Base description which applies to whole site

6. Budgettaire aspecten

Het pakket Belastingplan 2024 bestaat uit 15 wetsvoorstellen. Een volledig overzicht van het lastenbeeld is opgenomen in de Miljoenennota 2024. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de budgettaire effecten van het pakket Belastingplan 2024 en een uitsplitsing van de maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024. De budgettaire effecten per maatregel van de andere 14 wetsvoorstellen uit het pakket Belastingplan 2024 worden toegelicht in de betreffende memories van toelichting. Het betreft hier enkel de budgettaire gevolgen voor de ontvangstenkant van de Rijksbegroting. In paragraaf 11 wordt ingegaan op de uitvoeringskosten die aan de uitgavenkant van de Rijksbegroting vallen.

De ramingen per maatregel worden nader toegelicht in de bijlage Ramingstoelichtingen137. Het CPB beziet de ramingen van de budgettaire effecten van de fiscale maatregelen uit het pakket Belastingplan 2024. Met deze certificering wordt de kwaliteit en objectiviteit van de ramingen van fiscale maatregelen zo veel mogelijk geborgd, in navolging van het advies van de studiegroep Begrotingsruimte.138 Het CPB heeft het voorlopige resultaat van de certificering op zijn website geplaatst. Vanwege de samenloop van dit certificeringsproces en Keuzes in Kaart (KIK) zal een deel van de certificering van de ramingen later plaatsvinden. De publicatie van de ramingstoelichtingen en de certificering draagt bij aan het vergroten van de transparantie en validiteit. In tabel 6 worden de budgettaire effecten van het pakket Belastingplan 2024 weergegeven.

Tabel 6: Budgettaire effecten van het Belastingplan 2024, in € mln.

Pakket belastingplan 2024

2023

2024

2025

2026

Structureel

Belastingplan 2024

– 40

2.637

2.837

2.940

3.079

Wetsvoorstel Belastingplan BES eilanden 2024

0

3

3

3

3

Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2024

0

0

0

0

0

Wetsvoorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw

0

0

151

196

343

Wetsvoorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen elektriciteit en industrie

0

0

166

160

201

Wetsvoorstel Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling

0

0

47

47

47

Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling

0

0

46

46

46

Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen

0

0

0

0

0

Wetsvoorstel Wet compensatie selectie aan de poort

0

0

0

0

0

Wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoeding WOZ en bpm

0

0

0

0

0

Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024

0

45

25

27

99

Wetsvoorstel Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting

0

0

0

0

0

Wetsvoorstel Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag

0

– 699

– 736

– 725

– 694

Wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon

0

– 127

– 227

– 247

0

Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning

– 92

– 10.95

– 1.055

– 1.016

– 959

Tabel 7: Budgettaire effecten van het wetsvoorstel Belastingplan 2024 per maatregel, in € mln.

Maatregel

2022

2023

2024

2025

2026

Structureel

Box 3: aandeel in een VvE scharen onder banktegoeden

0

– 25

– 25

– 26

– 26

0

Box 3: derdengeldrekening notaris scharen onder banktegoeden

0

– 5

– 5

– 5

– 5

0

Box 3: defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden bij partners en minderjarige kinderen

0

– 4

– 4

– 4

– 4

0

Box 3: verduidelijking berekening effectief rendementspercentage bij fiscale partners

0

0

0

0

0

0

Box 3: niet indexeren heffingvrij vermogen (HVV) en vervroegen verhoging tarief

0

0

235

89

89

0

Energie-investeringsaftrek (EIA): verlagen aftrekpercentage (binnen budget)

0

0

0

0

0

0

Verlengen horizonbepaling EIA, milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL)

0

0

0

0

0

0

Verruiming herinvesteringsreserve (HIR) bij het staken van een gedeelte van een onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen

0

0

– 1

– 1

– 1

0

Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)

– 2

– 2

0

0

0

0

Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis

0

0

– 1

– 1

– 1

0

Verruimen vrijstelling OV-abonnementen en voordeelurenkaarten

0

0

– 18

– 18

– 18

– 18

Afschaffen betalingskorting voorlopige aanslag inkomstenbelasting (IB)

0

0

90

90

90

90

Minimumkapitaalregel: aanpassingen om verstoringen interne treasury te voorkomen

0

0

– 73

– 73

– 73

– 73

Minimumkapitaalregel: verhogen niet-aftrekbare percentage van 9% naar 10,6%

0

0

73

73

73

73

Aanpassing samenloopvrijstelling bij aandelentransacties

0

0

0

0

0

64

Beëindigen teruggaaf belasting personenauto's en motorrijwielen (BPM) geldtransport

0

0

0

0

0

0

Beëindigen nihiltariefmotorrijtuigenbelasting OV-autobussen op autogas en beëindigen nihil- of lager tarief motorrijtuigenbelasting voor LPG, CNG en LNG motorrijtuigenbelasting (MRB)

0

0

0

0

57

57

Versoberen lagere tarieven MRB kampeerauto

0

0

0

0

80

80

Versoberen oldtimersregeling MRB

0

0

0

0

0

76

Beëindigen kwarttarief MRB paardenvervoer

0

0

0

0

2

2

Naheffing buitenlands ingezetenen MRB

0

0

0

0

0

0

Bevoegdheid Belastingdienst tot naheffen bij een ontbrekende aanvullende aangifte juridisch borgen MRB

0

0

0

0

0

0

Hoogte naheffing bij het onjuist gebruik van een handelaarskenteken baseren op drie maanden i.p.v. twaalf MRB

0

0

0

0

0

0

Verduidelijken dat vrijstelling algemene periodieke keuring (APK) rit alleen geldt op de dag van de APK-keuring MRB

0

0

0

0

0

0

Verhogen vaste voet BPM

0

0

0

104

108

119

Inkorten nieuwe eerste schijf in de Energiebelasting

0

0

0

0

0

0

Nadere wetswijzigingen betreffende de nieuwe eerste schijf gas energiebelasting

0

0

0

0

0

0

Actualiseren lijst duurzame warmtebronnen energiebelasting

0

0

– 3

– 3

– 4

– 7

Wettelijke grondslag maken ter bevordering van het uitwisselen van informatie door energieleveranciers

0

0

0

0

0

0

Aanpassen begrip co-ouderschap toeslagen

0

0

0

0

0

0

Verlengen horizonbepaling fiscale boetebepaling omtrent overtredersbegrip naar 2029

0

0

0

0

0

0

Loslaten koppeling rentepercentage Belastingrente voor Toeslagen

0

-4

0

0

0

0

Invoeren hardheidsclausule Invorderingswet

0

0

0

0

0

0

Indexeren alcoholaccijns met tabelcorrectiefactor 2023 en 2024

0

0

153

153

153

153

Verhogen accijns rooktabak en sigaretten

0

0

82

137

137

137

Verhogen tweede knikpunt arbeidskorting met € 115

0

0

– 207

– 207

– 207

– 207

Beperken indexatie aanvangspunt toptarief

0

0

1.622

1.622

1.622

1.622

Beperken indexatie aanvangspunt tweede schijf

0

0

244

247

250

351

Verhogen tarief eerste schijf (TES)

0

0

272

420

384

338

Verlagen MKB-winstvrijstelling van 14% naar 12,7%

0

0

180

180

180

180

Afschaffen verlaagd btw-tarief agrarische input-goederen en diensten

0

0

0

43

43

43

Aanpassen schenken vanuit vennootschap

0

0

0

– 6

– 12

– 24

Verhogen onbelaste reiskostenvergoeding met 1 cent

0

0

– 109

– 109

– 109

– 109

Verhogen accijns op stookolie

0

0

26

26

26

26

Beperken afschrijven gebouwen in de IB

0

0

106

106

106

106

Totaal

– 2

– 40

2.637

2.837

2.940

3.079

Box 3: aandelen in VvE scharen onder banktegoeden

Het aandeel in het vermogen van een VvE is een vermogensrecht dat onder de huidige regels van box 3 in de categorie «overige bezittingen» valt. Omdat dit vermogensbestanddeel meestal op een bankrekening staat, past wat betreft het rendement de categorie «banktegoeden» beter dan de categorie overige bezittingen. Het kabinet stelt voor om per 2023 dit vermogen onder de categorie banktegoeden te plaatsen. Omdat het forfaitaire rendement op banktegoeden lager is dan overige bezittingen, leidt dit tot een derving van € 25 miljoen in 2023 en 2024 en een derving van € 26 miljoen in 2025 en 2026.

Box 3: derdenrekening notaris scharen onder spaargeld

Het aandeel in een derdengeldenrekening van een notaris of een gerechtsdeurwaarder is een vermogensrecht dat onder de huidige regels van box 3 in de categorie overige bezittingen valt. Omdat dit vermogensbestanddeel meestal op een bankrekening staat, past wat betreft het rendement de categorie «banktegoeden» beter dan de categorie overige bezittingen. Het kabinet stelt voor om per 2023 dit vermogen onder de categorie banktegoeden te plaatsen. Omdat het forfaitaire rendement op banktegoeden lager is dan overige bezittingen, leidt dit tot een derving van € 5 miljoen in 2023 t/m 2026.

Box 3: defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden

Het kabinet stelt voor om per 2023 vorderingen en schulden tussen fiscale partners én tussen ouders en minderjarige kinderen te defiscaliseren. Deze hoeven dan niet in de aangifte te worden vermeld. Bij ouders en minderjarige kinderen gaat het alleen om de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend, omdat alleen dan sprake is van dezelfde aangifte. Dit voorkomt dat dergelijke onderlinge vorderingen en schulden vanwege het verschil in forfaitaire rendementspercentages kunnen leiden tot box 3-heffing. Dit leidt tot een derving van € 4 miljoen in 2023 t/m 2026.

Box 3: verduidelijken berekening effectief rendementspercentage bij fiscale partners

Naar aanleiding van enkele vragen bij de behandeling van het wetsvoorstel Overbruggingswet box 3 in de Tweede Kamer is toegezegd om de wettekst m.b.t. de berekening van het rendementspercentage bij fiscale partners te verduidelijken. Er bleek namelijk onduidelijkheid te bestaan over de mogelijke aanwezigheid van een «lek» in de huidige wetgeving. Omdat deze maatregel geen impact heeft op de grondslag van box 3 heeft het geen budgettair effect.

Box 3: niet indexeren heffingvrij vermogen en vervroegen invoering tariefsverhoging

In het Belastingplan 2023139 is bepaald dat het tarief in box 3 per 2024 wordt verhoogd van 32% naar 33% en dat het per 2025 verder wordt verhoogd naar 34%. Met de maatregel in het Belastingplan 2024 wordt het tarief al per 2024 verhoogd naar 34%. Dit leidt tot een incidentele opbrengst van € 146 miljoen in 2024. Daarnaast wordt met deze maatregel het heffingvrij vermogen in box 3 per 2024 niet geïndexeerd. Hierdoor blijft het huidige heffingvrij vermogen van € 57.000 gelijk. Dit leidt tot een opbrengst van € 89 miljoen in 2024 t/m 2026. Cumulatief leidt dit tot een opbrengst van € 235 miljoen in 2024 en € 89 miljoen in 2025 en 2026.

Verlagen aftrekpercentage energie-investeringsaftrek (EIA)

Met de EIA kan een ondernemer een percentage van investeringen in duurzame energie en energiebesparende bedrijfsmiddelen aftrekken van de winst. Conform de budgetsystematiek van de regeling wordt het aftrekpercentage structureel verlaagd van 45,5% naar 40% per 2024. Binnen het budget van de EIA leidt dit tot het inlopen van overschrijdingen uit vorige jaren met € 45 miljoen in 2024, € 50 miljoen in 2025 en € 55 miljoen in 2026. Omdat deze aanpassing binnen de gebudgetteerde regeling plaatsvindt en niet leidt tot een aanpassing van het budget is deze niet opgenomen in tabel 7.

Verlengen horizonbepaling EIA, milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL)

Voor de EIA, MIA en VAMIL geldt een «horizonbepaling». Dit betekent dat deze regelingen een einddatum hebben waarna deze zullen komen te vervallen. Voor de EIA, MIA en VAMIL geldt dat deze nog tot 1 januari 2024 geldig zijn. Met deze maatregel worden deze verlengd tot 1 januari 2029. Omdat het om gebudgetteerde regelingen gaat heeft dit geen budgettair effect.

Verruimen herinvesteringsreserve (HIR)

Op dit moment (2023) is het mogelijk om als ondernemer bij staking van je onderneming de stakingswinst die is toe te schrijven aan een HIR of bedrijfsmiddelen te conserveren, indien dit binnen 12 worden geherinvesteerd in een onderneming waaruit een ondernemer winst geniet. Dit is echter niet mogelijk als alleen een gedeelte van een onderneming wordt gestaakt. Dit scenario kan onder andere voorkomen bij agrariërs die deelnemen aan de landelijke beëindigingsregeling. Om herinvesteringen mogelijk te maken bij gedeeltelijke staking in een nieuwe activiteit wordt het mogelijk gemaakt om de herinvesteringsreserve over de grens van de onderneming toe te passen, indien er sprake is van overheidsingrijpen.

Dit leidt tot een derving van € 1 miljoen per 2024 t/m 2056. Hierna wordt het budgettaire effect van de maatregel structureel nul. De reden dat de derving lang doorloopt en daarna verwaarloosbaar wordt, komt doordat pas aan het einde van de economische levensduur van het bedrijfsmiddel waarin geherinvesteerd is (ongeveer 20 jaar), de uitgestelde belasting geheel betaald is. Daarnaast dient de herinvestering binnen drie jaar gedaan te worden bij toepassing van de HIR, wat verder bijdraagt aan een vertraging in de derving. De verwachting is dat hierdoor pas na 2056 de belasting waarover uitstel is gegeven is ontvangen, waarna het effect nihil wordt.

Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)

In september 2022140 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het tegelijkertijd behoren tot beide huishoudens bij de IACK moet worden beoordeeld binnen een periode van 6 maanden, in plaats van een kalenderjaar. Omdat dit niet in lijn is met het doel en de strekking van de IACK wordt de co-ouderschapsregeling aangepast. Tot die tijd moet er naar aanleiding van het arrest IACK worden toegekend aan een specifieke groep belastingplichtigen. Dit leidt tot een incidentele derving van € 2 miljoen in 2022 en 2023.

Introduceren materiële toets IACK

Een van de voorwaarden voor een burger om in aanmerking te komen voor de IACK is dat hij/zij in een kalenderjaar tenminste 6 maanden op hetzelfde woonadres staat ingeschreven als een kind dat aan het begin van dit kalenderjaar jonger is dan 12. Dit is ook wel bekend als de «formele inschrijvingseis». Echter, uit de praktijk volgen situaties waarin een burger werk én zorg voor één of meerdere kinderen combineert maar niet samen met hen staat ingeschreven.

Omdat veel van deze situaties wel in lijn zijn met het doel en de strekking van de IACK wordt de formele inschrijvingseis vervangen door een «materiële toets». Dit houdt in dat materieel beoordeeld wordt of een burger recht heeft op IACK of niet. Hierdoor kan IACK ook worden toegekend als er geen sprake is van gezamenlijke inschrijving maar men wel tot hetzelfde huishouden behoort. Omdat dit ervoor zorgt dat een beperkte groep burgers voortaan ook IACK ontvangt die dat eerder niet kreeg leidt dit een derving van € 1 miljoen in 2024, 2025 en 2026. De reden dat er geen sprake is van een structurele derving is omdat de IACK vanaf 2025 wordt afgebouwd.

Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnementen

Naar aanleiding van de motie de Jong en van Ginneken141 is er onderzocht hoe werkgevers beter gesteund kunnen worden om hun werknemers een OV-abonnementen aan te bieden. Op basis van dit onderzoek wordt de regeling voor OV-abonnementen en voordeelurenkaarten, inclusief de twee vrijstellingen binnen deze regeling, vereenvoudigd.

Deze vereenvoudiging leidt tot een verruiming van de vrijstelling voor situaties waarin de werkgever een OV-abonnement of voordeelurenkaart vergoedt én de vergoeding hoger ligt dan de kosten van zakelijk gebruik. Dit leidt tot een structurele derving van € 18 miljoen vanaf 2024. Van deze derving is € 13 miljoen afkomstig uit de loonheffing en € 5 miljoen uit de premies werknemersverzekeringen.

Afschaffen betalingskorting IB

Per 2023 is de betalingskorting bij de voorlopige aangifte (VA) van de Vpb afgeschaft. Naar aanleiding van een toezegging aan de heer Nijboer bij de behandeling van de Fiscale Verzamelwet 2023 wordt ook voor de IB de betalingskorting bij de VA afgeschaft. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 90 miljoen vanaf 2024.

Aanpassingen minimumkapitaalregeling

De minimumkapitaalregel (MKR) is een specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars binnen de Vpb. Het doel van deze regel is om het fiscale voordeel van financiering met vreemd vermogen te beperken. Echter, in de praktijk blijkt deze regel een onevenwichtig effect te hebben op het interne liquiditeitsbeheer van banken en verzekeraars.

Om dit in de toekomst te voorkomen wordt de MKR aangepast zodat rentelasten op schulden aan groepslichamen voortaan niet in aftrek worden beperkt. Dit leidt tot een structurele derving van € 73 miljoen per 2024. Om deze derving te dekken wordt het percentage van de MKR verhoogd van 9% naar 10,6%. Deze maatregel leidt tot een structurele opbrengst van € 73 miljoen per 2024. Hierdoor is de som van de tweede aanpassingen van de MKR dus budgettair neutraal.

Aanpak vastgoedaandelentransacties in samenloopvrijstelling

Voor de btw is het uitgangspunt dat btw (algemeen tarief, momenteel 21%) verschuldigd is door de verkoper bij de levering van nieuwe onroerende zaken.142 De verkrijging van bestaande onroerende zaken wordt in de regel bij de koper met overdrachtsbelasting (ovb) belast (algemeen tarief, momenteel 10,4%). Het is echter mogelijk om nieuwe onroerende zaken via een aandelentransactie over te dragen (in plaats van via een rechtstreekse levering van de onroerende zaak) waarbij noch btw, noch ovb verschuldigd is.

In de praktijk passen belastingplichtigen deze belastingbesparende structuur toe om belastingdruk te verlagen bij de aankoop van nieuwe onroerend zaken. De samenloopvrijstelling wordt aangepast waardoor er een 4% OVB tarief geheven wordt op vastgoedaandelentransacties. Naar aanleiding van een internetconsultatie is er overgangsrecht opgenomen waardoor de belastingopbrengst van de maatregel wordt vertraagd en stapsgewijs opbouwt. Het budgettaire effect hiervan wordt in de onderstaande tabel 8 weergegeven.

Tabel 8: Budgettaire effect aanpak vastgoedaandelentransactie, in € mln.

2024

2025

2026

2027

2028

Structureel vanaf

0

0

0

32

64

2028

Beëindigen teruggaaf geldtransport belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm)

Op dit moment (2023) wordt teruggave verleend van bpm voor voertuigen die zijn ingericht voor het transport van geld. Om bedrijven te stimuleren bij de aanschaf van een nieuw voertuig te kiezen voor een CO2-zuiniger alternatief wordt deze teruggave afgeschaft. Omdat er zeer beperkt gebruikt wordt gemaakt van deze teruggave (minder dan 10 gebruikers per jaar) leidt dit afgerond tot een nihil budgettair effect.

Beëindigen nihiltarief motorrijtuigenbelasting (mrb) OV-autobussen en LPG, CNG & LNG

Een autobus die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor openbaar vervoer is op dit moment (2023) vrijgesteld van mrb. Ook geldt er een lagere brandstoftoeslag voor particuliere personen- en bestelauto’s die rijden op «Compressed Natural Gas» (CNG), «Liquified Natural Gas» (LNG) of «Liquified Petroleum Gas» (LPG). Omdat de oorspronkelijke doelstelling van deze maatregelen om het gebruik van aardgasvoertuigen te stimuleren nu achterhaald wordt geacht worden beide regelingen afgeschaft. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 57 miljoen vanaf 2026.

Versoberen lagere tarieven mrb kampeerauto

Voor kampeerauto’s geldt binnen de mrb een «kwarttarief». Dit houdt in dat iemand die een kampeerauto bezit maar 25% van de mrb betaalt die hij/zij zou betalen als hij/zij een personenauto zou hebben (met hetzelfde gewicht). Voor kampeerauto’s die door een bedrijf worden verhuurd geldt een halftarief. Hier hoeft dus maar 50% van de mrb (t.o.v. een personenauto met hetzelfde gewicht) over betaald te worden.

Naar aanleiding van de evaluatie van bijzondere regelingen in de bpm en mrb143 en het streven om het belastingstelsel te vereenvoudigen wordt het kwarttarief voor kampeerauto’s veranderd naar een halftarief. Ook wordt het halftarief voor de verhuur van kampeerauto’s afgeschaft. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 80 miljoen vanaf 2026.

Versoberen oldtimersregeling mrb

Voertuigen die 40 jaar of ouder zijn, zijn vrijgesteld van mrb. Ook naar aanleiding van de evaluatie bijzondere regelingen bpm en mrb en met het doel om het belastingstelsel te vereenvoudigen wordt deze «oldtimerregeling» aangepast. De overgangsregeling voor oudere motorrijtuigen met een bouwjaar tot 1988 loopt per 1 januari 2028 af. Met deze maatregel wordt de oldtimersvrijstelling in de mrb voor auto’s vanaf 40 jaar niet afgeschaft maar met ingang van 2028 versoberd tot motorrijtuigen die voor 1988 zijn gebouwd (met een datum eerste toelating vóór 1 januari 1988). Het budgettaire effect hiervan wordt in de onderstaande tabel 9 weergegeven.

Tabel 9: Budgettaire effect versoberen oldtimersregeling mrb, in € mln.

2028

2029

2030

2031

2032

2033

2034

2035

4

10

14

18

22

26

28

31

2036

2037

2038

2039

2040

2041

2042

2043

34

37

40

43

45

48

52

55

2044

2045

2046

2047

2048

2049

2050

2051

58

61

63

66

68

69

71

72

2052

2053

2054

2055

2056

2057

2058

72

73

74

74

75

76

76

Structureel

Structureel vanaf

76

2058

Beëindigen kwarttarief paardenvervoer mrb

Binnen de mrb geldt een kwarttarief voor voertuigen die zijn ingericht voor het vervoeren van paarden voor paardensport. Het doel van de regeling is om burgers die dit soort voertuigen bezit te compenseren voor hun relatief lage gebruik van de weg. Echter, vanwege de ruime interpretatie van de voorwaarden van de regeling is deze moeilijk te handhaven.

Het aantal gebruikers van de regeling is de afgelopen jaren ook sterk toegenomen. Het lijkt er op dat er steeds vaker onrechtmatig gebruikt van wordt gemaakt. Naar aanleiding van de eerder genoemde evaluatie en het streven om het belastingstel te vereenvoudigen wordt de paardenvervoerregeling afgeschaft. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 2 miljoen per 2026.

Naheffing buitenlandse ingezetenen mrb

In tegenstelling tot een voertuig met een Nederlands kenteken wordt een voertuig met een buitenlands kenteken niet automatisch betrokken in de mrb. Het initiatief om dit te melden en de vereiste mrb af te dragen ligt bij de houder (eigenaar) van het voertuig. Sinds 2014 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd met als doel om houders van buitenlandse voertuigen hiertoe te bewegen. Echter, in de praktijk blijkt dat niet alleen fraudeurs door deze wijzigingen worden geraakt maar ook mensen die zich niet bewust zijn van de Nederlandse mrb-wetgeving.

Het blijkt voor veel mensen met name lastig om het vermoeden van de duur van houderschap te weerleggen. Dit houdt in dat iemand moet bewijzen dat hij/zij niet langer dan aangegeven houderschap heeft (gehad) over zijn/haar voertuig. Dit hangt samen met het feit dat mrb vaak over een ruime periode (maximaal vijf jaar) wordt nageheven. Met deze maatregel wordt deze «naheffingsperiode» ingekort naar twaalf maanden. Omdat deze maatregel geen impact heeft op de grondslag van de mrb heeft het geen budgettair effect.

Bevoegdheid Belastingdienst naheffing aangifte mrb te borgen

Uit de praktijk blijkt dat er in sommige juridische procedures gebruik wordt gemaakt van een onduidelijkheid in de mrb om een naheffingsaanslag ter discussie te stellen. Het gaat hier om onduidelijkheid over of het uitmaakt of een verandering aan een motorrijtuig is aangebracht door de vorige of huidige eigenaar, of dat het motorrijtuig reeds in de specifieke toestand verkeerde. Met deze maatregel wordt een verduidelijking doorgevoerd voor de situatie dat een naheffing voor de motorrijtuigenbelasting mogelijk is vanwege een verandering aan het motorrijtuig. Omdat deze maatregel geen impact heeft op de grondslag van de mrb heeft het geen budgettair effect.

Hoogte naheffing onjuist gebruik handelaarskenteken mrb baseren op drie maanden

Uit de praktijk komt de casuïstiek naar voren dat een bestuurder een motorrijtuig in bedrijfsvoorraad op de weg gebruikt maar enkel verzuimt in zijn/haar plicht om bij een staandehouding het handelaarskentekenbewijs te kunnen tonen. Met deze maatregel wordt de naheffingsaanslag (en daarvan afgeleide boete) in dit geval gebaseerd op drie i.p.v. twaalf maanden. Omdat deze maatregel geen impact heeft op de grondslag van de mrb heeft het geen budgettair effect.

Verduidelijken vrijstelling algemene periodieke keuring (APK)

Met deze maatregel wordt een verduidelijking doorgevoerd in de mrb. Het gaat hier om de verduidelijking dat een «algemene periodieke keuring» (APK) keuringsrit alleen geldt op de dag van de APK. Omdat deze maatregel geen impact heeft op de grondslag van de mrb heeft het geen budgettair effect.

Verhogen vaste voet bpm

De hoogte van de bpm die wordt betaald over de aanschaf van een auto bestaat uit twee delen. Een vast deel (vaste voet) en een variabel deel (schijvenstelsel) dat afhankelijk is van de CO2-uitstoot van de personenauto. Om de ingroei van emissievrije personenauto’s te versnellen en de aanschaf van tweedehands elektrische auto’s te subsidiëren wordt de vaste voet verhoogd met € 200 euro per 2025. Het budgettaire effect hiervan wordt in de onderstaande tabel 10 weergegeven.

Tabel 10: Budgettaire effect verhogen vaste voet bpm, in € mln.

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

104

108

111

113

115

117

117

118

2033

2034

Structureel

Structureel vanaf

119

119

119

2034

Inkorten nieuwe eerste schijf gas in de energiebelasting

Conform het amendement Grinwis c.s.144 worden de eerste schijven voor gas en elektriciteit in de energiebelasting opgeknipt per 1 januari 2024. Het kabinet stelt voor de nieuwe eerste schijf gas verder in te korten van 1.200 m3 naar 1.000 m3. Het kabinet stelt niet voor om de tarieven aan te passen. Hierdoor heeft de voorgestelde wetswijziging geen budgettair effect.

Nadere wetswijzigingen betreffende de nieuwe eerste schijf gas in de energiebelasting

De voorgestelde nadere wetswijzigingen zijn noodzakelijk om in de toekomst het tarief van de nieuwe eerste schijf gas te kunnen verlagen ten opzichte van het tarief van de nieuwe tweede schijf gas, conform de bedoeling van het amendement Grinwis c.s.145 Het kabinet stelt niet voor om de tarieven aan te passen. Hierdoor heeft de voorgestelde wetswijziging geen budgettair effect.

Actualiseren lijst duurzame warmtebronnen energiebelasting

Binnen de energiebelasting geldt de «stadverwarmingsregeling». Deze regeling bepaalt dat het gas dat stadsverwarmingsinstallaties die gebruikmaken van duurzame technieken bijstoken belast is tegen de reguliere, degressieve schijvensystematiek in de energiebelasting, in plaats van dat dit tegen een hoger tarief wordt belast.

Binnen de stadsverwarmingsregeling geldt een lijst met duurzame warmtebronnen. Uitsluitend stadsverwarmingsinstallaties die grotendeels gebruikmaken van technieken op deze lijst kunnen gebruikmaken van de regeling. Door de toevoeging wordt voorkomen dat het gas dat wordt gebruikt in de hulpketels wordt belast tegen een hoger tarief. Hiermee wordt voorkomen dat bij stadsverwarmingen die (deels) gebruikmaken van vergelijkbare maar nog niet in de opsomming opgenomen warmtebronnen een belastingnadeel zou ontstaan ten opzichte stadsverwarmingen die gebruikmaken van reeds in de opsomming opgenomen warmtebronnen. Het budgettaire effect hiervan wordt in tabel 11 weergegeven.

Tabel 11: Budgettaire effect actualiseren lijst duurzame warmtebronnen in de energiebelasting, in € mln.

2024

2025

2026

2027

2028

2029

– 3

– 3

– 4

– 5

– 5

– 6

2030

Structureel

Structureel vanaf

– 7

– 7

2030

Wettelijke grondslag informatie-uitwisseling energieleveranciers

In de TAM moeten steunbedragen per onderneming worden opgenomen als de staatssteun een drempelbedrag overschrijdt. Het drempelbedrag is gesteld in het Europese kader op basis waarvan goedkeuring geacht wordt te zijn verleend door de EC dan wel op grond waarvan een kennisgeving moet worden gedaan. Hiervan is sprake bij een drietal regelingen in de energiebelasting. Gegevens over deze regelingen moeten worden opgenomen in de TAM. Om hieraan invulling te geven wordt een wettelijke grondslag gecreëerd worden voor het opvragen van de benodigde informatie. Met deze maatregel wordt dit bewerkstelligd. Omdat deze maatregel geen impact heeft op de grondslag van de energiebelasting heeft deze geen budgettair effect.

Aanpassen begrip co-ouderschap toeslagen

Er zijn meerdere situaties die gevolgen kunnen hebben op de toeslagen die een burger ontvangt. Eén hiervan is de situatie dat een kind gelijktijdig behoort tot het huishouden van beide ouders, bijvoorbeeld in het geval van co-ouderschap. In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) staat op dit moment (2023) dat er sprake is van co-ouderschap wanneer een kind ten minste drie dagen per week in beide huishoudens verblijft.

De uitvoerende Dienst Toeslagen bekijkt op basis van dit begrip niet of er elke week aan deze driedaagse grens wordt voldaan. Er wordt enkel bekeken of er over een langere periode sprake was een gemiddelde verdeling van ten minste drie dagen. Echter, bij deze toepassing kan de situatie voorkomen dat het verblijf van kinderen tijdens vakantie- en feestdagen in beide huishoudens niet wordt meegerekend. De reden hiervoor is dat dit niet aangemerkt wordt als een doorgaans verblijf. Dit kan consequenties voor de toeslagen die een burger ontvangt.

Omdat in de IB het begrip co-ouderschap wordt gewijzigd is er aanleiding om dit begrip ook in de AWIR te wijzigen. Hierdoor wordt het voor een ouder makkelijker om te bepalen of het kind voldoende dagen in diens huishouden verblijft. Ook wordt de werking van de IB en AWIR hierdoor zoveel mogelijk geharmoniseerd. Met deze aanpassing wordt de doelgroep die toeslagen ontvangt uitgebreid. Omdat deze uitbreiding zeer beperkt is leidt dit tot een budgettair effect van afgerond nihil.

Verlengen horizonbepaling boetebepaling overtredersbegrip

Als je als burger niet, onjuist of onvolledig informatie verstrekt aan de Belastingdienst kunt je hiervoor een «fiscale boete» krijgen. In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en AWIR zijn hiervoor verschillende bepalingen opgenomen op grond waarvan iemand zo’n boete kan krijgen. Een van de bepalingen in deze wetten is de «boetebepaling», op basis waarvan de doen pleger, uitlokker en medeplichtige kan worden beboet.

Deze boetebepaling heeft weer een horizonbepaling. Voor de boetebepaling geldt dat deze nog tot 1 januari 2024 geldig is. Met deze maatregel wordt de horizonbepaling van de boetebepaling in de AWR en AWIR verlengd tot 1 januari 2029. Omdat deze maatregel geen impact heeft op de grondslag van een belasting heeft het geen budgettair effect.

Loslaten koppeling rentepercentage Belastingrente voor Toeslagen

Het voorstel om de delegatiegrondslag te wijzigen kent op zichzelf geen budgettaire aspecten, aangezien de daadwerkelijke percentages zullen worden vastgesteld in de nog op te stellen algemene maatregel van bestuur. Gezien de nauwe samenhang kan hierover desalniettemin worden vermeld dat het vastzetten van de te betalen belastingrente op 4% voor Toeslagen per 1 juli 2023 resulteert in een derving van circa € 4 miljoen, omdat sprake is van asymmetrie doordat de door Dienst Toeslagen te vergoeden rente op nabetalingen tijdelijk stijgt naar 6%.

Invoeren hardheidsclausule invorderingswet

Als een belastingwet «onbillijke» gevolgen heeft kan je als burger een verzoek indienen om een «hardheidsclausule» toe te passen. Deze clausule biedt de mogelijkheid om in bepaalde, zeer uitzonderlijke situaties gedeeltelijk of volledig af te wijken van bepalingen in de wet. Niet alle wetten hebben zo’n clausule. Met deze maatregel wordt er een hardheidsclausule opgenomen in de IW 1990. Omdat dit geen impact heeft op de grondslag van een belasting heeft het geen budgettair effect.

Indexeren alcoholaccijns

De accijns die wordt geheven over bier, wijn en overige alcoholhoudende dranken wordt tweemaal geïndexeerd. Eenmaal met de tabelcorrectiefactor (TCF) over 2023 en eenmaal met de TCF over 2024. Dit leidt tot een cumulatieve structurele opbrengst van € 153 miljoen vanaf 2024.

Verhogen accijns rooktabak en sigaretten

Met de twee voorgestelde maatregelen wordt de accijns op sigaretten met € 0,60 per pakje van 20 sigaretten verhoogd (€ 30,– per 1000 sigaretten) en de accijns op rooktabak met € 3,60 per pakje van 50 gram rooktabak (€ 72,– per 1.000 gram rooktabak). Het minimumtarief per 1000 sigaretten komt daarmee neer op € 373,92 en voor rooktabak op € 338,98 per 1.000 gram. Dit leidt tot een cumulatieve opbrengst van € 82 miljoen in 2024 en een structurele opbrengst van € 137 miljoen vanaf 2025.

Verhogen tweede knikpunt arbeidskorting

Met deze maatregel wordt de arbeidskorting verhoogd met € 115 bij het tweede knikpunt. Dit leidt tot een structurele derving van € 207 miljoen vanaf 2024.

Beperken indexatie aanvangspunt toptarief IB

Met deze maatregel wordt de hoogte van het aanvangspunt van het toptarief in de IB minder verhoogd door de indexatie te beperken tot 3,55%, in plaats van 9,9%. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 1.622 miljoen per 2024.

Beperken indexatie aanvangspunt tarief tweede schijf gepensioneerden

Met deze maatregel wordt de hoogte van het aanvangspunt van de tweede schijf in de IB verlaagd door de indexatie te beperken tot 3,55%, in plaats van 9,9%. De facto bestaan er ook drie schijven voor belastingplichtigen onder de AOW-leeftijd. In schijf 1 bedraagt het belastingtarief in 2024 9,32% en wordt 27,65% ingehouden voor de premies volksverzekeringen. De optelsom hiervan is 36,97%, gelijk aan de tweede schijf die volledig uit het belastingtarief van 36,97% bestaat. Voor belastingplichtigen onder de AOW-leeftijd heeft deze maatregel dus geen financiële gevolgen. Voor belastingplichtigen boven de AOW-leeftijd heeft deze maatregel wel consequenties. In de eerste schijf betalen zij geen AOW-premie, waardoor het gecombineerde tarief 19,07% bedraagt. Zij gaan door de maatregel vanaf een lager inkomen het belastingtarief van 36,97% betalen. Dit leidt tot een oplopende opbrengst van structureel € 351 miljoen.

Verhoging tarief eerste schijf (TES)

Met deze maatregel wordt het TES in box 1 verhoogd ter dekking van de correctie van de zorgpremies en als invulling van de resterende taakstelling voor de aanpak van constructies en het afschaffen van fiscale regelingen. Dit leidt tot een budgettaire opbrengst die structureel € 338 miljoen bedraagt.

Verlagen midden- en kleinbedrijf (MKB) winstvrijstelling

Binnen de IB bestaat een aftrekpost waarmee een ondernemer een percentage van behaalde winst uit 1 of meerdere ondernemingen kan vrijstellen van belasting. Met deze maatregel wordt dit percentage verlaagd van 14% naar 12,7%. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 180 miljoen vanaf 2024.

Afschaffen verlaagd btw-tarief agrarische input-goederen en diensten

Met het vervallen van de landbouwregeling is de motivatie voor het verlaagde btw-tarief voor agrarische input goederen verdwenen. Doordat agrarische ondernemers btw afdragen kunnen zij de btw op input goederen in vooraftrek nemen waardoor een verlaagd tarief geen effect meer heeft.

Met deze maatregel wordt dit verlaagde btw-tarief afgeschaft, wat betekent dat het tarief wordt verhoogd van 9% naar 21%. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 43 miljoen vanaf 2025. Van deze opbrengst is € 38 miljoen afkomstig uit de verhoging van het tarief op agrarische goederen en € 5 miljoen uit de verhoging van het tarief op de opfok van dieren en opkweek van planten.

Aanpassen schenken vanuit vennootschap

Met deze maatregel wordt geregeld dat giften door de vennootschap niet worden aangemerkt als verkapte winstuitdeling aan de aanmerkelijkbelanghouder en dus niet leiden tot een heffing van IB (box 2) en dividendbelasting. Daarbij vervalt de giftenaftrek in de Vpb, waardoor giften niet langer aftrekbaar zijn van de winst van de vennootschap. De maatregel leidt tot een oplopende derving van € 24 miljoen structureel vanaf 2028.

Dit is het saldo-effect van drie zaken. Allereerst een besparing in de Vpb door het afschaffen van de giftenaftrek. Dit kent een opbrengst van € 11 miljoen per 2024. Ten tweede een derving in box 2 door meer giften die niet belast worden. Dit kent een derving van € 6 miljoen per 2024. En als laatste een derving in box 2 doordat de maatregel beperking periodieke giften in het vorige Belastingplan minder effectief zal zijn. Dit leidt tot een oplopende derving die vanaf 2028 structureel € 30 miljoen bedraagt. De volledige budgettaire effecten worden in tabel 12 hieronder weergegeven.

Tabel 12: Budgettaire effect aanpassen schenken vanuit vennootschap, in € mln.

Maatregel

2024

2025

2026

2027

2028

Structureel

Structureel vanaf

Afschaffen giftenaftrek Vpb

11

11

11

11

11

11

2028

Derving nieuwe giften (IB box 2)

– 6

– 6

– 6

– 6

– 6

– 6

2028

Derving opbrengst maatregel periodieke giften (box 2)

– 6

– 12

– 18

– 24

– 30

– 30

2028

Totaal

0

– 6

– 12

– 18

– 24

– 24

2028

Verhogen onbelaste reiskostenvergoeding

De maximale onbelaste reiskostenvergoeding die een werkgever aan werknemers mag vergoeden voor zakelijk gemaakte reiskosten bedraagt op dit moment (2023) 21 cent per kilometer. In het Belastingplan 2023146 is bepaald dat deze vergoeding per 2024 verhoogd wordt naar 22 cent. Met deze maatregel komt hier nog 1 cent bij waarmee de vergoeding vanaf 2024 dus uitkomt op 23 cent per kilometer. Dit leidt tot een structurele derving van € 109 miljoen vanaf 2024.

Verhogen accijns stookolie

Met deze maatregel wordt het accijnstarief dat wordt geheven over zware stookolie wordt geheven gelijkgesteld met het tarief voor gasolie. Specifiek betekent dit een verhoging van het tarief van 41,31 €/1.000kg naar 654,54 €/1.000kg. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 26 miljoen vanaf 2024.

Beperken afschrijven gebouwen IB

Per 2019 is in de Vpb de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik beperkt tot de Waardering Onroerende Zaken (WOZ) waarde als bodem. Voor de IB is de bodemwaarde 50% van de WOZ waarde gebleven. Met deze maatregel wordt het afschrijven van gebouwen in eigen gebruik in de IB ook verlaagd tot de WOZ-waarde. Dit leidt tot een structurele opbrengst van € 106 miljoen vanaf 2024.

137

Tevens ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

138

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 74.

139

Kamerstukken II 2022/23, 36 202, nr. 3.

140

HR 30 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1345.

141

Kamerstukken II 2022/23, 36 202, nr. 103.

142

In de regel geldt dan ook de zogenoemde samenloopvrijstelling zodat géén overdrachtsbelasting is verschuldigd over de verkrijging van de nieuwe onroerende zaak.

143

Kamerstukken II 2021/22, 32 800, nr. 76.

144

Kamerstukken II 2022/23, 36 202, nr. 41.

145

Kamerstukken II 2022/23, 36 202, nr. 41.

146

Kamerstukken II 2022/23, 36 202, nr. 3.

Licence