Het kabinet verbetert de koopkracht van kwetsbare groepen en maakt daarnaast middelen vrij voor de verpleeghuiszorg, primair onderwijs, veiligheid en uitvoeringsorganisaties. Het kabinet investeert 270 miljoen euro in de verbetering van en nieuwe afspraken over de arbeidsvoorwaarden primair onderwijs. Voor 2018 is daarbij besloten de begroting van OCW incidenteel te compenseren voor de hogere leerlingen- en studentenaantallen.
Door diverse koopkrachtmaatregelen van het kabinet gaan werkenden, uitkeringsontvangers en gepensioneerden er in 2018 doorsnee in koopkracht op vooruit. In het voorjaar was de verwachting van het CPB dat uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden er op achteruit zouden gaan in koopkracht in 2018. In de ogen van het kabinet was deze koopkrachtontwikkeling onvoldoende evenwichtig. Daarom is besloten om de koopkracht van deze groepen te repareren met een pakket met maatregelen. De verwachte mediane koopkrachtontwikkeling voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden is door het koopkrachtpakket met respectievelijk 0,4 en 0,7 procentpunt naar boven bijgesteld en die van werkenden met 0,2 procentpunt.
Figuur 1.4.1 Ontwikkeling mediane koopkracht 2018 voor en na koopkrachtpakket
Bron: CPB, bewerkingen door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het kabinet verbetert met verschillende maatregelen de koopkracht van kwetsbare groepen. Zo wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand getemporiseerd, wat een positief effect heeft op de inkomens van de sociale minima. Ook worden de zorgtoeslag en het kindgebonden budget verhoogd om gezinnen met lagere inkomens tegemoet te komen. Om gepensioneerden verder te ondersteunen wordt de ouderenkorting verhoogd. Voor de koopkrachtreparatie is 366 miljoen euro beschikbaar vanuit het streven naar een constante lastenontwikkeling (compensatie hogere zorgpremies). Aanvullend is 59 miljoen euro ingezet voor koopkrachtreparatie.
Het kabinet investeert in 2018 116 miljoen euro in de veiligheid van Nederland. De veranderende veiligheidssituatie in Nederland en in de wereld vraagt hierom. Zo stelt het kabinet extra middelen beschikbaar aan de AIVD, de MIVD, de politie en het Openbaar Ministerie voor de bestrijding van cybercrime en wordt er een Digital Trust Centre (DTC) opgezet om de aandacht voor cybersecurity in het MKB te vergroten. Ook is geld vrijgemaakt voor de grensbewakingstaak op luchthavens en maritieme doorlaatposten en de kustwacht en rechtshandhaving in Caribisch Nederland. Om de aanpak van de terroristische dreiging te versterken wordt onder andere de internationale samenwerking op het gebied van gegevensuitwisseling over luchtvaartpassagiers verstevigd en wordt een Landelijk Expertisecentrum Terrorisme opgezet. Daarnaast wordt de contraterrorisme-aanpak in de vreemdelingenketen versterkt en wordt steviger ingezet op het afpakken van crimineel vermogen.
Het kabinet cofinanciert de complexe sanering van het industrieterrein Thermphos. De commissie Samsom heeft voorgesteld dat het Rijk samen met de provincie Zeeland en het havenbedrijf Zeeland Seaports de geraamde kosten voor de unieke en complexe sanering van het industrieterrein Thermphos in Zeeland financiert. De kosten voor het Rijk bedragen eenmalig 28 miljoen euro. Eventuele meerkosten en opbrengsten van de saneringsoperatie worden ook in gelijke mate gedeeld door het Rijk, de provincie en het havenbedrijf.
Het kabinet maakt in 2018 75 miljoen euro vrij voor de Belastingdienst en 25 miljoen voor de NVWA. In 2017 wordt de Investeringsagenda van de Belastingdienst herijkt. Doel van de herijking is dat de Belastingdienst in de periode tot 2024 de noodzakelijke vernieuwing kan realiseren in realistische, concrete stappen. De herijking geeft aan dat de besparingsopgave overeind blijft, maar dat keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van ICT-investeringen. Keuzes hierover zijn aan een volgend kabinet. In de begroting van 2018 wordt alvast een bedrag van 75 miljoen euro op de Aanvullende Post gereserveerd, vooral ter borging van de continuïteit gedurende de looptijd van de Investeringsagenda, voor zover en waar dat nodig zou blijken. Om het toezicht door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) te verbeteren wordt 25 miljoen euro gereserveerd.
Het kabinet maakt geld vrij voor de implementatie van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Het kwaliteitskader verpleeghuiszorg stelt hogere eisen aan kwaliteit van zorg. Het kwaliteitskader, dat het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut) heeft vastgesteld, is sinds 13 januari 2017 van kracht. Het bevat normen voor goede zorg, waaronder normen voor personeel, waarbij kwetsbare ouderen meer centraal staan. Voor ouderen en hun naasten is nu duidelijk wat zij mogen verwachten van de verpleeghuiszorg. Van vrijblijvendheid is geen sprake; verpleeghuizen zullen de komende jaren via een continu leerproces moeten toewerken naar een hogere kwaliteitsstandaard. Het kabinet heeft in 2017 incidenteel 100 miljoen beschikbaar gesteld voor de verpleeghuizen waar de verbetering van kwaliteit het hardste nodig is. Daarnaast is bij Voorjaarsnota vanaf 2017 structureel 100 miljoen euro vrijgemaakt voor de verbetering van de kwaliteit op basis van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. In aanvulling hierop maakt het kabinet vanaf 2018 335 miljoen euro vrij, zodat verpleeghuizen het kwaliteitskader verder kunnen implementeren en het aantal «handen aan het bed» op korte termijn al kan toenemen. De kosten van de implementatie van het kwaliteitskader lopen op tot structureel ruim 2 miljard euro. Omdat verpleeghuizen tijd nodig hebben om goed personeel te werven op de krapper wordende arbeidsmarkt en omdat personeel deels nog opgeleid moet worden, duurt het enkele jaren voordat de uitgaven op het structurele niveau liggen. Voor de scholing van dit personeel stelt het kabinet over de periode 2017–2021 in totaal 275 miljoen euro beschikbaar. De kosten in 2018 worden gedekt binnen de VWS-begroting. Voor de jaren daarna kan het volgende kabinet besluiten hoe de kosten worden gefinancierd. Het kabinet heeft verder opdracht gegeven om ambtelijk technisch uit te werken hoe de regering de wettelijke bevoegdheid kan krijgen om te toetsen of de (uitzonderlijke) gevolgen van kwaliteitsstandaarden – zoals de uitvoerbaarheid en budgettaire impact – aanvaardbaar zijn. Op dit moment is deze bevoegdheid er niet. Op basis van deze voorstellen kan een volgend kabinet een besluit nemen.
Er komt een nieuwe bekostigingssystematiek die past bij de ontwikkelopgave voor de sector. Het nieuwe kwaliteitskader betekent een ontwikkelopgave voor de verpleeghuissector. Alle verpleeghuizen zullen zichzelf moeten ontwikkelen om meer van het beschikbare budget in te zetten voor zorg en voldoende extra personeel om zo aan de normen te voldoen. Om deze ontwikkeling te stimuleren en te kunnen realiseren zullen de bekostigingsmethodiek en de tarieven zo nodig worden aangepast. De komende jaren zal dit nieuwe model nader worden ontwikkeld, zodat Wlz-uitvoerders hun zorginkoop hierop kunnen gaan baseren.
In de begrotingen van het Ministerie van VWS (188 miljoen euro) en ook van OCW (183 miljoen euro) resteren nog openstaande reeksen die structureel ingevuld moeten worden. Na overleg met de formerende partijen is besloten deze openstaande reeksen te handhaven.
Het wetsvoorstel voor oprichting van Invest-NL gaat in het voorjaar van 2018 naar de Tweede Kamer. In 2017 kondigde het kabinet de oprichting aan van investeringsinstelling Invest-NL.16 Het doel van deze instelling is om investeringen in transitiegebieden (zoals energie, verduurzaming, mobiliteit en voedsel) en de doorgroei van start- en scale-ups te bevorderen en internationaal opererende Nederlandse bedrijven te ondersteunen op het gebied van export en buitenlandse investeringen. Het kabinet ondersteunt hiermee ook de innovatiekracht van Nederland (zie ook box 1.3). Invest-NL krijgt een ontwikkeltak die zich richt op het financierbaar maken van bedrijven en projecten met zo veel mogelijk private inleg en zal bestaande overheidsregelingen op het gebied van bedrijfsfinanciering uitvoeren. Invest-NL krijgt daarnaast een kapitaalstorting van in totaal 2,5 miljard euro waarmee het zelf risicokapitaal kan verstrekken. In aanloop naar de formele oprichting doet het kabinet in de tussentijd datgene wat mogelijk is om Invest-NL per 1 januari 2018 operationeel te laten zijn op die gebieden waar dat kan.
Box 1.3 Investeringen in onderzoek en innovatie
Voor het toekomstige verdienvermogen en oplossingen voor maatschappelijke opgaven zijn publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie belangrijk. De Europese Commissie moedigt Nederland daarom aan daar meer in te investeren.17
De investeringen in onderzoek en innovatie in Nederland zijn toegenomen van 1,9 procent van het bbp in 2011 naar 2,0 procent in 2015. Zowel wat betreft het niveau, als wat betreft de ontwikkeling presteert Nederland daarmee boven het EU-gemiddelde, maar onder het OESO-gemiddelde. In internationaal perspectief neemt de overheid in Nederland een relatief groot deel van deze investeringen voor zijn rekening: de Nederlandse overheid financierde in 2014 33,2 procent van de totale R&D-uitgaven, terwijl het OESO-gemiddelde 27,4 procent was. De internationaal gezien relatief lage private R&D-uitgaven worden voor een deel verklaard door de Nederlandse sectorstructuur. De hoogtechnologische sector is in Nederland relatief klein in verhouding tot de totale economie en dit heeft een neerwaarts effect op de R&D-intensiteit.18 De achterblijvende private investeringen blijven niettemin een punt van aandacht.
Ondanks dat het kabinet veel heeft moeten bezuinigen om de overheidsfinanciën te verbeteren, zijn verschillende maatregelen genomen om de uitgaven voor onderzoek en innovatie per saldo te verhogen. Zo heeft het kabinet extra middelen vrijgemaakt voor fundamenteel onderzoek. Ook zijn de budgetten van de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (wbso) en de innovatiebox de laatste jaren vergroot. De innovatiekracht van Nederland ondersteunt het kabinet ook met de oprichting van de investeringsinstelling Invest-NL. De instelling zal onder andere durfkapitaal leveren aan innovatieve bedrijven die zich in een opstartfase bevinden of daar net uitgroeien en via de private markt moeilijk aan investeringskapitaal kunnen komen.