Base description which applies to whole site

2.1 Overzicht belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties

In onderstaande tabel worden de belangrijkste suppletoire mutaties ten opzichte van de vastgestelde stand begroting 2025 voor de jaren 2025 tot en met 2030 weergegeven.

Tabel 1 Belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties 2025 (Eerste Suppletoire Begroting) (bedragen x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand vastgestelde begroting 2025

57.761.491

56.363.942

57.477.384

55.503.288

55.198.359

613.157

       

1. Saldo loon- en prijsbijstelling toebedeeld

2.226.344

2.190.818

2.230.590

2.159.627

2.178.425

2.140.310

- Ontvangen loon- en prijsbijstelling 2025

2.264.219

2.210.033

2.221.866

2.174.285

2.161.007

2.149.415

- Kasschuif prijsbijstelling

‒ 35.340

‒ 4.783

17.816

6.748

7.072

8.487

- Toegevoegde prijsbijstelling uit eindejaarsmarge en extensiveringen

71.780

37.277

42.556

38.006

34.859

38.027

- Ingezette loon- en prijsbijstelling voor tegenvallers/intensiveringen

‒ 69.700

‒ 47.177

‒ 47.114

‒ 55.143

‒ 20.790

‒ 51.609

- Ingehouden loonbijstelling externe inhuur tranche 2025

‒ 4.615

‒ 4.532

‒ 4.534

‒ 4.269

‒ 3.723

‒ 4.010

2. Opheffen onderwijskansenregeling

0

0

‒ 90.000

‒ 177.000

‒ 177.000

‒ 177.000

3. Saldo mee- en tegenvallers

10.507

‒ 1.110

13.091

34.122

31.742

88.576

- Referentieraming

4.725

16.172

35.218

59.141

83.138

125.157

- Studiefinancieringsraming

53.794

‒ 28.778

‒ 35.793

‒ 32.000

‒ 54.069

‒ 36.435

- Nieuwkomers

15.034

9.432

11.750

4.835

527

‒ 2.292

- School en omgeving

‒ 53.940

0

0

0

0

0

- Overig saldo

‒ 9.106

2.064

1.916

2.146

2.146

2.146

4. Saldo in- en extensiveringen

‒ 83.558

23.541

‒ 12.953

‒ 13.562

‒ 35.424

‒ 73.185

- Reisproduct Buitenland Studerenden

0

2.800

5.600

9.800

9.800

12.600

- Network and Information Security (NIS2)

6.310

8.345

8.107

8.107

7.607

7.607

- Masterplan basisvaardigheden mbo

11.200

24.000

12.000

0

0

0

- Apparaatstaakstelling alternatieve invulling

22.302

38.202

38.202

38.397

38.591

38.752

- DUO

9.850

24.955

31.455

32.655

32.255

35.955

- Overige intensiveringen

24.536

18.349

25.150

37.244

43.622

48.769

- Saldo extensiveringen (nader toegelicht tabel 5)

‒ 157.756

‒ 93.110

‒ 133.467

‒ 139.765

‒ 167.299

‒ 216.868

5. Opvraag Aanvullende post

445

13.716

4.837

10.781

18.029

27.138

- Nationaal versterkingsplan microchip-talent

39

157

4.837

10.781

18.029

27.138

- Compensatie uitwonenden beurs

406

13.559

0

0

0

0

6. Eindejaarsmarge

196.000

0

0

0

0

0

7. Nationaal Groeifonds

120.080

40.403

21.307

11.964

‒ 1.399

7.352

- Eindejaarsmarge Nationaal Groeifonds

156.807

0

0

0

0

0

- Overheveling middelen LLO collectief

14.300

14.300

14.300

0

0

0

- Kasschuiven Nationaal groeifonds

‒ 51.027

26.103

7.007

11.964

‒ 1.399

7.352

8. Kasschuiven

765.686

‒ 979.796

102.340

81.354

33.805

‒ 3.389

9. Niet kaderrelevante uitgaven

‒ 701.327

‒ 620.543

‒ 633.385

‒ 609.183

‒ 597.824

‒ 624.243

- Studiefinancieringsraming

‒ 840.456

‒ 759.016

‒ 770.714

‒ 746.351

‒ 735.311

‒ 761.550

- Prijsbijstelling

139.129

138.473

137.329

137.168

137.487

137.307

10. Extrapolatie

0

0

0

0

0

54.328.068

11. Desalderingen

3.844

0

0

0

0

0

12. Overboekingen met andere departementen

23.463

‒ 94.724

‒ 119.622

‒ 123.121

1.334

1.391

       

Stand Eerste Suppletoire Begroting 2025

60.322.975

56.936.247

58.993.589

56.878.270

56.650.047

56.328.175

Toelichting belangrijkste uitgavenmutaties

1. Saldo loon- en prijsbijstelling toebedeeld

Het kabinet keert loon- en prijsontwikkeling (lpo) uit over de departementale begrotingen, ter compensatie van stijgende lonen en prijzen. Het beschikbare budget voor loonbijstelling op de OCW-begroting is € 1.973,8 miljoen structureel. Op de loonbijstelling tranche 2025 voor externe inhuur op het apparaat is € 4,0 miljoen structureel gekort. Deze korting is geboekt op artikel 91 nog onverdeeld en dient in de Suppletoire Begroting September 2025 en de Ontwerpbegroting 2026 doorverdeeld te worden. Van de prijsbijstelling tranche 2025 wordt 50% niet uitgekeerd om rijksbrede problematiek te dekken. Het beschikbare budget voor prijsbijstelling op de OCW-begroting is daardoor geen € 343,2 miljoen maar € 171,6 miljoen structureel.

De korting van de prijsbijstelling leidt tot aanpassing van de begroting die per artikel verschilt, omdat er bij de doorverdeling hiervan rekening is gehouden met een aantal specifieke omstandigheden. Allereerst is OCW wettelijk verplicht tot het uitkeren van prijsbijstelling op de bekostiging van het primair onderwijs, de studiefinanciering en de mediabekostiging. Na uitkering van het wettelijk verplichte deel van de prijsbijstelling resteert er een beperkt bedrag voor de rest van de begroting. Dit bedrag wordt op verschillende manieren ingezet. Bijvoorbeeld ter dekking van resterende problematiek op de OCW-begroting (samen met inzet uit de loonbijstelling bedraagt deze dekking € 69,7 miljoen in 2025 en structureel € 51,6 miljoen). Ook is op enkele specifieke budgetten alsnog een compensatie voor prijsontwikkeling toegekend.

Zo wordt er omgebogen binnen artikelen 1, 3 en 9 om net als in het primair onderwijs de prijsbijstelling op de bekostiging in het voortgezet onderwijs volledig uit te keren. Op artikel 6 en 7 is geen loonbijstelling uitgekeerd over de budgetten die zijn verhoogd door het amendement Bontenbal. Om dit te compenseren wordt op artikel 6 en 7 de prijsbijstelling deels ingezet ter dekking van de niet ontvangen loonbijstelling. Zie verder de artikelsgewijze toelichting. Hoe dit zich uiteindelijk vertaalt naar actoren en/of instellingen, wordt de komende periode duidelijk, o.a. via de beschikkingen. Bovenstaande betekent dat voor meerdere artikelen geen of onvolledige prijsbijstelling wordt uitgekeerd.

In tabel 2 is de verdeling van de lpo over de artikelen op de OCW-begroting te zien.

Tabel 2 Toebedeelde relevante loon- en prijsontwikkeling tranche 2025 (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

Primair onderwijs

807.864

765.611

774.298

761.494

777.709

757.624

3

Voortgezet onderwijs

557.986

516.773

523.095

517.353

527.025

514.441

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

247.373

242.071

243.296

244.636

236.262

234.424

6

Hoger beroepsonderwijs

170.069

174.413

163.978

155.047

161.185

160.392

7

Wetenschappelijk onderwijs

262.195

266.454

263.583

261.933

260.305

261.354

8

Internationaal beleid

481

542

448

480

474

448

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

441

14.041

14.797

14.807

15.299

14.865

11

Studiefinanciering

10.038

57.701

100.003

57.001

53.571

54.828

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

146

2.370

2.383

2.417

2.431

2.429

13

Lesgelden

825

865

860

865

864

864

14

Cultuur

50.933

41.227

39.852

40.173

39.628

38.454

15

Media

35.719

35.466

32.244

32.375

32.827

33.580

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

66.551

58.634

58.380

58.276

57.896

53.983

25

Emancipatie

817

820

843

752

752

740

91

Nog onverdeeld

‒ 4.615

‒ 4.532

‒ 4.534

‒ 3.807

‒ 3.261

‒ 3.548

95

Apparaat Kerndepartement

19.521

18.362

17.064

15.825

15.458

15.432

 

Totaal

2.226.344

2.190.818

2.230.590

2.159.627

2.178.425

2.140.310

2. Opheffen onderwijskansenregeling

Vanaf begrotingsjaar 2027 wordt er gekort op de onderwijskansenregeling voortgezet onderwijs. Met deze regeling krijgt een school meer budget op basis van de achterstandsscore op schoolvestigingsniveau van het CBS. Dit betreft 68% van de scholen. Dit budget wordt bijvoorbeeld ingezet voor extra onderwijspersoneel in de klas voor leerlingen uit de doelgroep door middel van onderwijsassistenten of coaches, extra onderwijstijd, huiswerkbegeleiding aan te bieden of ouderbetrokkenheid te stimuleren. De korting bedraagt € 90,0 miljoen in 2027 en vanaf 2028 structureel € 177,0 miljoen.

3. Saldo mee- en tegenvallers

Er vindt per saldo een tegenvaller plaats van € 10,5 miljoen in 2025 oplopend naar structureel € 88,6 miljoen. Hieronder de belangrijkste oorzaken:

  • in het hoger beroepsonderwijs (hbo) is er een structurele tegenvaller van € 96,7 miljoen omdat de verwachte studentenaantallen in het hbo hoger zijn dan in de vorige raming;

  • in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is er een structurele tegenvaller van € 86,7 miljoen vanwege een hoger aandeel studenten dat kiest voor de beroepsopleidende leerweg (bol), welke hogere kosten heeft dan de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) vanwege meer contacturen;

  • in het wetenschappelijk onderwijs (wo) zijn de verwachte studentenaantallen lager ten opzichte van de vorige referentieraming waardoor er een meevaller is van € 40,2 miljoen structureel;

  • daarnaast is het aantal internationale (EER-)studenten gedaald. In de referentieraming 2025 is het aantal niet Nederlandse EER-studenten lager dan in de referentieraming 2024. Het budget voor het hbo en wo is vanaf 2026 verlaagd ten behoeve van de bezuiniging uit het hoofdlijnenakkoord ter vermindering van het aantal internationale studenten in de Ontwerpbegroting 2025. De daling van het aantal niet-Nederlandse EER-studenten die volgt uit de referentieraming 2025 is verrekend met de reeds ingeboekte bezuiniging vanaf 2026. Na deze verrekening resteert nog een bezuiniging van € 6,0 miljoen in 2026 oplopend tot € 68,3 miljoen in 2029, daarna aflopend naar € 5,8 miljoen structureel. Zie onderstaande tabel 3. De meerjarige verdeling van de bezuiniging over het hbo en wo wordt budgettair verwerkt in de Ontwerpbegroting 2026. Omdat er in 2026 nog een bezuiniging van € 6,0 miljoen resulteert, leidt dit tot een beperkte verlaging van de onderwijsuitgaven per student voor 2026. De resterende bezuiniging vanaf 2027 kan nog verder worden ingevuld als bij de volgende referentieraming een verdere daling van het aantal niet-Nederlandse EER-studenten blijkt. Zoals eerder is toegezegd beziet de minister van OCW mogelijke bestuurlijke afspraken met instellingen over de resterende taakstelling;

Tabel 3 HLA 41. Taakstelling internationale studenten (extracomptabel)(Bedragen x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

struc

Stand taakstelling voorafgaand aan VJN (incl. amendement Bontenbal c.s.)

0

17.000

68.000

121.000

158.000

156.000

168.000

Gerealiseerde verlaging EER-studenten (hbo + wo) RR 2025

0

‒ 11.013

‒ 31.387

‒ 57.936

‒ 89.748

‒ 124.850

‒ 162.199

Resterende taakstelling na VJN 2025

0

5.987

36.613

63.064

68.252

31.150

5.801

  • in het voortgezet onderwijs is er een meevaller van € 29,7 miljoen structureel doordat er minder leerlingen worden verwacht ten opzichte van de vorige raming;

  • in het primair onderwijs is er een kleine tegenvaller van € 11,7 miljoen doordat er meer leerlingen worden verwacht ten opzichte van de vorige raming. In tabel 4 is de leerlingen- en studentenraming uitgesplitst per sector;

Tabel 4 Leerlingen- en studentenontwikkeling (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

Primair onderwijs

12.460

‒ 4.975

‒ 4.215

‒ 3.834

‒ 3.046

11.681

3

Voortgezet onderwijs

‒ 8.656

‒ 12.161

‒ 27.299

‒ 34.303

‒ 32.738

‒ 29.709

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

921

‒ 16.374

5.848

31.043

55.380

86.706

6

Hoger beroepsonderwijs1

0

64.793

85.147

96.482

99.374

96.717

7

Wetenschappelijk onderwijs1

0

‒ 15.111

‒ 24.263

‒ 30.247

‒ 35.832

‒ 40.238

 

Totaal

4.725

16.172

35.218

59.141

83.138

125.157

1

Dit betreft alleen Nederlandse studenten.

  • in 2025 volgt uit de studiefinancieringsraming (sf-raming) een tegenvaller van € 53,8 miljoen die twee hoofdoorzaken heeft. Ten eerste studeren hbo-studenten relatief sneller af dan eerder is geraamd waardoor de omzetting van prestatiebeurs naar gift voor de nieuwe basisbeurs eerder plaatsvindt. Ten tweede wordt er, wanneer een student een wo-bachelordiploma behaalt, direct een tegemoetkoming voor het leenstelsel uitgekeerd. De huidige raming was gebaseerd op de aanname dat de student voor het bachelordiploma pas een tegemoetkoming kreeg na het behalen van een masterdiploma. Hierdoor schuiven uitgaven op naar voren en is er een tegenvaller in 2025. Structureel is er een per saldo meevaller van € 36,4 miljoen die onder andere wordt veroorzaakt door een lager aandeel gebruikers in het hbo en wo, een minder hoge gemiddelde aanvullende beurs dan eerder geraamd en een lagere prijs voor de ov-studentenkaart. In deze cijfers zit ook een meevaller verwerkt van € 40,0 miljoen in 2025 aflopend tot € 0,2 miljoen in 2032 op de tegemoetkoming leenstelsel. Uit nieuwe cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) blijkt dat de groep die geen studiefinanciering heeft aangevraagd en in aanmerking komt voor een tegemoetkoming kleiner is dan geraamd;

  • er vindt per saldo een tegenvaller van € 15,0 miljoen plaats op de bekostiging van de nieuwkomers. Structureel is er een kleine meevaller op het nieuwkomersonderwijs van € 2,3 miljoen omdat het verwachte aantal nieuwkomers afneemt;

  • de subsidieregeling School en Omgeving laat een meevaller zien van € 53,9 miljoen in 2025, doordat de aanvragen in de eerste ronde lager waren dan verwacht;

  • in het overig saldo vinden kleine mee- en tegenvallers verdeeld over de OCW-begroting plaats.

4. Saldo in- en extensiveringen

Binnen de OCW-begroting worden een aantal beleidsmatige intensiveringen gedaan, maar ook extensiveringen om de tegenvallers en de intensiveringen te dekken. Hieronder worden enkele grotere in- en extensiveringen nader toegelicht:

Intensiveringen

  • uit een juridische analyse van de Landsadvocaat is gebleken dat er met het afschaffen van het Reisproduct Buitenland Studerenden (RBS) uit het hoofdlijnenakkoord (ov-vergoeding voor studenten in het buitenland) een aanmerkelijk juridisch risico bestaat dat dit in strijd is met het EU-recht. Het Ministerie van OCW heeft daarom besloten de maatregel niet af te schaffen. Als alternatieve dekking wordt voor  € 2,8 miljoen in 2026 oplopend tot € 21,0 miljoen structureel geëxtensiveerd op de bekostiging van het mbo en landelijke kwaliteitsmiddelen voor hbo en wo. Een resterend besparingsverlies van € 9,0 miljoen op de RBS-maatregel is verwerkt in de studiefinancieringsraming;

  • er wordt structureel € 7,6 miljoen beschikbaar gesteld om te kunnen voldoen aan de tweede versie van de Europese Network and Information Security (NIS2) richtlijn. Met deze middelen worden bij het Ministerie van OCW (departement inclusief agentschappen) de noodzakelijke maatregelen genomen om aan de NIS2 richtlijn te voldoen en wordt voor het hoger onderwijs een toezichtshouder en Computer Security Incident Response Teams (CSIRT) ingericht;

  • naast het Masterplan basisvaardigheden in het funderend onderwijs, wordt in het mbo cumulatief € 47,2 miljoen beschikbaar gesteld in de studiejaren 2025/2026 en 2026/2027. Dit voor het verbeteren van de basisvaardigheden door middel van intensiever onderwijs en meer begeleiding. Voor deze intensivering ontvangt uw Kamer de onderbouwing conform de werkwijze Beleidskeuzes uitgelegd (CW3.1) met de volgende voortgangsbrief aanpak basisvaardigheden mbo;

  • met de korting van 22% op de apparaatsuitgaven uit het hoofdlijnenakkoord en het amendement van het lid Bontenbal c.s. (Kamerstukken II 2024/25, 36600 VIII, nr. 141) is in totaal € 108,5 miljoen structureel bezuinigd op het Ministerie van OCW. Deze bezuiniging is voor € 70,3 miljoen gerealiseerd op artikel 95 (Apparaat) en via een efficiency taakstelling gerealiseerd op zelfstandige bestuursorganen (zbo's) en agentschappen van OCW. De overige € 38,2 miljoen wordt ingevuld door alternatieve dekking. Deze alternatieve dekking komt bijvoorbeeld van niet uitgekeerde prijsbijstelling of korting op de lumpsum van de onderwijssectoren;

  • bij DUO worden met extra middelen ICT-achterstanden weggewerkt (€ 10,9 miljoen structureel), wordt aan nieuwe rijksbrede wet- en regelgeving voldaan (€ 6,5 miljoen structureel) en worden gestegen kosten op het apparaat gecompenseerd (€ 1,4 miljoen structureel);

  • overige intensiveringen zijn onder andere € 11,9 miljoen in 2030 (structureel € 2,0 miljoen) voor continue screening van verklaringen omtrent gedrag (VOG’s) in het funderend onderwijs, € 6,5 miljoen voor de functiemix Randstadregio’s en € 4,0 miljoen ten behoeve van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid.

Extensiveringen

Tabel 5 geeft een uitsplitsing van de extensiveringen op de begroting van het Ministerie van OCW:

Tabel 5 Extensiveringen op de OCW-begroting exclusief ingeleverde loon- en prijsbijstelling (bedragen x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Bekostiging po

0

0

‒ 5.627

‒ 13.105

‒ 34.521

‒ 37.095

- waarvan basisvaardigheden

0

0

‒ 5.627

‒ 13.105

‒ 22.942

‒ 29.342

Bekostiging vo

0

0

‒ 3.598

‒ 8.378

‒ 23.940

‒ 26.513

- waarvan basisvaardigheden

0

0

‒ 3.598

‒ 8.378

‒ 14.668

‒ 18.760

Bekostiging mbo

‒ 6.000

‒ 14.543

‒ 17.280

‒ 14.815

‒ 14.297

‒ 21.461

Bekostiging hbo

‒ 1.531

‒ 8.642

‒ 11.120

‒ 14.640

‒ 13.960

‒ 19.538

Bekostiging wo

‒ 766

‒ 15.121

‒ 22.311

‒ 26.697

‒ 27.835

‒ 39.286

Cultuur en media

1.373

‒ 798

‒ 1.629

‒ 3.366

‒ 2.341

‒ 3.719

Overig

‒ 150.832

‒ 54.006

‒ 71.902

‒ 58.764

‒ 50.405

‒ 69.256

       

Totaal extensiveringen

‒ 157.756

‒ 93.110

‒ 133.467

‒ 139.765

‒ 167.299

‒ 216.868

  • van de prijsbijstelling tranche 2025 wordt 50% niet uitgekeerd vanwege de dekking van rijksbrede problematiek. Vanuit de resterende loon- en prijsbijstelling is op diverse artikelen een deel ingehouden ter dekking van problematiek op de OCW-begroting.

  • binnen de diverse sectoren wordt omgebogen op de bekostiging. Binnen het primair en voortgezet onderwijs (po en vo) wordt een deel van de middelen die bedoeld zijn voor de gerichte bekostiging basisvaardigheden niet uitgekeerd door OCW. Het bedrag dat niet wordt uitgekeerd is de loon- en prijsbijstelling op het originele bedrag en loopt op tot structureel € 48,1 miljoen vanaf 2030. Het in 2024 gecommuniceerde nominale bedrag van minimaal € 182,- per leerling dat scholen ontvangen blijft gelijk, evenals de doelgroep van scholen die aanspraak kan maken op de middelen. Ook in het mbo, hbo en wo wordt omgebogen op de bekostiging om de OCW-brede problematiek te dekken. Binnen cultuur en media wordt er onder andere € 2,6 miljoen structureel geëxtensiveerd op onderzoeksjournalistiek ten behoeve van het OCW brede beeld. Een nadere toelichting is te vinden in de artikelsgewijze toelichting;

  • in het overige saldo zit in 2025 een deel van de eindejaarsmarge, waaruit middelen zijn ingezet ter dekking van de intensiveringen en problemen in 2025. Zie de beschrijving bij punt 6 over de eindejaarsmarge. Vanaf 2030 buigt het Ministerie van OCW € 20,0 miljoen om op het budget van de regeling praktijkleren ten behoeve van OCW-brede problematiek.

5. Opvraag aanvullende post

Nationaal versterkingsplan van microchip-talent

In het kader van het Nationaal versterkingsplan van microchip-talent wordt € 27,4 miljoen per 2030 en structureel € 43,1 miljoen overgeheveld naar de OCW-begroting, met name voor de bekostiging en studiefinanciering van de extra (EER-)studenten die met dit plan geworven worden.

Controleproces uitwonendenbeurs

Eerder is € 60,8 miljoen per Nota van Wijziging aan de OCW-begroting toegevoegd voor het herzien van financiële maatregelen bij de uitwonendenbeurs, die tussen 2012 en 2023 door DUO zijn genomen. Dit voorjaar wordt nog eens € 14,0 miljoen aan additionele middelen overgeheveld voor het uitbetalen van hieraan gekoppelde wettelijke rente.

6. Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels wordt maximaal 1% van het gecorrigeerde begrotingstotaal als eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting voor 2025. De totaal beschikbare eindejaarsmarge in 2025 komt daarmee voor het Ministerie van OCW uit op € 501,2 miljoen. Deze Voorjaarsnota is conform besluit bij Miljoenennota 2025 een deel van de maximale 1% eindejaarsmarge op regulier budget ingehouden ter dekking van hogere uitgaven voor de Hersteloperatie Toeslagen. Het OCW-aandeel betreft € 305,2 miljoen. Per saldo is dus € 196,0 miljoen overgeheveld naar de OCW-begroting. Hiervan wordt € 12,3 miljoen ingezet voor openstaande verplichtingen die eerder gemeld waren bij Tweede Suppletoire Begroting 2024 (Kamerstukken II 2024/25, 36625 VIII, nr.1) en in de brief ‘Beleidsmatige mutaties na Tweede Suppletoire Begroting 2024' (Kamerstukken II 2024/25, 36600 VIII, nr. 149). Dit budget is niet volledig tot besteding gekomen in 2024 en is nodig voor uitbetalingen in 2025 en verder. Daarnaast wordt € 61,7 miljoen gebruikt om de taakstelling op de prijsbijstelling in 2025 in te vullen. Tot slot wordt er € 122,0 miljoen gebruikt voor overige OCW-brede problematiek en enkele intensiveringen in 2025. Waarvan het grootste deel wordt gebruikt om de tegenvallers op de referentieraming en sf-raming te dekken van in totaal € 67,6 miljoen voor het jaar 2025. Enkele voorbeelden van intensiveringen in 2025 uit de eindejaarsmarge zijn:

  • bijdrage van het Ministerie van OCW aan het besparingsverlies op de Banenafspraak van het Ministerie van SZW (€ 9,6 miljoen);

  • impuls in de maatschappelijke weerbaarheid van kennisinstellingen (€ 16,7 miljoen);

  • aanvulling van het Museaal Aankoopfonds (MAF) naar aanleiding van uitbetalingen aan het Drents Museum (€ 5,7 miljoen).

7. Nationaal Groeifonds

In tabel 6 staan de middelen voor het Nationaal Groeifonds (NGF) uiteengezet. Hierin zijn de volgende zaken verwerkt:

  • de opboekingen van bedragen die in 2024 niet tot betaling zijn gekomen, maar worden doorgeschoven naar 2025 al dan niet met een openstaande verplichting erachter. Deze openstaande verplichtingen zijn reeds bij de Tweede Suppletoire Begroting 2024 (Kamerstukken II 2024/25, 36625 VIII, nr.1) en in de brief ‘Beleidsmatige mutaties na Tweede Suppletoire Begroting 2024' (Kamerstukken II 2024/25, 36600 VIII, nr. 149) gemeld aan de Tweede en Eerste Kamer;

  • voor het NGF-project Leven Lang Ontwikkelen Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden is er een bedrag van € 42,9 miljoen toegekend na goedkeuring van de NGF-commissie en de beide fondsbeheerders;

  • meerdere kasschuiven waarbij middelen naar achteren worden geschoven op NGF-projecten, van totaal € 51,0 miljoen.

Tabel 6 Nationaal Groeifonds (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1, 3, 95

Open leermateriaal

4.692

0

    

1, 3, 95

Ontwikkelkracht

6.330

3.000

9.000

   

3, 95

Digitaal onderwijs goed geregeld

2.894

     

4

Leeroverzicht en Skills

480

1.500

    

4

LLO Collectief

649

19.400

18.900

4.100

  

3

Innovatieprogramma onderwijshuisvesting

2.752

10.000

    

6

Nationale LLO Katalysator

75.820

     

6

Digitaliseringsimpuls onderwijs NL

31.678

     

16

Biotech booster

447

‒ 1.234

663

1.230

  

16

Einsteintelescope

198

     

16

Big chemistry

‒ 6.643

444

2.893

2.143

‒ 4.380

6.916

3

Techkwadraat

4.474

     

14

CIIIC

9.548

‒ 207

‒ 17.649

4.491

2.981

436

6

NAPL

‒ 14.985

7.500

7.500

   

95

NGF apparaatskosten

1.746

     
 

Totaal

120.080

40.403

21.307

11.964

‒ 1.399

7.352

8. Kasschuiven

Op de begroting worden diverse meerjarige kasschuiven doorgevoerd om de budgetten in overeenstemming te brengen met het verwachte bestedingsritme. De grootste kasschuif betreft een schuif van € 970,0 miljoen op het budget van de reisvoorziening van de vervoersbedrijven. Hiermee wordt de betaling aan de vervoersbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar gedaan (in dit geval in 2025 in plaats van in 2026), zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven. Dit jaar is het verzoek voor de kasschuif initieel door de vervoersbedrijven zelf ingediend. Tegelijkertijd is deze kasschuif ook dit jaar behulpzaam bij het optimaliseren van het kasritme van het Rijk.

9. Niet-kaderrelevante mutaties

De niet-kaderrelevante (NR) mutaties hebben betrekking op de studiefinanciering. Het betreft hier de tranche 2025 van de niet-kaderrelevante prijsbijstelling van € 139,1 miljoen in 2025 en € 137,3 miljoen structureel. Daarnaast is er een meevaller op de niet-kaderrelevante sf-raming van € 840,5 miljoen in 2025, aflopend naar € 761,6 miljoen structureel. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat voor alle niveaus het percentage van de studenten dat gebruik maakt van leningen is gedaald. Ook is er bij hbo en wo sinds 2023 een flinke daling in het gemiddelde leenbedrag. Daarbij daalt het aandeel gebruikers van de basisbeurs en de hoogte van de aanvullende beurs.

10. Extrapolatie

Dit betreft de extrapolatie van budgetten naar het jaar 2030, hiermee wordt € 54,3 miljard toegevoegd aan de begrotingshorizon van 2030.

11. Desalderingen

Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de dotatie aan de Algemene Mediareserve van € 7,3 miljoen. Hiermee wordt aansluiting gevonden op de geactualiseerde Ster-raming.

12. Overboekingen met andere departementen

Dit saldo bestaat uit overboekingen met andere departementen en interne technische overboekingen.

Tabel 7 Belangrijkste suppletoire ontvangstenmutaties 2025 (Eerste Suppletoire Begroting) (bedragen x € 1.000)
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Stand vastgestelde begroting 2025

2.274.012

2.354.126

2.450.535

2.551.840

2.646.508

0

       

1. Saldo mee- en tegenvallers

‒ 28.502

‒ 85.716

134.538

‒ 17.122

‒ 29.203

‒ 45.332

2. Intensivering wettelijke rente

0

0

‒ 1.400

‒ 1.400

0

0

3. Niet-kaderrelevante mutaties

1.064.424

201.831

712.991

145.342

112.196

84.983

4. Desalderingen

3.844

0

0

0

0

0

5. Extrapolatie

0

0

0

0

0

2.720.164

       

Stand 1e suppletoire begroting 2025

3.313.778

2.470.241

3.296.664

2.678.660

2.729.501

2.759.815

Toelichting belangrijkste ontvangstenmutaties

1. Referentieraming inclusief studiefinanciering

Op de ontvangsten vindt een tegenvaller plaats van € 28,5 miljoen in 2025. Per saldo wordt dit voor € 35,4 miljoen veroorzaakt door de sf-raming, doordat de relevante renteontvangsten in 2025 omlaag zijn bijgesteld met € 22,4 miljoen. De relevante renteontvangsten vallen in de eerste jaren tegen doordat de renteontvangsten langzamer groeien dan van tevoren gedacht. Daarnaast vindt er een tegenvaller plaats van € 13,1 miljoen op de ontvangstenraming van de sf-raming. Deze wordt met name veroorzaakt door een tegenvaller van € 15,4 miljoen op de lesgeldontvangsten. Dit wordt veroorzaakt doordat er minder lesgeldplichtigen zijn dan verwacht.Het resterende deel wordt veroorzaakt door een incidentele meevaller van € 7,0 miljoen door terugvorderingen op de specifieke uitkering voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid over de periode 2019-2022.

2. Intensivering wettelijke rente

De wettelijke rente die DUO rekent aan studenten die een betalingsregeling willen treffen bij DUO is voorgaand jaar op 0% gezet voor de jaren 2024, 2025 en 2026. Hiermee wordt voorkomen dat het voor studenten financieel gunstiger is om geen betalingsregeling af te sluiten met DUO, maar direct met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), omdat het CJIB geen rente rekent. De maatregel wordt ook in 2027 en 2028 doorgezet. Om deze maatregel ook in 2027 en 2028 van dekking te voorzien leidt dit tot cumulatief € 2,8 miljoen lagere ontvangsten.

3. Niet-kaderrelevante mutaties

In 2024 zijn de extra ontvangsten hoger uitgevallen dan geraamd, omdat oud-studenten meer aflossen dan noodzakelijk. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door stijgende rentelasten. In 2025 en 2027 ontstaat een extra grote meevaller door de verrekening van de tegemoetkomingen met de uitstaande studieschulden. Studenten zijn ook minder gaan lenen dan eerder geraamd. Hierdoor neemt de totale hoofdsom van uitstaande schulden de komende jaren flink af (met circa € 3,5 miljard in 2030).Daarnaast zit in dit saldo een terugvordering van € 19,0 miljoen aan niet besteedde Oekraïne-middelen die bestemd waren voor noodlocaties/huisvesting en de voorschoolse educatie van Oekraïense leerlingen.

4. Desalderingen

Dit betreft desalderingen van de ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de dotatie aan de Algemene Mediareserve van € 7,3 miljoen. Hiermee wordt aansluiting gevonden op de geactualiseerde Ster-raming. Daarnaast is in 2025 € 7,0 miljoen terug ontvangen op een incidenteel te hoge uitgaven in 2024 aan het NGF-project zelf-denkende moleculen.

5. Extrapolatie

Dit betreft de extrapolatie van budgetten naar het jaar 2030, hiermee wordt € 2,7 miljard toegevoegd aan de begrotingshorizon van 2030.

Licence