Base description which applies to whole site

4.1 Artikel 9 Algemeen

In dit niet-beleidsartikel worden de departementsbrede uitgaven vermeld die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel.

Internationaal beleid

De betekenis van het internationale volksgezondheidsbeleid is, mede als gevolg van de COVID-19 pandemie, sterk toegenomen. Het ministerie van VWS vertegenwoordigt Nederland met betrekking tot de voor de Volksgezondheid, Welzijn en Sport relevante onderwerpen bij internationale organisaties zoals de Europese Unie (EU), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Verenigde Naties (VN), de G20, de Raad van Europa en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

Vanuit het ministerie van VWS dragen we hiermee bij aan de ambitie om de Nederlandse volksgezondheid via multilaterale samenwerking te versterken en onze burgers te beschermen. Dit doen we onder andere door samenwerking te organiseren met andere landen, al dan niet via de multilaterale instanties. De integrale samenwerking met andere departementen zoals Buitenlandse Zaken (BuZa), Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS), Economische Zaken en Klimaat (EZK), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Justitie en Veiligheid (JenV) staat hierbij centraal. Dit is onder andere terug te zien in de Mondiale Gezondheidsstrategie (2023-2030), waarbij wij tevens nauw samenwerken met relevante maatschappelijke partijen via de Global Health Hub. Ook zetten we ons in om het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse kennisinstellingen een podium te bieden op belangrijke buitenlandse markten (economische diplomatie).

Prioriteiten 2024

De effecten van de COVID-19 pandemie op de mondiale gezondheid hebben laten zien dat internationale samenwerking op het gebied van volksgezondheid cruciaal is en blijvend grote inzet behoeft. Nederland zal zich nog nadrukkelijker moeten verhouden tot de wereld om ons heen. Internationale samenwerking is onmisbaar om de nationale volksgezondheid te beschermen. We herzien en verdiepen hiertoe onze samenwerking binnen belangrijke internationale gremia zoals de EU, de WHO en de G20.

Een belangrijk thema blijft de pandemische paraatheid. Er wordt ingezet op samenwerking over de volle breedte van het internationale beleid, zodat het best kan worden bijgedragen aan de beleidsinzet rond pandemische paraatheid. Van belang hierbij zijn de verdiepte Europese samenwerking op dit gebied binnen de Europese gezondheidsunie inclusief de Health Emergency and Response Authority (HERA), alsook de mondiale inzet voor een pandemieverdrag, waarbij Nederland een prominente rol speelt met de functie van co-voorzitter van de onderhandelingen namens de Europese regio.

Maar ook op andere beleidsterreinen zien we het groeiende belang van internationale samenwerking, om van elkaar te leren en de volksgezondheid en zorg in Nederland beschikbaar en betaalbaar te houden. Internationale samenwerking draagt tevens bij aan het verbeteren van gezondheid in andere delen van de wereld en het verminderen van ongelijkheden, waar de wereld veiliger van wordt, inclusief Nederland.

Voorts wordt ingezet op verdere implementatie van de Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie, met als prioriteiten het versterken van de mondiale gezondheidsarchitectuur en nationale gezondheidssystemen; het verbeteren van internationale pandemische paraatheid en het minimaliseren van grensoverschrijdende gezondheidsdreigingen; en het adresseren van de impact van klimaatverandering op volksgezondheid en vice versa. Hiertoe wordt interdepartementaal samengewerkt, met name het ministerie van Buitenlandse Zaken, met de deelnemers van de Global Health Hub en met een brede groep internationale partners. Zo hebben wij een voortrekkersrol bij het proces om te komen tot een nieuwe resolutie (vast te stellen tijdens de komende World Health Assembly (WHA)) over klimaatverandering en gezondheid, waarmee onder andere ook een bijdrage wordt geleverd aan de implementatie van de Internationale Klimaatstrategie van de Rijksoverheid.

Met het zichtbaarder worden van onderlinge afhankelijkheid is meer erkenning gekomen voor het belang van investeren in mondiale gezondheid. Gezondheidsuitdagingen zijn in toenemende mate grensoverschrijdend, multidimensionaal en complex. Het aanpakken van deze samenhangende problemen vraagt om meer samenwerking op verschillende niveaus. Er wordt daarom steeds integraler gewerkt, met de VN Sustainable Development Goals (SDGs) als uitgangspunt. De SDGs gaan niet alleen over het verbeteren van menselijk welzijn, maar zijn tevens onze verzekering tegen toekomstige crises. De kabinetsbrede Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie reflecteert deze integrale, toekomstgerichte inzet, waarin (SDG-)doelen worden verbonden. Daarbij wordt eveneens samenhang gezocht met andere relevante strategieën van het kabinet, zoals de Multilateralismestrategie.

Ook bestaande prioriteiten zoals dementie, kankerbestrijding, digitalisering en antitabaksbeleid blijven belangrijke thema’s bij onze internationale inzet.

Om onze beleidsdoelen op het terrein van volksgezondheid en sport te realiseren, is een versterkte Europese (EU) samenwerking noodzakelijk. In 2024 zullen Europese verkiezingen resulteren in een nieuw mandaat voor het Europees Parlement en de Europese Commissie. Nederland en het ministerie van VWS zullen zich inzetten voor een weerbaar Europa in de context van veranderende geopolitieke omstandigheden. Om dit te bereiken neemt Nederland een proactieve en constructieve voortrekkersrol in de EU, waarbij wordt samengewerkt met andere lidstaten en internationale partners aan een weerbare Unie, met een interne markt die de gezondheidsbelangen van Europese burgers beschermt en een gezonde leefstijl bevordert. Hierbij staat de (gezondheids)veiligheid van Europese burgers voorop, inclusief de leveringszekerheid en betaalbaarheid van medische producten in onze op solidariteit gebaseerde gezondheidszorgsystemen. Dit past in de bredere Nederlandse inzet ten aanzien van de open strategische autonomie (OSA) van de EU. De Europese voorstellen voor herziening van de Europese geneesmiddelenwetgeving en een European Health Data Space zijn hiertoe belangrijke instrumenten.

Ook bilateraal zullen we onze samenwerking met partnerlanden in het belang van onze beleidsambities verder versterken. Binnen Europa vragen onder andere de relatie met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk de aandacht. In het Verenigd Koninkrijk zullen we intensief inzetten op het vormgeven van de nieuwe relatie na de Brexit op het brede VWS-terrein. Mondiaal zal worden ingezet op verdiepte samenwerking met o.a. landen als de VS, India, China, Indonesië en Brazilië. Dit vraagt om blijvende inzet op ons diplomatieke netwerk op het terrein van de volksgezondheid.

Een prominent instrument voor ons internationale beleid blijft het detacheren van medewerkers op onze diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland en bij de relevante internationale organisaties (waaronder WHO en EU). De personele en materiële uitgaven met betrekking tot internationale samenwerking staan vermeld op artikel 10 Apparaatsuitgaven.

Tabel 59 Budgettaire gevolgen artikel 9 Algemeen (bedragen x € 1.000)
  

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Art.

Verplichtingen

22.480

36.386

39.091

39.618

37.443

34.314

34.191

         
 

Uitgaven

28.029

39.979

39.646

39.618

37.443

34.314

34.191

         

9.10

Internationale samenwerking

8.377

13.879

13.562

13.643

11.583

8.456

8.333

 

Bijdrage aan agentschappen

1.180

1.175

0

0

0

0

0

 

Overige

1.180

1.175

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

7.197

12.704

13.562

13.643

11.583

8.456

8.333

 

World Health Organization en Mondiale Gezondheidsstrategie

2.688

4.397

5.368

5.368

3.868

3.868

3.868

 

EMA

4.006

4.073

3.780

3.861

3.731

3.604

3.481

 

Overige

503

4.234

4.414

4.414

3.984

984

984

9.20

Verzameluitkering

0

200

200

100

0

0

0

 

Bijdrage aan medeoverheden

0

200

200

100

0

0

0

 

Overige

0

200

200

100

0

0

0

9.30

Eigenaarsbijdrage

14.652

20.900

20.884

20.875

20.860

20.858

20.858

 

Bijdrage aan agentschappen

14.652

20.900

20.884

20.875

20.860

20.858

20.858

 

Eigenaarsbijdrage RIVM

14.652

20.900

20.884

20.875

20.860

20.858

20.858

9.40

Begrotingsreserve achterborg WFZ-garanties

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

 

Garanties

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

 

Overige

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

         
 

Ontvangsten

8.811

1.500

0

0

0

0

0

         
1. Internationale samenwerking

Bij internationale samenwerking gaat het erom door internationale contacten en gezamenlijke initiatieven, bij te dragen aan een veiliger, gezonder en welvarender Nederland in de wereld. De nadruk moet liggen op het zoeken naar oplossingen voor grensoverschrijdende problemen, waarbij er concrete meerwaarde moet zijn vanuit de missie van het ministerie van VWS. VWS ontplooit activiteiten om invulling te geven aan de internationale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport met een beperkt aantal landen. Tevens werkt VWS samen met multilaterale organisaties bij het vormgeven van onze internationale ambities binnen de gezondheidszorg.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

World Health Organization en Mondiale Gezondheidsstrategie

In 2024 wordt het meerjarig partnerschap-programma met de WHO voortgezet en vernieuwd. Nederland zet in op een sterkere rol van de WHO, ten einde bij te dragen aan een gezondere en eerlijkere wereld. Daarbij blijven de bekende onderwerpen (antimicrobiële resistentie (AMR), infectieziektenbestrijding, pandemische paraatheid, toegang tot geneesmiddelen en het terugdringen van niet besmettelijke ziekten) van groot belang. Het partnerschapprogramma vergroot de Nederlandse invloed binnen de WHO. Ook worden de contacten tussen de WHO en aan VWS gelieerde organisaties bevorderd. Hiervoor is jaarlijks een bedrag van in totaal € 3,9 miljoen beschikbaar

Daarnaast zijn er initiële middelen gereserveerd voor de implementatie van de in oktober 2022 gepubliceerde Nederlandse Mondiale Gezondheidsstrategie (2023-2030). Deze behelzen € 0,4 miljoen per jaar voor 2024 en 2025 ten behoeve van het Global Health Partnerships Programma, dat kennisuitwisseling en technische assistentie tussen de Nederlandse overheid en de overheden van partnerlanden financiert op VWS beleidsterreinen.

Binnen het kader van de Mondiale Gezondheidsstrategie wordt tevens bijgedragen aan de AMR Multi-Party Trustfund (MPTF). Antimicrobiële Resistentie (AMR) bestrijding is een van de prioriteiten van de Mondiale Gezondheidsstrategie. AMR is een ernstige bedreiging van de volksgezondheid wereldwijd en in Nederland. Er wordt jaarlijks € 1,5 miljoen in 2023 t/m 2025 beschikbaar gesteld om het AMR MPTF een extra financiële impuls te bieden. Hiermee wordt de ontwikkeling van nationale AMR-bestrijdingsplannen en het bieden van technische assistentie gesteund.

CEPI

De Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) houdt zich bezig met de ontwikkeling van pandemische vaccins, zoals voor COVID-19. Hiervoor wordt in de periode 2023-2026 jaarlijks € 3 miljoen beschikbaar gesteld.

EMA

De bijdrage van € 3,8 miljoen aan de European Medicines Agency (EMA) betreft de bijdrage aan de huurkosten en het gebruikersonderhoud van de EMA.

3. Eigenaarsbijdrage

Bijdrage aan agentschappen

Eigenaarsbijdrage RIVM

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een agentschap van het Ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de Ministeries van VWS, IenW, EZK, LNV, SZW, BZK en Defensie. Op dit artikel worden middelen voor het Strategisch Programma RIVM (SPR) en een aantal overige specifieke eigenaarsbij­dragen geraamd (€ 16,5 miljoen). Het SPR bestaat uit strategisch onderzoek en andere werkzaamheden die het RIVM uitvoert om de kennis en expertise te ontwikkelen die nodig zijn voor de continuïteit van het instituut. Het SPR 2023–2026 zal zich richten op wetenschappelijke vernieuwing binnen vijf categorieën wetenschappelijke methoden en technieken en acht inhoude­lijke onderwerpen.

Ingaande 2023 is aanvullend op bovenstaande middelen vanuit het ministerie van OCW een meerjarige overheveling gedaan van € 4,4 miljoen. Dit in verband met middelen vanuit het Wetenschapsfonds t.b.v. de RIVM-kennisbasis.

De Wet op het RIVM vormt de wettelijke basis voor het SPR. Deze wet bepaalt dat de directeur-generaal RIVM een strategisch onderzoekspro­ gramma opstelt. Hierin beschrijft hij welke inzichten het instituut moet verwerven om zijn taken adequaat te kunnen uitvoeren. Het programma is gericht op de continuïteit van het RIVM op de langere termijn, bedoeld om te kunnen anticiperen op nieuwe kennisvragen van de opdrachtgevers op de middellange en lange termijn en om de positie van het RIVM in het wetenschappelijk veld te handhaven en waar nodig te versterken. Met deze wettelijke bepaling laat de wetgever zien dat het RIVM professioneel zelfstandig is. In het licht van de betekenis van het SPR voor de toekomstige kennispositie van het RIVM is het budget hiervoor belegd bij de plaatsver­vangend secretaris-generaal van VWS, als eigenaar van het agentschap RIVM. Om deze reden worden deze middelen bekostigd vanuit dit niet- beleidsartikel. In de totale bijdrage is ook een bijdrage opgenomen ten behoeve van internationaal onderzoek.

4. Begrotingsreserve achterborg WFZ-garanties

Garanties

Overige

In 2021 heeft een evaluatieonderzoek van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) plaatsgevonden (Kamerstukken II 2021/2022, 35925 XVI, nr. 105). Het onderzoek laat zien dat de doelstellingen van het WFZ nog steeds actueel zijn: bevorderen van de continuïteit van financiering, beperken van de macrorentekosten en stimuleren van goed financieel management bij zorginstellingen. VWS ontvangt geen premie voor de achterborg. In het kader van de verdere beperking van de risico's is daarom besloten een begrotingsreserve aan te leggen voor eventuele schade in het kader van de achterborg. Gezien de afname van het garantievolume en de inbouw van risicomitigerende maatregelen, volstaat een jaarlijkse storting van € 5 miljoen.

Licence