Base description which applies to whole site

3.8 Beleidsartikel 11. Studiefinanciering

Tabel 21 Budgettaire gevolgen van beleid art. 11 (Eerste Suppletoire Begroting) (bedragen x € 1.000)
 

Ontwerp-begroting 2025 (1)

Mutaties via NvW, moties, amendementen en ISB (2)

Vastgestelde begroting 2025 (3) = (1) + (2)

Mutaties 1e suppletoire begroting (4)

Stand 1e suppletoire begroting (5) = (3) + (4)

Mutatie 2026

Mutatie 2027

Mutatie 2028

Mutatie 2029

Mutatie 2030

Verplichtingen

6.601.936

61.124

6.663.060

312.447

6.975.507

‒ 1.524.825

‒ 527.874

‒ 547.702

‒ 547.599

5.384.964

           

Uitgaven

6.601.936

61.124

6.663.060

312.447

6.975.507

‒ 1.524.825

‒ 527.874

‒ 547.702

‒ 547.599

5.384.964

           

Inkomensoverdracht

2.959.946

47.500

3.007.446

1.004.747

4.012.193

‒ 929.885

78.352

36.310

5.350

3.577.961

Basisbeurs gift (R)

421.644

68

421.712

61.016

482.728

‒ 1.278

2.856

3.492

‒ 3.885

1.277.440

Aanvullende beurs gift (R)

841.705

179

841.884

‒ 6.372

835.512

‒ 12.498

‒ 15.712

‒ 24.771

‒ 22.712

1.068.537

Reisvoorziening gift (R)

‒ 152.338

53

‒ 152.285

1.048.411

896.126

‒ 904.279

66.203

52.382

36.199

1.020.423

Studievoorschotvouchers (R)

755.317

0

755.317

‒ 87.561

667.756

9.449

2.422

5.513

0

0

Caribisch Nederland gift (R)

2.177

0

2.177

‒ 218

1.959

‒ 145

‒ 145

‒ 145

‒ 145

2.032

Tegemoetkoming (R)

895.444

0

895.444

27.516

922.960

‒ 21.754

23.952

‒ 9.890

‒ 4.902

24.200

Overige uitgaven (R)

195.997

47.200

243.197

‒ 38.045

205.152

620

‒ 1.224

9.729

795

185.329

Leningen

3.414.501

0

3.414.501

‒ 701.334

2.713.167

‒ 620.550

‒ 633.392

‒ 609.190

‒ 597.831

1.624.988

Basisbeurs prestatiebeurs (NR)

914.351

0

914.351

‒ 41.225

873.126

10.542

‒ 8.967

‒ 13.423

‒ 9.532

99.624

Aanvullende beurs Prestatiebeurs (NR)

312.425

0

312.425

‒ 20.453

291.972

‒ 6.244

‒ 5.935

4.011

4.153

67.632

Reisvoorziening (NR)

115.145

0

115.145

‒ 96.200

18.945

‒ 77.854

‒ 63.058

‒ 45.563

‒ 31.729

67.568

Caribisch Nederland prestatiebeurs (NR)

0

0

0

262

262

262

262

262

262

262

Rentedragende lening (NR)

1.850.561

0

1.850.561

‒ 527.304

1.323.257

‒ 536.500

‒ 550.439

‒ 554.487

‒ 563.730

1.195.904

Collegegeldkrediet (NR)

208.284

0

208.284

‒ 50.999

157.285

‒ 50.978

‒ 51.297

‒ 52.064

‒ 53.136

146.195

Levenlanglerenkrediet (NR)

22.961

0

22.961

‒ 4.352

18.609

‒ 4.353

‒ 4.354

‒ 4.355

‒ 4.354

18.609

Caribisch Nederland leningen (NR)

0

0

0

408

408

408

408

408

408

408

Overige uitgaven (NR)

‒ 9.226

0

‒ 9.226

38.529

29.303

44.167

49.988

56.021

59.827

28.786

Bijdrage aan agentschappen

227.489

13.624

241.113

9.034

250.147

25.610

27.166

25.178

44.882

182.015

Dienst Uitvoering Onderwijs

227.489

13.624

241.113

9.034

250.147

25.610

27.166

25.178

44.882

182.015

           

Ontvangsten

1.804.068

0

1.804.068

1.028.654

2.832.722

132.365

861.391

139.708

90.761

2.224.802

Ontvangen rente (R)

275.932

0

275.932

‒ 22.385

253.547

‒ 72.574

145.363

‒ 8.608

‒ 24.356

391.439

Ontvangsten Caribisch Nederland (R)

736

0

736

110

846

97

82

65

52

846

Overige ontvangsten (R)

19.996

0

19.996

5.505

25.501

3.011

2.955

2.909

2.869

21.654

Terugontvangen lening (NR)

1.507.373

0

1.507.373

1.045.366

2.552.739

201.773

712.933

145.284

112.138

1.810.774

Ontvangsten Caribisch Nederland (NR)

31

0

31

58

89

58

58

58

58

89

Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant

In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2025" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2025» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.

Toelichting

Algemene toelichting:

Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het uitgavenplafond. Uitgangspunt in de begrotingsregels is dat uitgaven die relevant zijn voor het EMU-saldo ook relevant zijn voor het uitgavenplafond. Zoals opgenomen in Ontwerpbegroting 2023 is de behandeling van prestatiebeurzen voor het EMU-saldo veranderd door gewijzigde inzichten van Eurostat en daarmee het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De relevante uitgaven in deze begroting worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift. In deze begroting van het Ministerie van OCW worden de prestatiebeursuitgaven als niet-relevant behandeld (zolang die nog niet zijn omgezet in een gift); in de weergave van het EMU-saldo worden zij wel als relevant weergegeven, middels een correctie op het EMU-saldo. Overige niet-relevante uitgaven zijn de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.

De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.

Uitgaven

In deze paragraaf wordt de ontwikkeling op de studiefinancieringsraming beschreven. De totale uitgaven op artikel 11 worden met € 312,4 miljoen naar boven bijgesteld. Het betreft een bijstelling van de inkomensoverdrachten naar boven van € 1.004,7 miljoen, een bijstelling omlaag van de leningen met € 701,3 miljoen en een bijstelling omhoog van het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met € 9,0 miljoen. De loon- en prijsbijstelling is volledig toegekend. Hieronder wordt per instrument toegelicht hoe de bijstellingen tot stand zijn gekomen.

Toelichting per instrument:

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten worden met € 1.004,7 miljoen verhoogd. Dit bestaat uit de volgende elementen:

  • de reisvoorziening wordt per saldo met € 1.048,4 miljoen verhoogd. Hier liggen de volgende verklaringen aan ten grondslag:

    • het budget kosten ov-contract is met € 955,5 miljoen verhoogd. Dit komt voornamelijk door een kasschuif van € 970,0 miljoen op het budget van de reisvoorziening voor de openbaarvervoersbedrijven van 2026 naar 2025. Deze kasschuif komt tot stand op verzoek van de vervoerders, en is gehonoreerd omdat deze inpasbaar is in het rijksbrede beeld. Daarnaast is het budget verlaagd vanwege lagere aantallen studenten vanaf 2025. Als laatste zit in deze bijstelling ook € 1,2 miljoen verwerkt aan vergoeding voor de ov-bedrijven voor de kwijtschelding van ov-boetes als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire;

    • de reisvoorziening direct gift is met € 9,4 miljoen omlaag bijgesteld. Dit is het gevolg van het lagere normbedrag voor de reisvoorziening en lagere aantallen;

    • de omzettingen van prestatiebeurs in gift zijn per saldo met € 16,0 miljoen omhoog bijgesteld op basis van realisatiegegevens;

    • de bijdrage studerenden aan ov is met € 86,4 miljoen naar boven bijgesteld. Dit betreft een tegenboeking waarmee voorkomen wordt dat de waarde van de ov-kaart dubbel geboekt wordt (enerzijds door toekenning aan de student, anderzijds door de betaling aan de ov-bedrijven). Doordat het een tegenboeking betreft, betekent deze positieve mutatie dus eigenlijk een lager bedrag aan toekenningen. Dit wordt veroorzaakt door de lagere prijs van het studentenreisproduct en de lagere aantallen studenten;

  • de uitgaven aan de basisbeurs worden per saldo met € 61,0 miljoen verhoogd;

    • dit betreft een bijstelling omhoog van € 63,8 miljoen op de omzettingen. Het grootste deel van de omzettingen vindt in januari plaats. Voor 2025 zijn deze uitgaven dus al bekend. Voornamelijk in het hoger beroepsonderwijs (hbo) zijn de omzettingen van de nieuwe basisbeurs hoger dan geraamd. Uit extra analyses blijkt dat een relatief groter deel van de studenten nominaal studeert dan in de raming rekening mee was gehouden;

    • daarnaast zijn de uitgaven aan basisbeurs die direct als gift uitgekeerd worden € 2,8 miljoen lager. Dit komt door lagere aantallen studenten in het bol in 2025;

  • de relevante uitgaven aan de aanvullende beurs worden per saldo met € 6,4 miljoen verlaagd;

    • de omzettingen zijn met € 15,1 miljoen omhoog bijgesteld. Zowel in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) als het hbo zijn de omzettingen hoger dan geraamd;

    • de uitgaven aan de aanvullende beurs die direct als gift worden uitgekeerd zijn omlaag bijgesteld met € 21,5 miljoen. Dit komt door een neerwaartse bijstelling van € 4,5 miljoen vanwege lagere aantallen studenten. De overige € 17,0 miljoen is voornamelijk veroorzaakt door lager dan eerder geraamde prijzen op het hoger onderwijs;

  • de bijstelling op de studievoorschotvouchers en de tegemoetkoming is als volgt;

    • de uitgaven op de studievoorschotvouchers worden met € 87,6 miljoen naar beneden bijgesteld. Om in aanmerking te komen voor de voucher moeten studenten een diploma behalen. Uit de huidige cijfers blijkt dat het slagingspercentage lager is dan waar in de raming rekening mee is gehouden;

  • de uitgaven op de tegemoetkoming worden met € 27,5 miljoen naar boven bijgesteld. Wanneer een student een wo-bachelor diploma behaald, wordt er direct een tegemoetkoming uitgekeerd. De huidige raming was gebaseerd op de aanname dat de student voor het bachelor diploma pas een tegemoetkoming kreeg na behalen van een masterdiploma. Hierdoor schuiven uitgaven op naar voren en is er een tegenvaller in 2025 van € 67,6 miljoen. Het totale budget verandert hiermee niet. Daarnaast is er een meevaller in 2025 van € 40,0 miljoen. Dit komt doordat de groep die geen studiefinanciering heeft aangevraagd en ook in aanmerking komt voor een tegemoetkoming kleiner is dan eerder geraamd;

  • de relevante overige uitgaven worden per saldo met € 38,0 miljoen verlaagd. Het budget voor het terugdraaien van alle besluiten naar aanleiding van de controles op de uitwonendenbeurs wordt vanwege een kasschuif naar latere jaren verlaagd voor € 37,8 miljoen. Bij het besluit hierover in november was voorzien dat de middelen hiervoor op dit moment in een passend kasritme moesten worden gezet. Daarnaast wordt het budget met € 18,5 miljoen verhoogd voor middelen ten behoeve van de kwijtschelding van studieschulden van toeslagengedupeerden. Als laatste worden de overige uitgaven per saldo met € 18,7 miljoen naar beneden bijgesteld, als gevolg van realisatiegegevens.

Leningen

De niet-relevante uitgaven worden per saldo met € 701,3 miljoen verlaagd. Dit bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de uitgaven op de post rentedragende lening (niet-relevant) zijn per saldo neerwaarts bijgesteld met € 527,3 miljoen;

    • steeds minder studenten lenen. Naast de herinvoering van de basisbeurs in het hbo en wo houdt ook de rente, die niet langer 0,0% is, hier waarschijnlijk mee verband. Daarnaast is er ook sprake van een daling in het gemiddeld geleende bedrag. Dit zorgt voor lagere uitgaven aan de rentedragende lening (neerwaartse bijstelling van € 477,0 miljoen). Door een administratieve wijziging wordt de tegenboeking op de kwijtscheldingen voortaan op deze post geboekt. Dit zorgt voor een bijstelling naar beneden van € 115,0 miljoen. Daarnaast is er een bijstelling als gevolg van lagere aantallen studenten (neerwaartse bijstelling van € 2,6 miljoen). Tot slot is er voor € 56,3 miljoen aan prijsbijstelling voor 2025 toegekend;

    • op deze de post vindt daarnaast de tegenboeking op de omzettingen naar lening plaats. Dit is een bijstelling naar boven van € 11,0 miljoen;

  • de niet-relevante uitgaven aan de basisbeurs worden met € 41,2 miljoen omlaag bijgesteld;

    • dit betreft allereerst de toekenningen prestatiebeurs. Deze worden omhoog bijgesteld met € 29,8 miljoen. Dit komt enerzijds door een neerwaartse bijstelling van € 15,7 miljoen vanwege minder uitwonende beurzen, lagere aantallen en een lagere fractie gebruikers. Anderzijds is er voor € 45,5 miljoen aan prijsbijstelling verwerkt;

    • de tegenboeking van de omzettingen van prestatiebeurs in gift zorgt voor een neerwaartse bijstelling van € 63,8 miljoen;

    • de tegenboeking voor de omzetting naar lening zorgt voor neerwaartse bijstelling van € 7,2 miljoen;

  • de niet-relevante uitgaven aan de aanvullende beurs zijn met € 20,5 miljoen naar beneden bijgesteld;

    • dit betreft een neerwaartse bijstelling van € 4,1 miljoen op de toekenningen prestatiebeurs. Dit komt enerzijds door een neerwaartse bijstelling van € 33,4 miljoen voornamelijk als gevolg van een lagere fractie gebruikers, lagere prijzen en lagere aantallen studenten. Anderzijds is er voor € 29,3 miljoen aan prijsbijstelling verwerkt;

    • daarnaast zijn de omzettingen van prestatiebeurs naar gift, die hiertegen geboekt worden, met € 15,1 miljoen omlaag bijgesteld;

    • de tegenboeking voor de omzettingen naar lening zorgt voor een neerwaartse bijstelling van € 1,2 miljoen;

  • de niet-relevante uitgaven ov worden met € 96,2 miljoen naar beneden bijgesteld;

    • dit betreft voornamelijk lagere toekenningen prestatiebeurs van € 77,6 miljoen als gevolg van de lagere prijs van het ov;

    • de omzettingen naar gift zijn € 16,0 miljoen lager op deze post;

    • als laatste zijn de omzettingen naar lening € 2,6 miljoen lager dan geraamd;

  • de uitgaven aan het collegegeldkrediet zijn verlaagd met € 51,0 miljoen. Dit komt, evenals bij de rentedragende lening, grotendeels door de daling in het percentage studenten dat naar verwachting gebruik gaat maken van het krediet (neerwaartse bijstelling van € 57,9 miljoen). Daarnaast is er een kleine bijstelling door hogere aantallen (€ 0,2 miljoen). Tevens is voor € 6,7 miljoen aan prijscompensatie voor 2025 toegekend;

  • het budget voor het levenlanglerenkrediet wordt met € 4,4 miljoen naar beneden bijgesteld op basis van realisatiegegevens. Er wordt minder gebruik gemaakt van het krediet dan verwacht (neerwaartse bijstelling van € 5,1 miljoen). Daarnaast is er voor € 0,7 miljoen aan prijscompensatie voor 2025 toegekend;

  • de niet-relevante overige uitgaven zijn met € 39,1 miljoen omhoog bijgesteld op basis van realisatiegegevens.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) wordt per saldo met € 9,0 miljoen verhoogd. De bijstelling wordt voor € 10,0 miljoen veroorzaakt door de doorverdeling van de prijsbijstelling tranche 2025. Daarnaast wordt het budget in 2025 met € 9,5 miljoen verlaagd voor de uitvoeringskosten voor de opvolging van de Controle Uitwonenden Beurs. Dit is een kasschuif, waardoor middelen worden ingezet voor latere jaren. Als laatste is er een bijstelling van € 8,6 miljoen voor extra middelen voor Life Cycle Management, bedoeld om het ICT-landschap van DUO up-to-date te brengen en te houden.

Ontvangsten

De ontvangsten worden met € 1.028,7 miljoen verhoogd. Dit wordt veroorzaakt door een daling van de relevante ontvangsten van € 16,9 miljoen en een stijging van de niet-relevante ontvangsten met € 1.045,4 miljoen:

  • de relevante ontvangsten worden omlaag bijgesteld met € 16,9 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door:

    • renteontvangsten: deze post is met € 22,4 miljoen verlaagd in 2025. Op basis van realisatiecijfers blijkt dat de renteontvangsten langzamer groeien dan gedacht;

    • overige ontvangsten: deze post is met € 5,5 miljoen verhoogd op basis van realisatiegegevens;

    • ontvangsten Caribisch Nederland: deze post is met € 0,1 miljoen verhoogd op basis van realisatiegegevens;

  • de niet-relevante ontvangsten worden grotendeels gevormd door de terugontvangen lening en worden omhoog bijgesteld met € 1.045,4 miljoen op basis van realisatiegegevens. Aan deze grote bijstelling liggen twee verklaringen ten grondslag. Allereerst heeft (de toekenning van) de tegemoetkoming voor de leenstelselstudenten gevolgen voor de niet-relevante ontvangsten. Studenten zonder studieschuld krijgen de tegemoetkoming uitbetaald. Voor leenstelselstudenten met een studieschuld wordt de tegemoetkoming in mindering gebracht op de openstaande studieschulden. Deze verlaging van de studieschulden wordt op dit begrotingsartikel zichtbaar als een niet-relevante ontvangst. Ten tweede is de grote bijstelling het gevolg van hoger dan verwachte extra ontvangsten. Veel studenten besluiten extra af te lossen bovenop hun termijnbedrag. Vermoedelijk komt dit omdat de rente de laatste jaren hoger is dan 0,0%;

  • er is een kleine bijstelling op ontvangsten Caribisch Nederland van € 0,1 miljoen.

Licence