Inleiding
Nederland kent een lange traditie van het in kaart brengen van het vermogen van de Staat. Kort na de Tweede Wereldoorlog begon minister van Financiën Lieftinck met het samenstellen van de balans van de Staat der Nederlanden. Directe aanleiding was om te weten hoe de Staat der Nederlanden er financieel voor stond na de Tweede Wereldoorlog. Deze staatsbalans is gepubliceerd tot 2013.
In 2013 besloot het kabinet om de overstap te maken van de publicatie van een staatsbalans naar de publicatie van een overheidsbalans. Belangrijke overweging om de reikwijdte uit te breiden was om aan te sluiten bij de reikwijdte van het EMU-saldo en de EMU-schuld. De reikwijdte van saldo en schuld is de gehele overheid (‘general government’) en omvat naast het Rijk ook de sociale fondsen, de lokale overheden en overheidsinstellingen. Het CBS stelt de overheidsbalans op en gebruikt hiervoor de methode van het ESA 2010. Het ESA 2010 is ook de methode om het EMU-saldo en de EMU-schuld samen te stellen. Saldo, schuld en vermogen zijn dus alle drie gebaseerd op dezelfde methode. Dit keer bevat deze Miljoenennota naast de overheidsbalans ook een staatsbalans. De Adviescommissie Verslagleggingsstelsel Rijksoverheid (AVRo) heeft in 2017 een herintroductie van de staatsbalans aanbevolen. Het CBS heeft daarom in opdracht van het ministerie van Financiën een pilot van de staatsbalans gemaakt. Deze staatsbalans is een deelbalans van de overheidsbalans, die eveneens gepubliceerd wordt door het CBS.
Deze bijlage bevat dus allereerst de overheidsbalans 2018, aangevuld met de balansstanden van de periode 2015-2017. Daarnaast staat in deze bijlage de pilot-staatsbalans 2018 inclusief een toelichting op de mutaties van de balansposten en een methodebeschrijving van de staatsbalans. Ook worden in deze bijlage het nut en de noodzaak van verschillende overheidsbalansen besproken. Het IMF heeft in 2018 namelijk een studie uitgebracht over overheidsbalansen. De conclusies van deze studie zijn in het licht gehouden van de specifieke Nederlandse situatie. Ook is onderzocht hoe de overheidsbalans zich verhoudt tot de studies van het CPB naar de houdbaarheid van het overheidsbeleid.
Samenvatting toegevoegde waarde balansen
Concluderend kan gezegd worden dat de overheidsbalans wel toegevoegde waarde heeft, zij het een beperkte. Zo laat de overheidsbalans zien of de overheid een positief of negatief vermogen heeft, en hoe groot dit vermogen dan is. Ook maakt de overheidsbalans het verschil tussen consumptie en investeringen goed duidelijk. Bij investeringen neemt het vermogen van de overheid vaak toe terwijl dit bij consumptie niet het geval is. Hierdoor is een mogelijk EMU-tekort beter te duiden. Daarnaast maakt de overheidsbalans specifiekere risicoanalyse mogelijk door mismatches qua bezittingen en verplichtingen inzichtelijk te maken. De staatsbalans geeft ten opzichte van de overheidsbalans echter een incompleet beeld van de staat van de overheidsfinanciën en heeft daardoor vrijwel geen toegevoegde waarde. Niet alleen doordat zo’n 10 procent van de overheidsuitgaven ontbreekt bij de staatsbalans, maar ook bijvoorbeeld doordat schulden van het Rijk soms neerslaan als bezit bij de decentrale overheden.
De overheidsbalans geeft echter geen informatie over een aantal belangrijke toekomstige categorieën van uitgaven en ontvangsten. Zo ontbreekt informatie op een balans over bijvoorbeeld de toekomstige belastingontvangsten, toekomstige uitgaven voor vergrijzing, zorg en onderwijs. De houdbaarheidsstudies van het CPB houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies gebruikt het CPB posten van de overheidsbalans.