Monitor investeringsfondsen
Scope aanpassingHet nieuwe kabinet heeft in lijn met het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte de deelplafondsystematiek, waaronder het investeringenplafond, afgeschaft. Daarnaast zijn de verdeelfondsen afgeschaald of worden niet (langer) ten uitvoering gebracht. Hiermee verschuift de focus van deze monitor terug naar enkel de traditionele begrotingsfondsen: het Mobiliteitsfonds en Deltafonds onder beheer van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Defensiematerieelbegrotingsfonds onder beheer van het ministerie van Defensie.
AlgemeenFiguur 19.1 geeft het totaal aan investeringen weer onder het investeringsplafond bij de Miljoenennota (MJN) 2025. De lichtblauwe staven geven de realisaties weer in 2022 en 2023. De donkerblauwe staven tonen de begroting bij MJN 2025. De cijfers zijn allemaal in prijspeil 2022 om het verloop van de investeringsuitgaven te tonen zonder prijseffecten.
Figuur 19.1 Horizontale ontwikkeling investeringsfondsen (prijzen 2022)
Het kabinet Schoof bouwt voort op investeringen van vorige kabinetten. In de grafiek is de verwachting te zien dat de uitgaven een significante groei doormaken richting 2026 en zich vervolgens rond dat niveau stabiliseren (2023: 15,7 miljard euro, 2026: 25,5 miljard euro). Dit is onder meer het resultaat van toevoegingen uit het hoofdlijnenakkoord (HLA). De groei in gerealiseerde uitgaven, geschoond van prijsontwikkelingen, van 2022 naar 2023 kwam neer op 1,6 miljard euro. Het totaal aan uitgaven in 2023 kwam daarmee op 15,7 miljard euro. Na verwerking van het HLA en de kasschuiven uit Voorjaarsnota 2024 en Miljoennota 2025, is in 2024 het streven om 4,4 miljard euro meer uit te geven dan in 2023. Het totaal aan uitgaven komt in 2024 daarmee op 20,1 miljard euro (+28% t.o.v. 2023). In 2025 stijgen de uitgaven opnieuw, naar 20,9 miljard euro.
Het kabinet heeft besloten om middelen uit 2024 en 2025 naar latere jaren te schuiven. Het kabinet doet dit om de middelen in een realistischer ritme te plaatsen en om onderuitputting te voorkomen. Het ritme sluit zo beter aan bij de mogelijkheden om deze middelen uit te kunnen geven, gezien de krappe arbeidsmarkt en beschikbare fysieke, milieu- en juridische ruimte. In 2024 is totaal 1,55 miljard euro geschoven naar latere jaren. Dit is ook te zien in figuur 2. Ondanks deze kasschuiven blijven de middelen in een ambitieus ritme staan en moet worden bezien of volledige uitputting wordt gerealiseerd. Bij Najaarsnota 2024 is het volgende moment om te bezien of de huidige uitgavenraming voor 2024 aanpassing behoeft. Een nieuwe meerjarige raming volgt bij de Voorjaarsnota 2025.
Figuur 19.2 toont de toevoegingen van het HLA en de kasschuiven die in 2024 zijn verwerkt. De oranje blokjes geven de kasschuiven weer. In 2024 en 2025 zijn deze negatief. De verwachting is dat middelen niet worden besteed. Daarom worden de middelen naar latere jaren geschoven, waaronder naar de jaren 2027 t/m 2029. De grijze blokjes geven de toevoegingen van het HLA weer. Dit is inclusief de HLA-middelen die op de Aanvullende Post staan. Met name vanaf 2027 worden veel middelen toegevoegd aan de investeringsfondsen. De belangrijkste oorzaken voor de ontwikkelingen per investeringsfonds worden hieronder toegelicht.
Figuur 19.2 Kasschuiven en toevoegingen hoofdlijnenakkoord (HLA)
MobiliteitsfondsOm de middelen op het Mobiliteitsfonds in een realistischer ritme te plaatsen is bij de Voorjaarsnota 2024 819 miljoen euro uit 2024 en 769 miljoen euro uit 2025 weggeschoven naar latere jaren. De grootste verschuivingen naar achteren vinden plaats op de programmering van de ViA15 en op de middelen voor de ontsluiting van woningbouwprojecten. Verder worden enkele reserveringen naar latere jaren geschoven. Bij Miljoenennota 2025 wordt 508 miljoen geschoven naar latere jaren. Een deel van de HLA-middelen staat nog op de Aanvullende Post. Zo is 2,5 miljard euro toegevoegd voor de regionale aanpak infrastructuur voor woningbouw. De middelen zijn bedoeld voor het ontsluiten van (nieuwe) woningbouwlocaties en het aanleggen van infrastructuur voor mobiliteit. Om de middelen in een realistisch en uitvoerbaar ritme te zetten zijn bij Miljoenennota 2025 de middelen voor 2025 volledig (500 miljoen euro) en een deel van de middelen van 2026 (350 miljoen euro) verschoven naar latere jaren op de Aanvullende Post.
DeltafondsBij Voorjaarsnota 2024 is circa 660 miljoen euro uit 2024 en circa 277 miljoen euro uit 2025 weggeschoven. De tweede tranche van de coalitieakkoordmiddelen Beekdalen zijn in een realistisch uitgavenpatroon gezet. Ook het budget van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt verschoven naar latere jaren in verband met uitdagingen in de uitvoering. Bij Miljoenennota 2025 wordt 88 miljoen geschoven naar latere jaren.
DefensiematerieelbegrotingsfondsDe Defensie-uitgaven op het DMF nemen de komende jaren met 1,18 miljard euro toe in 2027, 1,26 miljard in 2028 en hierna structureel vanaf 2029 met 1,82 miljard. Dit komt onder andere door de toegevoegde middelen uit het Hoofdlijnenakkoord waarmee de uitgaven van defensie in lijn zijn gebracht met de NAVO-doelstelling van 2% bbp. Daarnaast wordt het verloop beïnvloed door een additionele kasschuif van 2024 en 2025 naar 2027-2029 van 2,05 miljard. In de Voorjaarsnota 2024 is reeds 3 miljard euro verschoven uit 2024 en 2025 naar latere jaren. De veiligheidssituatie blijft echter tot spanning leiden in de mondiale defensiemarkt. Dit, in combinatie met krapte op de arbeidsmarkt, zorgt dat het tempo van de geplande investeringen van Defensie onder druk blijft staan. Op basis van recente ramingen heeft dit kabinet besloten om de defensie-investeringen in een ritme te plaatsen dat beter aansluit bij het moment waarop Defensie deze middelen verwacht uit te kunnen geven. De geplande investeringsmiddelen blijven beschikbaar voor Defensie en kunnen op een zo ambitieus mogelijk tempo worden voortgezet.