Base description which applies to whole site

2.4 Strategische Evaluatie Agenda

De Strategische Evaluatieagenda (SEA) is een belangrijk middel om evaluaties strategischer te plannen en beter in te bedden in de beleidscyclus. De strategische evaluatieagenda van het Ministerie van OCW licht opnieuw een aantal strategische evaluaties uit, dat wil zeggen evaluaties van programma’s en evaluaties die budgettair of politiek-bestuurlijk van groot belang zijn of grote impact hebben op de ontwikkeling van het veld. Ook de zogeheten periodieke rapportages, ofwel synthese-studies waarin het onderzoek wordt verzameld dat binnen een thema wordt verricht, maken onderdeel uit van de SEA.

De SEA is ingedeeld in acht thema's. Die thema’s worden verder uitgewerkt per beleidsdomein in bijlage 5.

De evaluatieprogrammering in bijlage 5 vormt de basis van de strategische evaluaties die in de hoofdtekst van SEA worden uitgelicht. Bijlage 5 biedt een overzicht van de strategische evaluatieprogrammering per beleidsdomein: het onderzoek binnen een beleidsdomein is geordend langs de strategische thema’s voor dat domein. De evaluatieprogrammering laat per beleidsdomein zien welke evaluatieonderzoeken er lopen, hoe die voortkomen uit bepaalde kennisbehoeften, en hoe wordt bijgedragen aan de ambities binnen de strategische thema’s. De resultaten van deze onderzoeken worden over een termijn van vier tot zeven jaar bij elkaar gebracht in synthese-studies per thema (de zogeheten periodieke rapportages), die leiden tot samenvattende uitspraken over de publieke waarde of maatschappelijke impact, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en het budget, en tot lessen voor bestaand en toekomstig beleid.

De SEA en evaluatieprogrammeringen worden elk jaar geactualiseerd, op basis van een inventarisatie van lopend en voorgenomen evaluatieonderzoek. Hierover wordt ook afstemming gezocht met dienstonderdelen buiten OCW, zoals DUO, de Inspectie van het Onderwijs, en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Zo verzamelt en analyseert DUO onder meer gegevens over onderwijsdeelnemers, onderwijspersoneel en verantwoording. Zowel op verzoek van het kerndepartement als op eigen initiatief verricht DUO analyses binnen de thema’s die in de SEA zijn opgenomen. Concrete voorbeelden zijn analyses binnen het Nationaal Programma Onderwijs, het Dashboard Kansengelijkheid, monitoring voortijdig schoolverlaters, en verkennend onderzoek naar adviezen en toetsen in het basisonderwijs.

Ook de Inspectie van het Onderwijs kent een traditie van thematisch onderzoek en meerjarige onderzoekslijnen, meest recent gevat in het Jaarwerkplan 2024. Naast de Staat van het Onderwijs waarmee jaarlijks de onderwijsstelsels in beeld worden gebracht, doet de Inspectie onderzoek naar specifieke thema's.

Geplande strategische evaluaties

Thema’s

  • 1. COVID-19

  • 2. Een sterke basis en hoge kwaliteit

  • 3. Iedereen is nodig

  • 4. Aanpak lerarentekort

  • 5. Sociale veiligheid en gelijke behandeling   

  • 6. Versterking culturele en creatieve sector

  • 7. Modernisering landelijke media en versterking lokale media

  • 8. Werken aan uitvoering/versterking publieke dienstverlening

    

1. COVID-19

Evaluatie en monitoring Nationaal Programma Onderwijs

Ex durante, ex post2021-2026 Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

In februari 2021 startte het NP Onderwijs met een duidelijk doel: leervertraging ontstaan tijdens de coronapandemie inhalen, verdere vertraging voorkomen en het welbevinden van leerlingen herstellen. In totaal is daar in het funderend onderwijs 5,8 miljard voor beschikbaar. Scholen en gemeenten hebben tot en met het schooljaar 2024-2025 om dit geld te besteden. Het Ministerie van OCW houdt met onderzoek op stelselniveau zicht op de keuzes die scholen en gemeenten maken bij de uitvoering van het NP Onderwijs en de resultaten hiervan. Die informatie helpt bij het maken van beleidskeuzes en bij het bieden van ondersteuning aan scholen en gemeenten. In de onderstaande alinea’s lichten wij de opzet van het onderzoeksprogramma verder toe:

  • 1. Implementatiemonitor De implementatiemonitor richt zich op de uitvoering van het NP Onderwijs door scholen en gemeenten. Welke interventies kiezen zij? Hoe verloopt de uitvoering van deze interventies? En welke opbrengsten zien scholen en gemeenten? Deze informatie wordt jaarlijks via een vragenlijstonderzoek onder schoolleiders en gemeenten opgehaald.

  • 2. Resultaatmonitor De resultaatmonitor brengt de ontwikkeling van leerlingen tijdens de looptijd van het NP Onderwijs in beeld. Daarvoor kijken we naar de basisvaardigheden van leerlingen, hun executieve functies en welbevinden. We bekijken ook of de impact van de pandemie verschilt tussen groepen leerlingen, scholen en vakken. Voor de resultaatmonitor maken we zoveel mogelijk gebruik van al bestaande gegevens. Te denken valt aan gegevens over de schoolloopbanen van leerlingen, gegevens over de doorstroomtoets en eindexamens en gegevens uit leerlingvolgsystemen.

  • 3. Effectiviteitsmeting Scholen kiezen tijdens het NP Onderwijs vaak voor meerdere interventies. Dit maakt het moeilijk om de effecten van interventies in beeld te brengen. Daarom maakt een effectmeting op interventieniveau deel uit van dit onderzoeksprogramma. Het onderzoek brengt met aselecte toewijzing aan interventie- en controlegroepen in beeld wat de effectiviteit is van diverse interventies. Die interventies richten zich op verschillende gebieden, zoals lees- of rekenvertragingen, een positief klassenklimaat en motorische ontwikkeling. De interventies zijn in het schooljaar 2023-2024 uitgevoerd. De evaluatie eindigt in het najaar van 2025.

Evaluatie en monitoring Nationaal Programma Onderwijs

Ex durante en ex post 2021-2025 Middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijsArtikel 4, 6 en 7

Het NP Onderwijs bestaat uit maatregelen gericht op het aanpakken van onderwijsachterstanden, extra ondersteuning en inhaalmogelijkheden, en intensivering van de begeleiding van leerlingen en studenten. De ambitie is om de door COVID-19 ontstane achterstanden op het gebied van kwalificatie, persoonsvorming en socialisatie, maar ook op het gebied van stages in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) grotendeels weg te werken. Het NP Onderwijs wordt gemonitord. De afronding hiervan vindt plaats eind 2024. De evaluatie zal volgen in 2025.

De monitor geeft inzicht in hoe de implementatie van het NP Onderwijs bij instellingen en gemeenten verloopt. Onderzoeksvragen richten zich daarnaast op de effectiviteit van de interventies die gekozen zijn, de ondersteuningsbehoeften van scholen, eventuele uitvoeringsproblematiek, de ervaren brede opbrengsten en hoe de lessen en inzichten duurzaam kunnen worden geborgd. Ook studentenwelzijn is een thema binnen het NP Onderwijs.

2. Een sterke basis en hoge kwaliteit

Masterplan basisvaardigheden primair en voortgezet onderwijsEx durante, ex post2023–n.t.b.Primair, voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Het Masterplan basisvaardigheden heeft als doel scholen te ondersteunen met de ontwikkeling van de basisvaardigheden bij leerlingen, en daarmee de resultaten op de basisvaardigheden aantoonbaar te verbeteren. Het Masterplan bestaat uit een breed pakket aan maatregelen en activiteiten:

  • 1. Een duidelijke opdracht aan het funderend onderwijs 

  • 2. Beter zicht op de basisvaardigheden 

  • 3. Breder gebruik van bewezen aanpakken 

  • 4. Het versterken van de taalomgeving 

  • 5. Extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren

Voor het Masterplan is een breed onderzoeksprogramma opgesteld. Op deze manier houden we zicht op de implementatie van het Masterplan en op de resultaten van het programma. Dit helpt om tijdig bij te kunnen sturen en om te bepalen of beleid wel of niet het gewenste effect heeft.Het onderzoeksprogramma biedt:

  • 1. zicht op de implementatie en het effect van (maatregelen uit) het Masterplan – en de subsidieregeling ‘Verbetering basisvaardigheden’ in het bijzonder – zodat we een actueel en nauwkeurig beeld hebben van de uitvoering van het programma, de succesfactoren en knelpunten en het proces dat scholen doorlopen.

  • 2. zicht op (de ontwikkeling van) het vaardigheidsniveau en de prestaties van leerlingen op de basisvaardigheden, zodat we een actueel en nauwkeurig beeld hebben van de basisvaardigheden in het algemeen en de mogelijke effecten van het Masterplan op de basisvaardigheden in het bijzonder.

Ook wordt via het onderzoeksprogramma een bredere kennisbasis gecreëerd voor onderwijspersoneel over (het ontwikkelen van) de basisvaardigheden.

Aanpak basisvaardigheden middelbaar beroepsonderwijsEx ante, ex durante2024-n.t.b.Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

De aanpak basisvaardigheden mbo is een integraal en duurzaam programma voor de lange termijn. Het plan richt zich primair op Nederlandse taal, rekenen en burgerschap. Digitale geletterdheid wordt meegenomen als onderdeel van het burgerschapsonderwijs en de beroepsvaardigheden. Onderdeel van de aanpak is ook de ambitie om in te zetten op bevoegde docenten basisvaardigheden en burgerschap in het mbo. Per studiejaar 2026-2027 worden er aanvullende eisen voor docenten basisvaardigheden opgenomen in de wetgeving. Voor rekenen, taal en burgerschap worden nieuwe eisen gesteld aan onderwijs en examinering. Mbo-instellingen kunnen hun ambities ten aanzien van het versterken van de basisvaardigheden opnemen in de hun kwaliteitsplannen als onderdeel van de kwaliteitsafspraken.

In het kader van deze aanpak wordt gewerkt aan het verkrijgen van een valide, integraal en betrouwbaar beeld van de beheersing van rekenen en leesvaardigheid van startende studenten in het mbo. De Inspectie van het Onderwijs zal op basis van peilingsonderzoeken voor rekenen en leesvaardigheid een representatief stelselbeeld ontwikkelen. Daarnaast worden de burgerschapscompetenties van studenten, de algehele kwaliteit van het burgerschapsonderwijs en de mogelijkheden tot verbetering daarvan in beeld gebracht.

De eerste resultaten van deze monitoring zijn beschikbaar vanaf 2024-2025.

Kwaliteitsafspraken mbo (onderdeel werkagenda mbo)Ex durante2024-2027     Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4                                                           

Met de Regeling kwaliteitsafspraken 2024-2027 worden mbo-instellingen ondersteund om uitvoering te geven aan de doelstellingen zoals afgesproken in de Werkagenda MBO en het Stagepact. De instellingen maken een kwaliteitsplan en gaan daarmee aan de slag. Dit is een vervolg op de Regeling kwaliteitsafspraken mbo (2019-2022).

In de evaluatie van deze nieuwe regeling kwaliteitsafspraken zal naast de bereikte resultaten ook de evaluatie van het instrument zelf, als de wijze van samenwerking en verantwoording (horizontaal) richting partners meegenomen worden.

Trendrapport, Startmonitor en StudentenmonitorEx durante2024 (jaarlijks)Hoger onderwijsArtikel 6, 7 en 11

Het Trendrapport is de vervanger van de Monitor Beleidsmaatregelen en brengt samen met de Startmonitor en de Studentenmonitor de belangrijkste ontwikkelingen rondom deelname aan het hoger onderwijs in kaart. Denk hierbij aan studie- en levensomstandigheden (Studentenmonitor), studiekeuze, -succes en -uitval (Startmonior) en toegankelijkheid, studievoortgang, doorstroom (Trendrapport). De drie monitors geven inzicht in de belangrijkste trends in het hoger onderwijs over de afgelopen jaren.

Onderzoek bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingenEx durante, ex post2024Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

In het bestuursakkoord laten de lerarenopleidingen een ambitieus programma zien dat bijdraagt aan het beter en meer op maat opleiden van aankomende leraren, beter benutten van eerder verworven competenties en intensievere (regionale) samenwerking tussen hoger beroepsonderwijs- en wetenschappelijk onderwijs-lerarenopleidingen. De lerarenopleidingen zijn aan de slag gegaan met alle ambities uit het bestuursakkoord en de eerste concrete resultaten zijn geboekt. De eindevaluatie zal worden opgeleverd in 2024.

Stelselrapportage hoger onderwijsEx post2023–uitwerking komende jarenExterne evaluatiecommissie 2025Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

De stelselrapportage beziet in samenhang de belangrijkste conclusies van (bestaande) beleids- en evaluatieonderzoeken op het terrein van het hogeronderwijsbeleid van de Minister van OCW. Dit betreft het beschrijven en analyseren (doeltreffendheid – doelmatigheid) van de resultaten van het door de Minister van OCW gevoerde beleid met betrekking tot de drie stelseldoelen kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het hogeronderwijsstelsel. Naast de stelseldoelen, wordt ook aandacht geschonken aan governance en studiefinanciering. Ook de resultaten van de ambities van het zittende kabinet zullen herkenbaar in de stelselrapportage worden opgenomen. Feiten en cijfers over de genoemde stelseldoelen – inclusief internationale benchmarks - worden in het onderzoek gepresenteerd en geduid. De stelselrapportage zal samen met de uitkomsten van de toekomstverkenning de uitwerking en vervolgmaatregelen voor de komende jaren voeden. In 2025 zal een onafhankelijke evaluatiecommissie van experts een strategisch advies geven over de bevindingen van de stelselrapportage en specifiek over de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid. De commissie zal worden gevraagd te adviseren over de betekenis hiervan voor ons beleid.

Evaluatie kwaliteitsafspraken en evaluatie kwaliteitsbekostiging Ex-post2025Hoger onderwijsArtikel 6, 7

Het instrument kwaliteitsbekostiging zal geëvalueerd worden evenals de realisatie van de gemaakte kwaliteitsafspraken door de instellingen, nu de termijn waarvoor die afspraken golden ten einde komt. Het doel met deze evaluaties is om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het instrument kwaliteitsbekostiging en de kwaliteitsafspraken. Hiermee wordt tevens beoogd dat deze inzichten van de evaluaties gebruikt zullen worden voor beleidsontwikkeling en door de hbo en wo instellingen voor strategievorming bij het opstellen van hun plannen voor de volgende periode.

Monitor kennisveiligheid Ex-durante2023-2026Onderzoek en wetenschapsbeleidArtikel 16

In het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap van juli 2022 is met de universiteiten en hogescholen afgesproken dat zij de Nationale Leidraad Kennisveiligheid implementeren. De voortgang hierop wordt gemonitord aan de hand van een externe audit kennisveiligheid. In 2023 en 2024 is een nulmeting uitgevoerd (er zijn afzonderlijke rapportages opgesteld voor de drie sectoren universiteiten, hogescholen en NWO- en KNAW-instituten). In 2025 wordt de meting herhaald waarna de resultaten uiterlijk in 2026 worden opgeleverd.

Syntheseonderzoeken Fonds voor Onderzoek en WetenschapEx durante, ex post2022-2031Hoger onderwijs, Onderzoek en wetenschapsbeleidArtikel 6, 7 en 16

Met het instellen van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap heeft het kabinet in 2022 geïnvesteerd om het hele stelsel van hoger onderwijs en onderzoek te verbeteren, rust en ruimte te bieden en de impact te vergroten, bovenop het al bestaande beleid en de wettelijke waarborgen die zorgen voor een kwalitatief goed onderwijs- en onderzoekstelsel. De investeringen in het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek worden deels gefinancierd uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap (gecorrigeerd voor de afspraken in het hoofdlijnenakkoord betreft het een investering van in totaal € 4,0 miljard voor de periode tot en met 2031) en deels uit de structurele reeks voor vervolgopleidingen/onderzoek (uiteindelijk € 0,5 miljard per jaar structureel). Voor het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap zal er een monitoring- en evaluatieplanning worden ontwikkeld om meer inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het fonds.

Er worden twee syntheseonderzoeken uitgevoerd op basis van de evaluaties van de ingezette instrumenten. Het gaat onder andere om de evaluaties van starters- en stimuleringsbeurzen, praktijkgericht onderzoek, roadmap grootschalige wetenschappelijke infrastructuur, strategische agenda faciliteiten toegepast onderzoek, matching Horizon Europe, Open competitie, summit grant, kennisveiligheid, sociale veiligheid, Europese partnerschappen en open science. Deze evaluaties worden deels uitgevoerd door OCW en deels door andere partijen zoals NWO. De eerste synthesestudie onderzoekt of de juiste beleidsinstrumenten zijn ingezet en of de doelen hiermee worden bereikt. Ook geeft de studie aanknopingspunten om bij te sturen. De tweede synthesestudie geeft een stevigere onderbouwing van de bijdrage die het gevoerde beleid levert aan de drie hoofddoelen. Daarbij wordt ook gekeken naar de langetermijneffecten. Draagt het fonds ook na de looptijd structureel bij aan de doelen?

Met het aantreden van kabinet Schoof I wordt in 2025 een structurele bezuiniging op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap doorgevoerd. Voor de syntheseonderzoeken betekent dit dat ook het effect van deze bezuiniging in de integrale analyse meegenomen gaat worden.

Periodieke rapportage onderzoek- en wetenschapsbeleidEx post2026Onderzoek en wetenschapsbeleidArtikel 16

Deze rapportage biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde onderzoeks- en wetenschapsbeleid dat betrekking heeft op artikel 16 (Onderzoek en wetenschapsbeleid). Het wordt ingevuld en uitgevoerd volgens de richtlijnen voor periodieke rapportage van het Ministerie van Financiën. De monitor- en evaluatieonderzoeken uitgevoerd door OCW en andere partijen zoals NWO en het Rathenau Instituut zijn belangrijke bouwstenen voor deze periodieke rapportage. Daarnaast worden de indicatoren zoals genoemd in het Bestuursakkoord 2022 Hoger onderwijs en wetenschap hiervoor gebruikt.

3. Iedereen is nodig

Doorstroom po-voEx ante 2023-2027Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Kinderen met vergelijkbare cognitieve capaciteiten stromen op basis van hun sociaal economische achtergrond in en uit op onderwijsniveaus die onvoldoende recht doen aan hun cognitieve competenties. Met andere woorden: de doorstroomkansen zijn niet gelijk voor verschillende groepen leerlingen en dit houdt de kansenongelijkheid in stand. Hoewel er al veel bekend is over kansengelijkheid en over de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs, zijn er op dit moment nog te veel kennislacunes die het rechtvaardigen om niet meteen over te gaan tot invoering van grote wijzigingen in de doorstroom po-vo. Daarom worden de volgende onderzoeken uitgezet:

  • 1. een ex ante beleidsevaluatie waarin onder andere de effecten van de door de Onderwijsraad in 2021 voorgestelde stelselwijziging alsook beleidsalternatieven worden geanalyseerd. Dit onderzoek wordt in 2023-2024 uitgevoerd;

  • 2. onderzoek van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) waaruit naar voren komt welke interventies in de praktijk helpen om de doorstroom po-vo vorm te geven en de kansengelijkheid te verbeteren. Dit onderzoek wordt in de periode 2023-2027 uitgevoerd.

De twee onderzoeken gericht op de doorstroom po-vo (ex ante beleidsevaluatie en NRO-onderzoek) gaan niet in op de doorstroom van vo naar het vervolgonderwijs. Deze onderzoeken zijn geïnitieerd naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad over «later selecteren, beter differentiëren» waarin wordt geadviseerd om het selectiemoment op 12-jarige leeftijd drie jaar uit te stellen, met als doel kansengelijkheid te bevorderen. Aangezien dit een ingrijpende stelselwijziging betreft, zijn onderzoekers gevraagd in beeld te brengen wat de gevolgen zijn van deze stelselwijziging voor de praktijk en wat de positieve en negatieve effecten daarvan zijn. Ook worden risico’s, randvoorwaarden en een passende manier van invoering in beeld gebracht. Tevens worden beleidsalternatieven onderzocht.

School en omgevingEx durante2023-2027Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Het vergroten van gelijke kansen is een brede maatschappelijke opgave en vraagt ook om een integrale aanpak. Kinderen en jongeren ontwikkelen zich thuis, op school en in hun buurt. Het programma School en omgeving voorziet daarom in een verrijkte schooldag. Het programma heeft als doel om te zorgen voor een ondersteunende en stimulerende omgeving zodat alle leerlingen hun talenten in de volle breedte kunnen ontplooien en vaardigheden kunnen ontwikkelen ter bevordering van kansengelijkheid in het onderwijs en een gelijkwaardige deelname aan de maatschappij. Daarnaast wordt met dit programma nagestreefd om de samenwerking tussen de scholen, gemeenten en lokale partijen te bevorderen. In de budgettaire bijlage van het Hoofdlijnenakkoord is een korting opgenomen op het programma School en Omgeving. Het budget voor School en Omgeving wordt vanaf 2026 gekort met een bedrag van € 93,1 miljoen op zowel artikel 1 als artikel 3. Het programma wordt beperkt voortgezet, waarbij prioriteit gegeven wordt aan de scholen met de 5% hoogste relatieve onderwijsachterstandsscores.

De onderzoekslijn van het programma ziet er als volgt uit:

  • 1. inventarisatie verrijkte schooldag. Dit rapport is in het voorjaar van 2023 opgeleverd;

  • 2. een meerjarige monitor van het programma School en omgeving. Dit onderzoek wordt in de periode 2023-2026 uitgevoerd;

  • 3. NRO-impactonderzoek. Het doel van het impactonderzoek is om te achterhalen wat de impact van het programma School en omgeving is op de doelgroep leerlingen en om de praktijk en het beleid te informeren over werkzame factoren en randvoorwaarden binnen het programma voor het bevorderen van gelijke kansen. Wat de verrijkte schooldag oplevert voor het kind staat in dit onderzoek centraal. Dit onderzoek wordt in de periode 2024-2027 uitgevoerd.

NRO onderzoeksprogramma kansengelijkheid in het basisonderwijs (OAB)Ex durante, ex post2018-2025Primair onderwijsArtikel 1

Een vorig kabinet heeft structureel € 170 miljoen extra geïnvesteerd om de kwaliteit van de voorschoolse educatie te verhogen: het aanbod voor peuters met een risico op een onderwijsachterstand wordt uitgebreid van 10 naar 16 uur per week. Ook krijgt de kwaliteit van de voorschoolse educatie een impuls door de inzet van extra personeel op het niveau van hoger beroepsonderwijs vanaf 2022. In totaal ontvangen gemeenten in 2024 circa € 600 miljoen voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Vanaf 2026 is dit bedrag met 10 procent verlaagd conform het hoofdlijnenakkoord.

Daarnaast zijn er middelen voor het basisonderwijs beschikbaar voor het verminderen van onderwijsachterstanden. Scholen krijgen structureel circa € 378 miljoen (2024) per jaar (en vanaf 2026 10% minder). De middelen voor zowel scholen als gemeenten worden vanaf 2019 verdeeld op basis van een nieuwe indicator die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is ontwikkeld. Er is een breed monitorings- en beleidsevaluatieprogramma opgesteld, om zowel de implementatie van het beleid als de beoogde effecten in de praktijk te onderzoeken. Het programma loopt van 2018 tot 2025 en bestaat uit verschillende onderzoeken.

Een belangrijk onderzoek betreft het "implementatie- en bestedingsonderzoek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid". Het implementatieonderzoek geeft aan de hand van herhaalde metingen een landelijk dekkend beeld van de implementatie van de maatregelen (urenuitbreiding en inzet hbo’ers) door gemeenten en ouders/kindercentra. Het bestedingsonderzoek brengt tweemaal in beeld hoe gemeenten en aanbieders van kinderopvang de middelen voor onderwijsachterstandenbeleid inzetten. Een tweede belangrijk onderzoek betreft "EVENING", een quasi-experimenteel onderzoek naar de effecten van de hierboven geschetste maatregelen (urenuitbreiding ve en inzet van hbo-opgeleid personeel). Daarin wordt nagegaan of door de ingezette maatregelen de kwaliteit van voorschoolse educatie omhoog gaat en of doelgroeppeuters zich daardoor beter ontwikkelen. Oftewel: vergroten de extra investeringen in voorschoolse educatie de kansengelijkheid?

In 2019 werd de «gewichtenregeling» vervangen door een nieuwe manier om de rijksmiddelen voor onderwijsachterstanden te verdelen onder basisscholen en gemeenten. In de nieuwe werkwijze baseert het Ministerie van OCW zich op de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden. Deze indicator wordt in 2024 herijkt. Als laatste maakt een Research & Development (R&D)-programma deel uit van het onderzoeksprogramma. Het R&D-programma omvat een kennisdelingscomponent om bestaande en nieuwe kennis over effectief onderwijsachterstandenbeleid beter te verspreiden in de onderwijspraktijk. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar welk beleid scholen voeren om onderwijsachterstanden tegen te gaan, en welke redeneerlijnen daaraan ten grondslag liggen ("OAB in de school").

Programma Ontwikkeling van het Jonge KindEx durante, ex post2024-2026Primair onderwijsArtikel 1

Door het vorige kabinet is extra geïnvesteerd in de kwaliteit en het bereik van voor- en vroegschoolse educatie. Daarvoor is het programma Ontwikkeling van het Jonge Kind gestart, dat onderdeel is van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Met onderzoek zullen de voortgang en bereikte resultaten in beeld worden gebracht. Ook zullen de doelmatigheid en effectiviteit van enkele aanpakken inzichtelijk worden gemaakt. Het onderzoek kent een looptijd van 2024 t/m 2026.

Monitoring verbetermaatregelen passend onderwijs primair en voortgezet onderwijsEx durante, ex post2021-2027Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

In 2020 is het passend onderwijsbeleid geëvalueerd en aangescherpt, en is samen met het onderwijsveld een Verbeteraanpak passend onderwijs opgesteld.1 Naast de uitvoering van de Verbeteraanpak passend onderwijs loopt een meerjarig monitoring- en evaluatieprogramma, met als doel de voortgang te volgen, periodiek te evalueren samen met het onderwijsveld, en waar nodig beleid en uitvoering bij te sturen. De nulmeting van de Doestellingenmonitor passend onderwijs is in het voorjaar van 2022 afgenomen bij scholen en in april 2023 gepubliceerd.2 Met deze monitor worden de volgende hoofdvragen beantwoord door middel van meerdere metingen tussen 2022 en 2026:

  • wat is de voortgang op de 7 doelstellingen van passend onderwijs;

  • in hoeverre worden de doelstellingen van de Verbeteraanpak bereikt?3

Daarnaast zal bij de verdere uitwerking van de contouren van de Werkagenda route naar inclusief onderwijs 20354 ook een plan voor de monitoring en evaluatie worden gemaakt. Wanneer de ambities voor 2035 concreter worden, zullen hier ook indicatoren bij worden opgesteld.

Maatschappelijke DiensttijdEx durante, ex post2023-2027Voortgezet onderwijsArtikel 3

Het opzetten van Maatschappelijk diensttijd (MDT) is een maatregel van een eerder kabinet. Dit programma voor en door jongeren is opgezet bij het Ministerie van VWS in samenwerking met de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en OCW, jongeren, maatschappelijke organisaties, gemeenten en scholen.Onder het vorige kabinet is het programma naar het Ministerie van OCW overgeheveld en zijn de beschikbare middelen verdubbeld van € 100 miljoen naar € 200 miljoen per jaar om MDT voort te zetten en verder uit te bouwen. De subsidie voor MDT wordt de komende jaren afgebouwd conform het huidige hoofdlijnenakkoord. Samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen wordt gewerkt aan een plan zodat de kennis en ervaring die zijn opgedaan zorgvuldig kunnen worden geborgd en overgedragen.

Vanaf het begin van het programma is er een doorlopend evaluatieonderzoek ingericht. In het begin was dit onderzoek er vooral op gericht om inzicht te krijgen in de werkzame elementen van MDT. Daarnaast komen via het evaluatieonderzoek cijfers beschikbaar over de hoofddoelstellingen van MDT en over diverse indicatoren. Deze (impact)cijfers dienen ter verantwoording van MDT en ten behoeve van rapportages voor de Tweede Kamer. Het onderzoek wordt daarnaast ingezet om MDT te onderbouwen en om projecten te ondersteunen bij het in beeld brengen van hun impact via MDT. Vanaf 2022 is er ook aandacht voor maatschappelijke thema’s als kansengelijkheid, integratie en eenzaamheid en aanvullende thema’s zoals sport & bewegen en mentale gezondheid.

Om een landelijk dekkend MDT netwerk te bereiken is ingezet op het realiseren van vijf ambities: 1) het vergroten van de bekendheid van MDT; 2) het uitbreiden van het aanbod van MDT-trajecten voor jongeren; 3) het vergroten van het aantal succesvol afgeronde trajecten; 4) het realiseren van een landelijk dekkend netwerk van vraag en aanbod van jongeren en MDT-trajecten met speciale aandacht voor die gebieden en sectoren waar het aanbod en/of de deelname nog achterblijft en 5) het verder uitbreiden van het MDT netwerk.

De hier genoemde ambities zijn jaarlijks gemonitord en de uitkomsten hiervan worden meegenomen in het lopende evaluatieonderzoek.

Kansengelijkheid mbo (onderdeel werkagenda mbo)Ex durante, ex post2022-2026Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

Alle studenten in het mbo moeten optimale kansen krijgen om hun vaardigheden en potentie ten volle te ontplooien, zodat ze duurzaam mee kunnen doen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Nederland heeft iedereen nodig op de arbeidsmarkt en iedereen verdient een goede plek op die arbeidsmarkt. Een belangrijk thema binnen het beleid de komende periode is gericht op het vergroten van de doorstroom naar de arbeidsmarkt en van de arbeidsmarktpositie van gediplomeerde mbo-studenten, waarbij hun (financieel, sociaal, cultureel) kapitaal zo min mogelijk van invloed is op hun succes. Datzelfde geldt voor de doorstroom in het onderwijs. Via de Werkagenda mbo en het Stagepact wordt ingezet op het verbeteren van de overgang van mbo-2 gediplomeerden naar werk, het verminderen van voortijdig schoolverlaten en het vergroten van de toegankelijkheid van het onderwijs voor studenten met een ondersteuningsbehoefte. Naar aanleiding van een rapport van de Algemene Rekenkamer is een verbetertraject gestart met partners van de Werkagenda en mbo-instellingen. Het verbetertraject is gericht op het aanscherpen van de definitie en doelstellingen van gelijke kansen, het beleid en de sturing.

De effecten van deze inzet volgen en evalueren we als onderdeel van de monitoring van de Werkagenda mbo en het Stagepact.

Passend onderwijs mboEx durante, ex post2022-2026Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

We blijven de ontwikkeling van passend onderwijs monitoren, evenals de ontwikkeling op de vier terreinen van de verbeteragenda passend onderwijs mbo. Deze monitor wordt uitgevoerd in 2022, 2024 en 2026. De terreinen van de verbeteragenda zijn:

  • 1. de intake van aspirant-studenten en betrokkenheid van hun ouders;

  • 2. de kwaliteit van ondersteuning door onderwijsteams;

  • 3. de samenwerking tussen mbo, jeugdhulp en volwassenenzorg;

  • 4. de begeleiding bij stage en eerste stappen op de arbeidsmarkt.

Om de kwaliteit van de ondersteuning van onderwijsteams te verhogen (thema 2), komt er een «Werkplaats Onderwijsonderzoek Differentiëren binnen het mbo» (via het NRO). Deze werkplaats heeft als doel om onderwijsteams te helpen bij de vraag hoe zij zo goed mogelijk in kunnen spelen op de ondersteuningsbehoeften van studenten in het mbo. Deze werkplaats loopt tot en met 2026.

Studentenmonitor HOEx durante2023, 2024, 2025Hoger onderwijsArtikel 6, 7 en 11

De Studentenmonitor Hoger Onderwijs brengt de stand van zaken in het hoger onderwijs vanuit het perspectief van studenten in beeld. Dit is een jaarlijks terugkerende enquête onder studenten in het hoger onderwijs. Sinds 2000 wordt dit onderzoek uitgevoerd. Door periodiek dezelfde soort gegevens te verzamelen neemt de informatiewaarde toe en kunnen gegronde uitspraken gedaan worden over deze groep studenten. De studentenmonitor combineert vragen naar de (sociaaleconomische) achtergrond van de student met vragen naar studiegedrag, motivering voor keuzes in de studie en leengedrag. De bevraging resulteert in gegevens over het al dan niet bestaan van relaties tussen achtergrond en keuzes. Dit is van belang om eventuele effecten van het regeringsbeleid op het gebied van hoger onderwijs en studiefinanciering te monitoren.

Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten HOEx duranteJaarlijksHoger onderwijsArtikel 6 en 7

De monitor mentale gezondheid en middelengebruik van studenten in het hoger onderwijs heeft als doel om inzicht te krijgen in de staat van de mentale gezondheid van studenten in het hbo en het wo. Deze inzichten zijn belangrijk voor de beleidsontwikkeling rondom deze thema’s.

Invoeringstoets herinvoering BasisbeursEx durante2024-2025Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

Na de herinvoering van de basisbeurs wordt in het kader van de lerende aanpak op het proces van de herinvoering een invoeringstoets uitgevoerd. Er is gekozen voor een invoeringstoets om snel in te kunnen spelen op mogelijke belangrijke signalen en knelpunten rondom de herinvoering van de basisbeurs en de uitwerking ervan. Hiermee kan zodoende gekeken worden naar de gevolgen van de wijzigingen.

Verbeteren aansluiting en verminderen krapte op de arbeidsmarkt in sectoren voor maatschappelijke opgaven (onderdeel werkagenda mbo) Ex durante2024-2027Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

In de Werkagenda mbo en het Stagepact zijn diverse doelen afgesproken om de aansluiting te verbeteren. Een van doelstellingen betreft het keuzeproces van studenten, met maatregelen gericht op betere voorlichting en loopbaanoriëntatie en -begeleiding en meer aandacht voor kansrijke beroepen. Ook bij- en omscholen van werkenden en werkzoekenden in het mbo met nadruk op maatschappelijke opgaven is een doelstelling die met mbo-instellingen en hun partners is afgesproken. Maatregelen omvatten onder andere een bbl-offensief, flexibel aanbod voor bedrijven, en arrangementen voor regionale uitdagingen.

De afspraken in de Werkagenda mbo en het Stagepact worden gemonitord. De startmeting is in 2024 opgeleverd en vanaf 2025 volgt jaarlijks, in het najaar een voortgangsrapportage.

Monitor Leven Lang OntwikkelenEx durante, ex post2021-2026Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

Een van de speerpunten voor het mbo is om te zorgen voor voldoende vakmensen voor de maatschappelijke opgaves voor Nederland. Daarop wordt zowel via initieel onderwijs als via LLO ingezet. Voor zowel werkenden als voor mensen die nu nog niet werken vanwege laaggeletterdheid. Deze overkoepelende, integrale monitor is bedoeld om de doeltreffendheid van het beleid op LLO te monitoren en te evalueren. Een van de doelen is meer zicht te krijgen op de werkende mechanismen in de interactie tussen eigen regie en leercultuur op zowel micro als macroniveau. Tot aan de eindrapportage in 2026 worden verschillende tussenrapportages opgeleverd, met hierin het theoretisch kader en de werkende mechanismen achter het leren en ontwikkelen.

Evaluatie van de virtuele internationale samenwerkingsprojecten en hun leeruitkomsten voor studentenEx durante, ex post2021-2027Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

In september 2021 is een eerste aanvraagperiode geopend voor Nederlandse bekostigde hogeronderwijsinstellingen om subsidie aan te vragen voor het ontwerpen en ontwikkelen of herzien van een virtueel internationaal samenwerkingsproject (VIS-project).5 In de jaren 2023 en 2024 zullen instellingen in de maanden februari en september een nieuwe kans krijgen om een aanvraag in te dienen. De ontworpen VIS-projecten bieden interessante mogelijkheden voor onderzoek naar de impact van dergelijke projecten op de onderwijsinstelling en docenten die het project verzorgen, alsmede de leeruitkomsten bij deelnemende studenten. Het gevraagde evaluerend onderzoek omvat twee deelonderzoeken die uiteindelijk samenkomen in een overkoepelend eindrapport. Deelonderzoek 1 ziet toe op de ontwerp- en ontwikkelfase van VIS-projecten en deelonderzoek 2 ziet toe op de deelname van studenten en de door hen behaalde leeruitkomsten. Deze evaluatie loopt tot 2027.

Pilots «slimmer collegejaar»Ex durante, ex post2023-2027Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

De pilots zijn onderdeel van een verkenning naar de mogelijkheden voor een slimmer collegejaar. Deze pilots worden gemonitord en geëvalueerd. Vijftien onderwijsinstellingen gaan vier jaar lang proberen meer rust en ruimte te creëren in het onderwijsprogramma.

Genderdiversiteit in de topEx durante2024-e.v.EmancipatieArtikel 25

In 2024 en de daaropvolgende jaren wordt een overkoepelende monitor voor genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector gestart, waarin de governance codes en de vrouw/man-verhoudingen in de (semi)publieke sector periodiek worden bijgehouden, zodat trends kunnen worden waargenomen en beleid hierop kan worden aangepast. Daarnaast komt er een diversiteitsportaal waarin beursgenoteerde en grote vennootschappen jaarlijks rapporteren aan de Sociaal-Economische Raad (SER) over de vrouw/man-verhouding in de (sub)top van hun organisaties. In haar rapportages maakt de SER de resultaten van genderdiversiteit in de top van de private sector openbaar. Op deze wijze kunnen ontwikkelingen worden gemonitord en kan beleid worden bijgestuurd. 

Monitoring en evaluatie Fair Practice culturele sectorEx durante, ex post2026-2028CultuurArtikel 14 

Vanaf 2025 de start van de nieuwe Basisinfrastructuur(BIS)-periode is extra geld beschikbaar voor een betere beloning van werkenden in de culturele sector. Ook wordt in de nieuwe BIS-periode op advies van de Raad voor Cultuur een verplichting ingesteld aan gehonoreerde instellingen om collectieve tariefafspraken (een cao of een honoreringsrichtlijn) te maken. Platform ACCT ondersteunt in de verschillende deelsectoren de totstandkoming van deze afspraken. In de laatste fase van de BIS-periode 2025-2028 wordt deze extra investering in Fair Practice geëvalueerd.

4. Aanpak lerarentekort

Evaluatie onderwijspersoneelEx ante, Ex durante en Ex post2022 – n.t.b.Primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsArtikel 1,3, 4 en 9

De evaluatieprogrammering richt zich op drie subthema’s:

  • 1. Duurzame onderwijsmarkt en regionale aanpak: hieronder vallen zowel de monitors en prognoses van de onderwijsarbeidsmarkt als de evaluaties van de maatregelen die worden genomen om de tekorten in het onderwijs terug te dringen, waaronder het vormen van de onderwijsregio’s en de realisatie eenheid

  • 2. Strategisch personeelsbeleid en aantrekkelijkheid beroep: hieronder vallen salarismaatregelen, verlagen van de werkdruk, en het bevorderen van strategisch personeelsbeleid op scholen.

  • 3. Opleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel: hieronder vallen maatregelen gericht op de opleiding en de professionele ontwikkeling van onderwijspersoneel.

De evaluatieprogrammering is zowel gericht op de monitoring van ontwikkelingen op het vlak van onderwijspersoneel, als op het effect van maatregelen.

Nationale Aanpak Professionalisering Lerarenex-ante, ex-durante en ex-post2024-2034

Begin 2024 is het programma Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren (NAPL) gestart. Dit programma heeft een looptijd van tien jaar en is gefinancierd uit het Nationaal Groeifonds. Het programma heeft als doel een belangrijke impuls te leveren aan de professionalisering van leraren in het po, vo en mbo. Zo wordt de kwaliteit van het onderwijs versterkt en het vak van leraar aantrekkelijker gemaakt. De verwachting is hiermee ook bij te dragen aan de vermindering van het lerarentekort. De ambitie is om binnen tien jaar 60.000 leraren uit po, vo en mbo via het programma aan een professionaliseringstraject te laten deelnemen.

Het programma NAPL bestaat uit vier pijlers met de volgende beoogde opbrengsten:

  • 1. Ontwikkelpaden: Voor elk van de drie sectoren (po, vo en mbo) zijn tenminste zes ontwikkelpaden ontwikkeld, getoetst en publiek beschikbaar gesteld. Eén ontwikkelpad betreft de ontwikkeling van start- naar vakbekwaamheid. Andere ontwikkelpaden betreffen de expertrollen (daaropvolgend).

  • 2. Opleidingsregister: Er is een digitaal opleidingsregister dat leraren po, vo en mbo een overzicht biedt van kwalitatief hoogwaardige professionaliseringstrajecten en een platform voor uitwisseling. Het gepresenteerde aanbod is geordend conform de vastgestelde ontwikkelpaden en voldoet aan de kwaliteitseisen die daaraan worden gesteld. Het register biedt zicht op de onderdelen waarvoor de ontwikkeling van aanvullende professionaliseringstrajecten gewenst is.

  • 3. Co-creatielabs in onderwijsregio's en tegemoetkoming in de kosten van professionalisering (twee subsidieregelingen voor onderwijsregio's): In (een beperkt aantal) regionale co-creatielabs worden, passend bij de ontwikkelpaden en kwaliteitseisen, professionaliseringstrajecten ontwikkeld die aansluiten op de specifieke context van de betreffende regio en bijdragen aan de (individuele) ontwikkeling van (teams van) leraren. Ontwikkelde professionaliseringstrajecten zijn opgenomen in het opleidingsregister. Aanvullend daarop is er voor onderwijsregio's een tegemoetkoming in de kosten voor deelname van leraren aan professionaliseringstrajecten zoals opgenomen in het opleidingsregister.

  • 4. Kwaliteitsborging: Er is een kwaliteitskader en een landelijk systeem van kwaliteitszorg en -borging t.b.v. de post-initiële professionaliseringstrajecten. Trajecten die onderdeel zijn van het opleidingsregister voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en de kwaliteit ervan wordt structureel geborgd.

In afstemming en samenwerking met de Realisatie-Eenheid, in haar rol als opdrachtnemer van het programma, wordt in 2024 invulling gegeven aan het overzicht van activiteiten t.b.v. monitoring, evaluatie en onderzoek naar de voortgang en opbrengsten van het programma. De uitvoering van deze activiteiten start op een nog nader te bepalen moment. De behoefte aan inzicht, die onder andere door evaluaties zal worden ondervangen richt zich op de relatie tussen professionalisering leraren en kwaliteit van het onderwijs en het toetsen van de verwachting dat dit programma bij zal dragen aan vermindering van het lerarentekort. 

5. Sociale veiligheid en gelijke behandeling

Landelijke Veiligheidsmonitor primair en voortgezet onderwijsEx ante, ex durante, ex post2006–doorlopend Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Elke leerling moet zich vrij en veilig kunnen voelen op school. Dat houdt in dat leerlingen en onderwijspersoneel de sfeer op school als prettig ervaren en dat gedragingen zoals pesten, agressie, geweld, seksueel grensoverschrijdend gedrag, bedreiging, diefstal en discriminatie worden voorkomen en op passende wijze worden aangepakt.

De landelijke veiligheidsmonitor geeft inzicht in trends in het veiligheidsklimaat op po- en vo-scholen, de veiligheidsbeleving onder hun leerlingen en onderwijspersoneel en in het veiligheidsbeleid dat gevoerd wordt. Perspectieven van leerlingen, personeel en leidinggevenden zijn erin opgenomen. De landelijke Veiligheidsmonitor geeft een landelijk beeld van het veiligheidsklimaat op scholen en plaatst dat beeld in het perspectief van voorgaande jaren. Het is in eerste instantie bedoeld om inzicht te krijgen in landelijke trends en ontwikkelingen. Daarnaast biedt het voor afzonderlijke scholen de mogelijkheid om hun veiligheidsklimaat en -beleid te bezien in het licht van de landelijke trends en ontwikkelingen. Deelnemende scholen voldoen bovendien aan de in de wet gestelde eisen aan het monitoren van de veiligheidsbeleving van leerlingen.

Monitor en evaluatieprogramma Stagepact mboEx durante, ex post2024-2027Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

Het Stagepact mbo beschrijft beleid om de stages voor de student te verbeteren en om stagediscriminatie uit te bannen. In het stagepact zijn met een brede coalitie van onder andere werkgevers, onderwijsinstellingen en studenten afspraken gemaakt over maatregelen op vier doelstellingen, namelijk:

  • 1. het verbeteren van de stagebegeleiding;

  • 2. het uitbannen van stagediscriminatie;

  • 3. het realiseren van voldoende stages, en

  • 4. het bieden van een passende vergoeding.

De effecten van deze inzet volgen we via het monitoringsplan Werkagenda mbo en het Stagepact mbo.

Monitoring sociale veiligheid mbo, hbo en woEx durante2023-n.n.b.Middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijsArtikel 4, 6 en 7

Voor het mbo is de Monitor Integrale Veiligheid mbo ontwikkeld. De monitor is gestart in 2023 en is als het ware een peilstok in de veiligheidssituatie van mbo-instellingen. De monitor geeft een geïntegreerd beeld van zowel de fysieke veiligheid, de sociale veiligheid en de digitale (of online) veiligheid, voor het gehele mbo en op het niveau van individuele instellingen. Fysieke veiligheid gaat over het verkleinen van de kans dat iemand slachtoffer wordt van een ongeval of incident. Sociale veiligheid gaat over de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende al bestaande gegevensbronnen om studenten, medewerkers en instellingen niet teveel te belasten. Die informatie zal worden aangevuld met verdiepende groepsinterviews/focusgroepen.

Sociale veiligheid is een cruciale randvoorwaarde in hoger onderwijs en onderzoek. Hogescholen en universiteiten hebben de ambitie dat studenten en medewerkers zich te allen tijde veilig kunnen voelen in hun studie en op hun werkplek. Een veilige en inclusieve leer- en werkomgeving waarin iedereen zich vrij kan uiten en ontplooien draagt bij aan de kwaliteit van hoger onderwijs en onderzoek en aan het kunnen aantrekken en behouden van studenten en onderzoektalent. In het hbo en wo zullen instellingen zelf zorgdragen voor een eenduidige en structurele monitor van ervaren sociale veiligheid. Daarnaast maken zij inclusie onder studenten en personeel zichtbaar. Hiervoor zullen bestaande instrumenten worden aangepast. De monitoringsvragen worden door de instellingen onderling uniform bepaald. Periodiek, en in 2024 voor de eerste maal, stellen Universiteiten van Nederland en Vereniging Hogescholen de resultaten geaggregeerd op sectorniveau beschikbaar aan het Minsterie van OCW.

Periodieke rapportage Emancipatie 2018-2025

Ex post, ex ante2024-2025EmancipatieArtikel 25 

Artikel 25 uit de begroting van het Ministerie van OCW betreft het bevorderen van emancipatie. In 2024 wordt er gestart met een periodieke evaluatie van het emancipatiebeleid. In een periodieke evaluatie wordt er op basis van bestaande onderzoeken gekeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en maatschappelijk impact van het beleid in een bepaalde periode.

Emancipatiebeleid kenmerkt zich door betrokkenheid van veel veldpartijen en departementen die medeverantwoordelijk zijn. Resultaten kunnen vaak alleen in samenwerking met elkaar bereikt worden. Daarnaast hangen resultaten ook af van maatschappelijke factoren.

Het is daarom vaak onmogelijk aan te tonen dat uitgaven van het ministerie 1-op-1 tot een maatschappelijke verandering leiden. Desalniettemin, en ondanks deze beperkingen, zal deze periodieke evaluatie onderzoek doen naar de mogelijkheden om de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de maatschappelijk impact van het emancipatiebeleid te vergroten. Daarbij zal ook worden gekeken naar de verklaringen hiervoor.

In deze periodieke evaluatie zal er gebruik worden gemaakt van onderzoeken die in de SEA-tabellen van de jaarverslagen en begrotingen in de periode 2018-2025 staan voor artikel 25 van het Ministerie van OCW. De onderzoeken zijn daar ingedeeld in de thema’s: ‘Arbeid’, ‘Sociale Veiligheid’, ‘Genderdiversiteit en gelijke behandeling’ en ‘Algemeen’. Daarbij zijn per thema een ambitie beschreven. Zie bij bijlage 5 de SEA-tabel voor het domein Emancipatie voor een beschrijving van de ambitie per thema.

De Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitorEx duranteTweejaarlijks.EmancipatieArtikel 25

De Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitor geven tweejaarlijks de meest recente gegevens over thema’s die verband houden met respectievelijk vrouwenemancipatie, gendergelijkheid en lhbtiq+-gelijkheid. De monitors geven samen de stand van zaken op het gebied van emancipatie van het grootste deel van de doelgroepen van het beleid van het Ministerie van OCW. De Emancipatiemonitor bevat de resultaten van tweejaarlijks onderzoek naar de emancipatie van vrouwen in Nederland. Aan de hand van de meest actuele gegevens over de positie van vrouwen en mannen brengt deze monitor de stand van het emancipatieproces in kaart. Op basis van deze monitor wordt veel kennis vergaard over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt en over de veiligheid van vrouwen. De Lhbtiq+-monitor schetst een beeld van de leefsituatie van lhbtiq+ personen op domeinen als veiligheid, gezondheid en werk. Daarnaast schetst de monitor een beeld van de opvattingen van de algemene Nederlandse bevolking over lhbtiq+ personen. Er wordt gekeken welke groepen op voor- en achterstand staan en welke ontwikkelingen hierin te zien zijn. De Lhbtiq+-monitor is een vervolg op de LHBT-monitor die in de afgelopen jaren is uitgevoerd. De komende jaren wordt deze monitor doorontwikkeld tot een Lhbtiq+-monitor. Voor zowel van de Emancipatie- als de Lhbtiq+-monitor worden (naar verwachting) in 2024 de eerstvolgende rapportage opgeleverd.

Overkoepelende aanpak grensoverschrijdend gedrag cultuur en media

Ex ante, ex durante2025-e.v.CultuurArtikel 14 

We volgen hoe het gaat met sociale veiligheid op (sub)sectoraal niveau. Daarnaast wordt een pakket aan maatregelen uitgewerkt om grensoverschrijdend gedrag in cultuur en media tegen te gaan. Daarbij wordt ook een monitoringsaanpak ontwikkeld om het effect van de maatregelen te volgen.

6. Versterking culturele en creatieve sector

Pilots maatschappelijke impact op instellingsniveauEx post2025-2028CultuurArtikel 14 

Zoals aangekondigd in de uitgangspunten cultuurbeleid 2025-2028, worden in deze periode pilots uitgevoerd om instrumentarium te ontwikkelen dat organisaties helpt hun maatschappelijke impact beter inzichtelijk te maken. Uitgangspunt is hierbij om methodes te ontwikkelen waarmee organisaties op impact kunnen sturen en die door subsidieverstrekkers gebruikt kunnen worden bij de monitoring en verantwoording.

7. Modernisering landelijke media en versterking lokale media

Evaluatie en voorbereiding Concessieperiode Publieke Omroep Ex post, ex ante2022-2026MediaArtikel 15 

Het kabinet ontwikkelt een visie op het mediastelsel voor de komende concessieperiode voor de landelijke publieke omroep. Deze visie is en wordt gevoed door meerdere evaluaties en adviezen. In 2022 zijn de Beleidsdoorlichting Media (Kwink) en het Rapport Koers Kiezen (AEF) verschenen. In de zomer van 2023 is het advies van het Adviescollege Landelijke Publieke Omroep verschenen over nieuwe erkennings- en legitimatiecriteria voor omroepen. De aangepaste Mediawet zal voorafgaand aan de nieuwe concessieperiode in werking moeten treden. Verdere uitwerking en afstemming van deze aanpassingen vinden plaats in de komende kabinetsperiode.   

8. Werken aan publieke dienstverlening

Monitor aan de hand van de ‘VeranderWijzer’

Ex durante, ex ante 2024-2026

Het is noodzakelijk om erachter te komen waar het beleid en de publieke dienstverlening al (grotendeels) werken zoals beoogd en waar welke veranderingen nodig zijn. De beleidsprioriteiten ten aanzien van de verbetering van de publieke dienstverlening vallen onder regie van het interne veranderprogramma OCW Open.

Via de VeranderWijzer monitort OCW Open waar de organisatie(onderdelen) werkelijk staat op de opgestelde veranderdoelen en ondersteunt zij gericht bij de plannen om stappen te zetten in de goede richting. Deze inbreng wordt gebruikt om de beleidsinzet te bepalen, en om de effectiviteit hiervan inzichtelijk te maken. Inmiddels is de monitor VeranderWijzer ingevuld door het Bestuursdepartement. Huidig kalenderjaar wordt dit uitgebreid met de dienstonderdelen van OCW (RCE, DUO, IvhO en NA), om ook zicht te krijgen op de voortgang bij de publieke dienstverlening. De VeranderWijzer leidt iedere zes maanden tot inzicht in de resultaten. Naast de VeranderWijzer wordt de programmabeheersing van OCW Open jaarlijks gemonitord door de ADR.

Tabel 10 Strategische Evaluatie Agenda1234

Thema

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting onderzoek

Art.

COVID-19

Ex durante, ex post

2026

Lopend

Evaluatie en monitoring NationaalProgramma Onderwijs primair en voortgezet onderwijs

via 3

Ex durante, ex post

2025

Lopend

Evaluatie en monitoring NationaalProgramma Onderwijs middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs

via 4

Een sterke basis en hoge kwaliteit

Ex durante, ex post

ntb

Lopend

Monitoring en evaluatie Masterplanbasisvaardigheden primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

Ex ante, ex durante

ntb

lopend

Monitoring basisvaardighedenmiddelbaar beroepsonderwijs (basisvaardigheden van mbo-studenten, bekwaamheid docenten)

4

ex durante

2027

te starten

Monitoring Kwaliteitsafspraken mbo - onderdeel werkagenda mbo

4

Ex durante, ex post

2024

lopend

Onderzoek bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen hoger onderwijs

6 en 7

ex post

ntb

ntb

Stelselrapportage hoger onderwijs

6 en 7

Ex ante, ex durante en ex post

2026 en 2031

te starten

Syntheseonderzoeken Fonds Onderzoek en Wetenschap

6, 7 en 16

Ex post en strategisch

2026

te starten

Periodieke rapportage art. 16

16

 

ex durante

2026

te starten

Monitor kennisveiligheid (sectorbeelden)

16

 

monitor

2025 ‒ 2030

jaarlijks

Trendrapport. Het volgen van de belangrijkste ontwikkelingen in het hoger onderwijs - waaronder toegankelijkheid, studievoortgang en het gebruik van het studievoorschot – en het waar mogelijk leggen van verbanden met beleidsmaatregelen.

 
 

ex post

2025

te starten

evaluatie kwaliteitsafspraken en kwaliteitsbekostiging

 

Iedereen is nodig

     

Ex ante

2027

te starten (?)

Doorstroom po-vo

1 en 3

 

Ex durante

2027

lopend

School en omgeving Primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

 

Ex durante, ex post

2025

lopend

NRO onderzoeksprogramma kansengelijkheid in het basisonderwijs (OAB) primair onderwijs

1

 

Ex durante, ex post

2027

lopend

Programma ontwikkeling van het jonge kind

1

 

Ex durante, ex post

2027

lopend

Monitoring verbetermaatregelen passend onderwijs primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

 

Ex durante

2027

lopend

Maatschappelijke Diensttijd

3

 

Ex durante, ex post

2026

lopend

Kansengelijkheid MBO (onderdeel werkagenda mbo)

4

 

Ex durante, ex post

2026

lopend

Passend onderwijs mbo

4

 

Monitor

2025 ‒ 2027

jaarlijks

Studentenmonitor. De Studentenmonitor brengt de stand van zaken in het hoger onderwijs vanuit het perspectief van studenten in beeld.

6 en 7

 

Monitor

Jaarlijks

lopend

Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten hoger onderwijs

6 en 7

 

Ex durante

2026

 

Invoeringstoets herinvoering basisbeurs

6 en 7

 

Ex durante, ex post

2027

lopend

Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt (onderdeel werkagenda mbo)

4

Ex durante, ex post

2026

lopend

Monitor Leven Lang Ontwikkelen

4

Ex durante, ex post

2027

lopend

Evaluatie van de virtuele internationale samenwerkingsprojecten en hun leeruitkomsten voor studenten Hoger onderwijs

6, 7

Ex durante, ex post

2027

lopend

Pilots «slimmer collegejaar»

6, 7

Ex durante

2022-2026

lopend

Genderdiversiteit aan de top

25

Ex durante, ex post

2026-2028

te starten

Monitoring en evaluatie Fair Practice culturele sector

14

Aanpak lerarentekort

Ex ante, ex durante en ex post

ntb

lopend

Evaluatie onderwijspersoneel Primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

1, 3, 4 en 9

 

ex ante, ex durante, ex post

2024 ‒ 2034

nog te starten

Nationale Aanpak Professionalisering Leraren evaluaties

6 en 7

Sociale veiligheid en gelijke behandeling

Ex ante, ex durante, ex post

doorlopend

lopend

Veiligheidsmonitor Primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

Ex durante, ex post

2027

lopend

Monitor en evaluatieprogramma Stagepact MBO

4

 

Ex durante

2027

lopend

Monitoring sociale veiligheid mbo en ho

4, 6 en 7

 

Ex post, ex ante

2025

te starten

Periodieke Rapportage Emancipatie 2018-2025

25

 

Ex durante

tweejaarlijks

lopend

De Emancipatiemonitor en de lhbtiq+-monitor

25

 

Ex ante, ex durante

2025 e.v.

te starten

Grensoverschrijdend gedrag cultuur en media

14, 15

Versterken culturele en creatieve sector

 

2025-2028

te starten

Pilots maatschappelijke impact

14

Modernisering landelijke media en versterking lokale media

Ex post, ex ante

2024

lopend

Evaluatie en voorbereiding Concessieperiode Publieke Omroep 2027-2031

15

Werken aan publieke dienstverlening

Ex ante, ex durante

2024-2026

lopend

Monitor aan de hand van de «VeranderWijzer»

 
1

Voor nadere toelichting zie de voorafgaande uitwerking.

2

Zie ook bijlage 5: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda.

3

Zie ook uit het Jaarverslag 2023.

4

Zie ook www.rijksfinanciën.nl waar een interactieve versie van de SEA is opgenomen.

3

de zeven aangescherpte doelstellingen van passend onderwijs zijn:de ondersteuningsbehoefte is leidend;de leerling wordt gehoord;de leraar wordt ondersteund en toegerust;de ouder is gelijkwaardig partner;er is een dekkend netwerk van voorzieningen in elke regio;er is transparantie en verantwoording over ondersteuningsmiddelen;er is acceptabele administratieve belasting.

Licence