Base description which applies to whole site

3.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Lage-inkomensvoordeel (LIV) en loonkostenvoordelen (LKV)

In 2025 en 2026 vinden er een aantal wijzigingen plaats in het lage-inkomensvoordeel (LIV) en de loonkostenvoordelen (LKV). Op 1 januari 2025 wordt het LIV afgeschaft. In 2025 vindt nog wel de betaling plaats van het LIV over 2024. Op 1 januari 2025 worden eveneens de bedragen van het LKV oudere werknemer verlaagd van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per jaar naar € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Op 1 januari 2026 wordt het LKV oudere werknemer afgeschaft. Deze verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer gelden alleen voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024. Ten slotte wijzigen per 1 januari 2025 de voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Dit betreft een verruiming van de voorwaarden, waardoor meer werkgevers recht zullen krijgen op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Daarnaast is het kabinet voornemens het LKV doelgroep banenafspraak te vereenvoudigen per 1 januari 2026. De vereenvoudiging houdt ten eerste in dat werknemers voor dit loonkostenvoordeel geen doelgroepverklaring meer hoeven aan te vragen. Daarnaast wordt het LKV doelgroep banenafspraak structureel gemaakt, waardoor het recht op dit loonkostenvoordeel blijft doorlopen zolang de dienstbetrekking voortduurt in plaats van de huidige 3 jaar. Ten slotte houdt de vereenvoudiging in dat de doelgroep van het LKV doelgroep banenafspraak gelijk wordt getrokken met de doelgroep van de banenafspraak. Een wetsvoorstel dat ziet op deze wijzigingen is op 17 oktober 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 2).

Leren en ontwikkelen

Vanuit de resterende STAP-middelen is € 73,7 miljoen beschikbaar voor een scholingssubsidie binnen de SLIM-regeling. Aan dit budget is in 2024 bij voorjaarsbesluitvorming € 38 miljoen vanuit de voor loon- en prijsontwikkeling beschikbare middelen toegevoegd. Van het totale budget van € 111,7 miljoen is € 86,7 miljoen bestemd voor de periode 2025-2027. Na wijziging van de SLIM-regeling komen deze middelen in 2025 beschikbaar om conform de motie Van der Lee (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1184) scholing gericht op maatschappelijk cruciale sectoren te subsidiëren.

Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord wordt op de SLIM-regeling over de begrotingshorizon cumulatief € 113 miljoen en structureel € 17 miljoen (30%) bezuinigd. Daarnaast wordt cumulatief € 22,3 miljoen bij het Actieprogramma DI&LLO ingeleverd.

Gelijke kansen op de arbeidsmarkt

In 2025 wordt uitvoering gegeven aan de ontwikkelagenda gelijke kansen, waarmee werkgevers worden ondersteund in het creëren van gelijke kansen op de arbeidsmarkt via objectieve werving en selectie. Deze ondersteuning wordt met onder andere SER-DIB en werkgeversorganisaties verder ontwikkeld, geïntensiveerd en gebundeld. Hiervoor is jaarlijks € 1 miljoen beschikbaar.

Arbeidsmarktpakket

Middels de wetsvoorstellen Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) en Meer zekerheid flexwerkers wordt schijnzelfstandigheid tegengegaan en wordt aan werknemers meer zekerheid geboden. Beide wetsvoorstellen zijn onderdeel van het arbeidsmarktpakket. In de beleidsagenda wordt hier nader op ingegaan.

Subsidietaakstelling hoofdlijnenakkoord

Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zijn op arbeidsmarktbeleid verschillende bezuinigingen doorgevoerd. De grootste bezuinigingen worden onder het kopje «Leren en ontwikkelen» toegelicht. Onder het opdrachtenbudget is een bezuiniging ingeboekt op het werkprogramma Lexces en de bijdrage aan VWS voor ZonMW. Daarnaast is vanaf 2026 5% bezuinigd op de bijdragen aan TNO en het RIVM.

Tabel 12 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

1.259.891

2.588.884

585.995

278.069

355.727

318.116

313.110

         
 

Uitgaven

1.248.083

2.129.650

819.378

624.329

540.232

323.619

321.123

         

1.0

Arbeidsmarkt

1.248.083

2.129.650

819.378

624.329

540.232

323.619

321.123

 

Inkomensoverdrachten

686.869

614.556

452.684

121.671

210.075

204.004

204.365

 

Lage-inkomensvoordeel

530.776

462.162

313.486

0

0

0

0

 

Minimumjeugdloonvoordeel

14.748

16.588

0

0

0

0

0

 

Loonkostenvoordelen

141.345

135.806

139.198

121.671

210.075

204.004

204.365

 

Subsidies (regelingen)

527.866

1.465.842

313.131

442.511

271.943

65.721

63.382

 

Overige subsidies algemeen

4.067

5.718

11.104

5.346

3.940

3.940

3.940

 

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

488

13.934

9.743

12.764

10.544

11.344

11.344

 

Stimuleringregeling LLO in MKB

46.403

66.831

116.014

88.791

78.205

45.547

40.623

 

Stimulans Arbeidsmarktpositie

108.767

1.187

0

0

0

0

0

 

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

316.315

1.155.793

0

0

0

0

0

 

Nederland leert door

23.525

120

0

0

0

0

0

 

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

28.301

221.669

171.389

330.907

174.493

0

0

 

Subsidie meer uren werkt

0

590

4.881

4.703

4.761

4.890

7.475

 

Opdrachten

27.241

42.642

47.878

50.004

48.071

43.751

43.233

 

Opdrachten

27.241

42.642

47.878

50.004

48.071

43.751

43.233

 

Bekostiging

100

100

100

100

100

100

100

 

Bekostiging

100

100

100

100

100

100

100

 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

77

181

4.880

4.880

4.880

4.880

 

Ministerie van VWS

0

56

56

706

706

706

706

 

Ministerie van EZK

0

21

125

4.174

4.174

4.174

4.174

 

Bijdrage aan agentschappen

5.041

5.404

5.404

5.163

5.163

5.163

5.163

 

Agentschap RIVM

4.969

5.212

5.212

4.971

4.971

4.971

4.971

 

Agentschap CJIB

72

192

192

192

192

192

192

 

Bijdrage aan medeoverheden

966

1.029

0

0

0

0

0

 

SPUK BMIP

966

1.029

0

0

0

0

0

         
 

Ontvangsten

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

         
Tabel 13 Uitsplitsing ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

         

1.0

Arbeidsmarkt

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

 

Ontvangsten

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

 

Algemeen

14.359

2.971

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

 

Boeten

17.399

17.400

17.400

17.400

17.400

17.400

17.400

 

Terug ontvangsten NOW

942.633

0

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 14 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 1
 

2025

juridisch verplicht

78%

bestuurlijk gebonden

10%

beleidsmatig gereserveerd

12%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 78% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV) en Loonkostenvoordelen (LKV’s).

Subsidies

Van het programmabudget van MDIEU is in 2025 100% juridisch verplicht. Mocht achteraf blijken dat deze prognose niet juist is omdat de behandeling van de aanvragen nog niet is afgerond op het moment dat de begroting 2025 wordt vastgesteld, dan is het resterende deel bestuurlijk gebonden omdat dit een onderdeel is van de afspraken in het Pensioenakkoord.

Van het programmabudget van het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen (MIP DI&LLO) is in 2025 € 8 miljoen juridisch verplicht en € 1,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Stimuleringsregeling LLO in MKB van in totaal € 116 miljoen in 2025 is € 38 miljoen juridisch verplicht en € 78 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Meer Uren Werkt is in 2025 € 1,6 miljoen juridisch verplicht voor de projectsubsidie aan Universiteit Utrecht. Het overige budget is bestuurlijk gebonden.

Van het overige subsidiebudget algemeen is naar schatting respectievelijk 76% en 88% juridisch verplicht en 24% en 12% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget op artikel 1 is naar schatting 77% juridisch verplicht en 23% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar. Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken, evenwichtige arbeidsverhoudingen en handhaving.

Bekostiging

De jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van REACH CLP.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 15 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

         
 

Uitgaven

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

         

1.0

Arbeidsmarkt

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

 

Inkomensoverdrachten

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

 

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

481.026

570.825

569.000

504.409

164.607

165.614

167.728

 

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

8.094

8.841

8.841

8.841

8.841

8.841

8.841

 

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal

0

0

30.911

47.593

22.107

29.018

36.394

 

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal

0

0

480

834

1.187

1.549

1.918

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. De tegemoetkomingen worden in het volgende kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2025 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2024 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers aan de basis van de arbeidsmarkt. Voorwaarde is dat de werknemer een uurloon had tussen de 100% en 104% van het wettelijk minimumloon en een substantiële baan had van minimaal 1.248 gewerkte uren in een kalenderjaar. De tegemoetkoming bedraagt € 0,49 per uur en maximaal € 960 per kalenderjaar.

Budgettaire ontwikkelingen

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt in 2025 voor de laatste keer uitgekeerd over het jaar 2024. Per 2025 wordt het LIV afgeschaft.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer, LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer en LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. De loonkostenvoordelen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV oudere werknemer.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV oudere werknemer, het LKV arbeidsgehandicapte werknemer en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer waren in 2024 € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een premiekorting ontving. De maximale duur van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer is een jaar. Voor dienstverbanden die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 geldt dat de bedragen van het LKV oudere werknemer worden verlaagd per 1 januari 2025 van € 3,05 per uur naar € 1,35. Het maximumbedrag per jaar wordt verlaagd van € 6.000 naar € 2.600. Het LKV oudere werknemer wordt per 1 januari 2026 afgeschaft voor deze dienstverbanden.

LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar en is voor drie jaar geldig.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LKV oudere werknemer wordt stapsgewijs afgeschaft. Dit leidt tot een bezuiniging van € 60 miljoen per jaar vanaf 2027.

De voorwaarden voor het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer worden per 1 januari 2025 verruimd. Dit leidt per 2026 tot een structurele stijging van de uitgaven van naar schatting € 0,6 miljoen.

In het arrest van 24 mei 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij overgang van onderneming het recht op loonkostenvoordeel mee overgaat naar de nieuwe verkrijger3. Dit is in tegenstelling tot de huidige uitvoering van de loonkostenvoordelen. Doordat UWV na de uitspraak van de Hoge Raad ook loonkostenvoordeel toekent aan werkgevers na een overgang van onderneming stijgen de uitgaven in 2025 en 2026 met € 2,2 miljoen. Het kabinet is voornemens een nieuwe systematiek te introduceren waarbij werknemers bij wisseling van werkgever en een overgang van onderneming van de werkgever een nieuwe doelgroepverklaring kunnen aanvragen, waardoor het resterende recht op loonkostenvoordeel kan doorlopen naar de nieuwe werkgever. Hierdoor zullen de uitgaven aan het LKV vanaf 2027 nog toenemen met een additionele € 1,1 miljoen.

Tot slot stijgen naar verwachting de uitgaven aan het LKV door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Het kabinet is voornemens het LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden te vereenvoudigen per 1 januari 2026. Dit leidt tot een toename van € 102 miljoen aan structurele uitgaven. Een wetsvoorstel hiertoe is op 26 oktober 2023 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden alle werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag betaalde transitievergoeding. De compensatieregeling wordt vanaf 1 juli 2026 beperkt tot kleine werkgevers (minder dan 25 werknemers). Werkgevers met 25 of meer werknemers worden vanaf dan niet meer gecompenseerd.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor 2024 en 2025 wordt er ten opzichte van 2023 een stijging verwacht van het aantal uitbetalingen. Voornaamste oorzaak daarvan is een stijging van het aantal langdurig zieke werknemers. De gemiddelde uitbetaling is daarentegen redelijk constant en bedraagt circa € 16.000. Vanaf 1 juli 2026 wordt de regeling beperkt tot kleine werkgevers. Naar verwachting leidt dit tot een daling van de uitgaven met circa 70%.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Op 1 januari 2021 is de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden van de werkgever in werking getreden. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag aan de werknemer betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

Het aantal werkgevers dat elk jaar stopt vanwege pensionering of overlijden is redelijk constant. Het is niet de verwachting dat dit in de nabije toekomst verandert. De verwachting is daarom dat de uitgaven elk jaar circa € 9 miljoen bedragen.

Subsidies

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU)

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren en bedrijven kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de heffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU­-heffing). Binnen de MDIEU is in de periode 2021-2025 subsidie beschikbaar voor sectoranalyses en activiteitenplannen. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Hierom is het totale budget van € 1 miljard verspreid over de jaren 2021 tot en met 2027.

Meerjarig investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid (DI) & Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Voor dit programma is structureel € 10 miljoen beschikbaar. In 2025 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Dit gebeurt onder andere via communicatieactiviteiten en bijeenkomsten, maar voornamelijk via de Expeditie-regeling. Deze regeling is opgezet om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Het kas- en verplichtingenritme van het MIP loopt aanzienlijk uiteen, enerzijds omdat er niet jaarlijks maar tweejaarlijks een aanvraagtijdvak van de Expeditie-regeling wordt geopend, anderzijds omdat het bij deze regeling gaat om meerjarige projecten waarvoor de betalingen veel later plaats vinden dan de subsidietoekenning.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen in mkb-bedrijven (SLIM) samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie gestart. Met deze Stimuleringsregeling wil het kabinet leren en ontwikkelen in het mkb vanzelfsprekend maken. Vanwege de lange doorlooptijd van de projecten financiert het kasbudget in een gegeven begrotingsjaar zowel de openstaande verplichtingen als bevoorschotting van nieuwe projecten. Hierdoor komt het kasbudget niet altijd overeen met het subsidieplafond van de regeling. Daarnaast bestaat er voor 2024 tot en met 2027 een tijdelijke scholingsfaciliteit binnen SLIM om scholing binnen maatschappelijk cruciale kraptesectoren te subsidiëren.

Meer Uren Werkt!

Het subsidiebudget voor het Groeifondsproject Meer Uren Werkt! is enerzijds bestemd voor de projectsubsidie aan Groeifondspartner Universiteit van Utrecht, en anderzijds voor de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd.

Overige subsidies algemeen

Het budget voor «overige subsidies algemeen» betreft verschillende subsidies op de beleidsterreinen van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan Fairwork voor ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers arbeidsuitbuiting, voor het werkprogramma Lexces en aan Netspar ten behoeve van het werkprogramma 2023‒2027.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Daarnaast worden middelen ingezet voor het beheer van het wagenpark van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Bekostiging

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan EZK ten behoeve van respectievelijk de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals and Classification, Labelling and Packaging (REACH CLP).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is € 5 miljoen gereserveerd. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ontvangt € 0,2 miljoen per jaar.

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers van de Nederlandse Arbeidsinspectie ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Arbeidsinspectie. De raming van deze ontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend. De Arbeidsinspectie stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten; zij stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 16 Fiscale regelingen 2023-2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2023

2024

2025

Arbeidskorting

31.042

34.621

35.289

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.957

2.076

2.169

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

1.132

1.163

1.211

1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt was in 2023 stabiel. Gedurende het jaar varieerde het werkloosheidspercentage licht tussen 3,4% en 3,7%. Over het gehele jaar was dit 3,6% tegenover 3,5% in 2022. Er is nog steeds sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Voor alle kwartalen gold dat het aantal vacatures hoger lag dan het aantal werkenden. Voor de eerste twee kwartalen waren er 122 vacatures per 100 werklozen in het derde kwartaal nam dit iets af naar 114 vacatures per 100 werklozen.

Tabel 17 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.663

9.898

10.096

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.483

3.330

3.230

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

9.255

9.548

9.737

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

408

350

359

Werkloosheidspercentage

4,2

3,5

3,6

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

9,3

7,6

8,2

 

25 tot 45 jaar

3,3

2,9

2,9

 

45 tot 75 jaar

3,0

2,5

2,2

Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.

De kerncijfers arbeidsmarkt laten opnieuw een toename van de werkzame beroepsbevolking zien. Dit is een trend die al een langere tijd gaande is. De werkzame beroepsbevolking is in 2023 met bijna 200 duizend mensen toegenomen. Over de hele periode 2019-2023 gaat dit om een toename van ruim 600 duizend personen. In diezelfde periode is de niet-beroepsbevolking met ruim 500 duizend mensen afgenomen. Het aantal werklozen is met 9 duizend het afgelopen jaar licht gestegen. Kijkend naar de gehele periode is de werkloosheid echter nog steeds laag.

De ontwikkeling van het werkloosheidspercentage verschilt per leeftijdsgroep. De jeugdwerkloosheid (15- tot 25-jarigen) is iets gestegen, de werkloosheid van 25- tot 45-jarigen is gelijk gebleven en de werkloosheid van 45- tot 75-jarigen is iets gedaald.

Tabel 18 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking, aandeel contractvorm naar opleidingsniveau
 

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

Laag (x 1.000)

2021

848

714

231

1.792

2022

850

753

248

1.851

2023

897

807

267

1.971

Midden (x 1.000)

2021

2.058

1.020

552

3.631

2022

2.030

1.066

568

3.665

2023

2.051

1.087

582

3.720

Hoog (x 1.000)

2021

2.296

831

653

3.779

2022

2.413

858

713

3.984

2023

2.447

830

730

4.007

Totaal (x 1.000)1

2021

5.202

2.565

1.436

9.202

2022

5.293

2.677

1.529

9.500

2023

5.395

2.724

1.579

9.698

Bron: CBS, Statline.

1

Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

Er was sprake van een arbeidsmarkt met veel instroom en baanwisselingen, waar relatief veel werkenden aan een nieuwe baan begonnen. Het totaal aantal werkenden is toegenomen op elk opleidingsniveau. Voor de groep met het opleidingsniveau laag nam in 2023 het aantal flexibele arbeidsrelaties harder toe dan het aantal vaste arbeidsrelaties. Voor de groep met opleidingsniveau midden was deze ontwikkeling nagenoeg gelijk. Voor de groep met opleidingsniveau hoog nam het aantal flexibele arbeidsrelaties af terwijl het aantal vaste arbeidsrelaties toenam. Voor alle opleidingsniveaus is het aantal zelfstandigen toegenomen.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is gedaald van 5,6% in 2022 naar 5,3% in 2023. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) blijkt dat in 2023 het aandeel werknemers dat heeft verzuimd is afgenomen. De toename van het aantal beroepsziekten in 2023 is het gevolg van het voor het eerst meenemen van long-covid als beroepsziekte.

Tabel 19 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,3

1,3

1,3

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

0,9

Ziekteverzuim (%)3

4,9

5,6

5,3

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

2

3

2

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5

3,3

3,9

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,9

1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

5

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

Aantal werknemers onder cao

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen

In 2023 was er een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen ten opzichte van 2022. De stijging wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door meer verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van asielzoekers, van 600 verleende vergunningen in 2022 tot 2.000 in 2023. Op 29 november 2023 oordeelde de Raad van State dat de beperking dat asielzoekers maximaal 24 weken in een periode van 52 weken mogen werken onverbindend is. De stijging van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen komt onder andere door de (media-)aandacht omtrent deze zaak, in combinatie met de krapte op de arbeidsmarkt. Ook het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen voor buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten bleef stijgen (van 6.115 in 2021 naar 9.496 in 2022 en 11.030 in 2023). Dat gold eveneens voor het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen voor kennismigranten kort verblijf (van 390 in 2021 naar 1.550 in 2022 tot 2.013 in 2023).

Tabel 20 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.679

5.917

6.184

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.799

4.979

5.184

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

880

938

1.001

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

11,6

17,0

20,2

1

Bron: SZW, administratie.

2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie is toezichthouder en opsporingsinstantie van het Ministerie van SZW op de terreinen gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook voert de Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude opsporingstaken uit voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Op basis van de aanbevelingen van het ‘Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten’ onder leiding van Emile Roemer zijn middelen vrijgemaakt voor onder andere de aanpak van mensenhandel/arbeidsuitbuiting (waaronder het toelatingsstelsel van uitzendbureaus) en de aanpassing van het strafrechtartikel met betrekking tot Arbeidsuitbuiting. Als gevolg van de daaruit voortvloeiende maatregelen is de Inspectie de afgelopen jaren uitgebreid. Voor het invoeren van de dubbele meldplicht ongevallen staan bij het ministerie middelen gereserveerd.

De Arbeidsinspectie werkt (pro-)actief in programma’s op basis van geprioriteerde arbeidsrisico’s. Zo pakt ze complexe vraagstukken effectief op en kan ze zich snel aanpassen als de maatschappelijke omgeving verandert. Via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners acteert de Arbeidsinspectie waar nodig reactief op niet-geprioriteerde arbeidsrisico’s. De opvolging van meldingen vormt ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de Arbeidsinspectie. Ruwweg de helft van al haar inspanningen betreft reactieve activiteiten.

De Arbeidsinspectie komt in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij zij niet bevoegd is om op te treden. De Arbeidsinspectie wil ook de komende jaren over dergelijke situaties een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat zij vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

Hardnekkige maatschappelijke problemen op het inspectiedomein zijn vervlochten met andere beleidsterreinen en raken het werk op internationaal, nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voor een effectieve aanpak in het programmatisch georganiseerd toezicht wil de Arbeidsinspectie samenwerken met internationale, nationale en regionale toezichthouders.

Kerncijfers

Tabel 21 toont de kerncijfers die staan voor de door de Arbeidsinspectie beoogde resultaten via welke zij wil bijdragen aan veilig, gezond en eerlijk werk voor iedereen. Momenteel wordt de tussentijdse evaluatie van het meerjarenplan 2023-2026 uitgevoerd. De uitkomsten hiervan kunnen van invloed zijn op de indicatoren die gepresenteerd worden in onderstaande tabel.

De Arbeidsinspectie zet blijvend in op een evenwichtige balans tussen reactieve inspecties en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en een verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo-bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Arbeidsinspectie dusdanig in mensen, processen en techniek investeren dat er in 2026 een beheerst niveau van informatiegestuurd werken wordt gerealiseerd. Bovendien streeft de Nederlandse Arbeidsinspectie naar een interventiedekking eerlijk werk in 2026 van 5%.

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de Nederlandse Arbeidsinspectie daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 21 Kerncijfers Nederlandse Arbeidsinspectie
 

Realisatie 2023

Raming 2024

Raming 2025

Inspectie Control Framework

   

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)

51:49

50:50

50:50

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

93

>90

>90

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)12

3

Interventiedekking Eerlijk werk (%)13

4,3

Effect

   

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

50

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

23

<50

<50

Handhavingspercentage Brzo4

32

<40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

49

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

46

<50

<50

1

Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen voor 2023 en 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.

2

Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".

3

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Arbeidsinspectie toezicht houdt via de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding) en 2 (beïnvloeding via anderen).

4

Bij het inspecteren van bedrijven op grond van het Brzo wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

3

HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:746

Licence