De sociale zekerheid en arbeidsmarktinstituties zijn gemoderniseerd en eerlijker gemaakt. Een goed werkende arbeidsmarkt met faire regels is van groot belang voor een evenwichtige economische ontwikkeling. Het kabinet heeft daarom in april 2013 met de sociale partners het Sociaal Akkoord gesloten. Daarin is het ontslagrecht aangepast en zijn er wijzigingen in het arbeidsrecht doorgevoerd om de positie van flexwerkers te versterken en schijnconstructies tegen te gaan. De ingekorte maximale WW-duur en de van-werk-naar-werkbegeleiding stimuleren werklozen om zo snel mogelijk weer aan de slag te gaan. Door het minimumjeugdloon voor jongeren van 18 jaar en ouder te verhogen, en door het loon voor 21- en 22-jarigen tot op het niveau van het algemene minimumloon te brengen, wordt beter aangesloten bij de maatschappelijke opvattingen over een eerlijke arbeidsmarkt- en inkomenspositie van jongeren. Werkgevers krijgen deels compensatie voor de loonkostenstijgingen die hieruit volgen.
De arbeidsdeelname van ouderen en mensen met een kwetsbare positie stijgt. Door de vergrijzing is het belangrijk dat ook ouderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Om het financiële draagvlak van het Nederlandse sociale stelsel te behouden, heeft het kabinet de AOW-leeftijd versneld verhoogd naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021, en deze daarna gekoppeld aan de levensverwachting. De gemiddelde uittreedleeftijd van werknemers is inmiddels 64,4 jaar (zie figuur 1.5.1a) en zal in de toekomst verder toenemen. Ondanks de crisis is het aantal mensen in de leeftijdsgroep van 55 tot 65 jaar met een baan gestegen van 57,6 procent in 2012 tot 61,7 procent in 2015 (zie figuur 1.5.1b). Ook deelname aan scholing is toegenomen in deze leeftijdscategorie. De invoering van de Participatiewet in combinatie met de banenafspraak over 125 duizend extra banen (in 2025) stimuleert daarnaast actieve deelname op de arbeidsmarkt van mensen met een arbeidsbeperking of kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Eind 2015 waren er ruim 21 duizend extra banen bijgekomen bij reguliere werkgevers, wat ruim meer is dan was afgesproken (9 duizend).
Figuur 1.5.1a en 1.5.1b Gemiddelde uittreedleeftijd van werknemers (links) en aandeel 55- tot 65- jarigen met een baan (rechts)
Bron: CBS.
Met een lastenverlichting op arbeid is de werkgelegenheid gestimuleerd en werken lonender gemaakt. Lasten op arbeid – die bestaan uit belasting en werkgevers- en werknemerspremies – zijn verstorend, omdat deze mensen prikkelen om minder te werken15. Door deze zogenoemde wig (zie figuur 1.5.2) te verkleinen, is het voor werkgevers aantrekkelijker om mensen aan te nemen, en wordt werken lonender voor zowel inactieven als werkenden. De lastenverlichting is gericht op de groepen die het gevoeligst zijn voor belastingprikkels, omdat dit de meeste banen oplevert. Het kabinet introduceert per 2017 het zogenoemde lage-inkomensvoordeel (LIV) om de loonkosten aan de onderkant van de arbeidsmarkt te verlagen. Hierdoor neemt voor hen de kans op werk toe, zonder dat hun inkomenspositie wordt aangetast. Met de hogere arbeidskorting maakt het kabinet werken lonender voor mensen met een laag inkomen of een middeninkomen. Door de herziening van de kindregelingen, de verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) en de kinderopvangtoeslag wordt de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen bevorderd. De werkgelegenheid zou in de toekomst verder bevorderd kunnen worden door een verschuiving van rijksbelastingen naar gemeentebelastingen (zie box 1.4).
Figuur 1.5.2 De gemiddelde wig daalt met bijna 2 procentpunten
Bron: CPB.
Box 1.4 Hervorming van de gemeentebelastingen
Een verschuiving van rijksbelastingen naar gemeentebelastingen kan meer banen opleveren16. Dit komt doordat lokale belastingen als de ingezetenenheffing en de zogenoemde «OZB-gebruikers woningen» relatief minder economische verstoringen veroorzaken. Uit berekeningen van het CPB blijkt dat meer ruimte geven aan gemeenten om eigen belastingen te heffen, waardoor de uitkering uit het Gemeentefonds omlaag kan ter financiering van lagere lasten op arbeid, extra banen kan opleveren. Ook ontstaan er meer mogelijkheden om het lokale voorzieningen- en lastenniveau af te stemmen op lokale voorkeuren. Dit kan de lokale democratie versterken. Door een aantal stabiele gemeentelijke belastinggrondslagen te introduceren en gelijktijdig een aantal kleinere lokale belastingen en heffingen af te schaffen, wordt het stelsel van lokale belastingheffing bovendien transparanter en eenvoudiger. Het ligt voor de hand om een majeure operatie als deze te laten samenvallen met een zekere nettolastenverlichting, zodat eventuele negatieve inkomenseffecten kunnen worden gedempt. Deze keuzes moet een volgend kabinet logischerwijs maken.
Trends vragen om een breder maatschappelijk debat over de spelregels op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp) en het aantal mensen met een flexibel arbeidscontract is het afgelopen decennium sterk toegenomen, zowel in historisch als in internationaal perspectief. Deze ontwikkeling kan niet los worden gezien van het grote verschil in institutionele behandeling – fiscaal en qua bescherming tegen inkomensrisico’s zoals pensioen en arbeidsongeschiktheid – tussen zzp’ers, flexibele werknemers en werknemers met een vast dienstverband. Het kabinet heeft laten onderzoeken hoe deze verschillen verkleind kunnen worden17. Volgens het kabinet is een breder maatschappelijk debat noodzakelijk, voordat uiteindelijk instituties worden aangepast. Technologische ontwikkelingen hebben in het verleden bijgedragen aan een hoge welvaart, bijvoorbeeld door een verlichting van de taken van mensen. Ook van robotisering kunnen positieve effecten worden verwacht. Tegelijkertijd zien we dat bepaalde banen onder druk kunnen komen te staan. Daarom is het van belang dat mensen zijn toegerust met de benodigde vaardigheden en actief bezig zijn met hun eigen inzetbaarheid, zodat iedereen kan profiteren van technologische ontwikkeling. Private en publieke investeringen in onderwijs, wetenschap en innovatie zijn daarbij van groot belang. Ook kampt Nederland met langdurige werkloosheid, waarvan vooral oudere werkzoekenden last hebben. Het kabinet heeft in samenwerking met de sociale partners het actieplan Perspectief voor Vijftigplussers opgesteld om dit knelpunt te verlichten. Maar ook hier geldt dat een duurzame oplossing mede afhangt van een kritische blik op de spelregels op de arbeidsmarkt van zowel overheid als sociale partners.