Base description which applies to whole site

1. Leeswijzer

Algemeen

De leeswijzer volgt de opbouw van de memorie van toelichting van de begroting. De memorie van toelichting is de uitleg bij het hierboven beschreven wetsvoorstel.

Het Ministerie van Defensie bestaat uit zeven organisatiedelen. De vier krijgsmachtdelen (Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee) zorgen ervoor dat de militairen en het materieel klaar zijn voor inzet. Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) en het Commando Materieel en IT (COMMIT) ondersteunen door producten en diensten te leveren. De Bestuursstaf bestaat uit een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de MIVD en heeft daarnaast een rol in het maken van beleid.

De Minister en Staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor het algehele beleid van Defensie. De ambtelijke leiding ligt in handen van de Secretaris-Generaal. De Commandant der Strijdkrachten - verantwoordelijk voor een groot deel van de uitvoering - is de militaire adviseur van de Minister en stuurt de Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht, Commando Materieel en IT, Defensie Ondersteuningscommando, NLD Commando Speciale Strijdkrachten en Defensie Cyber Commando aan.

Hoofdstuk 2 Beleidsagenda

De beleidsagenda beschrijft de beleidsprioriteiten van Defensie en is opgebouwd langs de waardeketen van Defensie. Daarmee sluiten de beleidsprioriteiten aan op de structuur van de Defensienota 2024. De thema's waarlangs het beleid voor 2025 wordt gepresenteerd zijn:

  • 1. Koers voor versterking (aansturing en samenwerking)

  • 2. Gevechtskracht (primaire processen van Defensie)

  • 3. Mensen

  • 4. Materieel

  • 5. Randvoorwaarden

De agenda sluit af met de onderdelen:

  • De belangrijkste beleidsmatige mutaties;

  • De Strategische Evaluatie Agenda (SEA);

  • Het overzicht risicoregelingen.

Hoofdstuk 3 Beleidsartikelen

In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet van de krijgsmacht begroot. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan door de leden gemeenschappelijk gefinancierde (common funded) NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is begroot, bijvoorbeeld van de Koninklijke Marechaussee en de Explosieven Opruimingsdienst Defensie.

In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering geraamd voor respectievelijk de Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht, Koninklijke Marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1 Inzet.

Door de introductie van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) zijn de middelen uit beleidsartikel 6 Investeringen per 2021 overgeheveld naar het DMF. Defensie brengt een eigen begroting uit voor het DMF.

In de beleidsartikelen 7 Commando Materieel en IT (COMMIT) en 8 Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) zijn de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten geraamd voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieonderdelen. De ondersteunende onderdelen werken met dezelfde financiële instrumenten als de krijgsmachtdelen. De uitgaven voor het Nationaal Fonds Ereschuld worden verantwoord op beleidsartikel 8 DOSCO onder het financieel instrument «schadevergoeding».

Bij de beleidsartikelen worden de beleidswijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren uiteengezet.

Hoofdstuk 4 Niet-beleidsartikelen

In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen zijn de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen. Onder dit artikel zijn twee financiële instrumenten opgenomen:

  • De bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken: het betreft de bijdragen voor kennisopbouw bij TNO, NLR en MARIN, die via de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat lopen;

  • De schadevergoeding voor de Regeling Uitkering chroom-6 Defensie die bedoeld is voor claims. Het budget voor potentiële veteranenclaims is bij artikel 8 DOSCO verantwoord waar het Nationaal Fonds Ereschuld is opgenomen.

In het niet-beleidsartikel 10 Apparaat Kerndepartement worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie begroot, waaronder de bestuursstaf met de defensietop, (hoofd)directies inclusief de Defensiestaf en bijzondere organisatie-eenheden. De bijzondere organisatie-eenheden van de bestuursstaf bestaan uit de Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht (IGK), Inspecteur-Generaal Veiligheid (IGV) die aan het hoofd staat van de Inspectie Veiligheid Defensie (IVD), de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA), de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG), de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), het Militair Huis van de Koning (MHK), de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV). Onder het financiële instrument «personele uitgaven» worden onder «uitkeringen» de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader Defensie (SBK) van de pensioenen en wachtgelden verantwoord.

Ten slotte zijn er ramingen voor de niet-beleidsartikelen 11 Geheim, 12 Nog onverdeeld en 13 Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds opgenomen.

Hoofdstuk 5 Begroting agentschappen

In hoofdstuk 5 is de baten-lastendienst Paresto opgenomen.

Hoofdstuk 6 Bijlagen

In de bijlagen is informatie opgenomen over de volgende onderwerpen: 6.1 Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO/RWT’s), 6.2 een verdieping op de mutaties, 6.3 de moties en toezeggingen, 6.4 een subsidieoverzicht, 6.5 de toelichting op de Strategische Evaluatie Agenda, 6.6 een uitgavenoverzicht voor veteranen en de uitgaven voor zorg en nazorg, 6.7 een overzicht met uitgaven aan Caribisch Nederland, 6.8 een overzicht van de budgettaire gevolgen MIVD en ten slotte is in 6.9 een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen.

Groeiparagraaf

In de begroting 2025 zijn ten opzichte van de begroting 2024 de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • 1. De beleidsagenda is vanaf deze begroting opgebouwd langs de structuur van de Defensienota 2024. Naast de beleidsagenda heeft ook de Strategische Evaluatie Agenda deze structuur overgenomen.

  • 2. Het gebruik van Artikel 13 Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds wordt opgeheven. Het DMF werd tot dusverre gevoed door tussenkomst van dit artikel. Vanaf Prinsjesdag 2024 wordt budget direct overgeheveld van de artikelen van de defensiebegroting en de begrotingen van andere departementen, naar de betreffende artikelen op het DMF. Hierdoor wordt de administratieve last verminderd en wordt de verdeling van middelen tussen de defensiebegroting en het DMF beter inzichtelijk gemaakt.

  • 3. Met ingang van dit jaar wordt de departement specifieke informatie niet langer opgenomen omdat dit grote overlap vertoonde met informatie die elders in de begroting danwel Stand van Defensie wordt gepresenteerd. In dit hoofdstuk werd inzicht gegeven in de militaire pensioenen en uitkeringen, de apparaatsuitgaven en de invulling van de formatie van defensiepersoneel en kent zijn oorsprong in de reorganisaties bij Defensie in 2011. Informatie over de personele samenstelling van Defensie kan gevonden worden in de Stand van Defensie. De apparaatsuitgaven staan weergegeven in hoofdstuk 4.2 artikel 10 Apparaat Kerndepartement.

Toelichtingsgrens

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

Licence