De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Begrotingsstructuur;
2. Prestatiegegevens;
3. Groeiparagraaf;
4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.;
5. Ondergrenzen toelichtingen.
1. Begrotingsstructuur
Beleidsagenda
De beleidsagenda begint met het onderdeel beleidsprioriteiten. Aansluitend bij de missie van EZ hebben de beleidsprioriteiten de volgende opbouw: Inleiding, Macro-economisch beeld, Profiterende samenleving, Ondernemingsklimaat en regeldruk (pact en programma, talent, regeldruk, financiering en mvo), Fysieke ruimte en regionale economie, Concurrerende en weerbare economie (digitale economie, mededinging, industriebeleid en economische veiligheid), Innovatieve economie (innovatie en start/scale-ups), Internationale aspecten van EZ thema’s en Slotparagraaf. Na het onderdeel beleidsprioriteiten volgen: de belangrijkste begrotingsmutaties voor de uitgaven en de ontvangsten, de openbaarheidsparagraaf, de Strategische Evaluatie Agenda en het overzicht van de risicoregelingen.
Beleidsartikelen
Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. Voor elk beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt, voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting, verwezen naar de relevante beleidsnota’s of brieven die al naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.
In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan medeoverheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.
In de begroting zijn verder de volgende bijlagen opgenomen: (bijlage 1) een overzicht van de ZBO’s/RWT’s vallend onder het Ministerie van Economische Zaken, (bijlage 2) een overzicht met de specifieke uitkeringen van EZ, (bijlage 3) een toelichting op de mutaties ten opzichte van de stand Voorjaarsnota en Incidentele Suppletoire begrotingen, (bijlage 4) Moties en toezeggingen, (bijlage 5) het subsidieoverzicht met hyperlinks naar de betreffende subsidie, de meest recent uitgevoerde evaluatie en geprogrammeerde eerstvolgende evaluatie en de geplande einddatum van de subsidie, (bijlage 6) een nadere uitwerking van de Strategische Evaluatie Agenda en de meest recent uitgevoerde en geprogrammeerde beleidsdoorlichtingen en evaluaties met hyperlinks naar de betreffende rapporten, (bijlage 7) een overzicht van de uitgaven ten behoeve van Caribisch Nederland, (bijlage 8) een overzicht met de projecten op de EZ-begroting, gefinancierd uit het Nationaal Groeifonds (NGF), (bijlage 9) een overzicht met de middelen uit het Klimaatfonds die aan de EZ-begroting zijn toegevoegd. Bijlage 10 bevat een conversietabel die inzichtelijk maakt welke delen van de voormalige EZK-begroting zijn overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei en naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Begrotingsreserves
Een begrotingsreserve mag met toestemming van de Minister van Financiën ten laste van een begrotingsartikel worden aangehouden (artikel 2.21, lid 1 Comptabiliteitswet 2016). De begrotingsreserves zijn bestemd voor een concreet doel en kunnen alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de EZ-begroting worden ingezet voor de volgende doelen:
– Als borg voor de afgegeven garantstellingen (Borgstelling MKB-kredieten (inclusief het Corona en Groen luik), Garantie Ondernemingsfinanciering (inclusief Corona luik), Groeifaciliteit, Klein Krediet Corona, MKB financiering. Uit deze begrotingsreserves kunnen eventuele mismatches in de tijd tussen (premie-) inkomsten en uitgaven (verliesdeclaraties) worden opgevangen;
Totaal | % Juridisch verplicht | Specificatie naar type reserve (x € 1 mln) | |||
---|---|---|---|---|---|
Borg garanties | Duurzame energie en klimaattransitie | Lening ECN | |||
Artikel 2 | 580,8 | 100% | 580,8 | ||
Totaal | 580,8 | 100% | 580,8 | 0,0 | 0,0 |
In de 1e suppletoire begroting 2024 is er in 2024 een onttrekking opgenomen van € 20,8 mln op beleidsartikel 2. Dit betreft de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO). Voor de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB), Borgstelling MKB-Groen (BMKB-Groen), Groeifaciliteit, Garantie MKB-financiering en Klein Krediet Corona (KKC) zijn geen stortingen of onttrekkingen aan de begrotingsreserves opgenomen.
In het betreffende beleidsartikel van deze begroting wordt de bovengenoemde begrotingsreserve apart toegelicht (conform artikel 2.21, lid 2 Comptabiliteitswet 2016). Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Financiën aan de Algemene Rekenkamer en de aangenomen motie Ronnes c.s. (Kamerstuk 34 475, nr. 20) wordt het percentage juridisch verplicht voor de begrotingsreserves in het beleidsartikel 2 toegelicht. Daarnaast zijn conform de motie Van Veldhoven en Koolmees (Kamerstuk 34 475, nr. 12) de eventuele aanvullende afspraken over de begrotingsreserves opgenomen . Als opvolging van de motie Geurts (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 64) worden de geraamde wijzigingen gedurende het begrotingsjaar in de 1e en 2e suppletoire begroting inzichtelijk gemaakt.
2. Prestatiegegevens
In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van EZ voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. De voorwaarde voor het opnemen van een indicator is een (doen) uitvoerende rol van de Minister. Bij de doelstellingen waarbij EZ een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.
3. Groeiparagraaf
Het eerder in de Rijksbegrotingsvoorschriften voorgeschreven overzicht coronamaatregelen in de beleidsagenda van de ontwerpbegroting komt vanaf de ontwerpbegroting 2025 te vervallen aangezien dit overzicht niet meer relevant is.
Met ingang van de ontwerpbegroting 2025 komt ook de overzichtstabel Bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Innovatiebeleid te vervallen uit de beleidsagenda omdat deze niet meer relevant is en niet meer aansluit bij de informatiebehoefte van de Tweede Kamer. Overigens wordt op de EZ-begroting jaarlijks inzichtelijk gemaakt welke innovatiemiddelen worden ingezet ten behoeve van de vastgestelde missies ter adressering van de innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
HerverkavelingIn het Hoofdlijnenakkoord 2024 is besloten dat per 1 januari 2025 een nieuw ministerie wordt opgericht, namelijk Klimaat en Groene Groei. Dit heeft geleid tot een afsplitsing van middelen van de EZ-begroting. Het gaat voornamelijk om middelen voor klimaat- en energiebeleid, maar ook middelen voor en uit mijnbouwactiviteiten zijn overgegaan naar KGG. Naast dit nieuwe ministerie is door het nieuwe kabinet gekozen om de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen onder te brengen bij BZK. Daarom zijn de middelen niet meer terug te vinden op de EZ-begroting maar op de begroting van BZK.
Bijlage 10 bevat een conversietabel die de herverkaveling van hoofdstuk 13 Economische Zaken naar hoofdstuk 7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en hoofdstuk 23 voor het nieuwe departement Klimaat en Groene Groei inzichtelijk maakt.
Voedingsartikel
Het voedingsartikel voor fondsbegrotingen wordt per direct afgeschaft, omdat een fondsbegroting in de systematiek hetzelfde gaat werken als een departementale begroting. Dit heeft ertoe geleid dat artikel 6 Bijdrage aan het Nationaal Groeifonds leeg is geboekt.
Brede welvaart
Brede welvaart gaat om de kwaliteit van het leven van huidige generaties in Nederland én dat van latere generaties en mensen in andere landen. In de begroting van 2025 wordt in het onderdeel beleidsprioriteiten aandacht besteed aan de bijdrage van het beleid aan brede welvaart. Dat doen we met behulp van indicatoren uit de CBS factsheet brede welvaart. Deze factsheet is voor het voormalige EZK department opgesteld, waardoor een aantal indicatoren die relevant zijn voor het nieuwe EZ zijn gekozen uit de 15 EZK-indicatoren. Daarmee voeren wij motie Hammelburg12 uit.
Informatievoorziening
EZ hecht aan hoogwaardige, betrouwbare informatievoorziening om de impact van haar beleid en de voortgang op doelen te monitoren. Uitvoeringsorganisaties worden aangestuurd om relevante monitoringsinformatie te verzamelen over de voortgang en impact van beleid voor burgers en bedrijven. Daarnaast zet EZ in op gebruik van onafhankelijke voortgangsinformatie zoals van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Planbureau, de EU en de OESO. EZ communiceert thematisch over beleidsvoortgang op websites als www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl, dashboardklimaatbeleid.nl en dashboardgroningen.nl. Voor voortgang op brede welvaart publiceert het CBS de Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goals. Daarnaast is informatie, zoals ook genoemd in de toelichting bij de beleidsartikelen, te vinden op websites van betreffende uitvoeringsorganisaties. Tot slot wordt op rijksfinancien.nl alle budgettaire data verzameld. Deze website biedt ook de mogelijkheid om gerelateerde informatie toe te voegen aan de reguliere begrotingsinformatie. Dat zijn bijvoorbeeld beleidsevaluaties, visualisaties van financiële tabellen, bijbehorende officiële stukken, en links naar aanvullende beleidsinformatie.
EZ tracht de informatiewaarde van de begrotingsstukken voor de Kamer stelselmatig te verbeteren. Er lopen rijksbreed verschillende initiatieven om de informatie toegankelijker te maken. Hierover lopen de gesprekken tussen de Commissie voor de Rijksuitgaven van de Tweede Kamer en het Ministerie van Financiën. Qua informatiewaarde van de begrotingsstukken zijn de rijksbrede trajecten te zien als de aangewezen plek waar meer grootschalige en verstrekkende veranderingen kunnen worden gerealiseerd. EZ spant zich in om hier volop in te participeren.
4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (Kamerstuk 2010-2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie zorgt ervoor dat de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland op grond van het Nederlands Nationaal Hervormingsprogramma een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen.
In de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland in 2024-2025 (COM(2023) 619 final) wordt onder andere aanbevolen:
– De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, aanzienlijk versnellen en ervoor zorgen dat de hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 tot een goed einde zijn gebracht. De uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s versnellen. In het kader van de tussentijdse evaluatie daarvan gericht blijven op de overeengekomen prioriteiten en het testen en proefdraaien van oplossingen ter beperking van de congestie op het elektriciteitsnet bevorderen, en daarbij de kansen die het platform voor strategische technologieën voor Europa biedt om het concurrentievermogen te verbeteren, in overweging nemen (aanbeveling 2);
– Randvoorwaarden verbeteren om investeringen in het elektriciteitstransmissie- en het elektriciteitsdistributienet te stimuleren, en met name de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen en het concurrentievermogen te verbeteren (aanbeveling 4).
In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken wordt op deze aanbevelingen als volgt ingegaan: beleidsartikel 1 (Goed functionerende economie en markten) voor de prioriteit ‘Versnellen van de digitale transitie’ binnen het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan en beleidsartikel 2 (Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei) voor de beleidsinstrumenten EFRO, INTEREG A en het Fonds voor Rechtvaardige Transitie binnen het cohesiebeleid.
Landspecifieke afspraken HVPDe uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU hoofdstuk, aanzienlijk versnellen en ervoor zorgen dat de hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 tot een goed einde zijn gebracht.
Op 23 oktober 2023 is het aangepaste Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) goedgekeurd, inclusief een REPowerEU-hoofdstuk. Het Nederlandse HVP bestaat uit 50 maatregelen. Het Ministerie van Economische Zaken geeft uitvoering aan de volgende vier maatregelen:
1. C2.1 I1 Quantum Delta NL
2. C2.1 I2 AINED
3. C4.2 I1 NOLAI
4. C5.1 I4 Health RI
Het kabinet werkt momenteel hard aan een spoedige implementatie van het HVP, alsook aan de uitvoering van het REPowerEU-hoofdstuk dat daar onderdeel van is. Over de voortgang van de implementatie van het HVP wordt de Kamer minimaal tweejaarlijks geïnformeerd.
Nederland heeft op 24 mei 2024 het eerste betalingsverzoek ter waarde van € 1,3 mld ingediend bij de Europese Commissie. Het Ministerie van Economische Zaken is voor het eerste betaalverzoek verantwoordelijk voor de uitvoering en verantwoording van de maatregelen C2.1 I1 Quantum Delta NL en C5.1 I4 Health RI. Hierbij hoort ook het borgen van de financiële belangen van de Europese Unie voor de relevante maatregelen van het Ministerie van Economische Zaken. Over de beoordeling van het eerste betalingsverzoek door de Europese Commissie wordt de Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Nederland is voornemens om eind 2024 het tweede betalingsverzoek bij de Europese Commissie in te dienen. Ook over de indiening en beoordeling van dit tweede betalingsverzoek wordt de Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Motie Hachchi c.s.
Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van EZ voor Caribisch Nederland in 2025 bedragen € 5,4 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1 en 2.
In bijlage 6: Rijksuitgaven Caribisch Nederland zijn alle uitgavenreeksen van het Ministerie van EZ ten behoeve van Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba ofwel BES-eilanden) opgenomen, ongeacht de hoogte van de uitgaven.
5. Ondergrenzen toelichtingen
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen | Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen) | Technische mutaties (ondergrens in € miljoen) |
---|---|---|
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.