Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen, Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), Nederlands Forensisch Instituut (NFI), Justitiële Uitvoeringsdienst, Toetsing, Integriteit, Screening (Justis), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Justitiele Informatiedienst (Justid) en de Justitiële ICT organisatie voor 2023 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.
Wetsartikel 3
De rechtspraak is, mede door de instelling van de Raad voor de rechtspraak en het principe van integraal management bij het besturen van de gerechten, verantwoordelijk voor het eigen beheer. Op grond van de bevoegdheidsverdeling is de Minister voor Rechtsbescherming niet verantwoordelijk voor de doelmatigheid van de rechterlijke organisatie, wel heeft de Minister een toezichthoudende verantwoordelijkheid. Conform artikel 93 van de Wet op de rechtelijke organisatie kan Onze Minister voor Rechtsbescherming algemene aanwijzingen geven ten aanzien van de taken zoals genoemd in artikel 91, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering van de rechterlijke organisatie.
In deel B is naast de toelichting op beleidsartikel 32, waarin de beleidsdoelstelling van de Minister voor Rechtsbescherming ten aanzien van de rechtspleging wordt toegelicht, een apart hoofdstuk Raad voor de rechtspraak opgenomen. In dit hoofdstuk wordt de feitelijke vertaling van de aan de rechterlijke organisatie ter beschikking gestelde bijdrage in concrete beleidsdoelstellingen en prestaties van de Raad en de gerechten voor het jaar 2023 gegeven.
Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius