Steden zijn de fabrieken van de 21ste eeuw.54 Het belang van persoonlijke interactie maakt dat mensen en economische activiteit zich clusteren in steden. De productiviteit, innovatie en baancreatie neemt toe met de bevolkingsdichtheid (zie figuur 2.2.5). Verwacht wordt dat deze relatie het komende decennium sterker wordt en de congestienadelen van steden dankzij technologische en infrastructurele ontwikkelingen verder afnemen.55 De grootste steden tonen momenteel ook het sterkste en snelste herstel van de crisis.56 Met het verder verfijnen en uitbreiden van ICT-mogelijkheden worden productieprocessen complexer en meer wereldwijd gespreid. Persoonlijke ontmoetingen blijven echter cruciaal voor het uitwisselen van complexe informatie en innovaties. Kennisuitwisseling gaat beter face-to-face dan op andere manieren.57 Steden bieden de mogelijkheid tot geplande en ongeplande interacties.58
Naast productievoordelen spelen ook consumptievoordelen van steden een rol in het succes van steden. Steden zijn populaire woonplekken.59 De waardering voor het diverse aanbod aan voorzieningen, zoals theaters en onderwijsinstellingen, en sociale interacties in steden neemt toe met het welvaartsniveau. Zo treedt een opwaartse spiraal op tussen de productie- en consumptievoordelen van steden. Ambitieuze en goedopgeleide werknemers trekken vanwege consumptievoorkeuren en arbeidsmarktkansen naar de stad. Deze selectie geeft bedrijven in de stad een extra productievoordeel: in steden wonen gemiddeld genomen meer hoogopgeleide en productievere werknemers. De grote keuze aan werknemers en werk geeft beide partijen de mogelijkheid om kieskeuriger te zijn. Dit verbetert de aansluiting tussen werknemer en baan.60
Figuur 2.2.5 Productiviteit neemt toe met bevolkingsdichtheid (bbp per km2)
Bron: Nordhaus (2006). «Geography and macroeconomics: New data and new findings». PNAS, 103, p. 3510-17.
Het versterken van de economische kracht van stedelijke regio’s vraagt om ruimte voor groei en innovatie. De locatiekeuze van wonen en werken ligt primair bij burgers en bedrijven. Ook hierbij geldt dat de overheid moet voorkomen dat instituties en beleid onnodige belemmeringen opleggen in de locatiekeuze. Nationale en internationale adviesorganen geven in recente studies aan dat Nederlandse stedelijke regio’s op bepaalde gebieden achterblijven. Zo stelt de OESO dat productiviteitsgroei van steden in Nederland lager is dan in vergelijkbare steden in andere landen.61 Momenteel hebben niet alle steden de optimale omvang om economisch goed te kunnen presteren. Figuur 2.2.6 laat zien dat de grondkosten aan de randen van Amsterdam veel hoger zijn dan aan de randen van Rotterdam. Dit suggereert dat er in Amsterdam een grotere behoefte bestaat aan extra bebouwde grond, en dus groei van de stad, dan in Rotterdam. Ruimte voor stedelijke groei zal onder meer worden gefaciliteerd door de procedures in de nieuwe Omgevingswet eenvoudiger te maken. In 2015 zal een Agenda Stad worden gepresenteerd met maatregelen om de groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden te versterken. Hiernaast heeft het kabinet een studiegroep openbaar bestuur ingesteld. Deze studiegroep onderzoekt hoe bestuurlijke ordening beter kan aansluiten bij de maatschappelijke en economische ontwikkelingen.
Figuur 2.2.6 Schaduwprijzen verschillen sterk in Nederland (euro per m2)
Bron: De Groot, Marlet, Teulings en Vermeulen (2010). «Stad en Land» CPB Bijzondere publicatie Nr. 89. Schaduwprijzen geven een inschatting van de (onbekende) marktprijs van de grond rondom steden. Dit is gemeten aan de hand van de waarde van woningbouwgrond op nieuwbouwlocaties in de buurt van de stadsrand in vergelijking met de waarde in alternatief gebruik en de kosten van het bouwrijp maken.
Een grotere vrije huursector draagt bij aan arbeidsmarktmobiliteit. Huurders in de vrije huursector wisselen makkelijker van baan dan mensen in de koopsector en de sociale huursector.62 De meeste Nederlanders wonen echter in een koopwoning, en zijn daarmee minder flexibel op de arbeidsmarkt vanwege transactiekosten bij aan- en verkoop en potentiële restschulden. Ook is de sociale huursector in Nederland groter dan in andere landen, waarbij gereguleerde en gesubsidieerde prijzen tot overconsumptie leiden. Lange wachtlijsten voor sociale woningbouw in de grotere steden leiden er eveneens toe dat mensen die eenmaal in een sociale woning wonen nog minder snel verhuizen en van baan wisselen. De vrije huursector beslaat nog geen vijf procent van alle woningen en biedt zo in beperkte mate een alternatief.63 Dat de vrije huursector, in tegenstelling tot de overige 95 procent van de markt, niet wordt gesubsidieerd speelt hier een rol in. Het kabinet vermindert de subsidiëring op de woningmarkt met de afbouw van de hypotheekrenteaftrek, de aanpak van scheefwonen en aanpassingen aan de regulering van de huursector. De effecten van deze maatregelen op het aanbod in het vrije segment zullen de komende periode zichtbaar moeten worden.