(1) Vastgestelde begroting (incl. Suppletoire Begrotingen, NvW en amendementen) | (2) Mutaties 2e suppletoire begroting | Totaal geraamd (3) = (1) + (2) | |
---|---|---|---|
Baten | |||
Omzet | 3.980.858 | 159.883 | 4.140.741 |
waarvan omzet moederdepartement | 3.493.883 | ‒ 4.571 | 3.489.312 |
waarvan omzet overige departementen | 111.556 | 1.794 | 113.350 |
waarvan omzet derden | 265.449 | 4.594 | 270.043 |
waarvan saldo op ontvangen bijdragen exploitatie en onderhoud | 59.840 | 175.533 | 235.373 |
waarvan saldo op ontvangen bijdragen voor te verlenen diensten | 50.130 | ‒ 17.467 | 32.663 |
Rentebaten | 67.264 | 97 | 67.361 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 |
Bijzondere baten | 1.500 | 0 | 1.500 |
Totaal baten | 4.049.622 | 159.980 | 4.209.602 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | 1.580.674 | 61.199 | 1.641.873 |
- Personele kosten | 1.237.884 | 82.753 | 1.320.637 |
waarvan eigen personeel | 1.164.360 | 67.656 | 1.232.016 |
waarvan inhuur externen | 73.524 | 15.097 | 88.621 |
waarvan overige personele kosten | 0 | 0 | 0 |
- Materiële kosten | 342.790 | ‒ 21.554 | 321.236 |
waarvan apparaat ICT | 45.836 | 5.263 | 51.099 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 67.129 | 13.977 | 81.106 |
waarvan overige materiële kosten | 229.825 | ‒ 40.794 | 189.031 |
Externe Productkosten | 2.436.535 | 148.845 | 2.585.380 |
Rentelasten | 1.914 | ‒ 63 | 1.851 |
Afschrijvingskosten | 18.761 | 33 | 18.794 |
- Materieel | 18.761 | ‒ 142 | 18.619 |
waarvan apparaat ICT | 5.417 | 0 | 5.417 |
waarvan overige materiële afschrijvingskosten | 13.344 | ‒ 142 | 13.202 |
- Immaterieel | 0 | 175 | 175 |
Overige lasten | 8.000 | 2.850 | 10.850 |
waarvan dotaties voorzieningen | 8.000 | 2.850 | 10.850 |
waarvan bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 4.045.884 | 212.864 | 4.258.748 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 3.738 | ‒ 52.884 | ‒ 49.146 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 130 | 44 | 174 |
Saldo van baten en lasten | 3.608 | ‒ 52.928 | ‒ 49.320 |
Dotatie aan reserve Rijksrederij | 3.608 | ‒ 2.723 | 885 |
Te verdelen resultaat | 0 | ‒ 50.205 | ‒ 50.205 |
Toelichting
Baten
Omzet
Omzet moederdepartement
De lagere omzet moederdepartement ten opzichte van de suppletoire begroting september (SBS) 2024 ad. € -4,6 miljoen wordt met name veroorzaakt door:
– Het opvangen van de financiële tegenvaller voor de renovatie van het Julianakanaal (€ -13,9 miljoen);
– aanvullend budget voor het Kennisonderzoek Water en Bodem (€ 2,7 miljoen);
– capaciteit voor Beleidsondersteuning en Advies (BOA) voor Microplastics (€ 1,3 miljoen);
– middelen voor het Nationaal toegangspunt Data, Laad en tankpunten (€ 1,0 miljoen);
– het restant betreft verschillende mutaties kleiner dan € 1,0 miljoen (€ 4,3 miljoen).
Omzet overige departementen
De hogere omzet overige departementen ten opzichte van de suppletoire begroting september 2024 ad. € 1,8 miljoen wordt met name veroorzaakt door doorbelasting van brandstofkosten vanuit de Rijksrederij aan de Politie.
Omzet derden
Ten opzichte van de suppletoire begroting september 2024 neemt de omzet derden naar verwachting toe met € 4,6 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere verwachte verhuur en pacht opbrengsten op benzinestations (€ 2,4 miljoen) en een hogere indexatie dan eerder geraamd.
Saldo op ontvangen bijdragen
In navolging van de aanbeveling uit het rapport doorlichting agentschap Rijkswaterstaat (2021) en toezegging aan de Tweede Kamer over het gebruik en de naamgeving van de balanspost Nog Uit Te Voeren Werkzaamheden (NUTW) zijn de afspraken over het gebruik van de NUTW post opnieuw geformaliseerd. Hierbij is besloten de NUTW te splitsen in een post gerelateerd aan de bekostiging van de maatregelen ten behoeve van het Basis KwaliteitsNiveau (BKN) voor Exploitatie en Onderhoud en een post voor overige werkzaamheden gefinancierd vanuit EPK-BLS, respectievelijk «Saldo op ontvangen bijdragen exploitatie en onderhoud» en Saldo op ontvangen bijdragen voor te verlenen diensten».
Saldo op ontvangen bijdragen voor exploitatie en onderhoud
Onder dit saldo vallen de ontvangsten en uitgaven die samenhangen met afspraken over het Basis Kwaliteitsniveau (BKN). De huidige prognose geeft het beeld dat RWS meer opdrachten in de markt zal zetten dan het aan opbrengsten ontvangt. Op basis daarvan is het de verwachting dat het saldo met € 235,4 miljoen zal afnemen, waar dit bij suppletoire begroting september nog een verwachte afname van € 59,8 miljoen was.
Saldo op ontvangen bijdragen voor te verlenen diensten
Onder dit saldo vallen de ontvangsten en uitgaven in het kader van planstudies, Caribisch Nederland, werken voor en met partners, aanvullende opdrachten van het moederdepartement die niet tot BKN behoren en overige opdrachten. De huidige prognose geeft het beeld dat RWS meer opdrachten heeft gekregen dan werd verwacht bij het opstellen van de begroting 2024, terwijl de uitvoering van die opdrachten deels verder in de tijd ligt, waardoor de uitvoering in 2024 lager uitkomt. Als gevolg hiervan is het de verwachting dat het saldo € 17,5 miljoen minder zal afnemen ten opzichte van de suppletoire begroting september.
Lasten
Apparaatskosten
Personele kosten
De personele kosten bestaan uit de kosten van het eigen personeel en de kosten van de ingehuurde capaciteit voor de uitvoering van kerntaken.
Eigen personeel
De verdere toename van de kosten eigen personeel ten opzichte van de suppletoire begroting september ad. € 67,6 miljoen zijn met name het gevolg van gemaakte afspraken in de CAO Rijk. Hierin zijn afspraken gemaakt over verlofuren in het kader van het Individueel Keuze Budget (IKB) voor het personeel. Het opsparen van deze verlofuren zorgt voor toename van de personeelskosten (€ 26,6 miljoen). Verder leidt de CAO-loonstijging tot stijging van de personeelskosten op Werken voor en met Partners en overige departementen. Voor deze toename ontvangt RWS geen compensatie, waardoor deze kostenstijging zelf is in te passen (€ 11,8 miljoen). Tenslotte wordt de toename met name ook veroorzaakt door capaciteit die RWS in afstemming met beleid zelf inpast voor aanleg (80 FTE) en Cybersecurity (51 FTE) en is de capaciteit toegenomen voor Beleidsondersteuning en Advies aan het ministerie van Economische Zaken en Werken voor en met Partners.
Inhuur externen
De hogere verwachte inhuur dan ingeschat bij suppletoire begroting september heeft mede te maken met een schuif van uitbesteding naar inhuur voor werving en selectie. Door de aard van de werkzaamheden (directe aansturing) betreft dit inhuur, waar eerder rekening was gehouden met een uitbestedingsopdracht (materiële kosten).
Materiële kosten
De materiële kosten bestaan uit de kosten voor apparaat gebonden ICT-middelen, de bijdrage aan SSO’s die bedrijfsvoeringsdiensten leveren en overige materiële kosten.
De verwachte daling van de materiële kosten wordt met name veroorzaakt door vertragingen in werkzaamheden. Een voorbeeld hiervan zijn de geplande masterplannen in rijkskantoren. Door capaciteitsproblemen verschuift de uitvoering van deze werkzaamheden naar latere jaren. Daarnaast heeft ook een schuif plaats gevonden van uitbesteding materieel naar inhuur voor werving en selectie. Door de aard van de werkzaamheden is deze opdracht als inhuur op de markt gezet. Dit was in de suppletoire begroting september nog als uitbesteding geraamd.
Externe productkosten
Bij brief van 17 maart 2023 (Kamerstukken II 2022-2023, 29 385, nr 119) is de Kamer geïnformeerd over de aanpak van RWS van de groeiende instandhoudingsopgave. Voor de netwerken is een Basiskwaliteitsniveau geformuleerd. Extra budget is beschikbaar gekomen vanuit het CoalitieAkkoord Rutte IV (CA) en een schuif van middelen en capaciteit van aanleg naar instandhouding. Door het beschrijven van een 8-jarige opdracht ontstaat langjarige zekerheid voor zowel RWS al de markt om efficiënt en doelmatig te werken en zo de productie te laten stijgen.
De prognose is € 148,9 miljoen hoger dan bij suppletoire begroting september 2024 en komt uit boven het beschikbare budget. Naast het feit dat de productie op stoom komt, wordt de stijging veroorzaakt door het inpassen van een aantal tegenvallers (vanwege endogeen risico). Hieronder vallen de prinses Margriettunnel, het borgen van constructieve veiligheid Haringvlietbrug, Stuw Grave, pompen IJmuiden, Krammersluizen, Havenhoofd IJmuiden, en de overlaatdam Maastricht. Het totale kaseffect in 2024 van deze tegenvallers bedraagt naar verwachting circa € 121 miljoen. Hiermee zal de trend van een steeds toenemende balanspost «Saldo op ontvangen bijdragen» niet worden voortgezet en zal de balanspost afnemen. Zie ook de toelichting onder de post «Saldo op ontvangen bijdragen».
Overige lasten
Dotaties voorzieningen
De toename van de dotaties is met name het gevolg van een dotatie aan de reorganisatievoorziening (€ 0,1 miljoen) en de verhoging van de dotatie aan de voorziening groot onderhoud vaartuigen (€ 2,7 miljoen). De verwachte dotatie aan de voorziening groot onderhoud vaartuigen stijgt hiermee van € 8,0 miljoen naar € 10,7 miljoen.
Dotatie aan reserve Rijksrederij
Het verschil tussen de afschrijvingskosten en rentekosten op basis van historische kostprijs en de afschrijvingskosten en rentekosten op basis van vervangingswaarde bedraagt dit jaar naar verwachting € 11,6 miljoen. Dit bedrag wordt voor € 10,7 miljoen gedoteerd aan de voorziening groot onderhoud vaartuigen voor de investeringen die worden gevraagd om de bestaande vloot varende te houden en voor € 0,9 miljoen aan de bestemmingsreserve voor de vervanging van vaartuigen.
(1) Vastgestelde begroting (incl. Suppletoire Begrotingen, NvW en amendementen) | (2) Mutaties 2e suppletoire begroting | Totaal geraamd (3) = (1) + (2) | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen | 1.676.864 | 0 | 1.676.864 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 3.939.652 | 1.914 | 3.941.566 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 4.019.253 | ‒ 210.025 | ‒ 4.229.278 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | ‒ 79.601 | ‒ 208.112 | ‒ 287.713 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 56.023 | 7.301 | ‒ 48.722 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | |||
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 56.023 | 7.301 | ‒ 48.722 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 15.724 | 136 | ‒ 15.588 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 53.222 | ‒ 10.812 | 42.410 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 37.498 | ‒ 10.676 | 26.822 |
5. | Rekening courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 1.578.738 | ‒ 211.487 | 1.367.251 |
Toelichting
Operationele kasstroom
Hieronder vallen de ontvangsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering.
De hogere uitgaven operationele kasstroom ten opzichte van de suppletoire begroting september 2024 ad. € 210,0 miljoen worden met name veroorzaakt door de hogere externe productkosten. Voor meer toelichting wordt verwezen naar hetgeen is opgenomen onder de posten personele-, materiële- en externe productkosten.
Investeringskasstroom
Hieronder vallen de investeringen in nieuwe en bestaande activa en de boekwaarden, boekwinsten en boekverliezen van de verschrootte en verkochte vaste activa.
De lagere investeringen ten opzichte van de suppletoire begroting september ad. € 7,3 miljoen bestaat uit 2 delen. Aan de ene kant een lagere investering voor in totaal (€ -11,4 miljoen). Dit wordt met name veroorzaakt door vertraging in de erkende maatregelen LED op RWS terreinen (€ -8,4 miljoen) en investeringen waarvan activatie niet meer in 2024 wordt voorzien. Aan de andere kant zijn ook investeringen gedaan (€ 3,8 miljoen), waarvoor geen aanvraag op de leenfaciliteit meer mogelijk is. Dit betreft met name investeringen in kantoorautomatisering (€ 1,3 miljoen) en Casco verbouwingen (€ 1,3 miljoen). Deze investeringen waren in latere jaren voorzien en naar voren gehaald. Verder zorgt een wijziging in het project Overkapping Zeewolde voor een hogere investering dan vooraf voorzien (€ 0,7 miljoen).
Financieringskasstroom
Hieronder vallen alle geldstromen die te relateren zijn aan de financiering van RWS.
Het lagere beroep op de leenfaciliteit ten opzichte van de suppletoire begroting september ad. € 10,8 miljoen is met name het gevolg van de hierboven genoemde lagere investeringen.