiek is vorig jaar besloten om voor 2020 en 2021 middelen op de Aanvullende Post te plaatsen. Deze middelen zijn vanaf dit jaar beschikbaar op de OCW-begroting. Om ervoor te zorgen dat scholen ook in de latere jaren kunnen worden ondersteund is onderstaande kasschuif toegepast.

Tabel 7 De incidentele middelen voor de krimp in het voortgezet onderwijs (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

3

Overboeking Aanvullende Post

10.000

15.000

   

3

Kasschuif

‒ 7.700

‒ 10.460

4.540

4.540

4.540

3

Nieuwe reeks

2.300

4.540

4.540

4.540

4.540

Lerarentekort

Voor de aanpak van het lerarentekort wordt structureel € 32 miljoen beschikbaar gesteld. Dit budget is op de Aanvullende Post gereserveerd. In afwachting van een nadere uitwerking voor de besteding van deze middelen wordt het geld toegevoegd op de begroting van OCW.

6. Dekking tegenvallers

Binnen de OCW-begroting is de volgende dekking voor de ramingstegenvallers (punt 1 en 2) ingezet:

  • Inzet van eindejaarsmarge (zie toelichting mutatie 4). Vanwege de grootte van dit bedrag wordt dit ook ingezet ter dekking van de tegenvallers in de latere jaren.

  • Vrijval budget experiment vraagfinanciering bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Naar aanleiding van de tussenevaluatie in het voorjaar van 2019 is besloten de instroom in het experiment niet te verlengen. Doordat er vanaf september 2019 geen nieuwe instroom in het experiment meer wordt toegelaten, valt er budget vrij. Het budget voor het experiment was ontvlochten uit het onderwijsbekostigingsbudget.

  • Lpo over de regeerakkoordreeks op de aanvullende post (AP). De lpo over de regeerakkoordreeks voor werkdrukmiddelen die nog op de AP gereserveerd staat wordt ingezet ter dekking van de tegenvallers op de OCW-begroting.

  • Subsidietaakstelling artikel 1 (Primair onderwijs). Ter dekking van een deel van het onderwijsconvenant (eind 2019) is een incidentele taakstelling op subsidies op artikel 1 (Primair onderwijs) ingeboekt. Deze subsidietaakstelling wordt vanaf 2022 structureel doorgetrokken ter dekking van de tegenvallers op de OCW begroting.

  • Het grootste deel van de lpo op subsidies en overige instrumenten wordt ingehouden ter dekking van de tegenvallers op de OCW-begroting. De lpo op alle bekostiging, bijdrage aan mede-overheden, agentschappen en apparaatskosten worden wel uitgekeerd (ruim € 1,1 miljard per jaar, zie punt 3).

Vanaf 2021 resteert er nog een tegenvaller oplopend tot structureel circa € 450 miljoen. Deze tegenvaller wordt generaal gecompenseerd en aan de OCW-begroting toegevoegd.

Tabel 8 Dekking tegenvallers (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

2025

91

Eindejaarsmarge

‒ 94.142

     

6

Meevaller flexstuderen

‒ 5.205

‒ 2.375

‒ 4.878

‒ 7.133

‒ 8.212

‒ 10.000

91

Loon- en prijsbijstelling RA-middelen van de Aanvullende Post

‒ 277

‒ 415

0

‒ 3.040

‒ 7.242

‒ 7.242

1

Dekking korten subsidie taakstelling onderwijsconvenant

  

‒ 10.600

‒ 10.600

‒ 10.600

‒ 10.600

diverse

Niet uitgekeerde relevante loon- en prijsbijstelling tranche 2020

‒ 28.961

‒ 33.369

‒ 33.216

‒ 32.915

‒ 32.714

‒ 33.049

Totaal

‒ 128.585

‒ 36.159

‒ 48.694

‒ 53.688

‒ 58.768

‒ 60.891

7. Kasschuiven

Op de begroting worden diverse meerjarige kasschuiven doorgevoerd, om de budgetten in overeenstemming te brengen met het verwachte bestedingsritme. Zo is er besloten tot een kasschuif op het budget van de reisvoorziening in artikel 11 van € 200 miljoen van 2021 naar 2020 ter optimalisatie van het kasritme van de Staat.

In het schriftelijk overleg (Kamerstukken II 2019/20, 24724, nr. 169) is aangegeven dat in het voorjaar de kasschuif ten bate van de vouchers studievoorschot zou worden bezien. De benodigde kasschuif kon echter niet worden ingepast in het Rijksbrede beeld. Dit betekent dat de (nog aangehouden) motie Rog (Kamerstukken II 2019/20, 35300 VIII, nr. 54) die zich richt op het uitkeren van de voucher, niet kan worden uitgevoerd.

8. Niet-kaderrelevante mutaties

De niet kaderrelevante mutaties hebben betrekking op de studiefinanciering. Het betreft hier een meevaller van € 227,2 miljoen op de raming van studiefinanciering. Deze meevaller wordt voor een groot deel veroorzaakt doordat het aantal leners daalt, maar ook doordat de extra ontvangsten bovenop de termijnbedragen hoger zijn. Daarnaast valt ook de mutatie van de lpo uitkering op de niet-kaderrelevante budgetten onder deze post (het betreft hier € 70,7 miljoen).

9. Rente studiefinanciering

Door de lage rentestand is er een tegenvaller van € 30,3 miljoen op de geraamde renteontvangsten op studieleningen. Deze komt conform de begrotingsregels ten laste van het generale beeld.

10. Overige mutaties

Dit is een saldopost van mee- en tegenvallers en dekking binnen artikelen. Deze worden hieronder per artikel toegelicht. Het gaat in totaal om ‒ € 5,9 miljoen op de uitgaven en € 12,3 miljoen op de ontvangsten. Daarnaast vallen de technische mutaties en overboekingen onder deze post.

Licence