Base description which applies to whole site

3.7 Artikel 7 Kinderopvang

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;

  • het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang in Caribisch Nederland;

  • het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Dienst Toeslagen voert het stelsel van kinderopvangtoeslag uit in opdracht van het Ministerie van SZW. De Staatssecretaris Toeslagen en Douane is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT.

Verhoging toeslagpercentages

In 2025 zet het kabinet de eerste stap naar een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang voor alle werkende ouders (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 537) door de toeslagpercentages voor met name middeninkomens te verhogen. Hiermee wordt kinderopvang beter betaalbaar voor huishoudens met een verzamelinkomen tussen de € 29.393 en € 159.224. Daarnaast is deze verhoging een prikkel voor de arbeidsparticipatie, omdat het meer gaat lonen om een dag extra te gaan werken. Tot slot draagt deze maatregel bij aan het vergroten van de toekenningszekerheid, omdat ongeveer 37.000 extra huishoudens vanaf 2025 al een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% zullen ontvangen. Een kleine verandering in het inkomen leidt voor deze huishoudens daardoor niet meer tot een lagere kinderopvangtoeslag.

Wijzigingen maximum uurprijs

Het kabinet bekostigt een aantal verbeteringen in de kinderopvangsector door de maximum uurprijzen in 2025 met € 0,04 minder te indexeren. Het gaat om onderstaande verbeteringen:

  • Meerkosten voor toezicht en handhaving door wijzigingen in de kwaliteitseisen;

  • Een verhoging van het budget voor de regeling Sociaal Medische Indicatie (SMI);

  • Kinderopvangtoeslag voor beurspromovendi;

  • Kosten die volgen uit het wetsvoorstel Wet Kinderopvang BES.

Daarnaast wordt de maximum uurprijs voor gastouderopvang in 2025 met netto € 0,21 extra geïndexeerd. Er gelden verscherpte kwaliteitseisen waardoor sommige gastouders meer kosten maken. Het kabinet vindt dat deze kosten niet volledig voor de rekening van ouders moeten komen, en indexeert de maximum uurprijs voor gastouderopvang daarom met € 0,21 extra. In combinatie met de reguliere indexering van 4,83% wordt de maximum uurprijs voor dagopvang in 2025 € 10,71. De maximum uurprijs voor buitenschoolse opvang wordt € 9,52 en voor gastouderopvang € 8,10.

Verder is er in het hoofdlijnenakkoord opgenomen dat de maximum uurprijzen in 2026 niet worden geïndexeerd. Dit zal de komende periode in wet- en regelgeving worden uitgewerkt.

Kwaliteit kinderopvang

In 2025 wijzigt een aantal kwaliteitseisen voor de kinderopvang. Voor pedagogisch medewerkers in de dagopvang en buitenschoolse opvang geldt vanaf 1 januari 2025 een taaleis Nederlands. Voor de gastouderopvang worden met het wetsvoorstel Wijziging Wet Kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang (Kamerstukken II 2023/24, 36 513, nr. 2) extra kwaliteitseisen wettelijk geregeld. Bijvoorbeeld dat gastouders een pedagogisch werkplan opstellen, permanente educatie volgen en pedagogische coaching krijgen van gastouderbureaus. De inwerkingtredingsdatum van deze maatregelen wordt later bepaald, mede op basis van de parlementaire behandeling en het moment van publicatie.

Sociaal-medische indicatie

Sociaal-medische indicatie (SMI) is een vangnetregeling voor gezinnen die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en die vanwege sociaal/medische problematiek ook niet in staat zijn de zorg voor hun kinderen volledig te dragen. Via SMI kunnen gemeenten deze gezinnen een (gedeeltelijke) vergoeding bieden voor het gebruik van kinderopvang. Drie ontwikkelingen in de afgelopen jaren leiden ertoe dat het budget voor SMI steeds minder toereikend is:

  • 1. Het aantal aanvragen is flink gestegen;

  • 2. De sociaal medische problematiek is langduriger van aard geworden waardoor langere toekenningen nodig zijn;

  • 3. In diezelfde periode zijn de kosten van kinderopvang (fors) gestegen.

Om de beschikbare middelen weer beter in lijn te brengen met de benodigde middelen, wordt het budget voor de SMI-middelen verhoogd. Specifiek wordt vanaf 2025 het budget met € 5,4 miljoen verhoogd, en vanaf 2029 met € 10 miljoen structureel.

Kinderopvangtoeslag voor beurspromovendi

Voor promovendi zonder arbeidscontract (onder andere beurspromovendi en buitenpromovendi) geldt dat het recht op kinderopvangtoeslag afhankelijk is van of de inkomsten uit een beurs door de Belastingdienst worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid. Dat is afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval. Het is voor promovendi bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag daarom niet altijd duidelijk of zij wel voldoen aan de arbeidseis. De onduidelijkheid kan tot hoge terugvorderingen leiden. Dit knelpunt is beschreven bij de kabinetsreactie op de motie Lodders/Van Weyenberg over verdere quick fixes om het toeslagenstelsel te verbeteren (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 927).

Dit knelpunt wordt opgelost door alle vormen van promovendi (en studenten technologisch ontwerper) per 1 januari 2025 recht op kinderopvangtoeslag te geven. Met deze maatregel wordt uitvoering gegeven aan de motie Omtzigt (Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 52).

Verbetermaatregel toeslagpartnerschap eerstegraads bloedverwanten

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2025 dit knelpunt in het toeslagensysteem op te lossen (Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. 1283). Op dit moment komt het voor dat alleenstaande ouders die samen op één adres wonen met eerstegraads bloedverwanten minder recht hebben op diverse toeslagen (waaronder de kinderopvangtoeslag). Het gaat bijvoorbeeld om situaties van mantelzorg, maar ook om (tijdelijk) inwonen bij vader of moeder na een scheiding. Het kabinet vindt dit ongewenst en wil dergelijke situaties in de toekomst voorkomen. Daartoe wordt dit knelpunt per 2025 opgelost door middel van een wijziging van het toeslagpartnerbegrip in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir).

Aanpassen toeslagpartnerbegrip: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders verblijvende partner

Mensen met een noodgedwongen elders verblijvende partner worden vanaf 1 januari 2026 als alleenstaanden behandeld voor alle toeslagen (met uitzondering van de huurtoeslag). In de huidige regelgeving zijn deze mensen toeslagpartner als ze gehuwd of geregistreerd partner zijn. Wanneer er sprake is van een partner in vluchtsituatie of vermissing kan deze partner niet bijdragen aan de kosten en zorg voor het huishouden. Specifiek voor de kinderopvangtoeslag zorgt de maatregel ervoor dat er in deze situaties niet meer wordt getoetst of de partner aan de arbeidseis voldoet en wordt het eventuele inkomen van de partner buiten beschouwing gelaten. Daarmee voorkomt de maatregel financiële problemen en kinderarmoede bij deze groep.

Niet meer terugvorderen kinderopvangtoeslag op basis van verblijfstitel

Het recht op kinderopvangtoeslag wordt vanaf 1 januari 2026 niet meer met terugwerkende kracht vastgesteld als bij een burger de verblijfstitel wordt ingetrokken. Het recht wordt dan pas aangepast vanaf de datum waarop de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een besluit heeft genomen. Op dat moment is de burger bekend met de gewijzigde situatie. Met de maatregel worden schulden en problemen bij het innen van terugvorderingen voorkomen.

Wet kinderopvang BES

Op 4 juni is de Wet kinderopvang BES gepubliceerd (Stb. 2024, 140). Doel van de wet is de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. In de wet zijn eisen opgenomen ten aanzien van kwaliteit, financiering en toezicht. De wet zal naar verwachting per 1 juli 2025 bij Koninklijk Besluit in werking treden. In de wet is geregeld dat een aantal onderwerpen in lagere wetgeving nader wordt of kan worden uitgewerkt. Het kabinet werkt momenteel aan een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarin nadere regels zijn opgenomen over onder andere financiering en kwaliteit. De AMvB is medio 2024 ter consultatie voorgelegd en zal naar verwachting eveneens per juli 2025 in werking treden.

De tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland zal worden verlengd tot de wet van kracht is. Het kabinet verhoogt in 2025 en volgende jaren de subsidiebedragen voor de dagopvang en gastouders. Het programma BES(t) 4 kids zal tot en met 2028 worden verlengd. Daarvoor is voor die periode jaarlijks € 1,25 miljoen extra beschikbaar.

Tabel 77 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

4.436.342

5.042.523

5.559.980

6.829.196

7.421.350

7.638.737

7.850.086

         
 

Uitgaven

4.440.566

5.045.805

5.561.980

6.829.196

7.421.350

7.638.737

7.850.086

         

7.0

Kinderopvang

4.440.566

5.045.805

5.561.980

6.829.196

7.421.350

7.638.737

7.850.086

 

Inkomensoverdrachten

4.378.908

4.987.457

5.484.894

6.758.154

7.358.864

7.586.882

7.800.626

 

Kinderopvangtoeslag

4.378.908

4.987.457

5.484.894

6.758.154

7.358.864

7.586.882

7.800.626

 

Subsidies (regelingen)

12.327

17.073

25.233

27.199

28.820

27.930

29.229

 

Kinderopvang

1.335

2.050

4.050

4.050

4.050

2.050

2.050

 

Subsidies Caribisch Nederland

10.992

15.023

21.183

23.149

24.770

25.880

27.179

 

Opdrachten

2.858

7.591

12.268

17.729

16.294

9.294

9.294

 

Overige Opdrachten

1.558

2.913

5.376

9.537

8.102

7.602

7.602

 

Opdrachten Caribisch Nederland

753

1.566

1.692

1.692

1.692

1.692

1.692

 

Opdrachten Stelselherziening KO

547

3.112

5.200

6.500

6.500

0

0

 

Bekostiging

433

1.536

1.101

1.736

1.736

1.736

1.736

 

Projectbureau PGV

433

1.536

1.101

1.736

1.736

1.736

1.736

 

Bijdrage aan agentschappen

8.100

9.763

8.678

8.678

8.678

8.678

8.678

 

Agentschap DUO

8.100

9.763

8.678

8.678

8.678

8.678

8.678

 

Bijdrage aan medeoverheden

37.940

22.385

29.806

15.700

6.958

4.217

523

 

Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN

6.398

11.789

5.880

3.737

1.748

1.773

523

 

SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang

31.542

10.596

23.926

11.963

5.210

2.444

0

         
 

Ontvangsten

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

         
Tabel 78 Uitsplitsing ontvangsten artikel 7 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

         

7.0

Kinderopvang

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

 

Ontvangsten

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

 

Algemeen

17.737

480

480

480

480

480

480

 

Terugontvangsten kinderopvangtoeslag

198.528

234.512

260.671

265.530

244.804

174.430

112.241

 

Werkgeversbijdrage Kinderopvang

1.575.951

1.684.438

1.697.520

1.705.223

1.706.956

1.710.122

1.710.122

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 79 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 7
 

2025

juridisch verplicht

99,4%

bestuurlijk gebonden

0,3%

beleidsmatig gereserveerd

0,3%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0,0%

De uitgaven op artikel 7 Kinderopvang zijn voor 99,4% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.

Subsidies

Het budget voor Subsidies Kinderopvang is voor 76% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte gedeelte bestaat uit instellingssubsidies en projectsubsidies kinderopvang in Nederland. Voor de Tijdelijke subsidieregeling Caribisch Nederland geldt dat alle kinderopvangorganisaties die aan de voorwaarden voldoen een beroep op de regeling kunnen doen. Daarmee is 100% van het budget voor Subsidies Caribisch Nederland juridisch verplicht.

Opdrachten

Het budget voor Opdrachten is voor 7% juridisch verplicht. Het gaat om opdrachten en onderzoek voor de kinderopvang in Nederland. De rest van het opdrachtenbudget is grotendeels beleidsmatig gereserveerd. Dit betreft onder meer opdrachten voor toezicht en handhaving verbetermaatregelen gastouderopvang.

Vanuit het budget opdrachten Caribisch Nederland is 44% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte deel betreft de uitvoeringskosten van UVB (tijdelijke subsidieregeling) en Inspectie van het Onderwijs. De kosten van het programmabureau zijn bestuurlijk in het programma BES(t) 4 kids toegezegd en zijn derhalve bestuurlijk gebonden.

De opdrachten voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang (Opdrachten Stelselherziening KO) zijn gedeeltelijk bestuurlijk gebonden en voor een deel beleidsmatig gereserveerd.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging is voor 100% juridisch verplicht, voor de uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV).

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen is voor 0% juridisch verplicht maar wel 99% bestuurlijk gebonden voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdragen aan medeoverheden is voor 80% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte deel is bestemd voor de regeling kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, die door de gemeenten wordt uitgevoerd (SPUK). De middelen bestemd voor de versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland en de financiering van de implementatieactiviteiten gericht op het inwerkingtreden van de Wet kinderopvang BES zijn bestuurlijk gebonden.

Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door Dienst Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beiden werken (werknemers en zelfstandigen);

  • Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);

  • Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

  • Hoogte van het toetsingsinkomen van de ouder(s);

  • Hoogte van de betaalde uurprijs, tot aan de maximum uurprijs;

  • De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillende maximum uurprijs waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;

  • Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;

  • Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de kinderopvangtoeslag stijgen in 2025 naar verwachting met € 497 miljoen ten opzichte van 2024. De belangrijkste oorzaak is dat de vergoedingspercentages voor met name middeninkomens in 2025 worden verhoogd. In latere jaren lopen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag verder op. De stijging houdt grotendeels verband met uitgaven om verder toe te groeien naar het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang en de beoogde invoering daarvan in 2027.

Beleidsrelevante kerncijfers

In 2024 neemt het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat (met kinderopvang­toeslag) naar verwachting licht toe, gevolgd door een verdere stijging in 2025. De stijging in 2025 houdt verband met de verhoging van de vergoedingspercentages in 2025.

Ook het gemiddelde aantal uren per kind nemen in 2024 en 2025 naar verwachting toe. Met name in 2024 wordt nog rekening gehouden met een oploop vanwege het loslaten van de koppeling gewerkte uren. Daarnaast leiden de extra verhoging van de maximum uurprijzen in 2024 en de verhoging van de vergoedingspercentages in 2025 tot een hoger gemiddeld urengebruik.

De gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen stijgen in 2024 sterker dan de reguliere indexering van de maximum uurprijs (6,01%). Dit wordt verklaard doordat een gedeelte van de kinderopvanginstellingen de extra verhoging van de maximum uurprijzen in meer of mindere mate doorrekent in hun tarieven.

Tabel 80 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

603

606

614

    

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

   

0-12 jaar

898

902

914

0-4 jaar (dagopvang)

425

426

427

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

473

476

486

    

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

   

0-12 jaar

42

42

43

0-4 jaar (dagopvang)

61

62

63

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

33

33

34

    

Aantal uren per kind per maand

   

0-12 jaar

65,4

66,4

67,1

0-4 jaar (dagopvang)

91,2

92,2

93,5

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

42,3

43,4

43,9

    

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)

   

Tot 130% Wml

67

69

69

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

129

119

121

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

506

504

514

3 x modaal en hoger

196

209

209

    

Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag

   

Tot 130% Wml

85

86

87

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

67

69

70

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

61

62

63

3 x modaal en hoger

69

69

70

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS (bevolkingsprognose voor berekening deelname) en Toeslagen.

1

De realisatiecijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

Tabel 81 Kerncijfers kinderopvang bijdragen sectoren en ouders
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Bijdragen sectoren (in %)

   

Collectief

68

67

72

 

waarvan Overheid

42

44

49

 

waarvan Werkgevers

26

23

23

Ouders

32

33

28

    

Wettelijke maximum uurprijs (in €)2

   

Dagopvang

9,12

10,25

10,71

Buitenschoolse opvang

7,85

9,12

9,52

Gastouderopvang

6,85

7,53

8,10

    

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)3

   

Dagopvang

9,47

10,20

10,70

Buitenschoolse opvang

8,42

9,04

9,48

Gastouderopvang

6,93

7,33

7,93

    

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen4

   

130% Wml

0,74

0,83

0,43

1 1/2 x modaal

1,94

2,18

1,36

3 x modaal

5,77

6,49

5,86

    

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen4

   

130% Wml

0,47

0,52

0,43

1 1/2 x modaal

0,59

0,67

0,70

3 x modaal

1,47

1,65

1,72

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van Toeslagen.

1

De realisatiecijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

2

De maximum uurprijzen betreffen de vastgestelde maximum uurprijzen (en niet een raming).

3

De raming is opgesteld in prijzen 2024. Echter, het geraamde gemiddelde tarief 2025 is, evenals de wettelijke maximumuurprijs 2025, weergegeven op prijsniveau 2025. De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die de ouders aan Toeslagen doorgeven. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

4

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gebaseerd op de maximum uurprijzen en de toeslag die ouders ontvangen.

Subsidies

Voor 2025 is in totaal € 25,2 miljoen beschikbaar voor subsidies. Voor Caribisch Nederland is een subsidiebudget van € 21,2 miljoen beschikbaar. Dit wordt ingezet voor de Tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland. Vanaf naar verwachting 1 juli 2025 zal dit budget worden ingezet voor de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland op grond van de Wet kinderopvang BES.

Naar aanleiding van het rapport Bekostiging Kinderopvang Caribisch Nederland, dat op 18 oktober 2023 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 514), en de besluitvorming daarover, waarover de Tweede Kamer in de Verzamelbrief kinderopvang Caribisch Nederland is geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 527), zullen de subsidiebedragen in 2025 voor de kinderopvangorganisaties ten opzichte van 2024 substantieel worden aangepast.

Daarnaast is € 4,1 miljoen beschikbaar voor kinderopvang in Europees Nederland, waarvan circa € 2,5 miljoen voor instellingssubsidies en projectsubsidies.

Opdrachten

Voor 2025 is in totaal € 12,3 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Daarvan is € 5,2 miljoen bestemd voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang. Een bedrag van € 5,4 miljoen is bestemd voor onderzoek en opdrachten voor kinderopvang in Nederland (zie ‘Overige Opdrachten’ in tabel 77). Voor de uitvoering van het programma BES(t) 4 kids is een opdrachtenbudget van € 1,7 miljoen beschikbaar.

Bekostiging

Voor 2025 is € 1,1 miljoen beschikbaar voor bekostiging. Het betreft uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen (€ 8,7 miljoen in 2025) is bedoeld voor de uitvoering door DUO van het beheer, onderhoud en ontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), het Personenregister Kinderopvang (PRK) en het Register Buitenlandse Kinderopvang (RBK).

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdrage medeoverheden betreft voor € 23,9 miljoen de compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.

In het kader van artikel 92 lid 2 sub c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt € 5,8 miljoen aan de openbare lichamen via een bijzondere uitkering verstrekt. De bijzondere uitkering is bestemd voor financiering van het programma BES(t) 4 kids en voor specifieke huisvestingsprojecten voor kinderopvang. Voor het programma BES(t) 4 kids ontvangt Bonaire in 2025 maximaal € 1,0 miljoen, Sint Eustatius maximaal € 0,4 miljoen en Saba maximaal € 0,34 miljoen. Voor de uitvoering van bouwprojecten kinderopvang ontvangt Sint Eustatius in 2025 maximaal € 3,0 miljoen en Saba maximaal € 1,0 miljoen.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn opgebouwd uit drie componenten: de ontvangsten algemeen, de terugontvangsten kinderopvangtoeslag en de werkgeversbijdrage kinderopvang.

De ontvangsten algemeen betreft de eigen bijdrage die deelnemers betalen voor inschrijving in het Personenregister Kinderopvang.

De terugontvangsten kinderopvangtoeslag betreft de ontvangsten uit terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over eerdere jaren. In 2024 en 2025 nemen de ontvangsten naar verwachting toe, om in het jaar daarna te stabiliseren. Vanaf toeslagjaar 2027 wordt rekening gehouden met een sterke afname van het aantal terugvorderingen als gevolg van het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang. Daardoor nemen ook de terugontvangsten kinderopvangtoeslag, met vertraging, geleidelijk af.

De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. De totale loonsom en de werkgeversbijdrage kinderopvang nemen naar verwachting licht toe.

Het aantal gewerkte uren per week is in 2023 in alle groepen vrijwel stabiel gebleven ten opzichte van 2022.

Tabel 82 Ontwikkeling in gewerkte uren (gemiddelde binnen de groep mensen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Vrouwen 15 tot 75 jaar

27,4

27,9

27,9

Mannen 15 tot 75 jaar

36,3

36,1

36,0

Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar)

27,5

28,1

28,2

Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar)

40,4

40,1

40,0

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

De netto arbeidsparticipatie is in 2023 in vrijwel alle categorieën gestegen ten opzichte van 2022. Enkel de netto arbeidsparticipatie onder alleenstaande vaders is in 2023 licht gedaald.

Tabel 83 Netto arbeidsparticipatie (%)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

70,4

72,2

73,1

    

Moeders (lid van ouderpaar)

81,4

82,6

82,8

Vaders (lid van ouderpaar)

91,8

92,6

93,3

    

Alleenstaande moeders

71,5

70,5

73,6

Alleenstaande vaders

83,5

84,4

83,5

    

Moeders met jonge kinderen (0-11)

79,7

81,5

81,8

Vaders met jonge kinderen (0-11)

94,4

94,3

95,0

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

Licence