Base description which applies to whole site

3.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Leven lang ontwikkelen

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

Met het STAP-budget kan iedereen, die 18 jaar of ouder is en een band heeft met de Nederlandse arbeidsmarkt, vanaf begin 2022 subsidie aanvragen waarmee scholing, gericht op eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid, ingekocht kan worden. Het STAP-budget bedraagt per individu maximaal € 1.000 per jaar en vormt een aanvulling op alle individuele budgetten die door private partijen zoals werkgevers, sociale partners en O&O-fondsen ter beschikking worden gesteld.

In het coalitieakkoord is afgesproken permanente scholing via leerrechten te bevorderen. Volgens het principe van leerrechten heeft elke Nederlander, vanuit het algemene belang dat met onderwijs wordt gediend, een basaal recht op publiek bekostigd onderwijs in zijn leven. In de huidige context van publiek gefinancierd onderwijs is daarom het doel van deze afspraak uit het coalitieakkoord om mensen met minder genoten opleidingsjaren meer toegang tot postinitiële scholing te bieden.

Voor de uitvoering van de afspraak uit het coalititieakkoord wordt de STAP-regeling benut. Vanaf 2023 worden de additionele middelen uit het coalitieakkoord binnen de STAP-regeling ingezet als compartiment voor de doelgroep praktisch geschoolden (tot en met mbo4). Hierdoor kunnen de middelen op korte termijn - en toch haalbaar voor de uitvoering - voor deze groep worden gereserveerd. Daardoor wordt het STAP-budget voor deze groep beter toegankelijk en kunnen meer maximaal mbo-4 opgeleiden extra scholing volgen.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

Het kabinet heeft besloten om het budget voor stimulering van LLO in het MKB vanaf 2025 met € 10 miljoen te verlagen en deze middelen in te zetten als dekking voor uitvoeringstegenvallers. Met deze ombuiging blijft het jaarlijkse budget even hoog als het budget voor de SLIM-regeling vóór 2025. Dat komt doordat het budget voor de SLIM tot 2025 € 10 miljoen lager was vanwege een driejarige overboeking van jaarlijks € 10 miljoen naar OCW. De besparing van € 10 miljoen na 2025 betekent dus in de praktijk geen versobering van de regeling.

Inclusieve arbeidsmarkt

Wet tegemoetkomingen loondomein

Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin enkele wijzigingen in de systematiek van de loonkostenvoordelen (LKV’s) worden voorgesteld per 1 januari 2025:

  • Voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer wordt mogelijk gemaakt dat een nieuwe werkgever LKV kan ontvangen voor een werkgever die eerder een doelgroepverklaring heeft ontvangen waarvan de looptijd nog niet is verstreken.

  • De voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer worden gewijzigd, waardoor werkgevers vaker aanspraak kunnen gaan maken op dit LKV.

  • Daarnaast regelt het wetsvoorstel ook de in het coalitieakkoord voorgenomen afschaffing van het Lage-inkomensvoordeel (LIV) per 1 januari 2025.

Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Transitievergoeding MKB

Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Het onderdeel compensatie transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever is nog niet in werking getreden. Op dit moment is nog niet duidelijk of, en zo ja wanneer, er tot een werkbaar sociaal-medisch beoordelingskader voor ziekte van de werkgever kan worden gekomen. Het opstellen van een dergelijk kader is buitengewoon complex gebleken. De mogelijke invoeringsdatum van het betreffende onderdeel is daarom tegen het licht gehouden. Besloten is dit onderdeel van de regeling niet eerder in werking te laten treden dan per 1 januari 2024. De beleidsmatige middelen die hierdoor vrijvallen in 2023 worden ingezet als dekking voor uitvoeringstegenvallers. De komende periode wordt verder onderzocht of inwerkingtreding op 1 januari 2024 mogelijk is.

Beter beschermen van flexibele werknemers

Het kabinet wil de positie van flexibele werknemers in tijdelijke contracten, oproepcontracten en uitzendcontracten verbeteren, in lijn met de adviezen van de SER op dit punt. Flexibele arbeidsrelaties moeten niet gebruikt worden om te concurreren op arbeidsvoorwaarden en de inkomenszekerheid van mensen moet verbeterd worden. Over deze onderwerpen is het kabinet in gesprek met sociale partners. De voorstellen van het kabinet zijn opgenomen in de hoofdlijnenbrief over de arbeidsmarkt die medio 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1112).

Verduidelijking en opeisbaarheid regels rondom beoordeling arbeidsrelaties

Het kabinet wil de regels rondom de beoordeling van arbeidsrelaties verduidelijken om het huidige «grijze gebied» tussen werknemerschap en het werken buiten dienstbetrekking als zelfstandige te verkleinen. In de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt die medio dit jaar naar de Tweede Kamer is gestuurd is deze ambitie kenbaar gemaakt (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1112). In 2023 wordt gewerkt aan de uitwerking van de in die hoofdlijnenbrief aangekondigde ambities. Het is ongewenst dat onduidelijkheid over de beoordeling van de arbeidsrelatie werkgevenden, werkenden en toezichthouders in de weg zit. Ook al zijn er de afgelopen jaren al stappen gezet rondom de verduidelijking van de grenslijn tussen werknemer en zelfstandige (aanpassing Handboek Loonheffingen, pilot webmodule beoordeling arbeidsrelaties), het verduidelijken van wet- en regelgeving rondom de gezagsverhouding kan helpen hier verdere stappen te zetten. Parallel hieraan zal de (pilotversie) webmodule beoordeling arbeidsrelaties doorontwikkeld worden om werkenden en werkgevende te ondersteunen bij het verkrijgen van zoveel mogelijk duidelijkheid over de juridische kwalificatie van (voorgenomen) arbeidsrelaties.

Naast bovenstaande verduidelijking van regels rondom de beoordeling van arbeidsrelaties is het van belang om met name werkenden met beperkte onderhandelingsmacht te helpen om hun rechtspositie (als werknemer) op te kunnen eisen. Ook deze ambitie is in de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt aangekondigd (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1112). Allereerst zet het kabinet in Europees verband in op het verder effectief uitwerken van een rechtsvermoeden bij platformwerk. De Europese Commissie heeft specifiek voor platformwerk een richtlijnvoorstel gedaan betreffende de verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Een weerlegbaar rechtsvermoeden is een belangrijk onderdeel van dat voorstel. Het kabinet wil daarnaast inzetten op een breder rechtsvermoeden om schijnzelfstandigheid ook op andere plekken dan binnen de platformsector tegen te gaan. De problematiek van kwetsbare werkenden die hun rechtspositie niet effectief op kunnen eisen speelt immers niet alleen in de platformsector.

Implementatie nieuwe Europese regels voor grensoverschrijdende detachering in het wegvervoer

De Mobiliteitsrichtlijn is een onderdeel van het eerste EU-mobiliteitspakket voor de wegvervoersector. Andere onderdelen van dit pakket worden door het Ministerie van Infrastructuur en Water geïmplementeerd. De Mobiliteitsrichtlijn bevat regels voor het grensoverschrijdend detacheren van buitenlandse chauffeurs naar Nederland. Deze regels zijn aangepast aan de specifieke aard van de wegvervoersector. Het wetsvoorstel ter implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn is deze zomer bij de Tweede Kamer ingediend met het oog op een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding.

Concurrentiebeding

Zeker in tijden van krapte is een goede werking van de arbeidsmarkt noodzakelijk. Vorig jaar is een duidelijk probleem gesignaleerd met de werking van het concurrentiebeding (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1089). Het gebruik van het concurrentiebeding blijkt zodanig breed dat het tot een ongerechtvaardigde beperking van de noodzakelijke arbeidsmobiliteit kan leiden. Met het oog op de problematiek en de door sociale partners gedeelde noodzaak om het concurrentiebeding te hervormen, is het voornemen een aanpassing van het concurrentiebeding nader uit te werken en vervolgens een voorstel tot aanpassing te doen. Het streven is om de Tweede Kamer hierover in 2023 te informeren.

Implementatie herziening Europese Blauwe Kaart

De Blauwe Kaart is de Europese kennismigrantenregeling en regelt de voorwaarden voor toegang en verblijf van kennismigranten in de Europese Unie. Op 27 november 2021 is een herziening van de Blauwe Kaart-richtlijn in werking getreden. De richtlijn kent minder strenge toegangscriteria dan zijn voorganger en meer flexibele opties om gebruik te maken van intra-EU-mobiliteit. Samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt gewerkt aan de implementatie van de richtlijn, die uiterlijk in november 2023 in Nederlandse wet- en regelgeving moet zijn omgezet.

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Het kabinet wil werken lonender maken en het bestaansminimum verstevigen. In het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ heeft het kabinet zich daarom voorgenomen het wettelijk minimumloon stapsgewijs te verhogen. Bij Voorjaarsnota 2022 en Miljoenennota 2023 heeft het kabinet besloten om de in het coalitieakkoord voorgenomen bijzondere verhoging van het minimumloon – met in totaal 7,5 procent – al per 1 januari 2023 door te voeren en deze verder te verhogen naar 8,05 procent. Inclusief de reguliere indexatie stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 dan in totaal met 10,15 procent. Op de verdere beleidsmatige ontwikkelingen ten aanzien van het wettelijk minimumloon is verder uitgebreid ingegaan in hoofdstuk 2 van deze begroting (paragraaf 2.1 Beleidsprioriteiten).

Actieplan grensoverschrijdend gedrag

Het kabinet werkt met veldpartijen aan een nationaal actieplan om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan. Het betreft hier een meerjarige inzet die is gericht op het creëren van een duurzame verandering waarin het kabinet in samenwerking met alle belanghebbenden tot een cultuurverandering wil komen door zich uit te spreken en te faciliteren, normeren, handvatten te bieden en waar nodig te sanctioneren om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen.

Bescherming Arbeidsmigranten

Arbeidscommissie

In het rapport van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten is aanbevolen om een arbeidscommissie in het leven te roepen om de toegang tot het recht te verbeteren. Het SER-advies adviseert om de aanbevelingen van het Aanjaagteam onverkort uit te voeren. Politieke besluitvorming tot oprichting van de arbeidscommissie vindt dit najaar plaats, waarbij ook alternatieven gewogen zullen worden. In het coalitieakkoord zijn structurele middelen gereserveerd voor de uitwerking van de aanbevelingen van het Aanjaagteam, waaronder de arbeidscommissie.

Certificering

Het kabinet werkt toe naar een certificeringsstelsel voor terbeschikkingstelling op de arbeidsmarkt. Het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten en de SER hebben geconcludeerd dat dit bij ter beschikking gestelde arbeidskrachten te vaak misgaat en heeft aanbevolen hier een stelsel van verplichte certificering voor in te richten. Het kabinet is, met brede steun van de Tweede Kamer en in nauwe samenwerking met sociale partners, al ver gevorderd in de uitwerking daarvan. De Tweede Kamer heeft medio dit jaar een brief ontvangen over de hoofdlijnen van de concrete uitwerking van dat stelsel (Kamerstukken II 2021/22, 29 861, nr. 92). 

Modernisering artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht

In het coalitieakkoord is afgesproken dat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt gemoderniseerd, om zo de vervolging van daders van arbeidsuitbuiting te verbeteren. Een effectieve strafrechtelijke aanpak van arbeidsuitbuiting, een van de verschijningsvormen van mensenhandel, blijkt in de praktijk veelal lastig vanwege de vele eisen van artikel 273f Sr en bijkomende aansprakelijkheidsvoorwaarden die in de jurisprudentie tot stand zijn gekomen. Een wetswijziging zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een beter instrumentarium om arbeidsuitbuiting te bestrijden waardoor daders van mensenhandel in meer gevallen strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. In 2023 zal het wetsvoorstel naar verwachting bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Aanpassing lagere regelgeving Wet arbeid vreemdelingen

Op 1 januari 2022 is het wetsvoorstel voor aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in werking getreden (onder andere maximale duur tewerkstellingsvergunningen van 1 naar 3 jaar). Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer is een amendement ingediend dat ziet op een verplichting voor werkgevers om arbeidsmigranten scholing op het gebied van de Nederlandse taal aan te bieden. Dit amendement dient nader uitgewerkt te worden in lagere regelgeving. De streefdatum voor implementatie is 1 januari 2023.

Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

10.544.115

2.215.240

1.718.614

1.462.277

958.591

688.711

568.089

        

Uitgaven

10.377.403

2.069.473

1.505.632

1.343.300

1.165.714

977.792

714.350

        

Inkomensoverdrachten

       

Lage-inkomensvoordeel

388.259

361.846

361.266

530.587

359.906

0

0

Minimumjeugdloonvoordeel

19.688

18.909

18.909

27.909

0

0

0

Loonkostenvoordelen

129.905

137.983

140.238

142.718

146.094

252.851

257.325

Subsidies (regelingen)

       

Overige subsidies algemeen

2.566

3.234

3.301

3.232

2.795

2.795

2.795

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

0

6.141

5.435

10.750

13.161

27.219

10.409

Stimuleringregeling LLO in MKB

2.514

23.535

57.165

51.211

140.932

75.985

52.045

Stimulans Arbeidsmarktpositie

0

178.168

305.601

306.051

305.775

320.700

195.700

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

9.669.471

1.208.260

404.746

0

0

0

0

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

15.580

0

0

0

0

0

0

Nederland leert door

95.335

34.284

38.261

0

0

0

0

TOFA

0

7

0

0

0

0

0

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

27.270

50.572

127.386

228.803

155.006

251.208

149.095

Stimulans Arbeidsmarktpositie ontwikkeladvies

0

6.550

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten

21.405

34.032

37.948

36.663

36.669

37.236

37.183

Bekostiging

       

Bekostiging

550

550

100

100

100

100

100

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Ministerie van VWS

94

284

56

56

56

706

706

Ministerie van EZK

0

158

260

260

260

4.032

4.032

Bijdrage aan agentschappen

       

Agentschap RIVM

4.713

4.783

4.783

4.783

4.783

4.783

4.783

Agentschap CJIB

53

177

177

177

177

177

177

        

Ontvangsten

995.736

3.963.226

206.505

13.880

13.880

13.880

13.880

        

Ontvangsten

       

Algemeen

3.546

4.165

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

Boeten

9.023

9.000

12.700

12.700

12.700

12.700

12.700

Terug ontvangsten NOW

983.167

3.950.061

192.625

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 12 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 1 (%)
 

2023

juridisch verplicht

74%

bestuurlijk gebonden

5%

beleidsmatig gereserveerd

22%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 74% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV), Loonkostenvoordelen (LKV’s) en Minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV).

Subsidies

Van het overige subsidiebudget algemeen is naar schatting 48% juridisch verplicht en 52% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de kasrealisaties van vorig jaar.

Van het programmabudget van MDIEU van in totaal € 127,4 miljoen in 2023 is € 67 miljoen bedoeld om te voldoen aan openstaande verplichtingen en daarmee juridisch verplicht. Het overige deel van het beschikbare budget is gereserveerd voor aan te gane verplichtingen in 2023. Omdat dit onderdeel is van de afspraken in het Pensioenakkoord is de overige € 60,4 miljoen bestuurlijk gebonden. In 2023 is 53% van het programmabudget van de MDIEU juridisch verplicht en 47% bestuurlijk gebonden.

Van het programmabudget van Nederland leert door van in totaal € 38 miljoen in 2023 is € 36,6 miljoen juridisch verplicht en € 1,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Stimuleringsregeling LLO in MKB van in totaal € 57,2 miljoen in 2023 is € 56,5 miljoen juridisch verplicht en € 0,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van de Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP) is in 2023 € 285,6 miljoen bestemd voor de uitbetaling van subsidies, waarvan 100% beleidsmatig gereserveerd is. € 19 miljoen is bestemd voor uitvoeringskosten, waarvan 63% bestuurlijk gebonden is en 37% beleidsmatig gereserveerd. € 1 miljoen is bestemd voor het Programma Leercultuur dat beleidsmatig gereserveerd is.

Van het programmabudget van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) is 100% juridisch verplicht (€ 404,8 miljoen).

Van het programmabudget van het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen (MIP DI&LLO) is in 2023 € 3 miljoen juridisch verplicht en € 2,5 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget op artikel 1 is naar schatting 35% juridisch verplicht en 65% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de kasrealisaties van vorig jaar.

Bekostiging

De jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en de bijdrage aan Netspar zijn 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 13 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

724.102

401.601

392.080

420.265

433.466

446.772

460.109

        

Uitgaven

724.102

401.601

392.080

420.265

433.466

446.772

460.109

        

Inkomensoverdrachten

       

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

717.885

392.396

367.683

368.389

367.101

365.937

364.657

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

6.217

9.205

10.103

22.441

22.441

22.441

22.441

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal

0

0

13.911

27.745

41.394

55.020

68.778

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal

0

0

383

1.690

2.530

3.374

4.233

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. Alle regelingen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten aan werkgevers voor het in dienst nemen van specifieke doelgroepen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2023 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2022 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017. Het LIV is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers aan de basis van de arbeidsmarkt. Met ingang van 2021 is de tegemoetkoming voor werkgevers per werknemer met een uurloon tussen de 100 en 125% van het minimumloon € 0,49 per uur en maximaal € 960 per kalenderjaar. Omdat het LIV bedoeld is om substantiële banen te creëren, behoren werknemers alleen tot de LIV-doelgroep als zij minimaal 1.248 uur per jaar gewerkt hebben.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan het LIV dalen vanaf 2022 omdat de hoogte van de tegemoetkoming per 2021 (uitbetaling in 2022) is verlaagd van € 0,51 naar € 0,49 per uur. Door de verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) per 1 januari 2023, nemen de uitgaven aan het LIV in 2024 (vanwege uitbetaling in jaar t+1) naar schatting toe met € 170,0 miljoen. In 2024 (uitbetaling in 2025) wordt de verhoging van het wettelijk minimumloon budgettair neutraal opgevangen binnen het LIV. Vanaf 2025 (uitbetaling in 2026) wordt het LIV afgeschaft.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) bestaat sinds 2018. Het is geïntroduceerd ter compensatie van de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en per 1 juli 2019. Het Jeugd-LIV compenseert werkgevers tijdelijk voor deze loonkostenstijgingen.

Budgettaire ontwikkelingen

Per 1 januari 2023 wordt het wettelijk minimumloon (WML) verhoogd. Dit leidt in 2024 (vanwege uitbetaling in jaar t+1) tot een stijging van de uitgaven van naar schatting € 9,0 miljoen. Met ingang van 2024 (uitbetaling 2025) wordt het Jeugd-LIV afgeschaft ter dekking van de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten, LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten en LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV’s zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV Ouderen.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten is € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van deze tegemoetkomingen is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een premiekorting ontving. Uitzondering hierop is de LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten, die voor maximaal een jaar wordt toegekend.

Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin enkele wijzigingen in de systematiek van de loonkostenvoordelen worden voorgesteld:

  • Voor bovenstaande loonkostenvoordelen wordt mogelijk gemaakt dat een nieuwe werkgever loonkostenvoordeel kan ontvangen voor een werkgever die eerder een doelgroepverklaring heeft ontvangen waarvan de looptijd nog niet is verstreken.

  • De voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten worden gewijzigd, waardoor werkgevers vaker aanspraak kunnen gaan maken op dit loonkostenvoordeel.

Budgettaire ontwikkelingen

De voorgestelde nieuwe systematiek voor bovenstaande loonkostenvoordelen leidt tot extra uitgaven van structureel € 25 miljoen, die worden gedekt binnen de loonkostenvoordelen. De verandering in de voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten werknemer leidt ook tot een stijging van de uitgaven van naar schatting € 0,6 miljoen structureel.

Daarnaast nemen de uitgaven vanaf 2026 voor bovenstaande loonkostenvoordelen met circa € 28 miljoen af doordat per 2025 (uitbetaling in 2026) de hoogte van de tegemoetkoming van het LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten wordt verlaagd. Deze maatregel wordt genomen ter dekking van een per saldo tegenvaller bij uitkeringsregelingen die ontstond na verwerking van uitvoeringsinformatie en de meest recente raming van het CPB. In het voorjaar wordt de precieze invulling bekeken.

LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep Banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Dit betreft bijvoorbeeld mensen die onder de Participatiewet vallen en geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen die op een reguliere werkplek werken met een Wsw-indicatie en Wajongers met arbeidsvermogen. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar.

Om de duurzaamheid van de banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak te vergroten, worden twee wijzigingen beoogd in het LKV banenafspraak. Het LKV banenafspraak wordt structureel beschikbaar in plaats van maximaal drie jaar na in dienst treden. Daarnaast kunnen werkgevers het LKV banenafspraak toepassen voor alle werknemers die ze in dienst hebben en niet alleen voor de werknemers die onlangs in dienst zijn getreden. Ook wordt de doelgroepverklaring afgeschaft. Deze maatregelen vergen wetswijziging en zijn beoogd per 2025.

Budgettaire ontwikkelingen

Naar verwachting stijgen de uitgaven aan het LKV door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Daarnaast zijn er vanaf 2026 middelen gereserveerd voor het structureel beschikbaar maken van het LKV Banenafspraak voor iedereen uit de doelgroep.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven liggen in 2022 naar verwachting hoger dan in latere jaren, onder meer omdat er nog uitgaven met terugwerkende kracht plaatsvinden. Daarnaast komen de uitgaven op korte termijn hoger uit door de hogere uitval van werknemers wegens long-Covid. In latere jaren neemt dit effect naar verwachting af en dalen de uitgaven naar verwachting licht.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Op 1 januari 2021 is de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden van de werkgever in werking getreden. De compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever treedt niet eerder in werking dan in 2024. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag aan de werknemer betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is in 2023 nog beperkt sprake van verdere ingroei voor de reeds in werking getreden onderdelen van de regeling. Daarnaast liggen de uitgaven vanaf 2024 naar verwachting hoger in verband met het in werking treden van de compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever.

Subsidies

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de heffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU-heffing). Binnen de MDIEU is in de periode 2021-2025 subsidie beschikbaar voor sectoranalyses en activiteitenplannen. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Hierdoor is het totale budget van € 1 miljard uitgesmeerd over de jaren 2021 tot en met 2027.

Overige subsidies

Dit betreft verschillende subsidies op het beleidsterrein van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan Fairwork voor ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers arbeidsuitbuiting, aan stichting De letselschade Raad en aan de Long Alliantie Nederland ter preventie van werkgerelateerde longziekten.

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

Het STAP-budget is een uitgavenregeling waarmee het individu in staat wordt gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. In het kader van STAP is ook een regeling scholingsadviezen opgezet (bekostigd uit de beschikbare middelen voor het STAP-budget). Vanaf 2023 worden additionele middelen uit het coalitieakkoord (€ 125 miljoen per jaar tot en met 2026) binnen de STAP-regeling ingezet als compartiment voor de doelgroep praktisch geschoolden (tot en met mbo4).

Meerjarig investeringsprogramma / Duurzame Inzetbaarheid (DI) en Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Met dit programma is structureel € 10 miljoen beschikbaar. In 2023 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel om bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Naast communicatieactiviteiten en het verbinden van wetenschap en praktijk, is in 2022 de Expeditieregeling gestart om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Het kas- en verplichtingenritme van de Expeditieregeling is aanzienlijk aangepast, enerzijds omdat de tijdvakken van de Expeditieregeling in 2022 en 2024 openen, anderzijds omdat nabetalingen voor de vaak langdurige projecten in latere jaren plaatsvinden.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen voor mkb-bedrijven (SLIM) samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie gestart. Vanwege de lange doorlooptijd van de projecten financiert het kasbudget in een gegeven begrotingsjaar zowel de openstaande verplichtingen als bevoorschotting van nieuwe projecten. Hierdoor komt het kasbudget niet altijd overeen met het subsidieplafond van de regeling.

NL leert door

Het NL leert door programma is opgezet in het kader van crisis- en herstelmaatregelen waar door middel van leren en ontwikkelen wordt ingezet op het behoud van werk of de overgang naar nieuw werk voor mensen die als gevolg van de coronacrisis in de problemen zijn gekomen. Het programma bestaat uit drie subsidieregelingen: NL leert door met inzet van ontwikkeladvies, NL leert door met inzet van scholing en NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk. In 2023 staat budget gereserveerd voor de afronding van het laatste tijdvak van de regeling NL leert door met inzet van scholing en voor de nabetalingen voor de regeling NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk.

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

De NOW is ingezet om bedrijven te ondersteunen in de loonkosten tijdens de coronapandemie en daarmee banen te behouden. In totaal zijn er 8 NOW-tranches ingezet, waarvan de laatste afliep op 1 april 2022. Na afloop van de subsidieperiode wordt de definitieve subsidie vastgesteld op basis van het daadwerkelijke omzetverlies en de loonsom. Momenteel vinden de definitieve subsidievaststellingen plaats door UWV. Deze leiden tot eindafrekeningen tussen werkgevers en UWV (nabetalingen en terugvorderingen).

Ieder jaar vindt een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). Deze afrekening is wat in de begroting van SZW landt als uitgave dan wel ontvangst.

In 2023 dienen veel werkgevers een definitieve vaststellingsaanvraag in te dienen. De huidige verwachting is dat SZW in 2023 een bedrag van € 405 miljoen dient na te betalen aan UWV voor de uitbetaling van de NOW 4 tot en met 6.

Opdrachten

Het opdrachtenbudget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Een deel van het opdrachtenbudget heeft betrekking op het wagenpark van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor onderzoek en voorlichtingscampagnes.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en de bijdrage aan Netspar.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is ruim € 4 miljoen gereserveerd.

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen een verscheidenheid aan ontvangsten. Dit betreft onder andere de eigen bijdragen van medewerkers van de Nederlandse Arbeidsinspectie ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod. Er kunnen tevens terugontvangsten zijn van voorschotten bij subsidieregelingen.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Nederlandse Arbeidsinspectie. De raming van de boeteontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend. De Arbeidinspectie stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. Zij stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

De NOW is ingezet om bedrijven te ondersteunen in de loonkosten tijdens de coronapandemie en daarmee banen te behouden. In totaal zijn er 8 NOW-tranches ingezet, waarvan de laatste afliep op 1 april 2022. Na afloop van de subsidieperiode wordt de definitieve subsidie vastgesteld op basis van het daadwerkelijke omzetverlies en de loonsom. Momenteel vinden de definitieve subsidievaststellingen plaats door UWV. Deze leiden tot eindafrekeningen tussen werkgevers en UWV (nabetalingen en terugvorderingen).

Ieder jaar vindt een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). Deze afrekening is wat in de begroting van SZW landt als uitgave dan wel ontvangst.

In 2023 dienen veel werkgevers een definitieve vaststellingsaanvraag in te dienen. De huidige verwachting is dat SZW in 2023 € 193 miljoen terugontvangt van UWV met betrekking tot de afwikkeling van de NOW 1 tot en met 3.

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Levensloopverlofkorting betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 14 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2021

2022

2023

Arbeidskorting

24.743

26.007

31.760

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.803

1.806

1.868

BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

894

932

971

Arbeidsmarkt

Na de coronacrisis en het aflopen van de steunpakketten heeft de economie weer bijna de normale dynamiek hervonden, wat zorgt voor meer mobiliteit op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is historisch laag, het aantal werkenden hoog en er zijn meer vacatures dan werklozen. Dit biedt kansen voor mensen die nu aan de kant staan, waardoor de arbeidsparticipatie kan toenemen.

Het aantal werkenden is in 2021 toegenomen in vergelijking met 2020: zie de onderstaande tabel. Het aantal werklozen en inactieven (de niet-beroepsbevolking) is afgenomen. In totaal waren er 408.000 mensen werkloos en 3,5 miljoen mensen inactief. Het werkloosheidspercentage was in 2021 lager dan de jaren ervoor (4,2%) en is afgenomen voor elke leeftijdsgroep. Op regionaal niveau geeft het vernieuwde arbeidsmarktdashboard van UWV inzicht in verschillende arbeidsmarktindicatoren.

Tabel 15 Kerncijfers arbeidsmarkt1
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.540

9.581

9.663

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.749

3.786

3.483

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

9.117

9.116

9.255

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

423

465

408

Werkloosheidspercentage

4,4

4,8

4,2

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

8,5

10,6

9,3

 

25 tot 45 jaar

3,5

3,9

3,3

 

45 tot 75 jaar

3,7

3,4

3,0

Bron: CBS, Statline.

1

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is er een revisie van de cijfers doorgevoerd voor de verslagjaren 2003 tot en met 2021. Dat betekent dat de realisatiecijfers van voorgaande jaren in deze tabel afwijken van de realisatiecijfers opgenomen in eerdere begrotingen en jaarverslagen. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: .

Het aantal flexibele contracten is na de afname in 2020 weer toegenomen in 2021. Verder steeg het aantal mensen met een vast contract en het aantal zelfstandigen verder. Het aandeel vaste contracten binnen de totale populatie is stabiel gebleven op 57%. Naarmate mensen een hoger opleidingsniveau hebben, hebben ze vaker een vast contract en minder vaak een flexibel contract.

Tabel 16 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm1

Aantal (x 1.000)

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

 

2019

4.996

2.765

1.356

9.117

 

2020

5.158

2.545

1.413

9.116

 

2021

5.230

2.580

1.445

9.255

Bron: CBS, Arbeidsdeelname, kerncijfers.

1

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is er een revisie van de cijfers doorgevoerd voor de verslagjaren 2013 tot en met 2021. Dat betekent dat de realisatiecijfers in deze tabel afwijken van de realisatiecijfers opgenomen in de begrotingen en jaarverslagen van voorgaande jaren. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: .

Tabel 17 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking, aandeel contractvorm naar opleidingsniveau1
 

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

Laag (x 1.000)

2021

848

714

231

1.792

Midden (x 1.000)

2021

2.058

1.020

552

3.631

Hoog (x 1.000)

2021

2.296

831

653

3.779

Totaal (x 1.000)2

2021

5.202

2.565

1.436

9.202

Bron: CBS, Statline.

1

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn cijfers van voorgaande jaren niet vergelijkbaar met de cijfers van 2021. Daarom zijn alleen de realisatiecijfers voor 2021 opgenomen in deze tabel. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: .

2

Deze totaaltelling is exclusief het aantal werknemers waarvan het opleidingsniveau onbekend is.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is licht gestegen (van 4,7% naar 4,9%). Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval met ten minste één dag verzuim ligt sinds 2020 op een iets lager niveau ten opzichte van de jaren daarvoor. Het beeld voor 2021 is daarmee in lijn. Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen ligt de laatste jaren op 0 tot 3 incidenten op jaarbasis. In 2021 zijn 2 incidenten met gevaarlijke stoffen gemeld.

Tabel 18 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,5

1,2

1,3

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,1

Ziekteverzuim (%)3

4,4

4,7

4,9

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

3

0

2

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5

3,2

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,8

1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

5

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Tussen 2020 en 2021 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Dit komt onder meer doordat er door het vervallen van de coronamaatregelen waaronder het opheffen van reisbeperkingen meer aanvragen zijn gedaan. De stijging wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een toename van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten (van 4.215 in 2020 naar 6.115 in 2021). Daarnaast is de stijging veroorzaakt door 555 tewerkstellingsvergunningen dan wel gecombineerde vergunningen die voor het eerst in 2021 zijn verleend aan werkgevers voor Britten als gevolg van Brexit.

Tabel 19 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.654

5.764

5.679

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.813

4.873

4.799

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

841

891

880

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

13,3

9,2

11,6

1

Bron: SZW, administratie. Realisatie 2021 betreft voorlopige cijfers.

2

Bron: UWV, jaarverslag. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie is toezichthouder en opsporingsinstantie van het Ministerie van SZW op de terreinen gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook voert de Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude opsporingstaken uit voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte III heeft in 2018 structureel extra middelen vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Arbeidsinspectie (oplopend tot € 50 miljoen in 2022). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeids(markt)discriminatie bij werving en selectie (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846). In de SZW Begroting 2018 en 2019 en in diverse Kamerbrieven zijn de met deze extra middelen te behalen doelen verwoord (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 74, Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846). Ook in 2023 stuurt de Arbeidsinspectie aan de hand van kerncijfers «Inspectie Control Framework (ICF)» op het behalen van deze doelen.

Het kabinet Rutte IV maakt met zijn coalitieakkoord structureel middelen vrij voor onder andere arbeidsmarkt, arbeidsmigratie, mensenhandel/arbeidsuitbuiting en discriminatie. Als gevolg van de daarbij aangekondigde maatregelen zal de toezichtstaak van de Arbeidsinspectie de komende jaren naar verwachting groter worden. Haar formatie wordt daartoe vanaf 2022 in drie jaar structureel uitgebreid.

De Arbeidsinspectie blijft investeren in de verdere ontwikkeling van haar werkwijze. Naast de door het kabinet Rutte III gewenste versterking van de inspectieketen betreft dit de verdere verankering binnen de organisatie van het programmatisch werken en de beweging van outputsturing naar sturing op maatschappelijk effect (‘van streepjes naar effect’). Dat uit zich onder meer in de opname van hieraan gerelateerde kerncijfers in de SZW Begroting sinds 2018.

De Arbeidsinspectie heeft een nieuw Meerjarenplan 2023-2026. De hiertoe opnieuw uitgevoerde risico- en omgevingsanalyses laten zien dat de risico’s die in de vorige meerjarenperiode prioritair van aard waren, dat in de komende periode in belangrijke mate blijven. De Arbeidsinspectie werkt in haar actieve programmering op basis van deze geprioriteerde risico’s. Via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners zal zij waar nodig ook op niet-geprioriteerde risico’s acteren. Meldingen en de opvolging daarvan vormen ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de Arbeidsinspectie. Ruwweg de helft van al haar inspanningen richt zich op dit gebied.

De Arbeidsinspectie komt in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij zij niet bevoegd is om op te treden. De Arbeidsinspectie wil de komende jaren over dergelijke situaties een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat zij vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

De Arbeidsinspectie werkt ook in de periode 2023-2026 programmatisch om complexe vraagstukken effectief aan te pakken en om zich snel aan te kunnen passen als zich veranderingen in de maatschappelijke omgeving voordoen. Dit actieve toezicht vindt in de komende meerjarenperiode plaats vanuit elf programma’s gericht op herkenbare maatschappelijke risico’s. Met deze programma’s moeten de effecten van deze risico’s verminderd worden en bouwt de Arbeidsinspectie in belangrijke mate voort op de programmering van de afgelopen jaren.

Hardnekkige maatschappelijke problemen op het inspectiedomein zijn vervlochten met andere beleidsterreinen en raken het werk op internationaal, nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voor een effectieve aanpak in het programmatisch georganiseerd toezicht wil de Arbeidsinspectie samenwerken met internationale, nationale en regionale toezichthouders.

De in tabel 20 getoonde kerncijfers geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen weer in haar speerpunten en haar bijdrage aan de realisatie van maatschappelijk effect.

Kerncijfers

De Arbeidsinspectie houdt vast aan de doelen die naar aanleiding van de eerdergenoemde extra middelen uit het regeerakkoord Rutte III zijn geformuleerd. Dat zijn een herstel van de balans tussen reactieve inspecties en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en een verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo- bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Arbeidsinspectie haar niveau van informatiegestuurd werken in 2023 verhogen. Bovendien streeft de Nederlandse Arbeidsinspectie naar een verdubbeling van haar interventiedekking eerlijk werk in 2023 naar 2%.

De kerncijfers «Capaciteitsinzet» geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is een wervingsmodel opgesteld waardoor de capaciteitsinzet de komende jaren groeit naar de gewenste inzet op de verschillende domeinen in 2023.

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de Nederlandse Arbeidsinspectie daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 20 Nederlandse Arbeidsinspectie: Inspectie Control Framework, capaciteitsinzet en effect
 

Realisatie 2021

Raming 2022

Raming 2023

Inspectie Control Framework

   

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)1

45:55

50:50

50:50

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

97

>90

>90

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)2

3

3

Interventiedekking Eerlijk werk (%)4

3

2

Capaciteitsinzet (%)5

   

Gezond en Veilig

37

3

34

Gevaarlijke Stoffen6

13

3

13

Arbeidsdiscriminatie

3

3

2

Eerlijk

46

3

50

Werk en Inkomen

1

3

1

Effect

   

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

37

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

23

<50

<50

Handhavingspercentage Brzo7

44

40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

47

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

29

<50

<50

1

In 2021 is dit realisatiecijfer eind 2021. Hierin zijn coronameldingen als 'actief' meegenomen.

2

Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".

3

De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft voor de tussenliggende jaren geen doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.

4

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Nederlandse Arbeidsinspectie toezicht heeft gehouden. Doel is verdubbeling van 1% in 2017 tot 2% eind 2023. Voorheen werd deze indicator inspectiedekking genoemd. Aangezien naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen, dekt de term interventiedekking de lading beter.

5

Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.

6

Dit realisatiecijfer betreft zowel de inzet op Brzo-bedrijven als de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS).

7

Bij het inspecteren van bedrijven op grond van het Brzo wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Licence